<< Vorige pagina

15 januari 2020

Congo, vernieuwing, rubber en tilapia’s in het AfricaMuseum


 

Moambe (Kongolese kip), bobotie en Tembo bier. Dat was het menu in de museumbistro Tembo (olifant in het Swahili), waarmee de afdeling Extra-Muros haar bezoek aan het Tervurense AfricaMuseum begon. Daarna volgde een rondleiding door het vernieuwde museum. De voormalig directeur van het museum, toen nog Koninklijk Museum Midden-Afrika (KMMA) geheten, sprak over die vernieuwing, over de geschiedenis van het museum, over Dr Livingstone, de Conferentie van Berlijn, rubber en excessen. En over tilapia's.

 

 

De eerste groep deelnemers had de gepensioneerde Radio 1 journaliste Katelijne Hermans als gids. Zij leidde de deelnemers door de mooiste stukken van het museum en kon haar kritiek op deze voor België niet zo fraaie periode op een juiste en evenwichtige manier verwoorden. "Zolang de leeuwen niet kunnen schrijven, zullen de verhalen van de jagers komen."

 

Ruime Afrika-ervaring

 

De tweede groep had een jonge gids, die ons meegaf dat haar gevraagd was om een ‘blend’ bezoek te verzorgen. Ze was al van bij aanvang erg verbaasd over de zeer ruime Afrika-ervaring binnen de groep, waarvan er vele in Afrika geboren waren, of er hadden geleefd en gewerkt. Met name enkele van deze ervaren deelnemers zouden in de loop van het bezoek wat op hun honger blijven en zich ongelukkig tonen over de keuzes die in de nieuwe opzet van het museum werden gemaakt. We waren op voorhand gewaarschuwd dat er daarover controverse bestond. Dat maakte het bezoek alleszins intens en eigenlijk nog interessanter.

 


 

Kolonisatie

 

Er waren deelnemers, kinderen van ouders die in de ontwikkelingshulp werkzaam waren geweest, die het opviel dat de definitie van kolonisatie enkel negatief was. De positieve kanten van de kolonisatie kwamen heel magertjes met slechts enkele foto’s aan bod. Men kan zich indenken dat mensen die getuige waren van een onafhankelijkheidsstrijd met stammentwisten en grootschalige vernielingen aan infrastructuur, scholen en ziekenhuizen, daar moeite mee hadden. Maar in de Orde van de Prince prevaleert de Tolerantia en blijft de Amicitia.

 

 

Goed gemoderniseerd

 

Het museum is in ieder geval goed gemoderniseerd. Zo kun je er actief uitleg krijgen en kun je je via films met geïnterviewde Afrikanen goed inleven in wat zij vinden. Er is veel plaats ingeruimd om de geschiedenis van veel kanten te bekijken. Vroeger was het een heel passief museum, net als het Tropenmuseum in Amsterdam. Mij kon het KMMA in die tijd niet echt boeien - behalve de luipaardman, waarvan ik als kind jarenlang nachtmerries had. Nu ben ik echter van plan om later nog eens terug te keren naar het museum, om dan rustig alle afdelingen langs te gaan en me verder te verdiepen. Wie een jaarabonnement van twintig euro nam, kreeg het ticket van het bezoek van acht euro retour.

 

   

 

Professor zoölogie


De spreker was professor zoölogie Dirk Thys Van den Audenaerde, geboren in 1934 en oud-voorzitter van de afdeling Tervuren. Hij heeft zich gespecialiseerd in de studie van vissen, tilapia’s in het bijzonder. Een aantal vissoorten hebben als eerbetoon aan hem de soortnaam 'thysi' gekregen. Hij behaalde de diploma’s van landbouwingenieur (RUGent 1956) en licentiaat dierkunde (ULB 1959) en doctoreerde aan de RUGent in 1970. Dirk Thys werd wetenschappelijk medewerker aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA). In 1980 werd hij er waarnemend directeur en in 1985 directeur, tot aan zijn pensioen in 1999. Van 1975 tot 1999 was hij ook buitengewoon hoogleraar aan de KULeuven. Sinds 1978 is Dirk Thys Van den Audenaerde lid van de prestigieuze Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Hij heeft ook talrijke boeken geschreven en studiereizen ondernomen. Kortom, professor Dirk Thys Van den Audenaerde was de geknipte man voor een lezing over 'Het ontstaan van het KMMA'.

 

 


Professor zoölogie en voormalig directeur van het AfricaMuseum
Dirk Thys Van den Audenaerde (rechts) in gesprek met de leden van de afdeling Extra-Muros.

 

Museumgebouw

 

De 85-jarige spreker begon zijn voordracht bij het museumgebouw zelf. Terwijl hij alsmaar de toevalligheden in de geschiedenis benadrukte, beschreef Dirk Thys hoe de graven van Leuven en later de hertogen van Brabant het Zoniënwoud gebruikten als jachtgebied. Hierdoor bleef het tot het einde van de twaalfde eeuw intact en werd er niet gebouwd. In 1192 bouwden ze het kasteel van Tervuren en in die tijd vestigden ook religieuze gemeenschappen zich in het woud. In de periode 1815-1830 werd het Warande jachtpaviljoen gebouwd. Het overblijvende deel van het Zoniënwoud kwam in 1843 in de handen van de Belgische staat. Leopold II was ook Hertog van Brabant en kreeg het gebruiksrecht. Het paviljoen brandde af in 1879.

 

 

      

 

Wereldtentoonstelling

 

Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling van 1897 werd het koloniale luik ondergebracht in het Koloniënpaleis, dat in de plaats kwam van het afgebrande jachtpaviljoen. In het park werd ook een Afrikaans dorp opgetrokken waar overdag Congolezen verbleven. Het was een natte zomer en zeven van hen stierven door ziekten als de griep. Ze werden in ongewijde grond begraven. Pas na de verhuizing van het kerkhof kwamen ze naast de kerk te liggen. Na de wereldtentoonstelling werd de tijdelijke tentoonstelling omgevormd tot een permanent museum, dat al gauw te klein bleek. Op de site werd in 1910 een nieuw Koninklijk Museum van Belgisch Congo gebouwd, na 1960 omgedoopt tot Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, dat vooral een wetenschappelijke instelling is.

 

 

Toeval

 

Congo is eigenlijk toevallig een kolonie van België geworden, aldus de spreker. Engeland, Frankrijk en Duitsland gunden elkaar het gebied niet. Bismarck wees op de Conferentie van Berlijn in 1885 Leopold II aan als beheerder van de onafhankelijke Congo-Vrijstaat, die in 1908 de kolonie Belgisch-Congo werd. Het werd verkend - en gekerstend - door ontdekkingsreizigers, missionarissen en zendelingen. De Schotse zendeling Robert Moffat had een post in Kuruman in de Grote Karoo, Zuid-Afrika. De spreker kon het niet laten dat als aanleiding te gebruiken om het over zijn favoriete vissoort te kunnen hebben. Bij Kuruman vond Moffat een mooie vis. Hij vroeg de ‘inboorlingen’ wat voor soort dit was. Het antwoord 'tilapia' betekent echter gewoon 'vis' in de lokale taal, het Tsetswana…

 

Dr Livingstone

 

Ontdekkingsreiziger David Livingstone reisde naar Kuruman en huwde er Robert Moffats dochter Mary. Hij reisde door Oost-Congo, werd ziek en raakte zoek in Ujiji, bij het Tanganyika meer. Ontdekkingsreiziger Henry Stanley, die onder andere het Victoriameer ontdekte en naar zijn koningin noemde, die ook in de Congo rond trok, vond Livingstone zoals we weten. ("Dr Livingstone, I presume?") Vermits de Engelsen geen interesse meer toonden in een nieuwe expeditie, trad Stanley in dienst van Koning Leopold II om het Congo-bekken te exploreren.

 

 

      

 

Rubber

 

De opkomende industrie vroeg om rubber, en het hevea-sap uit Zuid-Amerika was moeilijk te krijgen. In Congo werd rubber gewonnen uit landolphia lianen, en zo groeide de export. De Congolezen werden verplicht om een bepaalde hoeveelheid rubber te verzamelen, hetgeen soms tot excessen leidde. Toen synthetisch rubber uitgevonden werd, kelderden de prijzen van hevea en was het gedaan met de gedwongen inzameling. De opbrengsten van Congo dienden in de eerste plaats om de grote en dure bouwplannen van Leopold II te financieren in Brussel, Oostende en Tervuren.

 

Tot slot ging Dirk Thys Van den Audenaerde in op het KMMA/AfricaMuseum zelf. Hij heeft het altijd in de eerste plaats als een wetenschappelijk instituut gezien en hij vraagt zich af of het nu niet te veel verandert in een organisatie voor politieke discussies…

 

Rutger Hornikx

Afdeling Extra-Muros

 


Reacties



Terug naar overzicht »