<< Vorige pagina

28 juni 2018

Gewestdag Brabant: Prins van Oranje gevierd door de princen van Diest


Hete wandelingen, koele zittingen, afdelingen die ‘vervijftigjaren’ en bourgondische toestanden. Wat gebeurde er allemaal tijdens de gewestdag Brabant-Oost en -West, georganiseerd op 26 mei in het Oost-Brabantse Diest?

 


Het organisatieteam

 

Het is vierhonderd jaar geleden dat Filips Willem van Oranje, zoon van de grote Willem, in de Diestse Sint-Sulpitiuskerk begraven werd. Filips Willem was ‘heer van Diest’ en had in zijn testament laten vastleggen dat te zijner gedachtenis elk jaar in Diest een misviering en een bloemenhulde moest worden gehouden. Die traditie ging in de loop der eeuwen verloren, maar in 2010 bliezen de ‘Vrienden van de Sint-Sulpitiuskerk’ haar nieuw leven in. Genoeg reden voor de afdeling Diest om de gewestdag van 2018 geheel aan hun illustere prins te wijden. In één adem vierde de afdeling ook haar vijftigste verjaardag.

 

Hete wandeling

 

Meer dan 130 leden uit de afdelingen van Vlaams-Brabant zakten op 26 mei af naar de Oranjestad, waar voorzitter Bert Mestdagh hen opwachtte in de oude Hallezaal. Na de verwelkoming volgden de deelnemers één van de vijf wandelingen die het volledig vernieuwde centrum van Diest in de belangstelling moesten plaatsen. Sinds kort loopt de Demer opnieuw door de stad, de citadel – tot voor kort een militaire vesting, nu een site waarvoor de stad een nieuwe bestemming zoekt – was te bezichtigen, een bezoek aan het begijnhof kon niet ontbreken. Maar het was niet warm, die middag, het was niet zwoel, het was gloeiend heet.

 

 

 

Koele zitting

 

Iedereen was dus bijzonder opgetogen dat de organisatoren de klassieke academische zitting niet in een gesloten zaal hadden gepland, maar in de koele Sint-Sulpitiuskerk zelf, waar iedereen kon bekomen van de geleverde inspanningen. De eerste spreker van de namiddag was historicus Michel van der Eycken, iemand die zijn materie goed beheerste, want zonder enig spiekbriefje of ander hulpmiddel slaagde hij erin de persoon van Filips Willem op een aangename manier tot leven te brengen. Noemie Schellens (zang) en Maarten Vandenbemden (gitaar) zorgden tussen de lezingen door voor enkele zeer gesmaakte muzikale intermezzo’s.

 

 

      

 

Stadskernvernieuwing

 

Afscheidnemend burgemeester Jan Laurys had het over stadskernvernieuwing in het algemeen en over de toekomst van Diest in het bijzonder. Net voor zijn lezing voegde ook President Godelieve Laureys van de Orde zich bij de aanwezigen. Rijkelijk laat, zult u zeggen, maar het was dan ook haar zoveelste verplichting die dag en iedereen had er begrip voor. Overigens was mevr. Laureys net op tijd voor de officiële bloemenhulde aan Filips Willem. Samen met de voorzitter van de afdeling Diest en met gewestpresident Ruud Hendrickx legde ze een krans op het graf van de prins. Ruud Hendrickx van zijn kant kreeg het slotwoord. Hij loofde de inspanningen van de plaatselijke afdeling, dankte hen voor de vlekkeloze organisatie en nodigde iedereen uit op de receptie in de Hallezaal, aangeboden door de stad Diest.

 

      

 

Twee afdelingen ‘vervijftigjaren’

 

Voor het meer ontspannen deel van de gewestdag ging het naar Hof te Rhode, waar TV-kok Felix Alen garant stond voor een zoveelste gastronomisch hoogstandje. Tussen voorgerecht en hoofdschotel gaf historicus Fernand Pollentier een mooi overzicht van de geschiedenis van de afdeling Diest, gelardeerd met prettige anekdotes. Hij betrok ook de talrijk opgekomen leden van de afdeling Keerbergen in zijn betoog, want ook die afdeling ‘vervijftigjaarde’ - een mooi neologisme van Gezelle dat de woordenboeken niet heeft gehaald.

 

Bourgondische roots

 

En zoals dat altijd gebeurt: lekker eten en drinken maakt de tongen los. Bourgondische mensen vinden elkaar. Over de afdelingen heen werden nieuwsjes uitgewisseld; oude kennissen zochten elkaar op, kortom, de geroemde amicitia van de Orde kende die avond een hoogtepunt. Kers op de taart was de toespraak van President Laureys die de idealen van de Orde nog eens flink in de verf zette en sterk aandrong op het aantrekken van jonge leden, zodat de Orde haar inspirerende rol op het gebied van de Nederlandse taal en cultuur ook in de toekomst zou kunnen blijven spelen. Na een laatste glas trokken de leden naar huis, ‘moe maar voldaan’, zoals we dat vroeger in onze opstellen schreven. Het was nog waar ook.

 

 

Joris Tulkens


Reacties



Terug naar overzicht »