<< Vorige pagina

16 september 2016

Minisymposium: het verdwenen hertogdom Limburg


Naar aanleiding van zijn afscheid als President organiseerde Wim van Heugten een minisymposium over het vergeten hertogdom Limburg. Hij begon bij het ontstaan van het hertogdom en voerde de zestig deelnemers langs een rijke geschiedenis, culturele bloeiperiodes en een boeiend heden.

 

De oorsprong van het hertogdom Limburg ligt in de 11e eeuw. In wat later de Landen van Overmaas genoemd werden ontstonden op een viertal strategische plekken burchten die er vooral op gericht waren de invloed van de Luikse bisschoppen tegen te houden. De burcht hoog boven de Vesder (in het Nederlands: Wezer) werd de kern van het vorstendom Limburg. Het nam de rol van het intussen verdwenen Neder-Lotharingen over en erfde ook de titel van hertogdom.

 

Veldslag

 

In 1280 overleed hertog Walram IV. Zijn enige nakomelinge, de ziekelijke Ermengardis, stierf enkele jaren later en daarmee stierf het vorstenhuis uit. Verschillende erfgenamen maakten aanspraak op de rijke erfenis, hetgeen leidde tot partij- en coalitievorming in het gehele land van Maas en Rijn, tussen Arnhem in het noorden en Luxemburg in het zuiden. Uiteindelijk kwam het op 6 juni 1288 tot een veldslag te Woeringen, ten noorden van Keulen. Hieruit kwamen Jan I van Brabant en zijn coalitie als winnaar te voorschijn. Deze slag heeft zijn schaduwen tot in de 20e eeuw geworpen, zowel op cultuurhistorisch als historiografisch vlak. Beroemd zijn de uitvoerige Middelnederlandse verslagen van de hand van Jan van Heelu en van Jan van Boendale. Opmerkelijk is ook dat ‘Woeringen’ al spoedig na de Belgische opstand in 1830 werd aangegrepen als ‘legitimatie’ van het jonge België (H. Pirenne). Hedendaagse historici hebben dat intussen op bijna vernietigende wijze weerlegd (P. Avonds).

 

 

Culturele bloei

 

Een tweede luik betrof de culturele bloeiperiode van het Maasland tussen 1000 en 1400. In die periode kende het hertogdom Limburg een ongekende bloei wegens het grote belang van het aanwezige kopererts en de lakenindustrie. Dat straalde ook af op het Limburgse hof, dat in cultureel opzicht een tot nu toe onderschatte rol ging spelen. Als voorbeeld kan de Roman van Heinric en Margriete van Limborch gelden, ontstaan in of rond het hertogelijke hof te Limburg. In de Middelnederlandse literatuur is deze roman de enige oorspronkelijke literaire tekst die een vergelijking met de Franse lyriek kan doorstaan. Wim van Heugten citeerde professor Van Oostrom die tot de conclusie is gekomen 'dat het feitelijke primaat van eerste Nederlandse 'literatuurprovincie' toekomt aan het gebied binnen de driehoek Aken-Luik-Maastricht'. Niet Vlaanderen dus, Brabant of Holland, maar het Maasland als de vroegste literaire nucleus in het cultuurlandschap in de Lage Landen.

 

Taalgeschiedenis

 

Doordat taaldeskundige José Cajot jammer genoeg verhinderd was, schetste Wim van Heugten in grote lijnen de taalgeschiedenis van de streek tussen de Voerstreek en de Vesder. Het (Middel)Nederlands was tot aan de Franse tijd bestuurstaal en fungeerde in drie van de vier bestuurseenhedenals zodanig. Zo waren de stadsrechten van de hoofdstad Limburg pas op het einde van de 18e eeuw tweetalig. Het schutterijarchief van Baelen was tot 1785 ook nog compleet Nederlandstalig. Enzovoort. Keerpunt was het opheffen van de oude bestuurlijke structuren in de Franse tijd. In 1815 kwamen de oostelijke Limburgse gebieden bij Pruisen en na 1830 kreeg de rest met het Belgische Franstalige bestuur te maken. In de zogenaamde platdietse streek wist het ‘Limburgs’ zich tot in de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw te handhaven, ook in het sociale verkeer.Het Nederlands is dus zowel door het Frans als door het Duits verdrongen.

 

Sint Bernardus

 

Vervolgens kreeg Jan van Tongeren, self-made expert in kunst- en cultuurgeschiedenis van de Lage Landen en de chistelijke iconografie in het bijzonder, het woord. Hij memoreerde dat het 20 augustus, op de dag van de miniconferentie, de kerkelijke feestdag is van Sint-Bernardus, de stichter van de Orde van Citeaux. Aan de hand van een bijzondere iconografie rond Bernardus schetste hij het leven van de stichter en de opkomst van de Cisterciënzers in Frankrijk maar ook elders in Europa. Een visioen van de H. Bernardus waarin de H. Maagd met haar Kind aan de H. Bernardus verschijnt, is in de late middeleeuwen een veel voorkomende voorstelling, ook in Lage Landen.Deze in meerdere opzichten interessante man bracht een terugkeer naar soberheid, hetgeen vooral in de architectuur werd toegepast. In tegenstelling tot de rijke gotische kathedralen die in het Frankrijk van de 12e en 13e eeuw werden gebouwd, ontstond er een typisch Cisterciënzer architectuur gebaseerd op eenvoud en soberheid. In de kerk van de abdij van Godsdal (Val-Dieu) is deze grondgedachte duidelijk aanwezig, ondanks de herbouw van grote delen rond 1884, na de vernielingen als gevolg van de Franse revolutie en het tijdperk daarna.

 

 

Erfgoed Cisterciënzers

 

Na Jan van Tongeren werd het woord verleend aan Princelid Irène Bien. Erfgoed in stand houden, vergt de inzet van mensen en middelen. Irène Bien, lid van afdeling graafschap Loon, en haar echtgenoot Jean-Louis de Lagausie, behoren tot de verdienstelijken die zich dag in dag uit inzetten voor dat erfgoed, meer bepaald voor dit van de cisterciënzers. Wat houdt dat engagement in en wat willen ze bereiken?

 

 

Vereniging

 

In Europa is er een aanzienlijk erfgoed ontstaan uit de 750 mannenabdijen en de 1000 vrouwenkloosters die de orde van de cisterciënzers oprichtte in de periode tussen haar stichting in 1098 in Cîteaux (Frankrijk) en het einde van de 18de eeuw. Daaraan moeten nog de abdijen worden toegevoegd die later werden opgericht.Het Europees Charter van cisterciënzerabdijen en -sites is een kwarteeuw geleden ontstaan uit het streven om dit erfgoed te behouden en te herwaarderen. De vereniging is niet gebonden door religieuze of politieke doelstellingen. Het is voor deze vereniging belangrijk om het historische en archeologische onderzoek te stimuleren en de vorming en communicatie betreffende het erfgoed levendig te houden. De vereniging omvat een netwerk van abdijen en sites dat zich schaart achter haar statuten en waarden, maar is vooral gebaseerd op solidariteit en vriendschap tussen de leden, die zich inzetten voor het vrijwaren en doorgeven van een uitzonderlijk Europees patrimonium.

 

www.cister.eu

 

Het Europees Charter van cisterciënzerabdijen en -sites heeft een website opgesteld voor een breed publiek (www.cister.eu). Om de drie maanden wordt een nieuwsbrief uitgegeven. De vereniging gaf daarnaast een boek uit van 200 bladzijden 'Sites cisterciensd'Europe – Cistercian Sites in Europe', waarin de aangesloten abdijen voorgesteld worden. Om de twee jaar organiseert de vereniging vormingsprogramma's in een nog door monniken of zusters monialen bewoonde abdij. Irène Bien organiseert samen met haar echtgenoot ook regelmatig reizen naar andere Europese cisterciënzer abdijen.

 

Abdij Val-Dieu

 

Het programma van de voormiddag werd afgesloten met een geleid bezoek aan de abdij van Val-Dieu. Gidsen uit de streek, die uitstekend Nederlands spraken, begeleidden ons bij de wandeling.We werden geïnformeerd over de bezienswaardigheden in de kerk, het klooster met zijn gangen en vele andere ruimten, de geschiedenis en het leven in de abdij vandaag.
Na de typische streeklunch in de voormalige neerhof vertrokken we naar het stadje Limbourg, waar twee Nederlandstalige gidsen ons opwachten. De Orde bekwam wat niemand voordien lukte, namelijk een bezoek aan de middeleeuwse kerk. Zelfs de officiële gidsen vertelden met enige verbazing dat ze nu mochten gidsen in een kerk waarin ze voordien nog nooit mochten zijn.

 

Middeleeuwse woning

 

Jan Engels en echtgenote Kristina heetten ons in de kerk welkom. Zij zijn de trotse eigenaars van een middeleeuwse woning die ze enige jaren gelden in Limbourg kochten en volledig restaureerden. Zij zijn ondertussen vertrouwde inwoners van het stadje en hadden het stadsbestuur ervan kunnen overtuigen de kerk voor ons te openen en zelf vertegenwoordigd te zijn. We kregen dus een dubbele verwelkoming: één vanwege het stadbestuur en één door Jan en Kristina Engels.

 

 

De binnenzijde van de kerk is dringend aan restauratie toe, maar ook in Wallonië zijn hiervoor onvoldoende financiële middelen voorhanden. Dit belette echter niet dat we bijzonder merkwaardig middeleeuws erfgoed konden bewonderen. Bijvoorbeeld een sacramentstoren (waarvan we op de foto een gedeelte zien). Het kunstwerk is van het begin van de zestiende eeuw en bevat naast Latijnse teksten ook teksten in het Nederlands. Merkwaardig en typisch voor die tijd: een doopvont en grafstenen waaronder destijds de stinkend rijken begraven werden.
Tot slot waren de deelnemers te gast bij Jan en Krisina Engels in hun woning van middeleeuwse origine. Ogen tekort voor al dat typische en voor de visie waaraan Jan en Kristina gestalte konden geven.

 

 

Voor de vele foto’s danken we Louis De Troij van afdeling Antwerpen-Plantiniana.

 

Verder lezen?

 

  • Frits van Oostrom: Stemmen op Schrift (Uitgeverij Bert Bakker, 2006)
  • Jozef D. Janssens: In de schaduw van de keizer. Hendrik van Veldeke en zijn tijd (1130-1230) (Walburg Pers, 2007)
  • Wim van Heugten: Het Maasland als een bijzonder cultuurlandschap in de Lage Landen, in: Jaarboek Extra Muros 35 (Ieper, 2013), p. 15 ev

Reacties



Terug naar overzicht »