<< Vorige pagina

14 maart 2019

Studiedag voor gewestcoördinatoren NT&C over laaggeletterdheid: wat kunnen we doen?


Het thema van de Algemene Ledendag 2018 in Ede was laaggeletterdheid. Maar niet alle gewestcoördinatoren NT&C konden de ALD bijwonen. Het thema laaggeletterdheid stond dus opnieuw centraal op een studiedag eind februari, speciaal voor de gewestcoördinatoren NT&C. Kernvraag: kan de Orde ertoe bijdragen om het maatschappelijk probleem van de laaggeletterdheid te verhelpen? En zo ja, hoe? Redactielid Marianne van Scherpenzeel schreef een uitgebreid verslag. Verplichte lectuur voor iedereen binnen de Orde die iets met laaggeletterdheid doet of wil doen.

 

De studiedag begon met de basisvraag: wat is laaggeletterdheid precies? Met betrekking tot het Nederlands als moedertaal wordt er een onderscheid gemaakt tussen analfabeten en laaggeletterden. Analfabeten hebben de taal niet of nauwelijks leren lezen en schrijven en zijn daardoor helemaal niet in staat om teksten te begrijpen of op papier te zetten. Deze mensen ondervinden ernstige problemen bij het functioneren in de samenleving. Laaggeletterden hebben leren lezen en schrijven, maar beheersen die vaardigheden niet voldoende om goed te kunnen functioneren in de maatschappij.

 

 

Taalverwerving

 

Het aanpakken van laaggeletterdheid gaat via taalverwerving, het zich eigen maken van een taal. Dat kan gaan om volwassenen die beter Nederlands moeten leren lezen en schrijven, omdat ze in hun moedertaal een hinderlijke achterstand hebben opgelopen. Het kan ook gaan om nieuwkomers: mensen die naast hun eigen moedertaal het Nederlands moeten leren om deel te kunnen uitmaken van onze samenleving.

 

NT1 en NT2

 

De taalverwervingstrajecten zijn verschillend per doelgroep. Een traject wordt aangeduid met NT1 (Nederlands als eerste taal), bedoeld voor meestal volwassen mensen met een min of meer forse achterstand in lezen en schrijven, vaak veroorzaakt door een leerprobleem. We spreken van NT2 als het gaat om kinderen en volwassenen die zich het Nederlands als tweede taal eigen moeten maken (nieuwkomers). Deze mensen zijn meestal in hun moedertaal niet laaggeletterd noch analfabeet.

 

Programma

 

Het programma van de studiedag bestond uit twee delen. Eerst was er een inleiding op het thema, met feiten en een stand van zaken. Dat onderdeel was gedeeltelijk een herhaling van het programma in Ede, nuttig voor wie de Algemene Ledendag gemist had. Vervolgens was er een gedachtewisseling en brainstorming over de vraag welke bijdrage de Prince kan leveren: hoe kunnen de gewesten respectievelijk de afdelingen van de Orde een en ander praktisch invullen? De studiedag werd vakkundig geleid en begeleid door Herman Bosmans, lid van het Dagelijks Bestuur en portefeuillehouder Nederlandse Taal en Cultuur. 

 

Kloof

 

Professor Maurice de Greef (Vrije Universiteit Brussel) leidde het thema ‘laaggeletterdheid’ in door middel van een Powerpointpresentatie met de titel 'Een leven lang ontwikkelen voor laagopgeleiden & laaggeletterden: Een noodzaak!' Hij stelde dat de verschillen tussen mensen met een hoge opleiding en degenen met een lager onderwijsniveau aanzienlijk zijn en door de jaren heen hardnekkig blijven bestaan. We kunnen gerust van een kloof spreken.

 

Meer kennis nodig

 

Het is volgens professor De Greef nu eenmaal zo dat men in onze snel evoluerende wereld steeds meer kennis moet hebben, in het algemeen en dus ook op het gebied van taal. De zogenaamde ‘prestatiedruk in taal’ verschilt per levensdomein. De meeste mensen moeten zes ‘talen’ beheersen:

  1. Gezonde taal (gezondheidsvaardigheden).
  2. Werktaal (taal op de werkvloer).
  3. Financiële taal (financiële taalvaardigheden).
  4. Familietaal (taal in het gezin).
  5. Digitale taal (informatievaardigheden 2.0).
  6. Dagelijkse taal (taal voor welzijn, veiligheid en sport & entertainment).

 

Verbeelding

 

De voorbeelden van professor De Greef spraken tot de verbeelding:

  • Taalproblemen op de werkvloer kunnen tot ongevallen leiden.
  • Laagopgeleiden staan er op het gebied van gezondheid minder goed voor, ook wat levensverwachting betreft.
  • Er bestaat een verband tussen laaggeletterdheid en financiële problemen, zoals schulden en armoede.

 

Oorzaken

 

Oorzaken van taalproblemen kunnen zijn: de thuissituatie, de onderwijssituatie, achteropkomen door ziekte, … Waar het volgens professor De Greef om gaat, is de stap te zetten naar leren, in al die bovengenoemde domeinen. Bij de leertrajecten is aandacht voor de taal én voor het traject van de individuele deelnemer belangrijk. Investeren in leren en differentiëren in leren hebben effect. Competentiegerichte cursussen van zes maanden geven bij beginners bijvoorbeeld al een significante vooruitgang in score op taal en lezen van bijna 17%.

 

Geld

 

Natuurlijk kost zo'n aanpak de maatschappij geld, maar de kosten van het leertraject renderen: minder gezondheidskosten, minder uitkeringen en meer belastinginkomsten, hogere arbeidsproductiviteit, enzovoorts. Maar vooral: door te leren krijgt de laaggeletterde een duurzame plek in de samenleving.

 

Taalambassadeurs

 

Na deze inleiding volgden de authentieke getuigenissen van twee ‘taalambassadeurs’, ex-laaggeletterden. In een panelgesprek kregen de taalambassadeurs Jos Niels (Nederland) en Ronny Stoop (Vlaanderen) drie basisvragen voorgelegd: “Hoe was uw leven vroeger?”, “Wat hebt u gedaan?” en “Hoe is uw leven nu?” Zij deelden met de aanwezigen hun levenservaring als laaggeletterde, gaven aan wat het keerpunt was en hoe zij de stap naar een opleiding hebben gezet. Het waren pakkende verhalen, uit het leven gegrepen.

 

 

 

Tips

 

Als ervaringsdeskundigen gaven ze ook tips over wat er gedaan zou moeten worden: bijscholen promoten, meer reclame (niet in kranten uiteraard, maar op radio en tv) en vooral: nu doen, niet uitstellen! Belangrijk was ook hun oproep niet alleen óver laaggeletterden te spreken maar vooral ook mét laaggeletterden.

 

Het veld

 

Dat bracht ons bijna vanzelf op de vraag wat er gebeurt in het veld. Op welke wijze zijn Vlaamse en Nederlandse organisaties actief in het domein? Joke Drijkoningen, afgevaardigd bestuurder van de Federatie Centra voor Basiseducatie (Vlaanderen) en Marga Tubbing van de Stichting Lezen en Schrijven (Nederland) vertelden hoe er in beide delen van ons taalgebied gewerkt wordt aan geletterdheid, inclusief gecijferdheid en probleemoplossend vermogen in een technologische omgeving. Er volgde een duidelijke opsomming van wat de bestaande organisaties doen, voor wie ze dat doen en binnen welke structuren of actieplannen.

 

Vlaanderen

 

In Vlaanderen is er het 'Strategisch Plan Geletterdheid (2017-2024)', met als doel het bevorderen van geletterdheid, een duidelijke en heldere taal en het voorkomen van uitsluiting vanwege laaggeletterdheid. In Vlaanderen zijn vooral de Centra voor Basiseducatie actief, die samenwerken met verschillende partners, waaronder vrijwilligersorganisaties.

 

Nederland

 

Nederland kent het 'Actieprogramma Tel mee met Taal' van de overheid, dat loopt tot 2020, 'Taal voor het leven' en de Taalhuizen, die veelal bemenst worden door vrijwilligers. Een organisatie die Nederland wel maar Vlaanderen niet kent, is de Stichting ABC, een organisatie van en voor laaggeletterden, met als doelstellingen belangen behartigen, stimuleren en ontmoeten.

 

Risicogroepen

 

De risicogroepen in verband met laaggeletterdheid zijn tamelijk evident. Het gaat om laaggeschoolden, volwassenen met een lage sociaal-economische status, ouderen, eerste generatie migranten, anderstaligen en niet-actieven. Minder evident: ook jongeren die uitstromen uit het secundair onderwijs vormen een risicogroep.

 

Basiseducatie

 

De sector basiseducatie probeert de geletterdheid te verhogen via onderwijs, vorming en sensibilisering. Vanuit de leerbehoeften van de cursisten is er een geïntegreerd en functioneel aanbod, met oog voor het dagelijks leven en de combinatie van verschillende competenties en vaardigheden. De rode draad wordt gevormd door leervaardigheden, communicatieve vaardigheden, rekenvaardigheden en digitale vaardigheden. In het algemeen gaat het dus om leergebieden als taal (NT1 en NT2), wiskunde, informatica en algemene vorming.

 

Concreter

 

Joke Drijkoningen van de Vlaamse Federatie Centra voor Basiseducatie gaf een aantal invullingen van bovenstaande leergebieden die het verhaal over laaggeletterdheid voor de aanwezigen veel concreter maakten. Zo werden als mogelijke cursusinhouden genoemd:

  • Sollicitatiebrief schrijven, veiligheidsfiches lezen op de werkvloer, uurroosters begrijpen, online vakantie aanvragen en communicatie met collega’s.
  • Brieven van de kinderopvang begrijpen, Smartschool gebruiken, schoolfacturen ontcijferen en een briefje voor de juf schrijven.
  • Online bankieren, budget beheren, prijzen vergelijken, weten dat je van energieleverancier kunt veranderen, procenten berekenen en bewust zijn van online reclame.
  • Dienstregeling openbaar vervoer begrijpen, formulieren invullen, zeker zijn van jezelf, weten hoe verkiezingen werken, bewust zijn van ecologie en een eigen mening formuleren.
  • Enzovoorts.

Met deze voorbeelden uit het dagelijks leven, beseften we eens te meer dat die vaardigheden voor ons misschien vanzelfsprekend zijn, maar dat dat niet voor iedereen zo is.

 

 

De Orde

 

In het namiddaggedeelte stond de vraag centraal wat de Prince kan bijdragen en hoe een en ander praktisch in te vullen is. Vooraf werd gesteld dat er op het gebied van taal al veel gebeurt binnen de afdelingen van de Orde. In één op de drie afdelingen is er een NT&C-project rond nieuwkomers. Maar nu spreken we expliciet over meer aandacht voor de groep autochtonen, waarbinnen één op de zeven laaggeletterd is. Er zijn goede intenties, het is een interessant onderwerp, … en dan? Wat kunnen we doen?

 

Identificatie

 

Het probleem is identificatie: hoe vinden we de laaggeletterden? Veel infrastructuur is voorhanden (zoals in bibliotheken, centra voor basiseducatie en in Taalhuizen) maar de groep die we moeten bereiken, bereiken we niet en kennen we niet. Eén van de deelnemers verwoordde het zo: “Er zijn als het ware genoeg ‘taalmaatjes’ maar te weinig laaggeletterden!”

 

Zere plek

 

Dit was schertsend gezegd, maar het legt wel de vinger op de zere plek: die laaggeletterden bestaan, maar wij weten ze niet te vinden! We moeten denken aan een ‘combi’. Een taalambassadeur als Jos Niels heeft de Orde van den Prince nodig om zijn probleem te vertalen. De Orde heeft mensen als Jos nodig. De taalambassadeurs benadrukten nogmaals dat er niet alleen over laaggeletterden maar ook met laaggeletterden gepraat moet worden.

 

Omlaag denken

 

Taalambassadeurs uitnodigen in de afdelingen kan helpen om te beseffen dat wat normaal is voor geletterden, moeilijk is voor laaggeletterden: “Wie goed opgeleid is, kan niet 'omlaag' denken.” Het kan ons oog doen hebben voor het nut van pictogrammen in domeinen waar taal niet altijd een toereikend middel is, of ons bewust maken van het belang van eenvoudige, heldere taal.

 

Strategisch

 

Er werd gepleit voor een strategisch beleidsplan. Inderdaad, zo’n plan dat als kader kan dienen, is zeer nuttig. Er zijn mensen met slagkracht nodig die een manifest opstellen waarin staat wat we willen en die dat vertalen en meenemen naar de politiek. We kunnen als Orde van den Prince strategisch actief zijn, maar ook op het concrete niveau. We kunnen bijvoorbeeld bestaande initiatieven op het gebied van helder taalgebruik steunen zoals de ‘Wablieft-krant’ (het nieuws in eenvoudige taal).

 

Heerlijk Helder

 

Voortbordurend op helder taalgebruik zouden we het thema 'Heerlijk Helder' (het gaat hier over taal, niet over bier…) op de agenda van de lokale besturen kunnen brengen om er zo voor te zorgen dat steden en gemeenten een heldere taal hanteren in hun communicatie. We kunnen ons laten inspireren door het 'Memorandum van het Netwerk Basiseducatie bij de regionale verkiezingen in mei 2019' uit Vlaanderen, een plan van aanpak met aanbevelingen voor de beleidsmakers. Taalambassadeurs zouden die aanbevelingen kunnen bekijken en aangeven waar wij als Orde kunnen helpen.

 

Ideeën

 

De gedachtewisseling kwam weliswaar aarzelend op gang, maar uiteindelijk borrelden toch de nodige ideeën op. We gingen overigens niet naar huis met een afgeronde conclusie, laat staan met een concreet plan. Het laatste woord over laaggeletterdheid en de rol van de Orde van den Prince is nog niet gezegd. Waar iedereen wel van overtuigd was, is dat taal voor iedereen en laaggeletterdheid zeer nauw aansluiten bij de kern van de opdracht van ons genootschap: het ondersteunen en promoten van de Nederlandse taal en cultuur.

 

Huiswerk

 

Spontaan kwam het voorstel dat ieder van ons op papier zou zetten wat we van deze studiedag vonden en wat die studiedag heeft opgeleverd. Er werd afgesproken dit 'huiswerk' binnen twee weken in te leveren en daarin ook te melden hoe een en ander gerealiseerd kan worden. Het idee was dat daarbij ook zou worden aangegeven wat niet gaat, welk ander of verder materiaal zou worden aangeleverd, welke opportuniteiten konden worden genoemd en welke reflecties konden worden gegeven.

 

Rol gewesten

 

Het bestuur wil duidelijk de gewesten betrekken bij het project ‘Laaggeletterdheid’. Juist het feit dat de gewesten allemaal verschillend zijn, kan een meerwaarde betekenen. Er is niet zoiets is als een kant en klaar beleidsplan 'Aanpak laaggeletterdheid', dat in alle afdelingen toepasbaar zou zijn en dat van bovenaf gestuurd zou worden.

 

Marianne van Scherpenzeel


Reacties



Terug naar overzicht »