<< Vorige pagina

13 februari 2020

Congo: veroverd, bezet en gekoloniseerd


De geschiedenis van Congo kwam uitgebreid aan bod op de vergadering van de afdeling Waals-Brabant eind januari. Professor en AfricaMuseum-onderzoeker Mathieu Zana Etambala sprak vooral over de begintijd van de Belgische aanwezigheid in Congo. Was ontdekkingsreiziger Stanley in zijn tijd belangrijker voor de Congolezen dan Leopold II? Hoeveel 'chiefs' werden er gedood als vergelding voor de dood van één Belg? Is die ene Belg nog steeds een 'held' die voor België in Congo is gestorven? Waarom kreeg de spreker bij zijn vertrek naar België van zijn moeder een geitenketting mee? Zijn er ook aspecten van de kolonisatie waarop de Congolezen trots zijn? Is de huidige Congolese president bekwaam?

 

 

Professor Mathieu Zana Etambala werd in Congo geboren in 1955. Hij kwam als zevenjarige naar België en groeide op in West-Vlaanderen, nabij Roeselare, in Zwevezele. Hij studeerde aan de KULAK en de KU Leuven, waar hij promoveerde tot doctor in de geschiedenis. Hij was directeur van de internationale kerkelijke organisatie Missio, werkte als journalist bij Wereldwijd, was studieprefect in Congo (Bwamanda) en werd professor aan de faculteit Sociale Wetenschappen aan de KU Leuven. Hij is nu voltijds onderzoeker bij het AfricaMuseum.

 

Onderzoek

 

Het onderzoek van professor Zana Etambala spitst zich toe op de diverse vormen van dynamiek die de Afrikaanse gemeenschappen en volkeren in beweging hebben gebracht, en in het bijzonder in Congo in de periode tussen 1876-1914. Hij schreef verschillende boeken, zoals 'De teloorgang van een modelkolonie. Belgisch-Congo 1958-1960' (2008) en het binnenkort te verschijnen werk 'Veroverd, bezet, gekoloniseerd - Congo 1876-1914'. Er zijn talrijke artikelen van zijn hand, zoals over het Kimbanguisme, over president Kasavubu en over de vorming van de grenzen van Congo. Dezer dagen is het precies één jaar geleden dat Felix Tshisekedi in Congo tot president werd verkozen, of beter door een kiescommissie als zodanig werd aangesteld. Professor Zana Etambala heeft toen in het VRT-journaal een bijzonder gedegen, juiste, kritische, en daarom erg moedige toelichting gegeven.

 

Januari

 

Januari is een bijzondere maand voor Congo en de Congolezen, zo opende de spreker zijn betoog. Op 4 januari 1959 startte de revolte die leidde tot de onafhankelijkheid in 1960, op 17 januari 1969 werd premier Patrice Lumumba vermoord (hetgeen tot op de dag van vandaag doorwerkt), op 16 januari 2001 werd Laurent Kabila vermoord en op 10 januari 2019 werd Felix Tshisekedi president van Congo. Felix Tshisekedi woonde lange tijd in Kessel-Lo zodat de spreker hem regelmatig ontmoette. Felix was in tegenstelling tot zijn vader Etienne Tshisedeki (UDPS) politiek weinig actief en eigenlijk is hij niet bekwaam, aldus professor Zana Etambala.

 

Zestigste verjaardag

 

In 2010 werd het plan opgevat om voor de zestigste verjaardag van de onafhankelijkheid van het land in 2020 een geschiedenis van Congo te schrijven, en wel een Congolese geschiedenis zoals ze werd gepercipieerd in Congo. Vanuit deze optiek heeft professor Mathieu Zana Etambala in twee boeken de penetratie van de blanken in telkens vier Congolese provincies (van de 26) beschreven. Zo werd met beide boeken de geschiedenis beschreven van bijna één derde van het gebied dat Congo uitmaakt.

 

 

David Van Reybrouck

 

Van het boek 'Congo' van David Van Reybrouck (2010) kan niet gezegd worden dat het de definitieve geschiedenis van Congo is. Zo sloeg Van Reybrouck in zijn boek de bal mis met de anekdote over een zekere Longin, die in 1960 de sabel van koning Boudewijn afnam. Professor Zana Etambala deed hiernaar onderzoek in Congo. Hij kon na het lezen van oude kranten en na een oproep naar getuigen op de televisie uiteindelijk de juiste man identificeren, Ambroise Boimbo. Eén en ander leidde tot een polemiek in het weekblad Knack, waarin bioloog en schrijver Dirk Draulans de 'degelijkheid' van Van Reybrouck in vraag stelde. Hoe dan ook, dé geschiedenis van Congo moet nog geschreven worden.

 

Leopold II

 

De Conferentie van Berlijn (1885) getuigt van een Europese dynamiek waarin Leopold II een grote rol in speelde. De grenzen van Congo zijn tot stand gekomen door onderhandelingen die Leopold II voerde met Frankrijk (1885, teruggave van de oostelijke gebieden tot Gabon) en Portugal (1891). Ook met Groot-Brittannië werden verdragen afgesloten (1911). Het belang van dit alles was voor de Congolezen toen minder of zelfs niet duidelijk. In 1908 werd in het Belgisch parlement de beslissing genomen om Kongo Vrijstaat over te nemen. Ook deze beslissing drong niet onmiddellijk door in Congo. In 1914 had België evenwel reeds duidelijk greep op het gebied. Dit kan blijken uit het feit dat de Congolezen werden betrokken in de oorlog tegen Duitsland in Afrika. De kolonisatie ging evenwel pas echt van start na de Eerste Wereldoorlog.

 

 

Stanley

 

De spreker vroeg zich in de eerste plaats af hoe de Congolezen concreet werden geconfronteerd met de blanke veroveraar-kolonisator in de periode 1876-1914. In dat verhaal is ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley een sleutelfiguur. Hij was de eerste blanke die de mensen in Congo zagen. Stanley was de laatste grote 'explorator' van Afrika. In 1877 maakte hij een lange tocht en eindige hij in Boma. In 1882 ging hij op vraag van koning Leopold II terug en verkende de regio van het Leopold II-meer. In 1887 ging hij nogmaals op verkenning vanuit Boma tot in Oeganda. Zo zette hij in tien jaar Congo op de kaart. Stanley was vanuit deze optiek veel belangrijker voor de Congolezen dan koning Leopold II, die in Brussel bleef.

 

Manu militari

 

Professor Zana Etambala bestudeerde hoe de blanke penetratie en kolonisering gebeurde in onder meer de Evenaarsprovincie (Coquilhatstad) en de regio van het Leopold II-meer (later het kroondomein). In de Evenaarsprovincie is de rubberexploitatie gesitueerd. In de regio van het Leopold II-meer bevond zich het oude koninkrijk van de Bakuba. Dit rijk tolereerde geen vreemdelingen binnen haar grenzen, ook geen Congolezen uit andere regio’s. De Bakuba werden uiteindelijk manu militari onderworpen door de Belgen. De hoofdstad Mushenge werd driemaal met de grond gelijkgemaakt. In privé-archieven, die bewaard zijn gebleven in het AfricaMuseum, kunnen de kleinste details over deze strafexpedities vernomen worden. Toen een Belg daarbij het leven verloor werden als represaille bijvoorbeeld vijftig chefs om het leven gebracht. De verantwoordelijke voor deze actie wordt tot op vandaag in het AfricaMuseum vermeld als één van de 1508 helden die in Congo zijn gestorven…

 

Familiegeschiedenis

 

Naast de exogene dynamiek van de kolonisatie is er ook een interne sociale dynamiek, zoals die onder meer kan blijken uit een familiegeschiedenis. Mensen uit eenzelfde familie werden onderdanen van Frans-Congo dan wel Belgisch-Congo, al naar gelang het gebied waar ze woonden. Hun familienaam werd hierdoor zelfs anders geschreven. De naamgeving gebeurde in de koloniale periode op basis van de naam van de vader, terwijl de sociale praktijk zo was dat een matrilineair stelsel werd gevolgd. Vrouwen gingen er naar hun dorpen om te bevallen en hun kinderen ondergingen daar de initiatieriten, zodat het kind de traditionele band met de moederlijke groep behield. De spreker benadrukte het belang van rituelen voor de identiteit van het individu en de groep. Bij zijn vertrek naar België kreeg hijzelf van zijn moeder een geitenketting mee omdat een geit (in tegenstelling tot een schaap) alleen haar plek terugvindt. Hij verwees ook naar zijn publicatie 'Poésie politique congolaise 1959-1966' (2012), en naar zijn bijdrage in het boek 'Lumumba in the Arts' (Leuven Press).

 

Geschiedenis

 

België en Congo hebben een gemeenschappelijke geschiedenis vanaf 1876. Het is een gedeelde geschiedenis, maar tegelijk een geschiedenis die verschillend is. Leopold II is een figuur van Congo zowel als van België, maar heeft in beide landen een totaal andere betekenis. In België was Leopold II een koning-bouwer die qua architectuur bijzondere zaken heeft gerealiseerd en nagelaten, zoals de Japanse toren. In Congo heeft Leopold II niets gebouwd. Hij was in Congo een veroveraar en bezetter. Het is niet zo dat Congolezen geen enkel aspect van de Belgische kolonisatie kunnen waarderen. De spreker werd geboren in een gloednieuw hospitaal dat werd gebouwd door de Belgen en daarop was zijn moeder erg fier. Nu is dit ziekenhuis overigens een ruïne.

Het Kimbanguisme is een ander verhaal. Simon Kimbangu was een ‘profeet’, die vele volgelingen had en opriep tot revolutie tegen België. Hij werd ter dood veroordeeld. Na omzetting van zijn straf werd hij verbannen. Veel van zijn volgelingen werden in concentratiekampen opgesloten. Zijn zonen namen het leiderschap over en hebben de beweging eigenlijk verraden. Deze ‘emancipatorische’ beweging is daarom dubbelzinnig voor de Congolezen.

 

 

Brussel

 

Het buitenland bestond voor de Congolezen vooral uit België en Brussel. Alle andere Europese bestemmingen waren een afgeleide van 'Brussel'. Dit wereldbeeld is inmiddels verdwenen. Bij Belgische diplomaten was Kinshasa lange tijd een gegeerde post. Dit is niet langer het geval. Congo en België verliezen elkaar uit het oog. De gedeelde geschiedenis loopt ten einde of is ten einde. De laatste maal dat Congo op de Belgische politieke agenda stond, was toen Guy Verhofstadt en Louis Michel in Washington president Bush probeerden te overtuigen van het belang van Congo, om Congo te vrijwaren van een balkanisering. In politiek België wordt er vandaag niet meer over Congo gesproken.

In Congo is anno 2020 een 'predatorenregime' aan de macht. Het grootste probleem is niet het leger, de politie of de economie, maar het gerecht. Spreker stelt dat het gerecht in Congo eigenlijk onder (internationale) curatele geplaatst zou moeten worden.

 

Bronnen

 

Tot slot lichtte professor Zana Etambala toe welke bronnen gebruikt kunnen worden om de geschiedenis van Congo te bestuderen. Er zijn vooreerst de geschreven bronnen, bewaard op het ministerie van buitenlandse zaken, het rijksarchief, het AfricaMuseum en het KADOC (Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving van de KU Leuven). Vooral de scheutisten waren erg accuraat, zoals de paters van het Heilig Hart uit Borgerhout. Zij hielden al in 1907 enquêtes over de rubbercampagne in 1892, namen interviews af van de mensen die het meegemaakt hadden en noteerden erg nauwkeurig de bekomen informatie. Daarnaast zijn er ook niet-geschreven bronnen, zoals archeologische. Professor Zana Etambala verwijst naar het werk van de Hongaarse etnoloog Tornay, die in 1908 een studie publiceerde over de Kasai en Bakuba. Door zijn kunstroven zijn er zijn beelden bewaard in het British Museum van elke Bakuba-koning. Deze beelden kunnen gedateerd worden.

 

Vragen

 

Meerdere leden stelden vragen aan de spreker, waarop telkens op een uitgebreide, pertinente en tactvolle wijze werd geantwoord. Afdelingslid Willy Martin dankte de spreker en overhandigde hem drie publicaties: zijn boek 'Vak-taal' uit 2017, zijn boek 'De Brabantse tweeling - Les jumeaux Brabançons' uit 2017 en het Brabant-nummer van Noord&Zuid uit 2019.

 

Xavier Lesage

Secretaris Waals-Brabant



13 februari 2020

Pamperrekeningen, jaggers, genadejaren en andere nieuwe woorden


De afdeling Keulen besteedde eind vorig jaar aandacht aan 'Het woord van de week' van de Taaltelefoon. Dat is een officiële website van de Vlaamse overheid, waar men vragen kan stellen op zaken als spelling en grammatica. Iedere week verstuurt de Taaltelefoon aan geïnteresseerden een e-mail met adviezen, nieuwtjes én het woord van de week. Welke woorden zijn ontstaan in 2019 en in de twintig jaar daarvoor? Wat zijn vitalo's, jaggers, babytheken, genadejaren en ouderschapsparadoxen? Hoe ingeburgerd zijn termen als boerkini, vlog, babyborrel, barista, plofkraak, filerat, plastic soep en pamperrekening inmiddels?

 

 

 

 

Woorden van de week uit 2019:

 

  • Jagger

De lezers van een Nederlandse krant bedachten het woord vitalo voor een 'actieve oudere'. Radio 1 vroeg zijn luisteraars naar een Vlaams alternatief. Zij kozen voor jagger. De eerste drie letters verwijzen naar 'jong', 'actief' en 'gepensioneerd'. Het woord wordt op z'n Engels uitgesproken en verwijst ook naar Mick Jagger (76), de nog steeds vitale, energieke en dartele zanger van de rockband The Rolling Stones.

 

  • Ingroenen

Verschillende Vlaamse gemeenten kiezen ervoor om hun begraafplaatsen te laten ingroenen. Het grind van de paden en tussen de graven verdwijnt er en wordt vervangen door gras en bloemenweides. Er worden inheemse struiken en bomen, bloeiende vaste planten en bodembedekkers aangeplant. De bedoeling is om zo veel mogelijk groen te creëren zodat bezoekers van een begraafplaats tot rust kunnen komen. Het vele groen wordt als positief en troostend ervaren. Door de begraafplaatsen in te groenen, zijn ze bovendien gemakkelijker te onderhouden. 

 

  • Babytheek

Een babytheek is een uitleendienst voor babymateriaal. Ouders of grootouders kunnen er babyspullen lenen tegen een kleine jaarlijkse bijdrage. De eerste babytheek werd in 2018 geopend in Brussel. Ondertussen hebben ook Oostende, Geel en Aartselaar een babytheek. Verschillende andere Vlaamse steden en gemeenten hebben plannen om er een op te richten.

 

  • Omstandereffect

Vorige week zijn op de Grote Markt in Kortrijk verschillende voorbijgangers doorgelopen zonder hulp te bieden aan een man in nood. Volgens de theorie van het omstandereffect zouden mensen minder geneigd zijn om iemand te helpen naarmate de groep omstanders groter is. Ze verwachten dan dat iemand anders de verantwoordelijkheid op zich neemt. In Kortrijk ging het niet om een groep omstanders maar om individuele voorbijgangers. De politie onderzoekt nu waarom ze de stervende man niet geholpen hebben. Een verklaring zou bijvoorbeeld ook kunnen zijn dat het nacht was en ze de noodsituatie niet goed hebben ingeschat.

 

  • Heupairbag

Een Nederlands bedrijf heeft een heupairbag ontwikkeld die heupbreuken bij ouderen kan voorkomen. Een heupairbag is een brede heupgordel met twee grote vlakken aan de zijkanten. Daarin zitten airbags die zichzelf opblazen bij een val. Er bestaat ook een geavanceerde versie met een automatisch alarm en een gps. Heupairbags worden al in een twintigtal Nederlandse woon-zorgcentra gebruikt. Er is nog uitgebreider onderzoek nodig, maar de eerste resultaten zijn alvast veelbelovend: het aantal heupfracturen is fors gedaald.

 

  • Reddingsstrook

Recentelijk brandden op de Vlaamse E40 drie voertuigen uit na een banale kop-staartaanrijding. De brandweer had de schade waarschijnlijk kunnen beperken als er een reddingsstrook was gevormd. Dat is een strook die automobilisten bij filevorming vrijmaken voor de hulpdiensten. De auto's die op de linkerrijstrook rijden, schuiven nog meer op naar links. De andere auto's schuiven op naar rechts, tot op de pechstrook als die er is. In het Belgische verkeersreglement is niet opgenomen dat je een reddingsstrook moet vormen als er een file ontstaat. In Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië en Hongarije is het wettelijk verplicht om op die manier ruimte te maken voor de hulpdiensten.

 

  • Olivijn

Vlaamse wetenschappers pionieren met onderzoek naar het gebruik van olivijn in zeeën en oceanen om het broeikaseffect tegen te gaan. Olivijn (of olivien) is een silicaatgesteente dat zijn naam dankt aan zijn olijfgroene kleur. Als het gesteente onder water verweert, onttrekt het op natuurlijke wijze CO² aan het zeewater. Momenteel absorberen onze zeeën zowat 20 procent van de totale CO²-uitstoot. Een dun laagje olivijn op de zeebodem zou die capaciteit kunnen verhogen.

 

  • Vakantiearmoede

In 2018 is de vakantiearmoede in Vlaanderen licht gedaald: bijna 16% van de Vlamingen kon vorig jaar om financiële redenen niet op vakantie gaan. Sinds 2008 schommelt het aantal Vlamingen met vakantiearmoede tussen 18 en 20%. De vakantiearmoede ligt het hoogst bij personen die geboren zijn buiten de Europese Unie, bij werklozen en bij eenoudergezinnen. In Europa kampt gemiddeld 28,4% met vakantiearmoede. Vlaanderen zit dus ruim onder het Europese gemiddelde. Dat blijkt uit cijfers van Statistiek Vlaanderen.

 

  • Genadejaar

Vanaf dit schooljaar kunnen basisscholen die minder leerlingen aantrekken en daardoor hun subsidie dreigen te verliezen, twee jaar na elkaar een genadejaar krijgen van de Vlaamse overheid. Tijdens die genadejaren kunnen ze normaal blijven functioneren en hebben ze extra tijd om nieuwe leerlingen te vinden. De genadejaren zijn vooral nuttig voor kleine buurtscholen in dunbevolkte gebieden. Als een genadeschool na twee jaar nog altijd onvoldoende leerlingen telt, kan de Vlaamse overheid ze laten sluiten.

 

  • Ouderschapsparadox

De ouderschapsparadox houdt in dat de meeste mensen graag kinderen willen, maar dat ze mét kinderen vaak ongelukkiger zijn dan zonder. De oorzaak van dat lagere geluksgevoel is wellicht dat kinderen opvoeden veel stress en uitputting met zich meebrengt. Aan de andere kant ervaren mensen met kinderen hun leven vaak wel als zinvoller. Recent onderzoek heeft ook aangetoond dat ouders op latere leeftijd, als de kinderen het huis uit zijn, een groter geluksgevoel signaleren dan leeftijdsgenoten zonder kinderen. Het gaat telkens om subtiele verschillen.

 

  • Automodus

De Vlaamse Stichting Verkeerskunde voert in samenwerking met verschillende telecomoperatoren een campagne die gsm-gebruik in de auto afraadt. Met onder andere radiospotjes en affiches zetten ze de automodus in de kijker. De automodus is geen instelling op de smartphone, zoals de vliegtuigmodus, maar staat voor de bewuste keuze van de autobestuurder om afleiding in het verkeer te vermijden. Je kunt in automodus gaan door je smartphone buiten handbereik te leggen, door de 'niet storen'-functie in te schakelen of door het toestel op stil te zetten.

 

  • Namiddagmens

Nieuw wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat er niet alleen ochtend- en avondmensen bestaan, maar ook namiddagmensen. In Nederland worden ze middagmensen genoemd. Namiddagmensen of middagmensen zijn het actiefst in de periode vlak voor de middag tot vlak voor de avond. 's Morgens en 's avonds zijn ze slaperig. Er zijn ook mensen die tussen 14 uur en 16 uur slaperig zijn, terwijl ze 's ochtends en 's avonds pieken. Zij worden dutters genoemd.

 

 

 Woorden van de week uit de laatste twintig jaar:

 

  • Babyborrel (2002)

Steeds meer ouders organiseren een babyborrel om hun pasgeboren kind aan vrienden en familie voor te stellen. Als het kindje een paar weken oud is, ontvangen ze iedereen samen. Op die manier voorkomen ze dat de hoeveelheid goedbedoelde bezoekjes hun op een bepaald moment te veel wordt. De borrel is niet al te letterlijk te nemen: veel sterkedrank komt er gewoonlijk niet aan te pas. Andere benamingen voor babyborrel zijn kraamfeest, geboortefeest en geboortereceptie.

 

  • Vlog (2005)

Een groeiend fenomeen in de internetwereld is de videoweblog of kortweg vlog. De vlog is een variant van de blog, die voornamelijk teksten bevat. Een vlog is een dagboek op het internet met videobeelden, bijvoorbeeld informatieve verslagen, grappige filmpjes of diepgravende debatten. Naast het woord vlog komen de afgeleide vormen vloggen en vlogger ook voor.

 

  • Phishing (2005)

Webcriminelen proberen internetgebruikers op te lichten door hun op slinkse manieren persoonlijke informatie te ontfutselen. De fraudeurs kopiëren bijvoorbeeld een website van een respectabele bank of firma, sturen e-mails rond om mensen naar de site te lokken en vragen hun dan hun inlogcode, wachtwoord, kredietkaartnummer en geheime code in te tikken. Daarmee kunnen de oplichters dan aan de slag. Die internetcriminaliteit wordt phishing genoemd, omdat er naar persoonlijke informatie wordt 'gevist'. De spelling met ph- is er wellicht om het onderscheid duidelijk te maken met de bedaarde hengelsport of fishing.

 

  • Sudoku (2005)

Een sudoku (spreek uit 'soedookoe') is een puzzel van negen bij negen vakjes waarin een aantal cijfers van 1 tot en met 9 ingevuld zijn. De puzzel is nog eens onderverdeeld in blokjes van drie bij drie. Om hem op te lossen, moet je de lege vakjes zo invullen dat in elke rij, elke kolom én elk blokje de cijfers 1 tot en met 9 elk één keer voorkomen. Sudoku betekent in het Japans 'enkelvoudig cijfer'. Het spelletje is door een New Yorkse uitgeverij ontwikkeld en gebaseerd op de bevindingen van een Zwitserse wiskundige uit de achttiende eeuw. Het is in Japan al zo'n twintig jaar erg populair en op dit moment is het een heuse rage in Groot-Brittannië.

 

  • Boerkini (2006)

De boerkini is een zwempak voor moslimvrouwen. Met zo'n boerka in waterafstotende stof kunnen ook moslimvrouwen vrije waterpret beleven. De streng-islamitische bikini pakt het lichaam van top tot teen in, zoals een duikerspak. Boerkini is gevormd uit de woorden boerka en bikini.

 

  • Barista (2007)

Een barista is voor de koffie wat een sommelier voor de wijn is. Het is iemand die op professionele wijze espresso en andere koffiespecialiteiten serveert. De barista weet alles over koffie en beheerst de techniek van het koffiezetten volledig. Het woord betekent in het Italiaans letterlijk 'barman'. Ook het beroep is van oorsprong Italiaans, maar het vakmanschap breidt zich uit naar andere landen, waaronder België en Nederland.

 

  • Klimaatneutraal (2007)

Milieubewuste particulieren en bedrijven kunnen hun uitstoot van broeikasgassen neutraliseren door bomen te laten planten die net zo veel broeikasgassen uit de atmosfeer halen als er door hun toedoen is ingepompt. Op die manier kunnen ze klimaatneutraal blijven produceren en vliegtuigreizen maken. Met klimaatneutraal wordt bedoeld dat er geen ongunstige beïnvloeding van het klimaat is. In plaats van klimaatneutraal wordt ook CO2-vrij gebruikt.

 

  • E-sigaret (2007)

Een e-sigaret of elektronische sigaret bevat een kleine elektronische verstuiver die nicotine vrijgeeft, maar geen kankerverwekkende stoffen zoals teer. Omdat er geen omgevingsrook vrijkomt, is elektronisch roken toegestaan op plaatsen waar een rookverbod geldt. De e-sigaret ziet eruit als een gewone sigaret met een mondstuk, ze werkt met nicotineampullen en is oplaadbaar. Er is ook een e-sigaar en een e-pijp.

 

  • Ontvrienden (2009)

Netwerksites als Facebook en Netlog hebben nog steeds een groeiend succes. Vaak proberen nieuwe leden zo veel mogelijk virtuele vrienden toe te voegen. Na een tijd ondervinden ze dat een groot vriendenbestand niet te onderhouden valt en gaan ze wieden in het aantal vrienden. Dat wordt ontvrienden genoemd. Je kunt een vriend discreet en pijnloos ontvrienden, zonder dat hij er een berichtje over krijgt. Van Dale koos ontvrienden als het woord van 2009.

 

  • Umami (2010)

Veel wetenschappers erkennen umami als de vijfde basissmaak, naast zoet, zuur, zout en bitter. De smaak is moeilijk te definiëren, maar hij wordt dikwijls omschreven als een hartige, volle smaak, die een gerecht diepgang geeft. De umamismaak wordt veroorzaakt door glutamine, dat vooral in eiwithoudende producten zoals vlees, gevogelte, vis, groenten en melk wordt aangetroffen. Umami is Japans voor smakelijk. De u van umami wordt als oe uitgesproken. De klemtoon ligt op de tweede lettergreep.

 

  • Swipen (2011)

Swipen is met een vinger over de touchscreen van een tabletcomputer bewegen om te navigeren. Je kunt bijvoorbeeld op die manier de krant doorbladeren op een iPad.

 

  • Plasticsoep (2011)

Vorige week zijn op een internationale conferentie over zeevervuiling in Honolulu strategieën ontwikkeld om het probleem van de plasticsoep aan te pakken. Plasticsoep is een benaming voor de enorme hoeveelheden plastic afval in de zee, die door zeestromingen bij elkaar gedreven zijn. Er zouden verschillende van die drijvende vuilnisbelten zijn. Samen bedekken ze volgens sommige schattingen een gebied dat ruim twee keer zo groot is als de Verenigde Staten. Doordat drijvende plasticdeeltjes sterk op plankton lijken, komen ze via de voedselketen in de magen van vogels en vissen terecht. Dat kan leiden tot een verstoorde hormoonhuishouding en vergiftiging.

 

  • Pamperrekening (2011)

Een pamperrekening is een rekening waarop je geld kunt overschrijven als cadeau bij de geboorte van een baby. De ouders kunnen dan zelf kiezen wat ze met het geld doen: kleertjes kopen, luiers kopen, sparen. In België is het tegenwoordig heel gewoon om het nummer van de pamperrekening op een geboortekaartje te vermelden.

 

  • Grexit (2012)

Of het zover zal komen is nog afwachten, maar er bestaat al wel een woord voor het scenario waarbij Griekenland uit de eurozone stapt: grexit, een verkorting van Greek exit of Griekse exit.

 

  • Filerat (2013)

Vorige week heeft de verkeerspolitie boetes uitgedeeld aan fileratten. Filerat is de afkeurende benaming voor automobilisten die hun filerijdende voorliggers voorbijrijden via de benzinestations en parkeerterreinen langs de autosnelweg. Dat asociale gedrag roept veel weerstand op. Het woord rat wordt wel vaker gebruikt voor iemand die veracht wordt om zijn slinkse streken.

 

  • Mobiliteitsbudget (2014)

Sinds vorige week loopt er een proefproject met het mobiliteitsbudget. Tweehonderdvijftig proefpersonen uit meer dan twintig bedrijven kregen een speciale betaalkaart en een maandelijks budget. Dat geld kunnen ze besteden aan bus- en treinkaartjes, huurfietsen en dergelijke. Er wordt onderzocht of het mobiliteitsbudget werknemers ertoe aanzet om meer alternatieve vervoersmiddelen te gebruiken voor hun woon-werkverkeer.

 

  • Transmigrant (2017)

Een transmigrant is een migrant die tijdelijk in een land verblijft omdat hij op doortocht is naar een ander land. Zo worden vluchtelingen die in de buurt van het Brusselse Noordstation verblijven maar eigenlijk naar het Verenigd Koninkrijk willen, transmigranten genoemd. Ze vragen in het doorreisland geen asiel aan, omdat ze dan in hun land van bestemming hun kans op asiel verspelen. Synoniemen zijn transitmigrant en doorreismigrant.

 

  • VAR (2018)

Op het WK voetbal in Rusland kan de scheidsrechter de hulp inroepen van een video assistant referee, kortweg VAR. De VAR zit in een centrale studio in Moskou, waar hij betwiste spelfases opnieuw op video kan bekijken en beoordelen. Met een snelle radioverbinding communiceert de VAR met de scheidsrechter op het veld, die de uiteindelijke beslissing neemt. Ook videoscheidsrechter en videoref worden gebruikt.

 

  • Plofkraak (2018)

In een maand tijd werden er in ons land vijf plofkraken gepleegd op bankautomaten. Via de geldsleuf of een opening aan de onderkant van de automaat laten de plofkrakers gas in de machine sijpelen, dat ze daarna tot ontploffing brengen. In een geldautomaat zit een ontwaardingsmechanisme dat bij een kraak de bankbiljetten met inkt onbruikbaar maakt. Doordat een gasexplosie van binnenuit werkt, wordt dat mechanisme bij plofkraken uit de automaat geduwd en op die manier onschadelijk gemaakt.

 

 



16 januari 2020

Aftakelen, drek en potdarm: hoe goed is uw Surinaams-Nederlands?


Vorig jaar was Henri Burgers, voorzitter van de afdeling Curaçao, in Suriname. In een boekwinkel vond hij een exemplaar van het Woordenboek Surinaams Nederlands. Terug thuis maakte hij er een quiz van voor zijn afdeling, waarbij de leden slechts een enkele vraag goed wisten te beantwoorden. Zelfs het lid dat regelmatig in Suriname verblijft, wist slechts op één vraag met zekerheid het goede antwoord te geven. Wat betekent aftakelen in Surinaams-Nederlands? Wat is een drek? Waarom kun je cokes in Suriname drinken? Waar ben je als je over een dam loopt? Wat is een potdarm? De antwoorden op de quizvragen staan helemaal onderaan. Maar geen schurk spelen, hè, of je gaat tieten.

 

Iedere Surinamer spreekt Nederlands. Dat is niet altijd zo geweest. Tot 1877 was in Suriname het Nederlands voorbehouden aan de Nederlandse planters en kolonisten. De slavenbevolking mocht geen Nederlands leren en sprak Nengre (Negerengels). In 1877 werd het Nederlands de voertaal op school en daardoor maakten de ex-slaven (in 1863 is de slavernij in Suriname afgeschaft) en de nieuwe immigranten (Javanen en Hindoestanen) zich het Nederlands eigen. Alle volkeren en culturen in Suriname hebben het Nederlands uitgebreid met nieuwe woorden en met nieuwe betekenissen van bestaande woorden. Ook werden woorden geleend uit andere talen of verbasterd.

 

In de inleiding van het Woordenboek Surinaams Nederlands zet Dr. Renata de Vries het ontstaan en het gebruik van het Surinaams Nederlands uiteen. De afdeling Curaçao van de Orde van den Prince heeft onlangs een quiz georganiseerd om te testen of haar Nederlandssprekende leden typisch Surinaams-Nederlandse woorden en uitdrukkingen zouden verstaan. De woorden en de uitleg zijn uiteraard ontleend aan het Woordenboek Surinaams Nederlands. De lezer dezes kan zelf zijn kennis van het Surinaams Nederlands testen.

 

 

 

 

Wat is de betekenis van de volgende Surinaamse-Nederlandse woorden en uitdrukkingen in het Europees-Nederlands?

 

  1. Tegenwoordig doet men aannemen in december
  1. sluit men aannemingsovereenkomsten in december.
  2. geeft men geschenken aan armen in december.
  3. doet men geloofsbelijdenis in december.

 

  1. Reglementair afschrijven
  1. het schrappen van iemand uit een register.
  2. een taaloefening binnen de toegestane tijd afmaken.

 

  1. Aftakelen
  1. iemand een pak slaag geven.
  2. een lading lossen.

 

  1. Afzetten
  1. de afspraak verbreken.
  2. iemand bedonderen.

 

  1. Babbelwater
  1. gorgeldrank tegen keelziekten.
  2. sterke drank.
  3. water voor de spreker tijdens een speech.

 

  1. Badlapje
  1. lap om het bad schoon te maken.
  2. washandje.
  3. vaatdoek.

 

  1. Iemand baksen
  1. iemand een mep geven.
  2. bij iemand een bakkebaard afscheren.

 

  1. In barat rijden
  1. in een tweedehandse auto rijden.
  2. goedkoop uit zijn.
  3. in een bruidegomsstoet meerijden.

 

  1. Een beest zijn
  1. als een dier zijn.
  2. als een aap zijn.
  3. een plaaggeest zijn.

 

  1. Begin niet met Jan!
  1. Ga niet met Jan om.
  2. Zoek geen ruzie met Jan!
  3. Sla Jan over!

 

  1. Voor iemand beren
  1. Iemand afstraffen.
  2. De kolen voor iemand uit het vuur halen.
  3. Moeite doen voor iemand.

 

  1. De beterschap
  1. De waarde waarmee domeingrond door voorzieningen is toegenomen.
  2. De wens aan een vijand, zoiets als: Krijg de kolere.

 

  1. Bijleggen
  1. Iets aan een overledene in het graf meegeven.
  2. Geld bijeenbrengen voor een feest.

 

  1. Binnenkomen
  1. Toegelaten worden als volksvertegenwoordiger, o.a. in het parlement.
  2. Snel rijk worden.

 

  1. Hij brandt mensen altijd
  1. Hij verschijnt niet op een afspraak.
  2. Hij zet iemand gevangen.

 

  1. Bremsen met iemand
  1. Remmen voor iemand.
  2. Met iemand bevriend zijn.
  3. Iemand toevallig ontmoeten.

 

  1. Brik
  1. Een stel van paard en wagentje.
  2. Oude auto.
  3. Kans.

 

  1. Een broodje zijn.
  1. De sigaar zijn.
  2. Grappig zijn.

 

  1. Bullebak maken voor iemand
  1. Een grote mond opzetten tegen iemand.
  2. De tong uitsteken naar iemand.

 

  1. Iemand checken
  1. Iemand negeren.
  2. Iemand met een ongedekte cheque betalen.

 

  1. Chef, zak me hier!
  1. Chef, laat maar zakken!
  2. Buschauffeur, laat me hier uitstappen!
  3. Chef, het zit me tot hier!

 

  1. Cokes
  1. Coca Cola.
  2. Aangebrande aardappelen.

 

  1. Een daalder in zijn oren hebben
  1. Rijk geboren zijn.
  2. Niet luisteren.
  3. Zijn oren behangen met sieraden.

 

  1. Dam
  1. Waterplas achter een dam.
  2. Smalle weg in het gras ontstaan door voetstappen.

 

  1. Dokken
  1. Schip in dok laten gaan.
  2. Bukken om zich te verbergen.

 

  1. Dreigen
  1. Treiteren.
  2. Bedriegen.

 

  1. Drek
  1. Mannetjeseend.
  2. Tropische vrucht.

 

  1. Hij denkt dat hij echt is.
  1. Hij denkt dat hij goed is.
  2. Hij weet wie zijn vader is.
  3. Hij denkt dat hij stoer is.

 

  1. Eetstel
  1. (Echt)paar dat gaat eten.
  2. Eettafel met eetstoelen.
  3. Bord met bestek.

 

  1. Fietjebal
  1. Kickerspel.
  2. Tafelvoetbalspel.
  3. Een lekke bal.

 

  1. Frommelen
  1. Papier wegfrommelen.
  2. Iemand in de war brengen door ingewikkeld te doen.
  3. Een papierprop maken.

 

  1. Heb je een kleine gebroken voor me?
  1. Heb je een geldbedrag voor me?
  2. Heb je grind voor me?

 

  1. Je moet oppassen met die jongen, hij is gefrommeld.
  1. Je moet oppassen met die jongen, hij is onbetrouwbaar.
  2. Je moet oppassen met die jongen, hij is niet goed wijs.
  3. Je moet oppassen met die jongen, hij maakt je in de war.

 

  1. Hanenwater
  1. Water voor de haan en kippen.
  2. Water exclusief voor de haan.
  3. Diarree.

  1. Zijn hoofd is geboord.
  1. Hij heeft een hersenspoeling gehad.
  2. Hij heeft een gat in zijn hoofd.
  3. Hij is gek.

 

  1. Inkomen
  1. Ermee eens zijn.
  2. Geld inzetten.

 

  1. Jeuk me rug voor me.
  1. Het zal me worst wezen.
  2. Krab me op mijn rug.
  3. Mijn rug jeukt.

 

  1. Kabel
  1. Goede vriend.
  2. Soort bel.

 

  1. Kasteel
  1. Groot gebouw.
  2. Schoft, leegloper.

 

  1. Op zaterdag gaan de jongens een kiek nemen in de stad
  1. Op zaterdag gaan de jongens een toer door de stad maken.
  2. Op zaterdag gaan de jongens zich amuseren in de stad.

 

  1. Klaargemaakte hemden.
  1. Op maat gemaakte hemden.
  2. Confectiehemden.

 

  1. Arnie was een kweekje van Marie.
  1. Arnie was een pleegkind van Marie.
  2. Arnie was de partner van Marie.

 

  1. Laterzaak vandaag
  1. Een zaak die vandaag erg laat open is.
  2. Iets van latere zorg.
  3. Vandaag is het te laat.

 

  1. Meneer zal me wat lekkers geven.
  1. Meneer moet mij iets lekkers geven.
  2. Meneer zal me een geldbedrag geven.

 

  1. Melkstout
  1. Zeer donker, bruin bier.
  2. Een stoute kleuter.
  3. Bittere melk.

 

  1. Zijn mond loopt.
  1. Hij kwijlt.
  2. Hij vertelt alles door.
  3. Hij mist een paar tanden.

 

  1. No-span!
  1. Schrik niet!
  2. Maak je niet druk!

 

  1. Ogelijk
  1. Ongelijk.
  2. Niet lelijk.

 

  1. Zij schold hem uit maar hij liet niet over.
  1. Zij schold hem uit en hij liet het over zich heengaan.
  2. Zij schold hem uit en hij diende haar van repliek.

 

  1. Potdarm
  1. Dikke darm.
  2. Wapenvergunning.

 

  1. Houd je punt !
  1. Blijf bij je woord!
  2. Wacht even met je verhaal.

 

  1. Wie schopt je om hem te beloven , dat ik hem geld zou geven?
  1. Heeft hij jou geschopt opdat ik hem geld zou geven?
  2. Hoe durf je om hem te beloven dat ik hem geld zou geven?

 

  1. Hij speelt schurk, meneer.
  1. Hij speelt een boef, meneer.
  2. Hij speelt vals, meneer.

 

  1. Je gaat tieten als je gaat met roken.
  1. Je gaat ziek worden als je gaat roken.
  2. Je gaat problemen krijgen als je gaat roken.

 

 

Antwoorden quiz Surinaams-Nederlands

 

  1. Met ‘aannemen' wordt bedoeld het afleggen van de geloofsbelijdenis in een protestantse gemeente.
  2. Reglementair afschrijven is het schrappen van de naam van een leerling uit het register van inschrijving van een onderwijsinstelling.
  3. Aftakelen is iemand een flink pak slaag geven.
  4. Afzetten is het verbreken van een afspraak om steeds hetzelfde te doen.
  5. Babbelwater = sterke drank, schertsend bedoeld.
  6. Badlapje: lapje om zich in te zepen. Washandje in het Europees Nederlands.
  7. Iemand baksen betekent iemand een mep geven in het gezicht. “Als je je mond niet houdt, baks ik je, zei zijn moeder tegen hem toen hij haar grootpraats gaf. Grootpraats geven is een grote mond opzetten tegen iemand.
  8. In barat rijden is het meerijden in de bruidegomsstoet, de processie van het huis van de bruidegom naar het huis van de bruid. Het woord stamt uit Hindoestaans.
  9. Een beest zijn: een plaaggeest zijn. Voorbeeld: Hij is een beest, weet je, hij heeft gezegd dat hij je een beetje bang gaat maken.
  10. Begin niet met Jan! Leenvertaling uit het Sranantongo: no begin nanga = zoek geen ruzie met …
  11. Voor iemand beren is een leenvertaling uit het Sranantongo: beri en dyi wansma = iemand afstraffen.
  12. De beterschap is de waardevermeerdering van domeingrond door aangebrachte voorzieningen.
  13. Bijleggen is het geld bijeenbrengen voor een feest.
  14. Binnenkomen is het toegelaten worden als volksvertegenwoordiger.
  15. Hij brandt mensen altijd betekent hij komt nooit op een afspraak.
  16. Bremsen met iemand is iemand toevallig ontmoeten.
  17. Brik komt uit het Sranantongo en betekent een kans. Een brik vinden is een kans krijgen en iemand een brik geven is iemand een kans geven.
  18. Een broodje zijn is een leenvertaling uit het Sranantongo “de wan brede” = grappig zijn.
  19. Bullebak maken voor iemand = de tong uitsteken naar iemand.
  20. Iemand checken is een leenvertaling uit het Sranantongo “tyek wan sma” = iemand negeren.
  21. Chef, zak me hier! Chef is de aanspreektitel voor een buschauffeur. Dus: Buschauffeur, laat me hier uitstappen.
  22. Cokes is een verbasterde vorm van het Engelse coke = coca cola.
  23. Een daalder in zijn oren hebben: daalder is een verbasterde vorm van dadel. Met betrekking tot kinderen wordt bedoeld oorsmeer in zijn oren hebben en daardoor niet luisteren.
  24. Dam komt ook uit het Sranantongo en betekent een smalle weg in het gras ontstaan door voetstappen.
  25. Dokken: bukken om zich te verbergen. Iemand ontwijken.
  26. Dreigen leenvertaling uit het Sranantongo “dreygi”, dat treiteren betekent.
  27. Drek = een mannetjeseend, woerd.
  28. Hij denkt dat hij echt is, is jeugdtaal voor Hij denkt dat hij stoer is.
  29. Eetstel: Eettafel met stoelen. Opmerking: vermoedelijk gevormd naar analogie van Bankstel.
  30. Fietjebal = tafelvoetbalspel.
  31. Frommelen is een leenvertaling uit het Sranantongo “fromu” dat iemand in de war brengen betekent.
  32. Heb je een kleine gebroken voor me? Gebroken is een zelfstandig naamwoord en betekent een klein bedrag. Dus: heb je een klein bedrag voor me?
  33. Je moet oppassen met die jongen, hij is gefrommeld. M.b.t. een persoon betekent gefrommeld onbetrouwbaar, corrupt. Gaat het om een zaak, dan betekent het ingewikkeld.
  34. Hanenwater is een leenvertaling uit het Sranantongo (“k’kawatra”) en betekent diarree.
  35. Zijn hoofd is geboord is ook een leenvertaling uit het Sranangtongo “ede boro” en betekent gek.
  36. Inkomen is een werkwoord en staat voor geld inzetten, over de brug komen met geld. Hij moet inkomen = Hij moet betalen.
  37. Jeuk me rug voor me = Krab me op mijn rug.
  38. Kabel is jeugdtaal en betekent goede vriend.
  39. Kasteel is een verouderd woord en betekent schoft, leegloper.
  40. Op zaterdag gaan de jongens een kiek nemen in de stad. Jeugdtaal voor zich amuseren.
  41. Met klaargemaakte hemden wordt bedoeld confectiehemden.
  42. Arnie was een kweekje van Marie betekent: Arnie was een pleegkind/geadopteerd kind van Marie.
  43. Laterzaak = van latere zorg.
  44. Meneer zal me wat lekkers geven is een leenvertaling uit het Sranantongo van “wan switi sani” en betekent Meneer zal me een fooi geven.
  45. Melkstout = zeer donker, bruin bier.
  46. Zijn mond loopt. Is een leenvertaling uit het Sranantongo mofo e waka en betekent: Hij vertelt alles door.
  47. No-span! Betekent Maak je niet druk!
  48. Ogelijk = niet lelijk.
  49. Zij schold hem uit, maar hij liet niet over. Van niet overlaten = een afdoend antwoord geven, van repliek dienen.
  50. Potdarm = verbasterd uit het Frans porte d’armes = wapenvergunning, vergunning voor een jachtgeweer.
  51. Houd je punt! = Wacht even met je verhaal! Een momentje a.u.b.
  52. Wie schopt je om hem te beloven, dat ik hem geld zou geven? Leenvertaling uit het Sranantongo suma skopu yu, wat betekent Hoe durf je.
  53. Hij speelt schurk meneer. Leenvertaling uit het Sranangtongo prei f’furu, hetgeen betekent vals spelen.
  54. Je gaat tieten als je gaat roken. Ook weer geleend uit het Sranantongo t’ti, war, problemen krijgen betekent of de klos zijn.

 

Wellicht is het een idee om een soortgelijke quiz op te stellen met typisch Vlaams-Nederlandse woorden en uitdrukkingen om de kennis van de overige Nederlandstaligen te testen?

 

Henri Burgers

Voorzitter afdeling Curaçao



15 januari 2020

Congo, vernieuwing, rubber en tilapia’s in het AfricaMuseum


 

Moambe (Kongolese kip), bobotie en Tembo bier. Dat was het menu in de museumbistro Tembo (olifant in het Swahili), waarmee de afdeling Extra-Muros haar bezoek aan het Tervurense AfricaMuseum begon. Daarna volgde een rondleiding door het vernieuwde museum. De voormalig directeur van het museum, toen nog Koninklijk Museum Midden-Afrika (KMMA) geheten, sprak over die vernieuwing, over de geschiedenis van het museum, over Dr Livingstone, de Conferentie van Berlijn, rubber en excessen. En over tilapia's.

 

 

De eerste groep deelnemers had de gepensioneerde Radio 1 journaliste Katelijne Hermans als gids. Zij leidde de deelnemers door de mooiste stukken van het museum en kon haar kritiek op deze voor België niet zo fraaie periode op een juiste en evenwichtige manier verwoorden. "Zolang de leeuwen niet kunnen schrijven, zullen de verhalen van de jagers komen."

 

Ruime Afrika-ervaring

 

De tweede groep had een jonge gids, die ons meegaf dat haar gevraagd was om een ‘blend’ bezoek te verzorgen. Ze was al van bij aanvang erg verbaasd over de zeer ruime Afrika-ervaring binnen de groep, waarvan er vele in Afrika geboren waren, of er hadden geleefd en gewerkt. Met name enkele van deze ervaren deelnemers zouden in de loop van het bezoek wat op hun honger blijven en zich ongelukkig tonen over de keuzes die in de nieuwe opzet van het museum werden gemaakt. We waren op voorhand gewaarschuwd dat er daarover controverse bestond. Dat maakte het bezoek alleszins intens en eigenlijk nog interessanter.

 


 

Kolonisatie

 

Er waren deelnemers, kinderen van ouders die in de ontwikkelingshulp werkzaam waren geweest, die het opviel dat de definitie van kolonisatie enkel negatief was. De positieve kanten van de kolonisatie kwamen heel magertjes met slechts enkele foto’s aan bod. Men kan zich indenken dat mensen die getuige waren van een onafhankelijkheidsstrijd met stammentwisten en grootschalige vernielingen aan infrastructuur, scholen en ziekenhuizen, daar moeite mee hadden. Maar in de Orde van de Prince prevaleert de Tolerantia en blijft de Amicitia.

 

 

Goed gemoderniseerd

 

Het museum is in ieder geval goed gemoderniseerd. Zo kun je er actief uitleg krijgen en kun je je via films met geïnterviewde Afrikanen goed inleven in wat zij vinden. Er is veel plaats ingeruimd om de geschiedenis van veel kanten te bekijken. Vroeger was het een heel passief museum, net als het Tropenmuseum in Amsterdam. Mij kon het KMMA in die tijd niet echt boeien - behalve de luipaardman, waarvan ik als kind jarenlang nachtmerries had. Nu ben ik echter van plan om later nog eens terug te keren naar het museum, om dan rustig alle afdelingen langs te gaan en me verder te verdiepen. Wie een jaarabonnement van twintig euro nam, kreeg het ticket van het bezoek van acht euro retour.

 

   

 

Professor zoölogie


De spreker was professor zoölogie Dirk Thys Van den Audenaerde, geboren in 1934 en oud-voorzitter van de afdeling Tervuren. Hij heeft zich gespecialiseerd in de studie van vissen, tilapia’s in het bijzonder. Een aantal vissoorten hebben als eerbetoon aan hem de soortnaam 'thysi' gekregen. Hij behaalde de diploma’s van landbouwingenieur (RUGent 1956) en licentiaat dierkunde (ULB 1959) en doctoreerde aan de RUGent in 1970. Dirk Thys werd wetenschappelijk medewerker aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA). In 1980 werd hij er waarnemend directeur en in 1985 directeur, tot aan zijn pensioen in 1999. Van 1975 tot 1999 was hij ook buitengewoon hoogleraar aan de KULeuven. Sinds 1978 is Dirk Thys Van den Audenaerde lid van de prestigieuze Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Hij heeft ook talrijke boeken geschreven en studiereizen ondernomen. Kortom, professor Dirk Thys Van den Audenaerde was de geknipte man voor een lezing over 'Het ontstaan van het KMMA'.

 

 


Professor zoölogie en voormalig directeur van het AfricaMuseum
Dirk Thys Van den Audenaerde (rechts) in gesprek met de leden van de afdeling Extra-Muros.

 

Museumgebouw

 

De 85-jarige spreker begon zijn voordracht bij het museumgebouw zelf. Terwijl hij alsmaar de toevalligheden in de geschiedenis benadrukte, beschreef Dirk Thys hoe de graven van Leuven en later de hertogen van Brabant het Zoniënwoud gebruikten als jachtgebied. Hierdoor bleef het tot het einde van de twaalfde eeuw intact en werd er niet gebouwd. In 1192 bouwden ze het kasteel van Tervuren en in die tijd vestigden ook religieuze gemeenschappen zich in het woud. In de periode 1815-1830 werd het Warande jachtpaviljoen gebouwd. Het overblijvende deel van het Zoniënwoud kwam in 1843 in de handen van de Belgische staat. Leopold II was ook Hertog van Brabant en kreeg het gebruiksrecht. Het paviljoen brandde af in 1879.

 

 

      

 

Wereldtentoonstelling

 

Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling van 1897 werd het koloniale luik ondergebracht in het Koloniënpaleis, dat in de plaats kwam van het afgebrande jachtpaviljoen. In het park werd ook een Afrikaans dorp opgetrokken waar overdag Congolezen verbleven. Het was een natte zomer en zeven van hen stierven door ziekten als de griep. Ze werden in ongewijde grond begraven. Pas na de verhuizing van het kerkhof kwamen ze naast de kerk te liggen. Na de wereldtentoonstelling werd de tijdelijke tentoonstelling omgevormd tot een permanent museum, dat al gauw te klein bleek. Op de site werd in 1910 een nieuw Koninklijk Museum van Belgisch Congo gebouwd, na 1960 omgedoopt tot Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, dat vooral een wetenschappelijke instelling is.

 

 

Toeval

 

Congo is eigenlijk toevallig een kolonie van België geworden, aldus de spreker. Engeland, Frankrijk en Duitsland gunden elkaar het gebied niet. Bismarck wees op de Conferentie van Berlijn in 1885 Leopold II aan als beheerder van de onafhankelijke Congo-Vrijstaat, die in 1908 de kolonie Belgisch-Congo werd. Het werd verkend - en gekerstend - door ontdekkingsreizigers, missionarissen en zendelingen. De Schotse zendeling Robert Moffat had een post in Kuruman in de Grote Karoo, Zuid-Afrika. De spreker kon het niet laten dat als aanleiding te gebruiken om het over zijn favoriete vissoort te kunnen hebben. Bij Kuruman vond Moffat een mooie vis. Hij vroeg de ‘inboorlingen’ wat voor soort dit was. Het antwoord 'tilapia' betekent echter gewoon 'vis' in de lokale taal, het Tsetswana…

 

Dr Livingstone

 

Ontdekkingsreiziger David Livingstone reisde naar Kuruman en huwde er Robert Moffats dochter Mary. Hij reisde door Oost-Congo, werd ziek en raakte zoek in Ujiji, bij het Tanganyika meer. Ontdekkingsreiziger Henry Stanley, die onder andere het Victoriameer ontdekte en naar zijn koningin noemde, die ook in de Congo rond trok, vond Livingstone zoals we weten. ("Dr Livingstone, I presume?") Vermits de Engelsen geen interesse meer toonden in een nieuwe expeditie, trad Stanley in dienst van Koning Leopold II om het Congo-bekken te exploreren.

 

 

      

 

Rubber

 

De opkomende industrie vroeg om rubber, en het hevea-sap uit Zuid-Amerika was moeilijk te krijgen. In Congo werd rubber gewonnen uit landolphia lianen, en zo groeide de export. De Congolezen werden verplicht om een bepaalde hoeveelheid rubber te verzamelen, hetgeen soms tot excessen leidde. Toen synthetisch rubber uitgevonden werd, kelderden de prijzen van hevea en was het gedaan met de gedwongen inzameling. De opbrengsten van Congo dienden in de eerste plaats om de grote en dure bouwplannen van Leopold II te financieren in Brussel, Oostende en Tervuren.

 

Tot slot ging Dirk Thys Van den Audenaerde in op het KMMA/AfricaMuseum zelf. Hij heeft het altijd in de eerste plaats als een wetenschappelijk instituut gezien en hij vraagt zich af of het nu niet te veel verandert in een organisatie voor politieke discussies…

 

Rutger Hornikx

Afdeling Extra-Muros

 



20 december 2019

Lachende lepraskeletten bij afdeling Westkwartier


Een bij toeval ontdekte leprozerie in het Ieperse Sint-Jan en de archeologische opgraving daarvan stonden centraal op de novembervergadering van de afdeling Westkwartier. Wie van de vele aanwezigen nog mogelijk met het vooroordeel in zijn hoofd zat dat archeologie saai of wereldvreemd zou zijn, was daarvan na de lezing van archeologe Sofie Vanhoutte definitief verlost. Wat moest je als melaatse doen om in een leprozerie te mogen verblijven? Waarom is de site zo goed bewaard gebleven? Hoeveel leprozen konden er tegelijkertijd wonen? En waarom leek het of alle 160 opgegraven skeletten aan het glimlachen waren?

 

 

Sofie Vanhoutte is een geboren Ieperlinge, die uitgeweken is naar Assebroek. In 1998 behaalde ze haar licentiaat archeologie aan de KUL en in 1999 een Master in Culturele Studies. Eén jaar later was ze erfgoedonderzoeker bij het Agentschap Onroerend Erfgoed. In september 2018 doctoreerde ze aan de VUB en de University of Kent over iets ingewikkelds over de Romeinse tijd en een fort in Oudenburg (voor de fijnproevers: "Change and Continuity at the Roman Fort at Oudenburg from the late 2nd until the early 5th Century AD, with a particular focus on the evidence of the material culture and its significance within the wider context of the Roman North Sea and Channel Front zone"). Recent werd ze ook onderwijsbegeleider Archeologische Historische Perioden aan de UGent.

 

Geboortestreek

 

Kortom, Sofie Vanhoutte is een bezige bij, die tijdelijk terug in haar geboortestreek belandde toen ze van de attente archeoloog Jan Decorte van CO7 vernam dat er graafmachines aan het werk waren op een perceel naast de kerk van Sint-Jan, waar in de Middeleeuwen de leprozerie Hooge Siecken gevestigd was. Figuurlijk ging het alarm af en het Agentschap Onroerend Erfgoed werd ingeschakeld via de ‘toevalsvondstprocedure’. Het was niks te vroeg want enkele vitale muren waren al onherroepelijk beschadigd. En zo startte op 20 december 2018 een schitterend archeologisch verhaal. De zichtbare muren dateerden uit de 13e-14e eeuw en zaten dicht tegen de oppervlakte. Ze verwezen duidelijk naar de leprozerie en het daaropvolgend hoevedomein.

 

Melaatsen

 

Een leprozerie was een opvangcentrum voor melaatsen buiten de gemeenschap. De ziekte – die ‘zeer besmettelijk’ en ‘ongeneesbaar’ was - werd uitgeroepen als een ‘straf van God’ door het Derde Lateraans Concilie van 1179. Wie getroffen werd, was gedoemd om voor de rest van zijn leven als bedelaar rond te dolen, tenzij hij een plaatsje kon veroveren in een leprozerie. Dat ging niet zomaar, want ‘kandidaten’ moesten een preuve of visitatie ondergaan door gezworenen, die een prebende of toelage en een oorkonde konden afleveren. Die prebende was voor velen interessant in een tijd van armoede. De anderen werden ‘akkerzieke’ genoemd en kregen bedelrecht, kortom zij waren gedoemd om voor de rest van hun armzalig leven rond te ‘tjoolen’ en niet te dicht te komen bij de gezonde mensen…

 

Hoofdleprozerie

 

In de 14e eeuw was de Hoge Siecken van Ieper een van de drie hoofdleprozerieën van Vlaanderen, naast Brugge en Gent. Het was al de tweede leprozerie van Ieper. De eerste dateerde al uit de 12e eeuw en situeerde zich aan de hoek van de huidige Brugseweg en Kalfvaart. Daar moest ze verdwijnen om de uitbreiding van Ieper mogelijk te maken en men verhuisde één kilometer verderop. Dit moet rond 1220 zijn gebeurd. In deze gesloten gemeenschap had iedere zieke een huisje, goed gescheiden van de gezonde mensen. Het was een kleine gemeenschap: op hetzelfde moment verbleven er slechts 10 tot 15 leprozen. Er was speciaal voor hen een kapel, die echter in 1581 werd afgebroken om een fort te bouwen, het Fort van Farnese. Nadien werd de leprozerie nog heropgebouwd.

 

Het hoevedomein

 

Vanaf midden 17e eeuw veranderde de functie van de site. De leprozerie stierf uit en het domein kreeg de naam ‘het goedt ten hoeve van den hooghen zieken’. In het hoevedomein gebeurden nog de visitaties, maar de verblijfsfunctie voor de leprozen verviel. De kapel werd na 1670 opengesteld voor iedereen en de evolutie naar een parochiekerk werd ingezet. In dat verband had Sofie nog een mooi verhaal achter de hand. Op een bepaald moment wordt zij er door de nabijgelegen wijnhandelaar op attent gemaakt dat hij nog een ‘oude’ steen liggen had, die haar misschien kon interesseren. Verrassend genoeg was het een authentieke grafsteen van ene Franciscus van Hondeghem, geboren in 1591 in Hazebroeck en overleden in 1664 in een klooster van Ieper. De man zou een vurig verdediger zijn geweest van de 'onbevlekte ontvangenis'.

 

Eerste Wereldoorlog

 

Tot 1914 was het hoevedomein bewoond. Maar dan trok de Eerste Wereldoorlog over de Westhoek. Na de gasaanval van april 1915 werd Sint-Jan ontruimd en vervolgens compleet verwoest. De kerk werd na de oorlog heropgebouwd, zij het niet op dezelfde plaats en in dezelfde windrichting. In normale omstandigheden wordt een kerk zo gebouwd dat het kerkkoor naar het oosten wordt gericht. Vandaar ook het woord 'oriëntering' of in Prince-Nederlands 'oosting'. In het Christendom is deze traditie gebaseerd op de verwachting dat Christus bij zijn wederkomst uit het oosten zal komen. Maar soms moet van dit principe worden afgeweken om stedenbouwkundige redenen. Zo is in Ieper niet alleen de kerk van Sint-Jan, maar ook de (vroegere) Sint-Niklaaskerk 'andere georiënteerd'. Het vroegere hoevedomein naast de kerk bleef na de oorlog braak liggen. "Dit was ons geluk", verzuchtte Sofie. "Daardoor is er een schat aan informatie jarenlang intact gebleven."

 

 

 

Shelters

 

De opgravingen hebben heel wat historische informatie opgeleverd en Sofie startte haar overzicht met de meest recente vondsten, die van WOI, om terug te gaan in de tijd. Er werd in de oorlog duidelijk en intensief gebruik gemaakt van de hoeve. De archeologen vonden overblijfselen van loopgraven, shelters (schuilplaatsen) en afvaldumps (met onder andere oude lepels, een tandenborstel, tegeltjes, …). Er werden depots blootgelegd waar nog een grote verzameling flessen in lag (jammer genoeg waren ze allemaal leeg….). Uit de tijd van het hoevedomein (1650-1914) zijn de resten nog zichtbaar van de plaats van de mestvaalt en de stallen. Het skelet van een koe is de stille getuige van de aanwezigheid van hoevedieren.

 

Leprozeriekerkhof

 

Over de leprozerie werd een schat aan informatie blootgelegd. Uniek in Europa was het leprozeriekerkhof. Rond de oude kapel werden maar liefst 160 skeletten opgegraven. Eigenaardig genoeg leken ze allemaal nog te lachen of toch minstens een soort van glimlach op de lippen te hebben. Deze 'lachende gezichten' hadden alles te maken met de manier van begraven: vooraleer het lichaam in de kist werd gelegd werd het heel strak omzwachteld maar eenmaal in de kist viel hierdoor het hoofd wat naar achter zodat de mond ietsje openviel. Vandaar die schijnbare glimlach. Er was ook een skelet bij van een dame die onder haar benen nog een baby’tje verborg. Hoe kon dat? Een mogelijke verklaring is dat het baby’tje zelfs in de dood verstopt moest worden omdat het wellicht door de vroege dood niet gedoopt was en normaliter dan niet op een 'katholiek' kerkhof begraven mocht worden.

 

Grachten

 

De leprozeriegrachten gaven ook hun geheimen prijs. Ze zaten vol met keramieken en andere vondsten uit de 13e eeuw. Die overvloed aan keramiek is typisch voor het midden van de 13e eeuw en een zeer goed dateringselement. Een ophoging en twee grote haardplaatsen uit de 14e eeuw zouden een indicatie kunnen zijn van schaalvergroting. Werd de Hooge Siecken dan de hoofdleprozerie van het Graafschap Vlaanderen?

 

 

Gave bewaring

 

De site is uniek, stelde Sophie. Er was een gave bewaring doordat er op de site niks werd gebouwd na WOI. De combinatie van een leprozerie-gebouwencomplex en leprozenkerkhof is ook uniek. De site is een belangrijk puzzelstuk voor de Ieperse late middeleeuwen en qua belang mag deze site zijn voet plaatsen naast de Verdronken Weiden en de Meersen. Door de unieke gesloten context van het kerkhof is diachronisch onderzoek (vergelijkend onderzoek doorheen de tijd) mogelijk. Dit heeft ook de aandacht getrokken van eerbiedwaardige instellingen zoals de KULeuven, Cambridge University en de University of Tartú (Estland), die samen een internationaal DNA-onderzoek hebben opgestart rond lepra in de middeleeuwen. Hier zoeken zij antwoord te krijgen op talrijke vragen zoals: welke soorten lepra zijn er terug te vinden? Komen er co-infecties voor? Welke genen zijn gevoeliger voor het krijgen van lepra? Welk dieet kregen de leprozen?

 

Vragen

 

Na de fascinerende uiteenzetting van Sofie Vanhoutte kwamen er – ondanks het gevorderde uur – nog talrijke vragen uit de zaal. Daaruit leerden wij dat de lepra wel eens via de Zijderoute hier geraakt zou kunnen zijn en dat de pest nog altijd veel besmettelijker was dan lepra. Maar we leerden vooral dat het onderwerp iedereen had aangegrepen en dat we een prachtige, warme en leerzame avond hadden beleefd. Onze voorzitter eindigde zijn welgemeend dankwoord met een doordenker: "Archeologie is een vorm van vernietiging", erop doelend dat wat uit ons verleden onder de grond zit onaangeroerd blijft tot de archeologen er zich – in dit geval noodgedwongen, wegens de nakende verkaveling –over buigen.

 

Jan Breyne

Afdeling Westkwartier



20 december 2019

Bourgondische Nederlanden centraal in Zwolle


Vooruitlopend op een expositie over de Bourgondiërs in het Noord-Brabants Museum in 's-Hertogenbosch in 2022 wil de afdeling Zwolle de komende jaren de Bourgondische Nederlanden centraal stellen in haar programmering. Staatsrecht, civiel recht, strafrecht, de Moderne Devotie, de rol van de vrouw, migratie en de huidige inburgering, de invloed op de kunst en architectuur, het ontstaan van de eigen Nederlandse taal, muziek, eten en drinken, het overkoepelende thema 'Bourgondiërs' zal breed ingevuld worden. De aftrap werd eind november gegeven met een lezing van de Leidse historicus Robert Stein over de vraag hoe de Nederlanden werden samengesmeed en toch gedeeld bleven.

 

 

Het waren de hertogen van Bourgondië die in de jaren 1425-1440 de belangrijkste delen van de Nederlanden in een personele unie verenigden. De hertogen van Bourgondië stamden af van het Franse koningshuis. Zij beseften dat een monarch zijn gezag alleen kon vestigen als hij werd gesteund door een groot deel van zijn onderdanen. Uiteraard wilden die onderdanen – vooral in de steden - dan ook een deel van de macht. De hertogen begrepen dat hun machtsuitoefening alleen een succes kon worden als ze contracten sloten met de steden, de middeleeuwse 'metropolen aan de Noordzee', zoals ze worden beschreven in het gelijknamige boek van mediëvist Wim Blockmans.

 

Samensmeden

 

Het samensmeden van de afzonderlijke delen van wat we de Nederlanden zijn gaan noemen, was vooral gebaseerd op het besef dat samenwerking tussen de hertogen en de steden zou leiden tot meer veiligheid en tot economische voorspoed. De hertogen zagen als het ware hoe het verlangen daarnaar in een organisatorisch geheel kon worden samengebracht. De reeds bestaande regionale en stedelijke rechtsorde kreeg door hun organisatorisch vernuft een bovenregionale betekenis. In de praktijk probeerden de Bourgondiërs de stedelijke steun te verwerven door allerlei concessies te doen - zoals bijvoorbeeld vastgelegd in de Brabantse Blijde Inkomst. Met praalzucht en propaganda manifesteerden zij zich daarnaast als soevereine vorsten. Zo konden de hertogen de unificatie van de Nederlandse gewesten vormgeven.

 

Basis

 

Dr. Robert Stein, universitair hoofddocent Middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Leiden, beschreef in zijn lezing hoe het Bourgondische proces van eenwording de basis heeft gelegd voor het bestuur, de rechtspraak en de staatsrechtelijke en financiële staatshuishouding van de huidige staten Nederland, België en Luxemburg, heden ten dage samenwerkend in de Benelux (Robert Stein, 'De Hertog en zijn Staten', 2014). Hij vertelde hoe de Bourgondische machtsovername vorm kon krijgen dankzij het teloorgaan van de oude regionale vorstendommen. Dit maakte tevens de weg vrij voor het verdwijnen van de antieke feodale bestuurspraktijken.

 

Twee zienswijzen

 

Unificatie en samenwerking zijn nauwelijks nog aanwezig in het collectieve bewustzijn door de opdeling na de Tachtigjarige Oorlog, de verovering door Lodewijk XIV van de meest zuidelijke gewesten en de breuk in 1830. Robert Stein sprak over enerzijds de 'Flandrocentrische' kijk op de Bourgondische tijd en anderzijds een 'Hollandcentrische' kijk. Maar hebben die zienswijzen in deze tijden van Eurocentrisme nog wel betekenis en zo ja, welke dan? Of wordt het discours inmiddels overheerst door herlevend regionalisme en de zogenaamde Noord-Zuid verschillen, die iedere keer weer worden benadrukt binnen de Orde? Alsof al die Vlamingen en Hugenoten geen zuidelijke cultuurelementen hebben toegevoegd aan het Noorden van de Lage Landen. Heeft de ontkenning van de betekenis van de Bourgondische tijd in het Noorden niet veeleer te maken met de afkeer van de fanatieke poging van hun Habsburgse opvolgers om de protestantse ketters uit te roeien? De Bourgondische Nederlanden verdienen een herijking in het historisch bewustzijn in Noord en Zuid.

 

Age Kamermans

Lid van de afdeling Zwolle

 

 

                                                      De aanleiding voor de lezing van Robert Stein bij de afdeling Zwolle
                                                      was de publicatie van het onlangs verschenen boek van Bart van Loo,
                                                      getiteld 'De Bourgondiërs - Aartsvaders van de Lage Landen'.

 

 

Vlaams verdriet of hoop op een toekomst voor de Lage Landen?

 

“Wat als het nu eens anders gelopen was en vorstin Maria de Rijke alias Maria van Bourgondië aan het einde van de vijftiende eeuw niet van haar paard gedonderd was? Wat als haar zoon Filips de Schone in 1506 niet al op zijn 28ste was overleden? Had het Bourgondische rijk met als kern Vlaanderen, Brabant, Zeeland en Holland dan kunnen voortbestaan?”

 

Deze vraag stelde Joost Eskes (docent communicatie aan de Hanzehogeschool Groningen, Instituut voor Communicatie en Media) in een bespreking voor het blad Historiek van het boek van Bart van Loo 'De Bourgondiërs - Aartsvaders van de Lage landen'. Hij stelt nog een andere vraag ook: Had de scheiding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden kunnen worden vermeden? Want, vraagt hij zich af, "als het allemaal anders was gelopen, die Bourgondische eenwording, was de scheiding tussen Noord en Zuid dan vermijdbaar geweest?"

 

Nostalgie

 

De vraag of de scheiding der Nederlanden vermeden had kunnen worden, is in kringen van de Orde van den Prince zeker wel eerder gesteld, al dan niet ingegeven door een voor veel Noord-Nederlandse Princevrienden moeilijk invoelbare vorm van nostalgie. Terugkijken naar wat had kunnen zijn, heeft echter weinig zin. Wat wel relevant is voor een genootschap als de Orde, is om haar doelstelling 'de verbinding tussen Noord en Zuid bevorderen', actief te beleven en ook te kijken naar de toekomst. In die zin kan de vraag gesteld worden of de culturele en staatsrechtelijke fundamenten die destijds zijn gelegd voor de Lage Landen nog steeds relevant zijn. Zelfs zodanig relevant, dat de inwoners van die Lage Landen in het Europees gewoel over samenwerking nieuwe antwoorden kunnen formuleren. Gaan we naar een Europese Unie waar voor de Lage Landen slechts een plaats is als marionet of als figurant van de Frans-Duitse as?

 

Nederlandse taal en cultuur

 

Ondertussen verschuift ook het perspectief voor de Nederlandse taal en cultuur, die we delen in de Lage Landen. De Angelsaksische tsunami heeft onze universiteiten al bijna veroverd en het Nederlands wordt in eigen land een vreemde taal. Waar het nostalgisch verlangen naar een staatsontwerp van de Bourgondiërs bij velen slechts een historische belangstelling oproept, zou het ook een boodschap in zich kunnen dragen voor de toekomstige samenwerking in onze Lage Landen. Is er een boodschap, die ons bereikt over de graven van de Bourgondische prinsen heen, die ook te vertalen is in een toekomstperspectief?

 

Gesprek

 

Daarover met elkaar in de Orde in gesprek gaan én daarover een maatschappelijk debat stimuleren lijkt een (te) grote ambitie. Ondertussen zijn de panelen in de verhoudingen binnen de Europese volkeren verzameling weer aan het schuiven. Deze keer (nog) niet door geweld en oorlog, maar wel politieke onrust die veroorzaakt wordt door populisme. Het uitbreken van Groot-Brittannië uit de Europese Unie is hierin een voorlopig hoogtepunt. Het laat zien dat samenwerkingsverbanden en democratische principes op de tocht staan. Toch zou de Orde het zout kunnen zijn in die maatschappelijke discussie. Mijn oproep en hoop is dat binnen de Orde het debat een aanvang neemt. Laten we zorgen, dat de cultuur van de Lage Landen niet klem komt te zitten tussen de panelen.

 

Age Kamermans

Lid van de afdeling Zwolle



19 december 2019

De meest markante schilder van de Gouden Eeuw bij de afdeling Den Haag


De schilder Adriaen Pietersz. van de Venne (1589-1662) is bij het grote publiek nauwelijks bekend. Dr. Edwin Buijsen, Hoofd collecties bij het Mauritshuis, schreef een proefschrift over zijn schilderijenproductie, dat recent bekroond werd met de Karel van Manderprijs van de Nederlandse Vereniging van Kunsthistorici. Zijn conclusie: Adriaen van de Venne kan vanwege zijn originaliteit, spitsvondigheid en veelzijdigheid worden beschouwd als een van de meest markante kunstenaars uit de Gouden Eeuw. Hij sprak er vorige maand gepassioneerd en uitgebreid over bij de afdeling Den Haag.

 

Adriaen van de Venne werd geboren in Delft, als kind van Zuid-Nederlandse ouders die afkomstig waren uit Lier. Eerst werkte hij in Middelburg. Rond 1625 verhuisde hij naar de hofstad Den Haag, waar hij tot aan zijn dood zou blijven wonen en werken. Bijzonder is vooral zijn artistieke veelzijdigheid. Behalve als schilder en dichter, was Van de Venne ook actief als tekenaar, boekillustrator en zelfs als ontwerper van een wandtapijt. Hij werkte daarnaast enige tijd als uitgever en boekverkoper.

 

 

Landschappen

 

In Middelburg schilderde Van de Venne hoofdzakelijk veelkleurige landschappen met een overvloed aan details. Het waren dure, exclusieve producten voor een kapitaalkrachtige klantenkring. Daarnaast maakte hij reeksen met jaargetijden, intieme kabinetstukjes en portretten. Vanaf 1618 was hij ook betrokken bij de succesvolle familiedrukkerij van zijn broer Jan in Middelburg. Hij werd de vaste illustrator van Jacob Cats en maakte vele gravures. Van de Venne vertrok waarschijnlijk naar Den Haag om dichter bij het hof én het nieuws te zijn. Op 23 april 1625 overleed prins Maurits. Adriaen maakte een gravure van het paradebed en schreef het begeleidende gedicht. Hij maakte daarvan ook kleine versies, wellicht voor Oranje-aanhangers of als relatiegeschenk.

 


 

Stijl


Zijn stijl, techniek en themakeuze veranderden drastisch kort nadat hij van Middelburg naar Den Haag verhuisde. Het lijkt erop dat Van de Venne zich aan het begin van zijn Haagse periode vooral als hofkunstenaar wilde profileren. Uit die tijd komen onder meer een luxueus album met gouaches en een monumentaal ruiterportret van winterkoning Frederik V van Bohemen en diens vrouw Elizabeth Stuart. Hierin paste hij voor de eerste keer de grisailletechniek toe. Dat wil zeggen dat het schilderij is uitgevoerd in verschillende tinten van één kleur, hetgeen zeer ongewoon was voor een vorstelijk ruiterportret.
 

Grisailletechniek


De grisailletechniek werd al eeuwenlang toegepast, ook door groten als Van Eyck, Rubens en Van Dijck, maar slechts zelden voor op zichzelf staande eindproducten, zoals Van de Venne deed. In 1627 schilderde hij drie genrestukken die als grisailles zijn uitgevoerd, waarmee hij een nieuw type schilderij introduceerde dat zich kenmerkte door een snelle schilderwijze en het gebruik van relatief goedkope materialen. De thema's zijn ontleend aan het dagelijkse leven, met een voorkeur voor boeren en bedelaars. Ook de compositie werd vereenvoudigd.
 

Opschrift


Van de Venne maakte ook opschriften in de Nederlandse taal op zijn schilderijen. Dat was nieuw. Als voorbeeld haalde Edwin Buijsen het opschrift 'Wat maeckmen al om gelt' aan, op een schilderij van een wellustige boer die een bordeel bezoekt en daar wordt beroofd van zijn koopwaar en geld. Hij keert vervolgens berooid huiswaarts en haalt zich daar de toorn van zijn vrouw op zijn hals. Maar het gaat in het schilderij vooral over de vrouw achter het venster, die zichzelf verkoopt voor geld. De moraal van het verhaal is dat de beschouwer slimmer behoort te zijn dan die boer, omdat het anders slecht zal aflopen.
 

Productie


Van de Venne maakte meerdere versies van zijn composities. Na 1631 kwam zijn productie van grisailles goed op gang. Het genre werd zijn specialiteit en hij was de eerste en enige schilder die op een dergelijke grote schaal grisailles als zelfstandige kunstwerken ging vervaardigen. Dit ging gepaard met een aanzienlijke verhoging en verregaande standaardisering van zijn schilderijenproductie. Zijn voorkeur ging vooral uit naar voorstellingen van boeren en bedelaars, waarmee hij voortborduurde op de picturale traditie van de boerenfeesten, die door Pieter Bruegel de Oude populair was gemaakt. Boeren en bedelaars werden in de literatuur en beeldende kunst van de zestiende en zeventiende eeuw als marginalen beschouwd, die zich niets aantrokken van de heersende sociale orde en de geldende fatsoensregels. Dat riep bij de welgestelde stedelingen gevoelens van verwondering, vermaak en vooral afkeuring op. Hierdoor zag men de eigen normen en waarden bevestigd.

 


 

Moraal


Door woord en beeld te combineren moest de kijker/lezer doordringen tot de kern van de voorstelling: de moraal die erachter stak. Van de Venne huldigde het principe dat kunst 'sin-rijck', dat wil zeggen betekenisvol, moest zijn. De moraliserende boodschap diende echter op een komische manier te worden verpakt om goed over te komen. Of zoals Van de Venne het zelf omschreef: "Al mallende word men Wijs". Tegenwoordig wordt wat men toen leuk vond, niet altijd meer als amusant ervaren. Hedendaagse museumbezoekers hebben moeite met de nogal grove humor van Van de Venne en het bespotten van minderbedeelden. Naast 'laag-bij-de-grondse' onderwerpen, gebruikte Van de Venne de grisailletechniek ook voor andere thema's, zoals musicerende gezelschappen en kortegaarden. Er is dan ook geen sprake van een inhoudelijke relatie tussen het monochrome kleurgebruik en de uitbeelding van boeren en bedelaars, zoals meermalen is gesuggereerd in de kunsthistorische literatuur.
 

Vrije markt


In Den Haag ging Van de Venne zich richten op de vrije markt. Waarschijnlijk was hij er niet in geslaagd om als hofschilder vaste voet aan de grond te krijgen. Anders dan in Middelburg kon Van de Venne in zijn nieuwe woonplaats niet terugvallen op een netwerk van welgestelde klanten. Maar de vrije markt bood een voor de hand liggende uitweg. Met het grisaille zette Van de Venne een geheel eigen en herkenbaar product in de markt. Het beperkte kleurgebruik in combinatie met een vlotte schildertrant leverde bovendien een aanzienlijke tijdsbesparing - en daarmee kostenbesparing - op. Hij maakte eerst een ondertekening op het paneel, dan een onderschildering in licht- en donkerbruine verf voor de globale lichtverdeling, en vervolgens werd de voorstelling nat in nat geschilderd. Daarbij kon hij volstaan met een paar raak geplaatste penseelstreken en enkele witte toetsjes en donkere contourlijntjes.
 

Aanbod


Het aanbod moest niet alleen gevarieerd zijn, maar ook aantrekkelijk, zowel qua uitvoering als in prijs. Had hij eenmaal een geslaagde compositie bedacht, dan bracht hij die in verschillende uitvoeringen en prijscategorieën op de markt. Een goed voorbeeld van zo'n gevarieerd aanbod is de 'Strijd om de broek', een van zijn favoriete thema's. Het kon worden geleverd als grisaille, maar ook als gekleurd schilderij of als rijmprent. Tevens komt de voorstelling voor als illustratie in een van zijn eigen dichtbundels.

 

Uitzonderlijk kunstenaar

 

Adriaen Pietersz. van de Venne was in alle opzichten een uitzonderlijk kunstenaar. Hij was ook een kind van zijn tijd. Zijn iconografische keuzes en spreukbanden, maar vooral zijn techniek, monochroom en polychroom, zijn opmerkelijk. Hij was een kunstenaar die zijn eigen weg zocht en vond, soms voortbordurend op bestaande tradities, maar vooral ook innovatief. Geen andere kunstenaar ging zo ver in het weglaten van kleur en het combineren van schilder- en dichtkunst. "Daer is genoegh geseyt voor den genen die niet doof en is."

Willem Gijsels

Lid afdeling Den Haag (en gewestpresident Holland)



28 november 2019

We moeten niet tegen het Engels zijn, maar voor het Nederlands


Elke maand schrijft de president een voorwoord in onze digitale ledennieuwsbrief PrincEzine. Ze richt zich hierbij rechtstreeks tot de leden en niet zozeer tot een ruimer publiek. Deze keer is dit anders, want het voorwoord van het novembernummer is eigenlijk een volwaardig opinie-artikel geworden. We hebben het dan ook aangeboden aan verschillende media en het is onder meer te lezen in Taalpost, de digitale nieuwsbrief van het Genootschap Onze taal, op de website vrt-taal.net, in het ANV-ledenblad Neerlandia en in het tijdschrift van de Vlaamse Esperantobond. We wilden het de bezoekers van onze eigen website dan ook niet onthouden.

 

 

Onder de titel 'Against English: pleidooi voor het Nederlands' verscheen eerder deze week bij de Wereldbibliotheek een lijvig debatboek over de toenemende verengelsing van het onderwijs in Nederland. Daarin stellen Nederlandse academici, columnisten en schrijvers de 'doorgeslagen situatie' in het onderwijs in Nederland aan de kaak. Hoewel de titel prikkelend is, houdt hij ook een gevaar in. Wie in het verweer gaat tegen het Engels, verliest in onze gemondialiseerde samenleving het pleit. We moeten niet zozeer tegen het Engels zijn, maar vooral voor het Nederlands. En we moeten er ook alles aan doen om de veerkracht van onze taal te behouden.

 

Kreten en slogans

 

Vooraleer met allerlei kreten en slogans uit te pakken moeten we goed weten wat de feitelijke situatie is. Wat de verengelsing van het hoger onderwijs betreft is Nederland in Europa een buitenbeentje. Ongeveer een derde van alle bacheloropleidingen en niet minder dan drie kwart van de masteropleidingen wordt in het Engels gedoceerd. Geen enkel ander land in Europa 'haalt' deze cijfers en voert een zo uitgesproken pro-Engels beleid. Er zijn geen wettelijk vastgelegde quota of voorgeschreven flankerende maatregelen, zoals een parallel aanbod in het Nederlands, een verplicht minimum aan Nederlandstalige wetenschappelijke literatuur, een vereiste om van scripties en proefschriften een Nederlandse samenvatting te maken, laat staan een verplichte cursus Nederlands voor buitenlandse studenten. Er is een welig aanbod van cursussen in 'academic English', terwijl de zo broodnodige cursussen wettenschappelijke communicatie in het Nederlands schitteren door afwezigheid.

 

Al in 1990

 

Kenmerkend voor de Nederlandse situatie is dat de verengelsing al in 1990 door de politiek is ingezet. De universitaire overheden zijn daar gretig op ingegaan en gaandeweg werden de cijfers opgedreven. Daarbij staan drie doelen voor ogen: de internationalisering@home, het aantrekken van buitenlandse studenten en de aansluiting bij internationaal onderzoek.
De doelstellingen van internationalisering@home zijn het ontwikkelen van interculturele competenties bij de Nederlandse studenten, het verbeteren van hun communicatieve vaardigheden in het Engels en studenten laten kennismaken met de internationale wetenschappelijke literatuur. Hierdoor zouden Nederlandse studenten goed voorbereid worden op een internationale carrière en als wereldburgers goed beslagen ten ijs komen.

 

Buitenlandse studenten

 

Het Nederlandse hoger onderwijs wil ook meer buitenlandse studenten bedienen, niet alleen Europese uitwisselingsstudenten, maar in toenemende mate ook niet-Europese studenten die een volledige opleiding willen volgen. Deze laatste groep vormde een belangrijke trigger voor het oprukkende Engels. Hier spelen duidelijk mercantiele beweegredenen mee. De Nederlandse universiteiten stonden vooraan in de rij om een graantje mee te pikken van de enorme mondiale studentenstromen, vooral afkomstig uit Azië. De pasmunt was een ruim aanbod van Engelstalige opleidingen. Doordat studentenaantallen beslissend zijn voor de financiering werden sommige kleinere universitaire instellingen en gespecialiseerde opleidingen met opheffing bedreigd. Om de leegloop en dus de sluiting tegen te gaan, is men grootschalig internationaal gaan rekruteren.
Ten slotte heeft het Engels een bijna-monopolie in wetenschappelijke tijdschriften en op internationale congressen. Daardoor steunt het academisch onderwijs in grote mate op Engelstalige publicaties.

 

Kritische geluiden

 

Tot voor kort kwam er vanuit de academische wereld maar weinig tegenkanting, maar de laatste jaren zijn steeds meer kritische geluiden te horen. Zowel de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) als de Taalunie hebben rapporten gepubliceerd waarin de noodzaak van een tweesporenbeleid en de urgentie van het behoud van het Nederlands als wetenschappelijke taal worden bepleit. In deze rapporten, en nu ook in het pas verschenen debatboek, wordt vooral gewezen op de gevaren van kwaliteitsverlies in het onderwijs. Studenten trekken aan de alarmbel, omdat de docenten doorgaans minder goed lesgeven in het Engels dan in het Nederlands. Het verwerken van leerstof in het Engels kost meer tijd en moeite. De meeste afgestudeerden komen op de Nederlandse arbeidsmarkt terecht en slechts een breukdeel van hen moet in het Engels communiceren. Voor een aantal beroepen – zoals artsen, leraren en advocaten – is het juist cruciaal het Nederlands adequaat te gebruiken.

 

Gevaren

 

Er sluimeren veel gevaren in de verengelsing van het academisch onderwijs. Om de leerlingen goed voor te bereiden, gaat het middelbaar onderwijs nu ook meer vakken en lesuren in het Engels geven. Het Engels wordt op de lagere school al onderwezen. Waar wachten we dus op om ook het kleuteronderwijs te verengelsen? Of zouden Klaas en Neeltje niet beter meteen beslissen om hun baby in het Engels op te voeden? Ze moeten dan zelf wel eerst een cursus gaan volgen om hun Engels bij te spijkeren. Het is duidelijk dat we in een vicieuze cirkel dreigen te belanden en dat deze dringend doorbroken moet worden.

 

Vlaanderen

 

En Vlaanderen dan? In Vlaanderen loopt het anders. Er is een vrij strenge taalregelgeving waarin quota voor anderstalige cursussen worden opgelegd. Dat is natuurlijk historisch gegroeid vanwege de strijd tegen de verfransing. In vergelijking met Nederland is het Engels slechts mondjesmaat en veel later toegelaten. Vandaag zijn in Vlaanderen de universiteiten vragende partij om meer Engelstalig onderwijs te kunnen verstrekken. De academische overheden kloppen aan bij de politici, want ze willen af van het betuttelende systeem van quota en cursussen tellen. Hun argumenten zijn veelal dezelfde als die van hun Nederlandse collega’s. Gelukkig is het bewustzijn dat men niet lichtzinnig mag omspringen met het erfgoed van de moedertaal in Vlaanderen groter dan in Nederland. Uit recente publicaties blijkt dat krampachtigheid heeft plaats gemaakt voor een bezonnen houding en voor een dynamisch taalbeleid met oog voor de Europese en internationale ontwikkelingen in het hoger onderwijs.

 

Drempelverhogend

 

Bij dit alles mag niet worden vergeten dat Engelstalig onderwijs drempelverhogend werkt en een bijkomende barrière vormt voor jongeren uit meer kwetsbare groepen, die niet van thuis uit worden gesteund om al vroeg vreemde talen te leren, of voor jongeren die wel graag scheikunde of elektrotechniek willen gaan studeren, maar geen talenknobbel hebben. Het democratisch deficit is aanzienlijk en dat terwijl de overheid, en dus de belastingbetaler, nog steeds de belangrijkste financier van het hoger onderwijs is.
Wetenschappers hebben een verantwoordelijkheid tegenover hun eigen gemeenschap om hun inzichten te delen, bekendheid te geven aan hun resultaten en voor toepassingen te zorgen binnen de nationale en lokale context. Het Nederlands is daarvoor de geschikte taal bij uitstek.

 

Godelieve Laureys

 

Emeritus professor Godelieve Laureys (Scandinavistiek en Noord-Europakunde aan de UGent en RUGroningen) is president van de Orde van den Prince, een politiek ongebonden genootschap voor Nederlandse taal en cultuur. De vereniging zet zich in voor het Nederlands als volwaardig communicatiemiddel in alle domeinen van de Vlaamse en Nederlandse samenleving.



22 november 2019

Voorlezen aan jonge kinderen met een taalachterstand werkt en Den Haag doet het


In het kader van NT&C werd in de afdeling Den Haag voorgesteld om mee te gaan doen met het project VoorleesExpress. Ondergetekende was een van de eerste Princeleden die zich aanmeldde. Inmiddels heb ik een aantal keren uit Nederlandse kinderboeken voorgelezen aan een jongetje van zes, dat nog niet zo lang in Nederland woont. Het jongetje is heel enthousiast over het voorlezen. Ik ook.

 

 

De hoog-opgeleide ouders van 'mijn' voorleeskind komen uit het Midden-Oosten. Zijn vader kwam werken in Nederland. Zijn moeder spreekt Arabisch en Engels met hem. Na een verblijf op een Engelstalig dagverblijf besloten de ouders hem op een Nederlandse school aan te melden, omdat zij van plan zijn voor langere tijd in Nederland te blijven.

 

Taalachterstand

 

De VoorleesExpress zorgt ervoor dat kinderen met een taalachterstand en in de leeftijd van twee tot acht jaar extra aandacht krijgen. Deze taalachterstand is veelal het gevolg van ontbrekende kennis van het Nederlands bij de ouders, zowel immigranten als tijdelijke expats. Een half jaar lang komt er wekelijks een vrijwilliger bij hen thuis om in het Nederlands voor te lezen en samen met (een van de) de ouders te werken aan taal en leesplezier. Dit stimuleert de taalontwikkeling van kinderen en verrijkt de taalomgeving thuis. Het initiatief is gestart in Utrecht. Inmiddels is de VoorleesExpress uitgegroeid tot een landelijk netwerk en wordt er gewerkt in meer dan honderd Nederlandse gemeenten. Er zijn al meer dan 30.000 gezinnen bereikt en begeleid. 

 

Twintig weken

 

De 'voorlezer' gaat twintig weken lang één keer per week op een vaste middag of avond langs bij een gezin in de buurt. De ouders hebben zich vrijwillig aangemeld en zijn gemotiveerd. Er wordt voorgelezen, maar ook breder gekeken op welke manier kinderen thuis meer gestimuleerd kunnen worden in taal. Bijvoorbeeld door middel van taalspelletjes, want geen enkel kind kan een uur lang stil zitten luisteren.

De vrijwilliger van de VoorleesExpress wordt getraind en begeleid door middel van persoonlijke begeleiding en e-learning. Met het e-learning programma kan kennis worden opgedaan over interactief voorlezen, meertaligheid en het betrekken van de ouders bij het voorlezen.

 


Een voorlezer van VoorleesExpress in actie (foto: website VoorleesExpress)

 

Onderzoek

 

Dat voorlezen echt werkt, bleek uit het onderzoek 'Werkt de VoorleesExpress?', uitgevoerd door de Erasmus Universiteit Rotterdam in opdracht van Stichting Lezen. In totaal namen 176 kinderen deel aan bovengenoemde effectstudie: 95 in de experimentgroep en 81 in de controlegroep (een wachtlijstgroep). De effecten van de interventie zijn tijdens, direct na, en enkele maanden na afloop in kaart gebracht. De onderzoekers keken naar woordenschat, verhaalbegrip, boekenkennis van het kind, de intensiteit van voorlezen door de ouders en de betrokkenheid bij voorlezen door het kind.

 

Verhaalbegrip

 

De resultaten wijzen uit dat de VoorleesExpress werkt. De kinderen gaan niet vooruit in woordenschat, maar wel in verhaalbegrip en het aantal boeken dat ze kennen. Hun ouders gaan naar eigen zeggen bovendien intensiever voorlezen. De stijgende lijn in de boekenkennis van kinderen en het voorleesgedrag van ouders blijkt door te zetten ook nadat de 'interventie' na twintig wekelijkse bezoeken is geëindigd.

 

Opgewonden

 

Mijn voorleeskind is ’s ochtends al opgewonden en bezig met wat er ’s middags gaat gebeuren. Maar ook voor de voorlezer is het een verrijkende bezigheid. Je krijgt al snel een band met het kind en maakt kennis met nieuwe Nederlanders en hun gewoonten en problemen. Je kunt ook vaak tips geven die hun integratie in de samenleving vergemakkelijken. Ik kan het alle leden van de Orde van den Prince alleen maar aanbevelen om ook voorlezer te worden.

 

Ino Mulders

Voorzitter afdeling Den Haag

 

 

 

Benieuwd? Lees hier meer: https://voorleesexpress.nl/locatie/denhaag of https://voorleesexpress.nl/



21 november 2019

Gewestdagen Buitenland Luxemburg: behoud, vernieuwing, meertaligheid en migratie


Tussen behoud en vernieuwing, dat was het thema van de gewestdagen Buitenland, die van 20 tot 22 september plaatsvonden in het zuid-Luxemburgse Esch-sur-Alzette, met name in de wijk/site Belval. De locatie bepaalde het thema, en vice versa: Belval was een van de belangrijkste sites van de staalreus Arbed, nu Arcelor-Mittal, die er nog altijd een beperkte activiteit uitoefent. Daarnaast is er nu een gloednieuwe universiteit. Kortom, een prima locatie voor een academische zitting over meertaligheid en migratie.

 

 

Een deel van de hoogovens, walserijen en andere industriële installaties van toen is op de site Belval bewaard gebleven als relieken van de eens zo bloeiende staalnijverheid. Die nijverheid is al decennia geleden afgebouwd onder druk van de globalisering en de verschuiving van de staalproductie naar maritieme sites als Sidmar.

 

Universiteit

 

De Luxemburgse overheid heeft de kans gegrepen om getuigen van industriële archeologie te integreren in de nieuwe vestiging van de pas opgerichte Luxemburgse universiteit. En het mag gezegd: het geheel oogt schitterend, spectaculair, verrassend. De universiteitsgebouwen, de oude hoogovens, een commercieel centrum met bioscoop, de Rockhal, de studentenresidenties, het hotel waar de meeste deelnemers verbleven - onder de stralende septemberzon kwam het allemaal perfect tot zijn recht.

 

      

 

Deelnemers

 

Tegen deze inspirerende achtergrond kon de afdeling Luxemburg deelnemers verwelkomen uit Duitsland (Keulen), Frankrijk (Parijs, Rijsel en Vence), Engeland (Londen), Extra-Muros, en ook enkele ‘binnenlandse’ afdelingen zoals Tilburg, Genk, Luik, Heerlen, Brussel-Zavel en Gent (onze Presidente Godelieve Laureys). Voorwaar een bont gezelschap dat de basiswaarden van de Orde, Amicitia en Tolerantia, ten volle beleefde. Voor sommigen was het de jaarlijkse ontmoeting met oude vrienden, voor anderen een eerste kennismaking met nieuwe vrienden.

 

 

Verlaten mijnsite

 

Het weekend begon met een flink voorgerecht: een bezoek aan de verlaten mijnsite van Fond-de-Gras (ook wel Minett Park genoemd). Na de hartelijke begroetingen op het gezellige terras van een historische 'estaminet' voor mijnwerkers bracht een mijntreintje ons naar een oude, maar nogal kille en vochtige mijngang voor een merkwaardig bezoek. Wij kregen er een beeld van de ontginning van het (eerder arme, povere) minett ijzererts dat historisch mee aan de basis lag van de grote Luxemburgse staalindustrie.

 

  

 

 

’s Avonds werden de gewestdagen dan officieel op gang gefloten tijdens een etentje in het restaurant van hotel The Seven, in Esch-sur-Alzette. Afdelingsvoorzitter Freddy Bracke heette alle deelnemers van harte welkom en lichtte het programma voor de komende dagen verder toe. Het zou druk worden, zoveel was duidelijk.

 

Meertaligheid en migratie

 

Het programma op zaterdag werd geopend met een academische zitting in een auditorium van het Maison du Savoir (leuke naam overigens) van de Université de Luxembourg. Het thema van deze zitting was ‘Meertaligheid en migratie’: een onderwerp dat Luxemburg bij uitstek aanbelangt. Dit werd ook benadrukt door de Luxemburgse minister voor Gezin en Integratie Corinne Cahen tijdens haar gevatte en duidelijke inleiding. Afdelingsvoorzitter Freddy Bracke had deze problematiek eerder al aangekaart in een begeleidende tekst die hij schreef voor de deelnemers aan de gewestdagen (zie helemaal onderaan dit verslag).

 

Lëtzebuergesch

 

Daarna was het woord aan professor Fernand Fehlen, docent en onderzoeker aan de Luxemburgse Universiteit. Hij ging in op de unieke positie van het Lëtzebuergesch in het groothertogdom. In tegenstelling tot andere landen met verschillende taalgemeenschappen, zoals Zwitserland, België en Canada, is Luxemburg volgens hem een land met één enkele taalgemeenschap waarvan de leden meertalig zijn. Luxemburg kent dus geen echte taalgrens, zoals die in België wel is vastgelegd. De drie landstalen en het Engels (als eerste – echte – vreemde taal) vervullen verschillende functies in de communicatie, en de verdeling van de functies van de diverse talen vormt de grondslag voor de taalkundige entente cordiale in Luxemburg.

 

   

 

Taalidentiteit

 

Na Fernand Fehlen ging professor emeritus Ludo Beheydt, lid van de Orde in de afdeling Leuven, dieper in op het fenomeen taalidentiteit. Taal creëert culturele identiteit, stelde hij. Dat doet ze op twee manieren. Enerzijds schept ze een gedeelde identiteit doordat ze de gedeelde betekenissen, waarden en normen op eenzelfde manier verwoordt. Dezelfde taal spreken, betekent door dezelfde bril naar de werkelijkheid kijken. Het creëert een gedeeld web van betekenis en daardoor een groepsverbondenheid. Anderzijds grenst het spreken van dezelfde taal de taalgemeenschap ook af van diegenen die een andere taal spreken. Wie mijn taal niet spreekt deelt niet in mijn betekenisnetwerk.

 

Interculturaliteit

 

In zijn toespraak brak professor Beheydt een lans voor meer interculturaliteit in plaats van multiculturaliteit, de term die nu vaak gebruikt wordt om de culturele diversiteit van onze maatschappij te beschrijven. Gemeenschappen worden volgens hem gecreëerd door interactie. Dus als wij af willen van de multiculturele maatschappij met schotten tussen de grote groepen anderstaligen en etnisch-culturele minderheden, dan zal interculturaliteit de enige optie zijn. Het taalbeleid zal dus gericht moeten zijn op het optimaal toegankelijk maken van de beleidstaal en de omgangstaal van de gemeenschap voor alle groepen in de samenleving. Alleen op die manier kunnen alle groepen efficiënt participeren in de cultuur en mee bouwen aan een gedeelde culturele identiteit.

 

Presidente

 

De boeiende academische zitting van zaterdagochtend werd afgerond door President Godelieve Laureys. Zowel vanuit haar eigen linguïstieke expertise als emeritus-hoogleraar Scandinavistiek, als vanuit haar positie in ons taal minnend genootschap gaf zij een krachtige synthese en tegelijk haar gedegen visie op de behandelde problematiek. Ze deed ook het opmerkelijke verzoek aan de deelnemers om de smartphone wél aan te zetten tijdens de zitting, en in de mailbox de PrincEzine te openen…

 

De muzikale omlijsting van deze geslaagde academische zitting werd verzorgd door lyrisch bariton Wim Smets, op de piano begeleid door Jan Debel. Zij brachten aantrekkelijke aria’s van Giordani, Richard Strauss, Millöcker en Mozart.

 

   

 

Site Belval

 

Na de middag konden de deelnemers een geleid bezoek brengen aan de site van Belval. Zowel het rijke verleden als staalfabriek en de ontstaansgeschiedenis van de moderne Luxemburgse universiteit, met al haar architecturale innovatie, kwamen aan bod. Daarvoor konden we rekenen op de kundige commentaar van enkele meertalige gidsen. Een speciale vermelding verdient zeker ook de universiteitsbibliotheek, (officieel het Luxembourg Learning Center – sic…), die is ondergebracht in een voormalige fabriekshal. De hypermoderne bibliotheekaccommodatie contrasteert op schitterende wijze met de oude fabrieksinstallaties die nog zijn overgebleven. Voor wie ooit in Luxemburg passeert of verblijft, is dit echt een bezoek waard.

 

      

 

   

 

Ambassadeur

 

’s Avonds was er dan het traditionele galadiner, dat voorafgegaan werd door een receptie aangeboden door de Nederlandse ambassadeur Han-Maurits Schaapveld. Zelf was hij jammer genoeg verhinderd, maar hij werd gepast vertegenwoordigd door zijn medewerker, ons lid Stefan Van Look. De receptie vond plaats in de unieke tuin van zijn residentie in de stad Luxemburg (Kirchberg).

 

 

Galadiner

 

Het galadiner zelf vond plaats in het restaurant van hotel Légère in Munsbach. Tijdens dit diner werd uittredend gewestpresident Rutger Hornikx uitgebreid in de bloemetjes gezet in verschillende toespraken, onder meer door Ward Coppens, voorzitter van Extra-Muros en langjarige vriend van Rutger, die bovendien de nieuwe gewestpresident Chistophe Ommeganck alle succes toewenste. Ook de nieuwe gewestpresident Christophe Ommeganck (in eigen vertrouwde omgeving!) en President Godelieve Laureys spraken hun welgemeende waardering en dank uit voor al het werk dat Rutger presteerde voor ons gewest, en daarmee ook voor de Orde. Het werd een memorabele avond, niet enkel omwille van de gastronomische hoogstandjes, maar ook en vooral wegens de vele hartelijke emotionele hoogtepunten gedragen door een groot gevoel van samenhorigheid.

 

Esch-sur-Alzette

 

Op zondagochtend stond een bezoek aan Esch-sur-Alzette, de hoofdstad van het mijnbekken (en toekomstig culturele hoofdstad van Europa, in 2022), op het programma. Eén groep werd door een Engelstalige gids op sleeptouw genomen om de architecturale bijzonderheden van deze stad te ontdekken. Esch-sur-Alzette kwam vooral tijdens de bloeiperiode van de staalindustrie tot ontwikkeling, dat wil zeggen eind negentiende en – vooral - begin twintigste eeuw. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de art nouveau-stijl prominent aanwezig is, wat de stad een eigen cachet bezorgde. De tweede groep bracht een bezoek aan het Musée de la Résistance (Weerstandsmuseum), ook onder leiding van een Engelstalige gids. We moesten er tot de vaststelling komen dat de oorlog ook hier flink wat leed heeft berokkend.

 

 

Slachthuis

 

Als traditionele afsluiter volgde dan de afscheidslunch, opgediend in Brasserie K116, ondergebracht in een voormalig slachthuis en deel van een alternatief cultuurcentrum met de beeldige naam 'Kulturfabrik'. Ook hier werden we culinair verwend. Sommige deelnemers maakten gewag van een Bourgondisch weekend. De gebruikelijke afscheids- en vooral dankwoordjes voor iedereen werden kwistig rondgestrooid.

Monique Den Hartog, voorzitter van de afdeling Parijs, maakte van de gelegenheid gebruik om de volgende gewestdagen aan te kondigen: georganiseerd door de afdeling Parijs, maar wel met Straatsburg als reisdoel. Onder andere de Raad van Europa staat op het programma, we blijven dus Europees bezig… Volgens Monique wordt het volgend jaar eens te meer een topweekend. Vrijhouden dus maar, dat weekend van 13 en 14 juni 2020!

Twee uur na het afscheid verdween de zon achter de wolken en begon het zowaar te regenen.

 

Freddy Bracke

Voorzitter afdeling Luxemburg

 




Documenten


14 november 2019

Dagen van den Prince: Brabant verbindt en verbroedert echt


Het gewest Schelde-Dommel wilde op de Dagen van den Prince (19 en 20 oktober 2019) graag aan alle leden van de Orde van den Prince laten zien dat de Vlaams-Nederlandse ‘samenwerking en verbondenheid met eenheid in verscheidenheid’ geen holle kreet is, maar historisch is geworteld, nog steeds een rijke toekomst belooft en tot navolging uitnodigt. Dat is gelukt…

 

 

Zaterdagmorgen ontmoetten de leden en hun partners elkaar in de foyer van het Theater aan de Parade. Eliane Boileau, voorzitter van de kerngroep Dagen van de Prince 2019, en haar team heetten ons allen hartelijk welkom. Door middel van een gefilmd gesprek verwelkomde ook de Brabantse Commissaris van de Koning Wim van de Donk de deelnemers. Hij moedigde iedereen aan te verbroederen, zoals dat in de Nederlandse en Vlaamse Brabantse steden altijd al de gewoonte is geweest.

 

Dagvoorzitter

 

De dagvoorzitter op deze Dagen van den Prince was de charismatische en eloquente Roderick van de Mortel, geboren en getogen in ’s-Hertogenbosch. Hij was er in het verleden ook wethouder van cultuur en lid van Het Koninklijk 's-Hertogenbosch Mannenkoor. Op dit moment is hij burgemeester van Vught. Hij wist de aandacht goed naar de onderwerpen te trekken en de zaal door middel van taalgrappen in de juiste stemming te krijgen. Zorgen over het klimaat en over socialisatie zorgen ervoor dat we in deze tijd meer dan ooit moeten nadenken over verbinding en verbroedering, aldus Roderick. Ook al leven we sinds 1830 in twee staten, meer dan ooit is het in vrijheid en gelijkheid verbroederen aan beide kanten van de grens een prioriteit.

 

Ius resistendi

 

Het boeiende historische verhaal van de archivaris van ’s-Hertogenbosch Rolf Hage sterkte ons verlangen naar nog meer verbinden en broederschap. Immers, niet alleen taal verbindt, maar ook culturele achtergronden en verworvenheden doen dat. Daarover sprak Rolf Hage. Reeds op 28 januari 1262 ontstond een bijzondere samenwerking tussen de stad Leuven en ’s-Hertogenbosch. Er werd toen een verdrag gesloten dat de steden een ‘ius resistendi’ gaf, het ‘recht om weerstand te bieden’. Hierdoor konden de twee steden samen invloed uitoefenen op de hertogelijke macht. Het stuk perkament van 19,5 bij 32 centimeter is gevonden in ’s-Hertogenbosch, met een gaaf grootzegel van de stad Leuven in gele was.

 

Magna Carta

 

Dit soort oorkondes ontstonden in navolging van de Magna Carta in Engeland. In dit document uit 1215 werden de vrijheden en rechten van de opkomende steden beschreven. De Engelse koning Jan zonder Land moest deze ondertekenen. In het hertogdom Brabant stelden de steden in 1312 gezamenlijk het Charter van Kortenberg op. Dit stuk is niet in het bezit van Erfgoed ’s-Hertogenbosch/Stadsarchief, maar andere oorkonden uit die tijd zijn dat wel, zoals de Akte van Inhuldiging uit 1356. Hierin beloofden hertogin Johanna van Brabant en haar man Wenceslaus om de vrijheden en privileges van de stad ’s-Hertogenbosch te handhaven. Doordat het hertogelijk gezag in die tijd zwak was en de steden machtiger werden en meer invloed wilden, werd deze akte op 3 januari 1356 in Leuven tijdens de Blijde Inkomst opgesteld.

 


Maquette Den Bosch

 

34 artikelen

 

In de kern bepaalde de akte, die bestond uit 34 artikelen, de wederzijdse rechten en plichten van de hertog enerzijds en de Brabantse steden, burgers en adel anderzijds. De belangrijkste afspraken waren:

  • De oude privileges en rechten van de onderdanen van de hertog werden opnieuw bekrachtigd.
  • De macht van de hertog werd ingeperkt. Zo werd bepaald dat hij alleen oorlog mocht voeren met toestemming van de Brabantse steden.
  • Brabant zou ondeelbaar blijven. Het was verboden om de Brabantse ‘lande te scheydene’ (art.1).
  • De gemaakte afspraken zouden gelden tot in ‘ewelicken dagen’ en zouden dus blijvend zijn.
  • Indien de hertog zijn plichten op het gebied van de privileges niet nakwam, hadden de onderdanen het recht in verzet te komen.

Het document bevatte daarnaast een belangrijke economische afspraak: koop- en handelslieden kregen bewegingsvrijheid door heel Brabant (en Limburg). Brabant was het enige ‘Nederlandse’ gewest met dit privilege en profiteerde hiervan enorm in de vijftiende eeuw, toen de Brabantse economie floreerde.

 

Macht steden

 

De macht van de Brabantse steden werd tussen 1248 en 1356 steeds groter. De steden werden rijk en kregen steeds meer pressiemiddelen tegen de hertogen. Als die hun ‘bedes’ (hertogelijke belastingen) kwamen innen, konden de onderdanen weigeren deze te betalen en dan had de landsheer een probleem. Zo eigenden de steden zich ‘in gezamenlijkheid’ het recht toe om weerstand te bieden tegen een soeverein – een vorst of een landsheer – die onrechtvaardig handelde. Dat was een stap weg van het oude leenstelsel. Het zijn de eerste tekenen van een ontluikende democratie.

 

Stof tot nadenken

 

In een onderhoudende causerie nam spreker Astrid Weij, museologe, expert op het gebied van mobiliteit, lid van de Raad van Cultuur en nu bestuurslid bij Europa Nostra, ons mee aan de hand van haar eigen biografische gegevens. Zij stelde de vraag wat grenzen eigenlijk zijn en wat ze kunnen betekenen. Over welk Brabant willen we spreken en welk Brabant willen wij als uitgangspunt nemen? Dat blijkt niet zo eenduidig. Als voormalige schippersdochter hebben haar ouders reeds de grenzen van Brabant opgerekt. Hun schip werd tijdens de Tweede Wereldoorlog geconfisqueerd en zo kwam haar familie in Brabant, in de Kempen en vervolgens in Antwerpen terecht.

 

Echte grenzen

 

In die tijd waren er nog echte grenzen tussen Nederland en Duitsland en tussen België en Nederland. Vandaag de dag ervaren we nog nauwelijks grenzen, ook al loopt dwars door het Brabant van toen de nationale grens tussen Nederland en Vlaanderen. Dat was in de Eerste Wereldoorlog wel anders, toen de Duitsers een ‘dodendraad’ hadden aangelegd van Ossendrecht over Budel naar Vaals. Wat zijn nu nog de grenzen of zijn die met de Europese Unie en Schengen daadwerkelijk vervaagd? En wat gaat er gebeuren op de grens van Engeland en Noord-Ierland en het Verenigd Koninkrijk en Ierland na de Brexit?

 

Immaterieel erfgoed

 

Zijn er ook dingen grenzenloos? Is immaterieel erfgoed van alle tijden en van iedereen? Anders verwoord, kunnen we misschien beter spreken over cultuuruitingen, die door erfgoedgemeenschappen worden beleefd als erfgoed en die hen een gevoel van identiteit en continuïteit geven, ook al wordt dit immaterieel erfgoed niet alleen van generatie op generatie doorgegeven, maar ook steeds opnieuw vormgegeven in samenhang met maatschappelijke veranderingen en in interactie met de sociale omgeving? En dan zijn er nog de taalproblemen en soms is er ook controversieel erfgoed. Grenzen markeren overgangen, dus heeft ‘ontgrenzing’ alleen maar goede kanten?

 

Meer weten

 

Voor hen die meer willen weten over ons moreel ongemak in de omgang met grenzen, verwees Astrid Weij naar boeken als “De vrijheid van de grens” van Paul Scheffer, het Vlaamse tijdschrift Faro dat zich richt op roerend en immaterieel cultureel erfgoed en cultuur van alledag, de website van Europa Nostra, een netwerk van organisaties die zich bezighouden met cultureel erfgoed en stedelijke planning, en naar het Vlaams-Nederlandse huis voor cultuur en debat deBuren in Brussel. Kortom, niet alleen verbroedering en verbinding, maar ook stof tot nadenken.

 

Undigested vomit

 

De laatste spreker van het ochtendprogramma was Luc Devoldere, hoofdredacteur van Ons Erfdeel. Het thema van zijn lezing was de Lage landen, door de Engelsen ook wel ‘this undigested vomit of the sea’ genoemd, die elkaars meest nabije buitenland zijn. Hij legde uit hoe de Lage Landen, die aan elkaar grenzen en die dezelfde standaardtaal hebben, in taal en cultuur toch zo van elkaar kunnen verschillen. Voor een verklaring van het ontstaan van deze verschillen voerde hij ons mee in de geschiedenis. Wat Luc Devoldere betreft ligt de breuklijn tussen Noord en Zuid qua cultuur bij Roosendaal. Waar de Zuidelijke Nederlanden zijn beïnvloed door de Latijns-Franse cultuur, zijn de Noordelijke Nederlanden vooral gevormd door de Germaanse cultuur. De ontmoetingsplaats van beide culturen is Brabant, aldus de spreker.

 

Bourgondische tijd

 

De oorsprong van deze cultuurverschillen is terug te voeren op de Bourgondische tijd en de ontwikkelingen nadien. In de Bourgondische tijd was er een verfransing van de taal en cultuur bij de elite in het Zuiden. Deze Franse invloed op de taal en cultuur heeft tot 1960 standgehouden. Pas in 1930 kwam er een Nederlandstalige universiteit in België. De stichting van de Orde van den Prince in 1955 door de Kortrijkse advocaat Guido Van Gheluwe, met als doel vooraanstaande sprekers van het Nederlands en dragers van de Nederlandstalige cultuur te verenigen, kan volgens Luc Devoldere niet los worden gezien van de toenmalige dominantie van de Franstaligen in België.

 

Protestantisme

 

Tot 1585 waren de zuidelijke Lage Landen op het gebied van economie en cultuur belangrijker dan het noordelijke deel. Het opkomend protestantisme kreeg er via de hagepredikers veel voet aan de grond. Na de val van Antwerpen in 1585 veranderde de positie van het Zuiden drastisch en werd de scheiding tussen de Spaanse Nederlanden en de Noordelijke Provinciën definitief. Het Zuiden werd onder de Spaanse heerschappij ‘gerekatholiseerd’, terwijl het Noorden overwegend protestant werd en onder invloed van de Oranjes kwam. De Noordelijke Provinciën werden na 1585 in politiek en economisch opzicht steeds belangrijker en groeiden in de Gouden Eeuw uit tot een zeevarende wereldmacht.

 

Vrede van Utrecht

 

In 1713 werd bij de Vrede van Utrecht overeengekomen dat de Zuidelijke Nederlanden onder het Oostenrijkse deel van het Habsburgse huis komen te vallen. De grens tussen Frankrijk en het latere België werd voor het eerst duidelijk. Dit gedeelte van de Nederlanden was in die tijd nog altijd een samenraapsel van verschillende gebieden, waarbij voornamelijk de steden Gent, Leuven en Mechelen toonaangevend zijn. De Noordelijke Nederlanden hadden daarentegen een duidelijker centraal gezag.

 

 

Congres van Wenen

 

Op het congres van Wenen in 1814-1815 werd het Verenigd Koninkrijk van de gezamenlijke Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden geboren, maar dit land was in 1830 door de Belgische afscheiding alweer verleden tijd. Dit Verenigd Koninkrijk had een succes kunnen worden, maar door een ‘comedy of errors’, waarbij de ene na de andere vergissing op elkaar gestapeld werd, kwam het tot een scheiding tussen Noord en Zuid. Als de Nederlanden samen waren gebleven, zou er mogelijk eerder een standaardtaal Nederlands tot stand zijn gekomen. Hoewel er in de periode tussen 1830 en nu een nostalgische gedachte naar één Groot-Nederland heeft geleefd, is deze droom politiek dood.

 

(on)Verenigd

 

Geert van Istendael was in zijn epiloog van het door Ons Erfdeel uitgegeven boek ‘Het (on)Verenigd Koninkrijk’ niet optimistisch over de relatie tussen Nederland en Vlaanderen. Volgens hem weten we steeds minder van elkaar. De verschillen tussen Nederland en Vlaanderen zijn volgens hem uit de loop van de geschiedenis te verklaren en leiden nogal eens tot vooroordelen, misverstanden en wrijvingen. Nederland is bepaald door Germaanse cultuur, terwijl in Vlaanderen de Latijnse invloeden merkbaar zijn. Ook in deze tijd van secularisatie spelen de verschillen tussen protestantisme en katholicisme nog steeds een rol. Enkele illustraties:

  • Nederland kenmerkt zich door ‘savoir faire’ en Vlaanderen kenmerkt zich door ‘savoir vivre’.
  • Er is het verschil in georganiseerd en geïmproviseerd.
  • Er is het verschil tussen de preciezen van het Noorden en de rekkelijken van het Zuiden.
  • Vrijzinnig in Vlaanderen is een atheïstische beweging als tegenhanger van de katholiek kerk in België, terwijl vrijzinnig Nederland is geïnspireerd op een joodse en christelijke achtergrond, waarover de discussie nog niet is gesloten.
  • België heeft zich altijd een klein land gevoeld terwijl Nederland zich altijd het kleinste (maar tegelijk belangrijke) land van de grote landen heeft gevoeld.
  • In Nederland is men direct en in België indirect in zijn uitspraken.
  • In Nederland worden de beslissingen tijdens de vergadering genomen, in België tijdens de lunch.
  • In de diplomatie boekt België mogelijk meer resultaat dan Nederland.

 

Fricties

 

Met deze cultuurverschillen op de achtergrond gaat het soms goed tussen de beide landen en op een ander moment zijn er weer fricties, die dan kortstondig voor meer afstand zorgen. We moeten hierover niet somberen, maar de fricties zien als iets wat beide buren bewust, alert en scherp houdt, aldus Luc Devoldere. In het Noorden was de Statenbijbel de eerste aanzet tot een standaardtaal. De Vlamingen probeerden de standaardtaal van het Noorden over te nemen. Dit is pas in de twintigste eeuw geëffectueerd op de universiteiten en hogescholen. Tegelijkertijd is de situatie in Vlaanderen complex aangezien er verschillende Vlaamse dialecten én een tussentaal worden gesproken. Die standaardtaal komt uit Brabant.

 

 

Standaardtaal Nederlands

 

Bovenstaande verklaart dat we weliswaar één standaardtaal Nederlands spreken, maar dat we ons ook in die taal gescheiden kunnen voelen. Lexicon en uitspraak onderscheidt ons. Luc Devoldere illustreert dit met een gedicht van Joke van Leeuwen, Nederlands auteur (voor kinderen en volwassenen), dichteres, illustrator en cabaretière, sinds 2002 woonachtig in Antwerpen. Het gedicht geeft de vervreemding weer die ze voelde bij het gescheiden zijn door dezelfde taal, toen ze als dertienjarig Nederlands meisje in Brussel strandde.

 

                Er kwamen woorden op bezoek.

                Ze bleven zitten in mijn rotan stoelen.

                Ze zaten te bedoelen met rood hoofd.

                Gij, waarin ik zo anders had geloofd

                was zonder goddelijke jas

                en stukken kleiner. Verfijnd

                vroeg ieverans zich af hoe ergens

                ergens anders was. Seffens

                hield zich niet strak aan straks,

                bleef sloom op beiden billen hangen.

                Maar goesting,

                uit zijn stoel gerezen,

                breed, met handen, bood zich aan

                als nieuwste woord om zelf te lezen.

 

Enkele voorbeelden van woorden die nogal eens voor vervreemding in taal zorgen:

  • Goesting = trek
  • Stadskledij = tenue de ville
  • Duimspijker = punaise
  • Waterkans = een zeer kleine kans

 

Omgaan met taal

 

Er wordt anders omgegaan met taal in het Noorden en het Zuiden. Nederlandstalig België heeft zijn taalpositie voortdurend moeten bevechten ten opzichte van het Frans. De Vlamingen zijn daardoor zo gevoelig voor taal dat ze er verkrampt door raken. Nederlanders vinden het Nederlands zo vanzelfsprekend dat ze vaak onverschillig met hun taal omspringen.

De Nederlandse taal, stelt Luc Devoldere, is de gesproken taal in Nederland, Vlaanderen en België. In het verlengde hiervan dienen we niet meer te spreken van de ‘Nederlandse literatuur’, maar van de ‘Nederlandstalige literatuur’. Die omvat ook de Vlaamse literatuur, de in België geschreven literatuur in het Nederlands.

 

Gezamenlijk

 

Luc Devoldere sloot af met een oproep om als Lage Landen naar buiten beter te accentueren dat we gezamenlijk Nederlands spreken. Vlaanderen en Nederland zijn een sterke belangengemeenschap. Onze verschillen maken ons sterker als we ze onder ogen durven te zien, er op de juiste wijze mee omgaan en ze ombouwen tot complementariteit. Wij zijn, aldus Luc Devoldere, veroordeeld tot het gesprek.

 

Wandelingen

 

Na een voortreffelijke lunch maakten de deelnemers in kleine groepjes wandelingen door de stad. Alle verschillende wandelingen leidden uiteindelijk langs het stadhuis, waar we in de Ridderzaal de prachtige oude oorkonden, waarover ons ’s ochtends verteld was, in het echt konden aanschouwen. Ze spreken nog altijd tot de verbeelding en manen ons aan tot broederschap en verbinden, zoals dat in het verleden tijdenlang goed is gegaan in Brabant.

 

      

 

De middag werd afgesloten met vier workshop-achtige bijeenkomsten. Over laaggeletterdheid, over onze gezamenlijke literatuur, over Nederlands-Vlaamse economische verbondenheid en over taal en cultuur. President Godelieve Laureys wist in de grote zaal op wonderbaarlijke wijze de vier verschillende samenkomsten samen te vatten. Ik dacht hierbij aan de tijd dat ik in de school tijdens catechismus leerde met daarbij als eerste vraag: “Waar is God?” Antwoord: “God is overal.” Zo ook onze Presidente...

 

Mannenkoor

 

De dag werd afgesloten door het Koninklijk ’s-Hertogenbosch Mannenkoor, dat niet alleen het Vlaamse en Nederlandse volkslied zong, maar ook nog het Brabantse ‘volkslied’ van Guus Meeuwis: “Dan denk ik aan Brabant, want daar brandt nog licht!” Iedereen was toen toe aan de receptie. Daar werd duchtig nagepraat en bijgepraat. Ook het Brabantse diner was tot in de puntjes verzorgd en gezellig. Mijn complimenten aan het gewest Schelde-Dommel, en vooral aan de kerngroep, die dit alles tot een Brabants festijn heeft gemaakt.

 

      

 

 

Zondag

 

Op zondag was er voor de blijvers nog een gevarieerd ochtendprogramma. Sommigen kozen om te gaan varen op de Binnendieze, anderen bezochten het Noordbrabants Museum, weer anderen verkozen de rondleiding in het Jheronimus Art Center en ‘mijn’ groep bezocht het museum Het Zwanenbroedershuis, waar het Illustre Lieve Vrouwe Broederschap sinds 1318 zetelt. In zijn tijd was ook Jheronimus Bosch lid. De belangrijkste doelstellingen van het Broederschap zijn nog steeds de caritas en het gezamenlijk nuttigen van de maaltijd, eens per jaar in de Grote Zaal. Het huidige Zwanenbroedershuis, in neogothische stijl, werd in 1847 na een verbouwing in gebruik genomen. Een professionele en zeer geanimeerde gids vertelde ons over de huidige Zwanenbroeders (allemaal mannen) en hun band met het Koninklijk Huis en met Willem van Oranje. De uitgebreide collectie voorwerpen en kunststukken uit het huis werd met grote deskundigheid en boeiend toegelicht.

 

 

Rond en Blond

 

In de Orangerie werden alle groepen verwelkomd met muziek en zang van het koor Rond en Blond en een glaasje cava. Pim Kolkert, voorzitter van De Meierij, verwelkomde ons in deze bijzondere ruimte, de voormalige kloosterkerk van de Redemptoristen, en nodigde ons uit voor het lunchbuffet. Na een dankwoord van gewestpresident Carlo Heylen ging iedereen tevreden huiswaarts. Of bleef nóg even hangen in deze prachtige stad.

 

Nicole Hermans (afdeling Den Haag) en Durk Meijer (afdeling Twente-Achterhoek - verslag lezing Luc Devoldere)



17 oktober 2019

Welke taal sprak Karel de Grote en doet dat er toe?


Omstreeks het jaar 800 regeerde Karel de Grote over een rijk dat zich uitstrekte van de wouden van Noord-Duitsland tot de Catalaanse kust. Karel de Grote werd een kleine zestig jaar eerder geboren in de koningshof van Herstal, een klein dorpje tussen Maastricht en Luik. Over Karel de Grote, zijn religieuze denkbeelden, zijn oorlogen en zijn familieleven is veel geschreven. Maar er is vrij weinig geschreven over welke taal deze koning eigenlijk sprak. Dat is jammer want de kwestie van de taal van Karel de Grote is erg relevant voor de geschiedenis van het oudste Nederlands. 

 

Dit taalkundige verhaal begint met een stukje geschiedenis. De grootvader van Karel de Grote was de Frankische koning Karel Martel (‘Karel Hamer’), een erfgenaam van een Frankische adellijke familie die landgoederen bezat in de Maasvallei, de Waalse Ardennen en het Duitse Rijnland. Deze heersersfamilie kwam aan de macht toen Karel Martel in het begin van de achtste eeuw de vroegere koningen, de Merovingen, aan de kant schoof. Karel Martel wilde dat vanaf dat moment alle machtsposities in het Frankische rijk door zijn vertrouwelingen werden ingenomen. Daarom verving hij vrijwel alle abten, hertogen en bisschoppen in het westen van Frankrijk door vrienden en familieleden uit het huidige Limburg en Wallonië. Op deze manier maakte Karel Martel het heuvellandschap van Oost-België tot het centrum van een wereldrijk.

 

 

Tweetalig gebied

 

In de achtste eeuw was Oost-België een tweetalig gebied waar zowel een Limburgse variant van het Oudnederlands werd gesproken als een Waalse variant van het Oudfrans. De historische bronnen zijn er vrij duidelijk over dat Karel zijn Oudnederlandse moedertaal een belangrijk onderwerp vond. Karels biograaf, de negende-eeuwse monnik Einhard, schreef namelijk dat de koning verordende om Oudnederlandse namen van de maanden en de winden in gebruik te nemen. Ook zou Karel een grammatica van zijn eigen Germaanse dialect hebben laten opstellen, een tekst die jammer genoeg niet bewaard is gebleven. Er zijn dus meerdere berichten over het Oudnederlands dat Karel de Grote sprak. Maar het is waarschijnlijk dat hij en zijn familie ook een aardig mondje Waals spraken. Als je als Belgische hertog met de lokale machtshebbers in Normandië en Parijs wilde spreken, kwam je waarschijnlijk met Waals een stuk verder dan met Limburgs.

 

Vroegmiddeleeuws Limburgs

 

Dat Limburgs dat toentertijd in Oost-België werd gesproken, moet veel hebben weggehad van het dialect dat men nu in de omgeving Tongeren en Heerlen kan horen. In dit achtste-eeuwse Limburgs werd de k-klank in het woord 'ik'op z’n Duits uitgesproken, maar de k-klanken die niet aan het einde van het woord voorkwamen, bleven onveranderd. Karel de Grote zou dus ich hebben gezegd (op z’n Duits), maar maken (op z’n Nederlands), net zoals ook nu nog in Zuid-Limburg gebeurt. Het zangerige accent met de verschillende tonen dat we nu als karakteristiek voor het Limburgse dialect beschouwen, was waarschijnlijk nog niet ontstaan. Daar staat tegenover dat het ‘Limburgse taalgebied’ (dat wil zeggen dialectgebied met Limburgse kenmerken) van de achtste eeuw veel groter was dan nu. Sommige wetenschappers gaan er vanuit dat dit Limburgse Oudnederlands zelfs zo ver zuidelijk als de Franse grens in gebruik was.

 

 

Vroegmiddeleeuws Waals

 

Het Waals dat Karel de Grote sprak, was de verre voorloper van het Franse dialect dat nu nog steeds (vooral door bejaarden) in Wallonië wordt gesproken. Karels Waals wordt gekenmerkt door een aantal curieuze afwijkingen ten opzichte van het Frans dat toen in Parijs werd gesproken. Zo zou Karel op z’n Waals fjèste gezegd hebben in plaats van Oudfrans feste (= NL feest) en Waals pwòrte in plaats van Oudfrans porte (= NL poort). Opvallend genoeg hebben de huidige Limburgse dialecten ook een tweeklank in deze omgeving (vergelijk Limburgs fijës en Limburgs pwart). Dit kan samenhangen met de historische tweetaligheid van de bewoners van deze streek. Het is immers denkbaar dat zij de klanken van de ene taal toepasten op de andere taal. 

 

Frans

 

De kwestie van de taal van Karel de Grote wordt nog belangwekkender wanneer we het verbinden met een probleem dat fundamenteel is aan de vroegste geschiedenis van het Frans: het probleem dat het Frans vaker meer op het Nederlands lijkt dan op het Italiaans of het Spaans. Denk bijvoorbeeld aan de Franse grammaticale regel dat een werkwoordsvorm voorafgegaan moeten worden door een persoonlijk voornaamwoord, een regel die gedeeld wordt met het Nederlands (Frans je dis en Nederlands ik zeg, tegenover Italiaans dico en Spaans digo). Het is mogelijk dat deze overeenkomsten tussen het Nederlands en het Frans ook het gevolg zijn van historische tweetaligheid. Meer precies, van Nederlandse invloed óp het Frans. Het precieze hoe en wat wordt nog steeds driftig door wetenschappers bediscussieerd.

 

Proefschrift

 

In mijn proefschrift over de vroege taalgeschiedenis van het Frans heb ik een nieuw perspectief willen bieden op de vraag of dit scenario waarschijnlijk is. Dit nieuwe perspectief zit hem in de historische motivatie voor mogelijke Nederlandse invloed op het oudste Frans. Ik betoog dat we mogen aannemen dat Karels grootvader Karel Martel aan zijn Limburgs-Waalse tongval heeft vastgehouden toen hij de macht greep in West-Frankrijk. Vanaf dat moment kan het hip geworden zijn om Frans te spreken met een Limburgs-Nederlands accent, net zoals de Frankische koning en zijn getrouwen uit Wallonië deden. Het koninklijke prestige van een Limburgs-Waals mengdialect zou kunnen verklaren waarom het standaard-Frans klanken en grammaticastructuur met het Nederlands deelt. 

 

Parijs

 

Toen het rijk van Karel de Grote in het midden van de negende eeuw uit elkaar viel, verdween de band van de Franse koningsfamilie met de Limburgs-Waalse Maasvallei. De latere koningen gingen in Parijs wonen en beschouwden het Belgische heuvelland als een verre uithoek van hun koninkrijk. Het lijkt erop dat Lodewijk de Vrome, de zoon van Karel de Grote, de laatste Karolingische koning was die nog de taal van zijn Limburgs-Waalse thuisland sprak. Over hem gaat namelijk het verhaal dat hij op zijn sterfbed, brandend van de koorts, “Oet! Oet!” (Nederlands “eruit, eruit”!) naar zijn hovelingen geschreeuwd zou hebben. Met de dood van Lodewijk de Vrome kwam een tijdperk ten einde, de tijd dat de Maasvallei het centrum van een wereldrijk was en het Limburgs heel even de belangrijkste taal van Europa. 

 

Peter Alexander Kerkhof

Universitair docent aan het Leiden University Centre for Linguistics

 

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Neerlandistiek, online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek. Het is overgenomen met instemming van auteur Peter Alexander Kerkhof.



17 oktober 2019

Nieuwe gewestpresident Buitenland Christophe Ommeganck: inspiratie door gelijkgestemden


Net met pensioen en al meteen een nieuwe 'baan': de nieuwe gewestpresident Buitenland Christophe Ommeganck heeft er zin in, dat is duidelijk. Er is niets waar afdelingsvoorzitters hem tijdens een etentje geen plezier mee doen, dat zal de afdelingen in zijn gewest vast geruststellen. Zijn plannen voor het gewest bespreekt hij in nautische termen. Maar of hij een grote verzameling strips heeft, het idee voor een Jazz Rallye in Luxemburg voor het eerst opperde, ooit een vertaalbureau heeft opgericht, dan wel een festival klassieke muziek heeft georganiseerd, wil hij niet zeggen…

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Eerlijk gezegd weet ik niet meer wanneer ik precies lid geworden ben, maar dat moet tweede helft van de jaren tachtig geweest zijn. Ik ben een tijdje voorzitter geweest van mijn afdeling – Luxemburg. Volgens mijn secretaris, de onovertroffen Alex Isebaert, heeft dat twaalf jaar geduurd, dat zou dan van 2002 tot 2014 zijn geweest.

 

Sinds wanneer bent u gewestpresident?

 

Formeel heb ik die taak overgenomen van mijn zeer gerespecteerde voorganger Rutger Hornikx een paar weken terug, eind september, tijdens de gewestdagen Buitenland, die dit jaar in Luxemburg werden gehouden.


Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Ik werd overtuigd door een paar goede vrienden die al lid waren. De sfeer en de inspiratie door gelijkgestemden die ik over al die jaren heb meegekregen, waren vaak een serieuze ondersteuning, ook buiten de Orde.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Beroepsmatig was ik het langste deel van mijn carrière actief als Private Banking Manager bij een van de grootste banken van het Groothertogdom. Een zeer boeiende job in een uiterst boeiende periode. Maar dat hebben we achter de rug, want sedert een paar maanden ben ik met pensioen.
 

Daarnaast heb ik me steeds actief onledig gehouden in socioculturele sferen.

 

Waarom wilde u gewestpresident worden?
 

Om het gewest Buitenland te dienen.

 

Wat is het belangrijkste dat u nu gaat oppakken?
 

Eerst luisteren en observeren. De grote koersdoelen zijn al wel bepaald, maar voor we van wal steken, moeten we toch maar eens goed zien hoe de kaarten liggen, vanwaar de wind komt, en hoe de stromingen en onderstromen gericht zijn.

 

Hoe denkt u dat u na uw afscheid herinnerd zal worden?
 

De vorige vraag peilde nog maar naar de aanpak, en nu gaat het al over herinnerd worden… Laten we stellen dat ik er geen behoefte aan heb om zelf herinnerd te worden, zolang het gewest maar goed draait.

 

Waar doet een afdelingsvoorzitter u tijdens een etentje geen plezier mee?
 

Weer een vreemde vraag. Me dunkt is een etentje met een afdelingsvoorzitter, of een lid van de Orde, a priori een plezier. De term Princevrienden is in mijn ervaring helemaal geen ijdele term.

 

Wat weet (haast) niemand binnen de Orde van den Prince over u?


Opnieuw een moeilijke. Mijn beste vrienden zijn lid van de Orde, en die kennen me wel. De vraag doet me een beetje denken aan een managementseminarie dat ik een paar jaar geleden volgde. Onder collega’s moesten we in groepjes telkens vier (onverwachte) zaken over onszelf vertellen, waarbij één verhaal volledig verzonnen diende te zijn. Het was aan de anderen in de groep om het foute verhaal eruit te halen. Dus laten we dat maar doen:

 

  1. Een hele tijd geleden heb ik ooit een uitgebreide analyse geschreven – in het Spaans – over de relatie taal en beeld in beeldverhalen. Dat heeft geleid tot het aanleggen van toch wel een behoorlijke collectie strips, waar ik overigens een tijdje terug mee gestopt ben. Een grote berg bedrukt papier, waar niemand van de volgende generaties in geïnteresseerd is.
  2. Jazz rallyes zijn een relatief bekend fenomeen in Vlaanderen en Nederland, maar waren dat in Luxemburg absoluut niet. Tenminste, tot 25 jaar geleden. Ondertussen is de Luxemburgse Blues ’n Jazz Rallye uitgegroeid tot een zeer populair fenomeen dat elk jaar een massa volk aantrekt naar de idyllische Luxemburgse benedenstad. Dit jaar waren er 74 ensembles geprogrammeerd. Ondergetekende heeft indertijd het idee gelanceerd. Dat het ook echt van start is gegaan, is echter in belangrijke mate te danken aan de toenmalige Nederlandse ambassadeur in Luxemburg, een jazzbuddie, die, absoluut overtuigd van het idee, serieus aan de kar heeft getrokken.
  3. Ooit heb ik eens op een blauwe maandag met een paar vrienden een vertaalbureau opgericht. Het bloed kruipt vermoedelijk waar het niet gaan kan – ik ben immers licentiaat vertaler-tolk van opleiding. De vooruitzichten bij de start waren uitstekend, maar de eerste – lange – jaren bleken toch slepend en slopend. Het ondernemerschap kan een harde leermeester zijn, en een les in bescheidenheid!
  4. Opnieuw met een vriend heb ik ooit een festival klassieke muziek uit Vlaanderen georganiseerd in Luxemburg. We spreken opnieuw over goed 25 jaar geleden (dat maakt me natuurlijk niet jonger). We boden toen al voor elk concert een inleiding aan door een musicoloog (dat was nog heel ongewoon) en hadden een heel mooie programmabrochure, met héél wat achtergrondinformatie. En dat allemaal terwijl ik hoegenaamd geen liefhebber ben van klassieke muziek.

 

Spannend allemaal.

 



17 oktober 2019

Uittredend gewestpresident Rutger Hornikx: in het buitenland besef je hoe belangrijk je taal is


Niet minder dan twaalf jaar was Rutger Hornikx gewestpresident Buitenland. Zijn motto: pas als je in het buitenland woont en werkt, besef je hoe belangrijk je taal en cultuur zijn. Hij heeft op dat vlak recht van spreken, want hij woonde zestien jaar in Afrika en is daar ook lid geworden. Zijn blik is echter niet alleen gericht op de acceptatie van 'het buitenland' van de Orde bij 'het binnenland' van de Orde, maar ook op de toekomst. “We moeten openstaan voor de andere denk- en leefpatronen van jongeren.”

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?


Ik ben lid sinds 1982, in de afdeling Kigali in Rwanda. In 1989 werd dat Extra-Muros. Ik woonde en werkte toen in Nigeria tot 1995. In 1997 werd ik penningmeester, twee jaar later voorzitter van Extra-Muros. Vanaf 2007 ben ik gewestpresident Buitenland.

 

Waarom bent u toentertijd lid geworden?
 

Ik werd uitgenodigd in Kigali, Rwanda. Ik vond het al snel een interessante en bijzondere Nederlands-Vlaamse afdeling.
 

Mijn motto is: pas als je in het buitenland woont en werkt, besef je hoe belangrijk je taal en cultuur zijn.
 

Ieder Princelid in het buitenland is automatisch dagelijks bezig met Nederlandse taal en cultuur, in werk, vereniging, gezin en waar ook. In het vorige DB was er in het kader van NT&C weinig belangstelling voor de individuele inspanningen van leden op dat gebied. In de buitenlandse gewesten is daar vanouds en, zoals ik al zei, automatisch aandacht voor. In het Nederlands les geven aan kinderen (en anderen), als lid van de Vlaamse of Nederlandse vereniging jouw cultuur onder de aandacht brengen, ontmoetingen organiseren voor Nederlandstaligen – inclusief kinderen- om hen de eigen taal vrijuit te laten bezigen, het is concreet bezig zijn met NT&C in het dagelijks leven.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?
 

Zestien jaar ontwikkelingswerk, in de coördinatie en ondersteuning van het christelijk gezondheidswerk in Rwanda en Nigeria. Daarna werkte ik voor een energiebedrijf tot mijn pensioen.

 

Ik ben medebestuurder van de stichting Carat die in Helmond al 25 jaar gratis openluchtconcerten organiseert. Ik ben daarnaast een bevlogen zanger in mijn zangkoor en sinds twaalf jaar een enthousiaste opa.

 

Wanneer werd u gewestpresident en sinds wanneer bent u dat niet meer?

 

Van september 2007 tot september 2019.

 

Waarop kijkt u met de meeste voldoening terug en waarom?
 

Het verbinding maken tussen geïsoleerde buitenlandse afdelingen onderling, en met de vereniging.

In het ‘binnenland’ begrip en interesse kweken voor het buitenland.

Onze afdelingen in het buitenland, liggen niet allemaal in het eigen taalgebied. Het zijn ook de afdelingen in Curaçao en in Wallonië. Ik merk dat aan mijn contacten.
 

Alle gewestdagen Buitenland waar de geest van amicitia en tolerantia hoogtij viert. En de fantastische eerste Algemene Leden Dag in 2013 in Luxemburg. 
 

Ik begon mijn afscheidswoord op de laatste Gewestdagen met deze paragraaf:
“Ik heb een speciale toets op mijn laptop met het OvdP logo, dat wil zeggen, ik was de eerste gewestpresident die digitaal bezig ging. Hoe onwezenlijk die digitale vriendschap ook leek, des te wezenlijker en verheugend waren de talloze reacties van reeksen van afdelingsbestuurders en anderen. Het bleek de digitale weg te zijn die de afdelingen binnen het gewest Buitenland snel bereikbaar maakte en verbond. Gewoon met e-mails, weinig gebruik van de sociale media.”

 

Wat had achteraf beter gekund of anders gemoeten?
 

Aan Extra Muros had véél eerder toestemming gegeven moeten worden om leden te mogen werven. Nu is het erg laat om te netwerken…

 

Wat hebben de leden van uw bestuur, de afdelingsbesturen en/of de leden van uw gewest over u ontdekt de afgelopen jaren?
 

Een volhouder met inzet? Vraag het aan hen…

 

Hoe diep is het zwarte gat nu en hoe gaat u dat opvullen?
 

Niet zo diep. Ik blijf actief als webbeheerder van het gewest. De andere verantwoordelijkheden buiten de Orde die ik eerder noemde, gaan ook gewoon door.

 

Is er nog iets dat u uw gewest of de Orde als geheel wilt meegeven?
 

Geloof in de Keure. En openstaan voor de andere denk- en leefpatronen van jongeren.

 

Ik wens alle goeds toe aan de nieuwe gewestpresident Buitenland, mijn beste vriend Christophe Ommeganck.

 


Uittredend gewestpresident Buitenland Rutger Hornikx met zijn opvolger Christophe Ommeganck.



13 september 2019

Colibranttriptiek centraal op gewestdag Schelde-Dommel en Schelde-Mark


De burgemeester van Lier, zelf Princelid, verwelkomde eind mei de 97 deelnemers aan de gewestdag van Schelde-Dommel en Schelde-Mark in het centrum van zijn stad. Ongeveer de helft van hen kwam uit Vlaanderen, de andere helft uit Nederland en twee deelnemers kwamen zelfs uit Curaçao. Het Colibranttriptiek moest nog even wachten, want eerst bracht het gerenommeerde strijkerstrio Arcando een erg gewaardeerd optreden met werken van Franz Schubert, Johann Naumann, Zoltàn Kodaly en Ernst von Dohnanyi. 

 

 

De lezing werd verzorgd door Lierenaar en gewaardeerd kunsthistoricus Jan Gilliams. Het onderwerp: het vermaarde Colibranttriptiek. Dit drieluik bevindt zich sinds 1516 in de Sint-Gummaruskerk, parel van Brabantse gotiek, en maakt deel uit van de lopende tentoonstelling ‘Vlaamse Meesters in situ’. Lang werd gedacht dat het triptiek 'Het huwelijk van Maria' (met Jozef) in werkelijkheid het huwelijk van Filips de Schone en Johanna van Castilië, de ouders van Karel V, uitbeeldt. Dit huwelijk, volgens de spreker misschien wel het belangrijkste huwelijk in de wereldgeschiedenis, werd in 1496 voltrokken in Lier. Waarom dat in Lier was, is nooit echt opgehelderd. Tien jaar na het huwelijk overleed Filips de Schone op 28-jarige leeftijd in eerder verdachte en nooit opgeloste omstandigheden in Burgos (een conflict met zijn schoonvader?). Johanna werd gek van verdriet, en verdiende zo haar historische bijnaam van Juana la Loca of Johanna de Waanzinnige. Zij kon geen afstand doen van haar man en trok rond met de kist met zijn lichaam. Ze werd uiteindelijk geïnterneerd door haar vader in het kasteel van Tordesillas.

 

Goswyn Van Der Weyden

 

Het triptiek in de Lierse Sint-Gummaruskerk is toegeschreven aan Goossen of Goswyn Van der Weyden, een late Vlaamse Primitief uit de vijftiende eeuw. Hij was de kleinzoon van de grote Rogier Van der Weyden en werd opgeleid in Brussel. Men weet dat hij in Lier heeft gewoond, zelfs 'poorter' is geworden van de stad, voor zijn definitieve verhuis naar Antwerpen. Het probleem is en blijft dat er wel een groep werken is samengesteld die zijn toegeschreven aan Goossen, maar die geen stilistisch verband vertonen met het enige gesigneerde werk van Goossen.

 

 

Grappigste theorie

 

De grappigste theorie over de vraag welke schilder het triptiek gemaakt heeft, is gebaseerd op de aanwezigheid van een aap en schijnbaar een kleine beer onderaan links op het middenpaneel, geïnterpreteerd als een signatuur van de schilder. Op basis van het eerste verklarend woordenboek Nederlands uit het einde van de zestiende eeuw door Cornelis Kiliaan uit Duffel, zag men in de aap een 'marte' of 'martekin' of 'Maarten'. Met de beer erbij was de naam van de schilder dus Maarten De Beer. Niet onlogisch want Maarten de Vos signeerde met toespelingen op een aap en een vos, en Maarten van Cleve signeerde met een aap met op de borst de letters VC. Helaas heeft er nooit een schilder met de naam Maarten de Beer bestaan…

 

Vlaamse Primitief

 

De term 'Vlaamse Primitief' is overigens ruim aanvaard maar blijft erg misleidend. De meeste Vlaamse Primitieven zijn immers geboren in Brabant, Holland, prinsbisdom Luik, Henegouwen en zelfs Duitsland. Primitief waren ze allerminst. De term werd enigszins ongelukkig aangewend voor de schilderkunst voor de periode van de hoogrenaissance, en moet dus begrepen worden als 'vroeg'. Vlaamse Primitief is ook politiek een zeer geladen term. Duitse romantici spraken over 'Altdeutsche Malerei' en zagen 'Altniederländische Malerei' als een onderdeel ervan. Max Friedländer beschouwde Jan van Eyck als een 'Duitse' schilder en had moeite met Rogier van der Weyden - oorspronkelijk Rogelet de la Pasture uit Doornik - die 'besmet' was door de Franse cultuur. Men gebruikt tegenwoordig dan ook evenzeer de termen 'Oud- of Vroegnederlandse schilders'. Jules Destrée, Waals advocaat, historicus en socialistisch politicus, schreef in 1912 zijn beroemde brief aan koning Albert I 'Sire, il n'y a pas de Belges', waarin hij Vlaanderen er onder andere van beschuldigde dat het de Walen hun verleden en hun kunstenaars had ontstolen. Lees: Robert Campin en Rogelet de la Pasture uit Doornik als Vlaamse Primitieven.

 

 

Huwelijk van Maria

 

Terug naar het triptiek. Het middenpaneel stelt het huwelijk van Maria voor in een gotische kerk, vandaar de associatie met het vorstelijke huwelijk. Archiefonderzoek heeft echter uitgewezen dat een totaal ander verhaal aan de oorsprong ligt van dit werk. Dat was niet eenvoudig door de zeer moeilijke interpretatie van de buitenluiken waarop de schenkers van het kunstwerk staan en vooral omdat pas omstreeks 1958 de datum van het werk ontdekt is op een ruitvormige tegel onderaan in het midden van het werk. Links knielt Jan Baptist Colibrant, lid van de meest aanzienlijke Lierse familie sedert de Middeleeuwen, met zijn beide zonen Jan en Joris. Rechts knielt Josina Meyngiaert met gelijknamige dochter Josina uit haar tweede huwelijk na het overlijden van Jan Baptist. De voorstelling van de schenkers blijkt echter volledig fictief te zijn. Jan Baptist Colibrant was in 1516 reeds 26 jaar overleden. Zijn zoon Jan was 28 jaar en ziet er uit als een knaap van 14. Broer Joris was op 23-jarige leeftijd vier jaar eerder overleden en ziet er uit als een jongen van 12 jaar. Josina Meyngiaert was zelfs al 23 jaar dood. Alleen haar dochter Josina lijkt de juiste leeftijd te hebben.

 

Sleutel

 

De sleutel van het verhaal zit in de reis naar het Heilig Land die Joris Colibrant in 1512 maakte en waarbij hij onderweg zou overlijden. Voor zijn vertrek had hij een kapel gesticht ter ere van de Zeven Smarten en Zeven Blijdschappen van Maria van Onze Lieve Vrouw, die ook allemaal zijn afgebeeld op het triptiek. Frans Colibrant, oom van Joris en stadssecretaris van Antwerpen, was de uitvoerder van het testament van Joris, die de opdracht had gegeven tot dit triptiek. Kortom, er is dus zeker geen rechtstreekse band tussen het triptiek en het koninklijke huwelijk. Maar mogelijk is er wel sprake van een afspiegeling van een indrukwekkende herinnering aan dat vorstelijke huwelijk bij zowel de opdrachtgever als de kunstenaar, die allebei in Lier woonden in 1496.

 

Stadsbeiaardier

 

Rond kwart voor twaalf wandelden de Princeleden onder de muzikale begeleiding van de stadsbeiaardier een paar honderd meter verder naar die vermaarde kerk. Daar wachtten vier gidsen de deelnemers op. Via een strak doorschuifsysteem werd iedereen in de gelegenheid gesteld om over vier topwerken in die kerk deskundig te worden geïnformeerd. Dit bezoek werd gesmaakt: zelfs voor hen die meenden de kerk en haar schatten goed te kennen, viel er nog veel te ontdekken.

 

 

Tot slot verplaatste de groep zich naar het vlakbij gelegen Hof van Aragon, waar het aperitief met dank aan de lentezon in de tuin genoten kon worden. Na het voorlezen van de Keure werd de dag afgesloten met een rijkelijk diner. Bij het verlaten van de zaal ontving elke deelnemer nog een tasje met daarin, naast de flyer van de Dagen van den Prince in Den Bosch in oktober 2019, een flesje Caves, het bier van Lier, en een CD met beiaardmuziek.

 



13 september 2019

Nieuwe gewestpresident Holland Willem Gijsels: mensen bijeenbrengen rond taal en cultuur


Vlaams engagement is zijn familie niet vreemd. Zelf woont en werkt hij al lang in Den Haag, waar hij ook vier jaar voorzitter van de afdeling van de Orde was. Hij verleent patenten op het gebied van internet, computers en telecommunicatie en is actief als 'burgerdiplomaat'. "Ik ga proberen mensen bijeen te brengen rond Nederlandse taal en cultuur.  Een goedgevulde agenda met zingevende activiteiten en succesvolle gewestdagen die een feest zijn voor de Nederlandse taal en cultuur, verhogen de aantrekkelijkheid van de Orde in dit deel van Nederland, wat zal resulteren in een gezonde evolutie van het ledenaantal."

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Ik werd officieel geïnstalleerd in het Prinsenhof in Delft op 7 december 2005. Mijn peters in de afdeling Den Haag waren Patrick Vermeesch en Machiel van Velden, zeer gepast een Vlaming en een Nederlander. Patrick was een collega op het Europees Octrooibureau (EOB) en is thans voorzitter van de Vlaamse afdeling Schelde-Leie. Machiel is nog steeds lid en voormalig penningmeester van de afdeling Den Haag.

 

In september 2011 volgde ik Alwin Toppenberg op als secretaris. Vier jaar later werd ik tot voorzitter benoemd, in opvolging van Frans Bruins. In die periode organiseerden we in oktober 2016 de Algemene Ledendag in Den Haag. Daarnaast was ik onder gewestpresident Johan Draulans al verantwoordelijk geweest voor de webstek van het gewest en heb ik als afdelingsvoorzitter presentaties verzorgd tijdens Kaderdagen.

 

Vanaf 1 september heb ik het gewestpresidentschap van het gewest Holland opgenomen.

 

Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Ik ben van jongsaf breed geïnteresseerd, van wetenschappen over geschiedenis tot taal en cultuur. Ook wist ik van het bestaan van de Orde van den Prince af via mijn vader Leo Gijsels, die lid is van de afdeling Mechelen. Verder was Vlaams engagement niet vreemd aan mijn familie, die geworteld is in de Antwerpse Kempen en Leuven. Mijn grootvader Willy Peremans was als professor aan de KU Leuven actief in de Vlaamse Leergangen en betrokken bij 'Leuven Vlaams'. Door bovendien in Nederland te wonen en te werken, besefte ik dat er meer is dat Nederland en Vlaanderen bindt. Ik was geïntrigeerd door de gelijkenissen en de verschillen in taal en cultuur, zoals die in Nederland en Vlaanderen ervaren worden. Na enkele jaren concludeerde ik dat ik misschien ook een zinvolle bijdrage kon leveren aan de Orde.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Ik werk bij het EPO (European Patent Office / Europees Octrooi Bureau) waar ik octrooien onderzoek en verleen op het gebied van internet, computers en telecommunicatie. Ook ben ik voorzitter in oppositie (een soort rechtbank van eerste aanleg voor patenten).

 

Voordien ben ik in 1991 afgestudeerd aan KU Leuven als burgerlijk ingenieur in electrotechniek-werktuigkunde-mechatronica. Met beurzen van BAEF (Belgian American Educational Foundation) en Fulbright deed ik een bijkomende masteropleiding in de VS. Daarna heb ik gewerkt bij LRD (Leuven Research & Development), Esso (in de haven van Antwerpen), en Belgacom (nu Proximus).

 

In het maatschappelijke leven draag ik verder bij aan een goede verstandhouding (door Geert Bourgeois 'burgerdiplomatie' genoemd) tussen Vlamingen en Nederlanders in Den Haag, onder meer via de Belgische Vriendenkring, de Vlaamse Tafel en KU Leuven alumni chapter Nederland.

 

 

Waarom wilde u gewestpresident worden?

 

Ik zie het als een kans om de Nederlandse taal en cultuur te stimuleren binnen het gewest door projecten te kunnen starten en begeleiden, door leden in de afdelingen te stimuleren en door samen te werken met de afdelingsbesturen.

 

Na interessante periodes als secretaris en voorzitter van een afdeling, kwam de functie van gewestpresident vrij. Ik wist dat je in die hoedanigheid een intenser contact krijgt met de andere afdelingen en beter op de hoogte raakt van wat er leeft en beweegt binnen het gewest. Als gewestpresident kan je ook meer betekenen voor de afdelingen en invloed uitoefenen op activiteiten.

 

Wat is het belangrijkste dat u nu gaat oppakken?

 

Als belangrijkste doelstelling zie ik een gezond en actief gewest Holland. Concreet betekent dat voor de afdelingen een goedgevulde agenda met zingevende activiteiten, een intensievere samenwerking met de andere afdelingen en succesvolle gewestdagen die een feest zijn voor de Nederlandse taal en cultuur. Hierdoor verhoogt de aantrekkelijkheid van de Orde in dit deel van Nederland, wat zal resulteren in een gezonde evolutie van het ledenaantal.

 

Hierbij hoort uiteraard ook het uitdragen en vertalen van de missie en het beleidsplan van het Dagelijks Bestuur naar de afdelingen. Evenzeer is het belangrijk om opmerkingen en verzuchtingen vanuit de afdelingen door te laten stromen naar het DB.

 

Hoe denkt u dat u na uw afscheid herinnerd zal worden?

 

Dat is onmogelijk te voorspellen. Er kan zoveel gebeuren dat de werking van de Orde binnen het gewest Holland positief of negatief kan beïnvloeden. Mijn streven zal liggen in het bijeenbrengen van mensen rond Nederlandse taal en cultuur, het enthousiasmeren van nieuwe leden en het uitbouwen van een sterker gewest Holland. Hopelijk zal ik achteraf om die redenen herinnerd worden.

 

Waar doet een afdelingsvoorzitter u tijdens een etentje geen plezier mee?

 

Met teveel formaliteiten en plichtplegingen.

 

Wat weet (haast) niemand binnen de Orde van den Prince over u?

 

Dat ik naast allerlei interesses ook een passie (maar te weinig tijd) heb voor vliegen in propellervliegtuigen en zeilen op historische zeilschepen.

 

 

Foto's: Daniëlle Davidson



12 september 2019

Uittredend gewestpresident Holland Cees de Wit: vernieuwing moet nu, zegt deze 84-jarige


Zoals elke uittredende gewestpresident kreeg ook uittredend gewestpresident Holland Cees de Wit een standaard vragenlijst van de redactie van PrincEzine om te beantwoorden. In onze begeleidende mail staat altijd: "Het is daarbij zeer nadrukkelijk de bedoeling dat iedereen die vragen op zijn of haar eigen wijze beantwoordt. Kort en krachtig, persoonlijk, uitvoerig, met enige uitweiding, als aanleiding om ook nog een ander punt te maken dat door de vragen niet gedekt wordt, als aanleiding om anecdotes te vertellen (graag zelfs), het mag echt allemaal. De manier waarop iemand de vragen beantwoordt, zegt namelijk ook iets over die persoon." Cees de Wit heeft dat wel heel letterlijk genomen door er verschillende vragen bij te verzinnen en veel vragen meer dan uitgebreid te beantwoorden. Dat zegt ook iets (en we bedoelen dat positief, niet alleen omdat het een zeer interessant verhaal is geworden)…

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Dit zijn twee vragen. Eerst de eerste dan maar, over de duur van het lidmaatschap. Dat weet ik nog goed. Het was kort na het overlijden van mijn eerste vrouw, nu vijftien jaar geleden, dat ik lid werd. Ik kocht een bronzen beeld van Pascal Radar als herinnering, omdat zij had gezegd dat ze het zo mooi vond. De galeriehoudster te Dordrecht, Loes Blom, was lid van de Orde. Het gesprek kwam al snel op cultuur en taal. Zo vernam ik voor het eerst over het bestaan van de Prince. Bij het vertrek had ik een uitnodiging op zak om na verloop van tijd eens nader kennis te maken met de afdeling Dordrecht. Het leek mij op het eerste gezicht een wat geheimzinnig genootschap en ik heb toen de tijd daar was geaarzeld. Maar ik ben toch gegaan.

 

Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Ik zie nu helder voor me wat het verschil is tussen waarom je lid wórdt en waarom je, als je een beetje meent te weten waar de Prince voor is, lid bént. Cultuurhistorie, collectief geheugen, onderwijs, erfgoed, musea en vooral taal waren bij de oprichting van de Orde, en zijn goeddeels nog steeds, belangrijke kristallisatiepunten voor identiteitsbesef en zelfbewustzijn. Collectief identiteitsbesef is weer een startmotor voor tal van belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Dit besef, welke definitie je er ook aan geeft, is niet per se gebonden aan mogelijk verdachte nationalistische tendenties. Het is van belang te bedenken dat niet alleen cultuurhistorie onze uit diverse lagen bestaande identiteit bepaalt. Het gaat er vooral om om te bedenken dat de toekomst wordt bepaald door de manier waarop mensen met elkaar omgaan in een totaal andere context dan vroeger. Globalisering, de post-koloniale tijd, een al dan niet samenwerkend Europa, sociale mobiliteit, migratie, individualisering, het internet, Brexit en handelsoorlogen veranderen drastisch de cultuur of de manieren van waarop mensen omgaan met hun identiteiten en dus ook omgaan met elkaar.

 

Ik denk dat de Orde een belangrijke taak heeft bij het in deze tijd opnieuw uitvinden van de net genoemde kristallisatiepunten. Dit om in ons toekomstig Europa de weg naar de toekomst te helpen vinden. Beschaafd en terughoudend, dat wel. De Orde is geschikt gebleken daar op subtiele wijze effectief aan bij te dragen. Princeleden zijn gewend aan het bestuderen en persoonlijk toekomstgericht uitdragen van zaken als historie, cultuur en taal als kristallisatiepunten voor identiteitsbesef, zonder te vervallen in verdacht nationalisme. Kijk bijvoorbeeld naar de ontwikkeling van Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog. Met andere woorden een actieve Orde is maatschappelijk nu meer nodig dan ooit.

 

Ben ik lid omdat ik de doelstelling onderschrijf, hoe ruim geformuleerd ook, maar recent geactualiseerd in de nieuwe Keuretekst uit 2018? Ja! "De eenheid en de zending van de cultuur der Nederlanden", zoals dat bij de aanvang van mijn lidmaatschap werd genoemd, stelde me weliswaar voor de nodige vraagtekens. Immers, deze is volledig anders dan in de jaren '50 van de vorige eeuw en concentreert zich nu op het min of meer constant gebleven Nederlands. Ik zou daar wel op in willen gaan, want een en ander vraagt om nadere analyse, maar dat voert hier te ver.

 

Ben ik lid omdat ik die doelstelling kan helpen realiseren, omdat ik taal en culturen als belangrijke maatschappelijke verbindingsmiddelen zie en omdat ik met andere mensen omga in verregaande verdraagzaamheid? Ook ja! Ik ben namelijk vooral gericht op de toekomst en geen voorstander van omkijken naar vroeger, toen alles veel beter scheen te zijn. Noch ben ik van haat, geweld en onrechtvaardigheid.

 

Ben ik lid omdat ik mij wil inzetten voor het meedoen van de Benelux-landen in een toekomstig Europees verband? Eveneens ja! Dat wil zeggen, ik denk dat daar kansen voor de Orde liggen om, met de nodige bescheidenheid, juist vanuit onze taal en culturele verworvenheden, nieuwe identiteitskenmerken te vinden, om zo nieuwe maatschappelijkje verbindingen te helpen leggen. Maar, dan zullen we meer moeten doen dan bij wijze van spreken 'het spellen van de krant van gisteren'!

 

Achteraf geen spijt van het lid worden?

 

Integendeel! De leden van de Orde van den Prince waren en zijn hartelijke en interessante, zij het wat oudere, mensen die wat hadden te melden. Heel inspirerend. Wel mijns inziens af en toe een beetje traag en te afwachtend, zegt deze tachtig-plusser.

 

Terug naar de vraag welke verantwoordelijkheden u binnen de Orde zoal gehad heeft...

 

In korte tijd raakte de afdeling Dordrecht door gezondheidsredenen twee voorzitters kwijt, Kees Binnekade en Piet Ruig. En zoals zo vaak, stond men niet te trappelen om die vacante functie te vervullen. In dit soort omstandigheden vind ik dat je moet doen wat je indirect hebt beloofd bij je installatie, hoewel je daar vantevoren niet op wordt gewezen, namelijk: beschikbaar zijn. Maar, ik mocht nog niet, want ik was nog geen drie jaar lid. Wel mocht ik technisch voorzitter zijn, in nauw overleg met het bestuur van de afdeling.

 

Na deze wat manke aanloop ben ik nagenoeg twee volle termijnen van drie jaar voorzitter van de afdeling Dordrecht geweest. Maar dat is niet één functie. Dat zijn er drie. De functie van afdelingsvoorzitter brengt met zich mee dat je ook automatisch lid bent van de gewestraad in jouw eigen regio. En van de Algemene Raad, zoiets als de ledenraad van de Prince, waarvan alle afdelingsvoorzitters en leden van het Presidium (het Dagelijks Bestuur plus alle gewestpresidenten) lid zijn. Dat is een hele belasting van je agenda, maar het is wel heel interessant om mee te maken. Pas dan ga je beseffen hoe zo’n organisatie van bijna 3.000 leden is gestructureerd en moet zijn. Dat je in al die verschillende onderdelen actief bezig moet zijn, wil er iets van de missie door de afdelingen gerealiseerd kunnen worden. De gewestraad verbindt als een noodzakelijke scharnierpen de bladen afdelingen en 'Antwerpen'. Daarnaast was ik nog lid van twee werkgroepen onder president Alex Arts over, ja toen al, de actualisering van de Orde en de hertaling van de Keure. Wel mooi dat die er na tien jaar toch is gekomen.

 

Maar ja, hoe loopt soms het leven? Mijn tweede echtgenote werd terminaal ziek. Ik moest als mantelzorger op herhaling en kon niet anders dan alles van de Prince uit mijn handen laten vallen. Gelukkig was Hinrich Brüggemann zo fideel om het voorzitterschap zonder aarzelen van mij over te nemen.

 

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Heb je even? Ik ben nogal een actief type en intussen 84 geworden.

 

Aanvankelijk was ik geruime tijd praktiserend architect en realiseerde ik uiteindelijk samen met zo’n vijftig medewerkers een omvangrijk oeuvre in (sociale) woningbouw. Met de komst van de stadsvenieuwing raakte ik meer en meer geïnteresseerd in het organisatieproces van bouwen en wonen en werd ik via het instituut Ratiobouw te Rotterdam ook bouwraadgever. Tegelijkertijd startte ik een tweede studie sociale wetenschappen aan de Universiteit Utrecht en diverse andere Nederlandse universiteiten. Vakken als sociologie, economie, bestuurskunde, planologie, bedrijfskunde en wijsbegeerte. Ik was wat je noemt een 'shopper avant la lettre'. In Utrecht ben ik uiteindelijk gepromoveerd op een proefschrift over stedelijke ontwikkeling in economisch, sociaal-cultureel en ruimtelijk/bestuurlijk perspectief, met een focus op 'bemiddeling en gemaakte sociale verbindingen' tussen menselijk handelen en sociale structuur.

 

Ondertussen was ik aan de faculteit sociale wetenschappen benoemd tot universitair hoofddocent Stadsstudies in het bijzonder stadsvernieuwing, voor twee dagen in de week. Daarnaast was ik vele jaren directeur/organisatieadviseur van WKW consultants, een bureau dat gespecialiseerd was in zorgvuldige veranderingsstrategieën inzake beleidsontwikkeling en onderzoek op het gebied van stedelijke ontwikkeling. Weer wat later werkte ik aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam als hoogleraar (invaller in deeltijd) bij bedrijfskunde. Later werd dat werk permanent bij wijsbegeerte. Grondslagen van organisatie van bouwen en wonen (Foudations of Community Organisation) was mijn werkterrein.

 

Tussendoor vervulde ik bij diverse buitenlandse universiteiten gasthoogleraarschappen en was ik gedurende drie jaar deeltijd hoogleraar Stadsstudies aan de Universiteit Utrecht. Doceren en omgang met jonge mensen vond ik leuk werk. Ik ben daarnaast (mede) auteur van zeven boeken, van vele onderzoeksplannen, rapporten, en tientallen artikelen en lezingen. Verder was ik vijftien jaar bestuursvoorzitter en deeltijd senior onderzoeksplanner bij de stichting voor onderzoek en ontwikkeling (STAWON) van de beroepsvereniging Bond van Nederlandse Architecten (BNA). Ik was ook mede-oprichter van twee academische instituten, het opleidingsinstituut Nethur op het gebied van stedenbouw en volkshuisvesting en het Verweij-Jonker Instituut, dat zich richt op sociaal wetenschappelijk onderzoek naar moeilijk benaderbare groepen te Utrecht. Tot slot bekleedde ik tussen de bedrijven door nog diverse bestuurslidmaatschappen bij vier scholen voor voorgezet onderwijs en bij diverse culturele instellingen. Als verwoed (zee)zeiler was ik ook nog ongeveer tien jaar actief als voorzitter van een watersportvereniging. En toch was ik, dankzij mijn thuisfront en loyale medewerkers, niet 'die onbekende man die ’s zondags thuis alleen maar het het vlees sneed'.

 

Wanneer werd u gewestpresident en sinds wanneer bent u dat niet meer?

 

In de zomer van 2016 werd ik benaderd door Hinrich Brüggeman, hetzelfde Princelid dat spontaan het afdelingsvoorzitterschap in Dordrecht van mij had overgenomen. Hij kwam namens de gewestraad Holland vragen of ik gewestpresident wilde worden. Ik vond, eenmaal uit de rouw en inmiddels weer gelukkig met een nieuwe liefde, dat ik dit niet kon weigeren. Mijn huidige vrouw Liesbeth vond het prima en zo is het gegaan. In het najaar van 2013 trad ik aan en nu, in september 2019, draag ik de fakkel over aan Willem Gijsels, de voormalig voorzitter van de afdeling Den Haag.

 

Mijn periode als gewestpresident kenmerkte zich door enkele belangrijke punten die goeddeels in lijn liggen met het beleidsplan van het huidige Dagelijks Bestuur. Het functioneren van de afdelingen vormde voor mij een belangrijk en blijvend aandachtspunt. Het oprichten van de nieuwe afdeling in Delft, in nauwe samenwerking met de afdeling Den Haag, was een vreugdevolle ervaring. Het bevorderen van externe NT&C-projecten werd niet zonder slag of stoot expliciet de bestuursverantwoordelijkheid van de coördinator NT&C. De betrokkenheid bij installaties met bijbehorende inspirerende praatjes en drie gewestdagen te Rotterdam, Kennemerland en Amsterdam, maakte het werk ook heel leuk. Ik was nauw betrokken bij het organiseren van de ALD 2016 rond het thema vrede en recht in Den Haag. Hetzelfde geldt voor de de samenwerking met het gewest Oost-Nederland en de organisatie van de ALD 2018 met als thema Taal voor allemaal (over taalverwerving en laaggeletterdheid) te Ede, wat veel tijd vergde. Hoewel de opkomst mij wat tegenviel, mocht het resultaat er inhoudelijk gesproken zijn. Met dank aan de medeorganisatoren, de werkgroepen en de vrijwilligers. Dank ook aan de taalambassadeurs, die het fenomeen laaggeletterdheid uit eigen ervaring vlees en bloed gaven, Stichting lezen en schrijven en Stichting ABC, met name Wil van Dijk. En vele anderen uit dit werkveld. Niet te vergeten ons eigen DB, dat rond het onderwerp NT&C echt beleid heeft willen maken. Dat vond ik wel het hoogtepunt van die dag. Op dit onderwerp zijn de afdelingen en de leden nu aan zet.

 

En toen? Nog aandachtspunten inzake de vernieuwing?

 

Ik zou de vernieuwers binnen de Orde nog op een paar punten een hart onder de riem willen steken en denk dan aan het volgende.  

 

In het gewest Holland zijn wij actief bezig met het meer eigentijds laten functioneren van de Orde. Wij zijn voorzichtig aan het proberen wat meer ruimte te zoeken in de programmeringen, proberen bewust dingen nog niet in te vullen, met het oog op actuele zaken. En we zijn op zoek naar maatschappelijk relevante NT&C-projecten, die qua tijdsbeslag niet te belastend zijn voor de leden. Maar dit gaat langzaam. Een gevoel van urgentie hiertoe zou de Orde moeten gaan doorstromen en snel moeten leiden tot geslaagde acties. Niet teveel praten, maar gewoon eens een keer iets gerichts doen. Daar gaat het om bij het ontdekken van nieuwe succesvolle NT&C-acties die de Orde weer reputatie geven.

 

In het Presidium heb ik gelukkig gemerkt dat niet alleen wij daarover zo dachten. De goede uitwisseling van ideeën en de aangename vergadersfeer van dit gezelschap zal ik missen. Regelmatig heb ik daar, en daar niet alleen, gehamerd op: 'Inhoud gaat bij nieuwe acties voor op vorm'. Dat wil zeggen, schoenmaker blijf bij uw 'cultuur- en taalleest' en laat ook naar buiten zien wat u dienaangaande vermag! Tien geslaagde initiatieven zeggen meer dan duizend vergaderingen! Je moet durven experimenteren en daar lering uit trekken. En uiteraard is er dan soms wrijving, maar zoals ze in Rotterdam zeggen: zonder wrijving geen glans.

 

Openheid en in het publieke domein aandacht trekken, lijken tegenwoordig noodzakelijk om nieuw respect en dito belangstelling, te genereren, ook van toekomstige leden. Voorbeeldig gedrag van Ordeleden blijft daarbij onontbeerlijk. Maar, er is nog iets. Mijns inziens is het van het grootste belang voor een goede PR dat van tevoren duidelijk is, waarméé de Orde inhoudelijk naar buiten treedt. Ik denk: in lijn met het eigen cultureel kapitaal van de Orde, met het oog op maatschappelijke relevantie en met een voorgecalculeerde kans op succes. Alleen dat genereert publiciteit. Draagvlak voor vernieuwing komt niet als een 'Zegen van Boven', maar moet zorgvuldig vanaf onder worden opgebouwd. De gewesten hebben daarbij een faciliterende rol. En dat is veel werk.

 

Waarop kijkt u met het meeste voldoening terug en waarom?

 

Dat we als Orde een planmatig en effectief werkend DB hebben gekregen onder de inspirerende leiding van President Godelieve Laureys. Ik gun haar nog een tweede termijn, maar dat is iets waar zij zelf over gaat.

 

Wat had achteraf beter gekund of anders gemoeten?

 

Ik ben meer van gedane zaken nemen geen keer en leermomenten moet je zo snel mogelijk verwerken.

 

Wat hebben de leden van uw bestuur, de afdelingsbesturen en/of de leden van uw gewest over u ontdekt de afgelopen jaren?

 

Je zou het hen moeten vragen, maar als ik toch een gokje mag wagen? Dat ik lijd aan bevlogenheid om iedereen mee te laten doen. Maatschappelijke uitsluiting is verschikkelijk voor de betrokkenen en uiteindelijk ook voor de maatschappij.


Hoe diep is het zwarte gat nu en hoe gaat u dat opvullen?

 

Nul centimeter, want we hebben net een nieuw leuk buitenhuis. Daarbij komt dat je aan de Orde niet ontkomt. Ik ben nog drie jaar pro-gewestpresident… Dit laatste is overigens iets wat ik wel graag zou willen veranderen. Er is mijns inziens meer behoefte aan een inwerkperiode van een jaar voor een inkomend gewestpresident, en een overigens ad hoc te benoemen plaatsvervanger, dan aan iemand die als toeziend voogd nog eens drie of zes jaar moet functioneren.

 

Is er nog iets dat u uw gewest of de Orde als geheel wilt meegeven?

 

In mijn krant van 'overmorgen' staat: 'Laaggeletterdheid is goeddeels de wereld uit!' Deze gecompliceerde sociale kwestie is de ongekend grote schande van een beschaafde kennissamenleving in onze landen. Circa drie miljoen laaggeletterden in Vlaanderen en Nederland zijn goeddeels uitgesloten van maatschappelijke deelname. Dit aantal stijgt. Er zou taalbeleid moeten komen, maar dat gaat niet vanzelf. Het is dus dringend noodzakelijk dat de Orde hierbij helpt en netwerkt. Ik weet, dit vraagstuk kent geen gemakkelijke oplossingen. Maar wegkijken past ons helemaal niet. Met hulp en inspanning van de Prince en verwante instellingen zou het aantal laaggeletterden de komende jaren wel eens fors kunnen dalen in plaats van stijgen. Dit is goed voor de laaggeletterden zelf en vooral van nut voor de maatschappij. Taal voor allemaal!



11 september 2019

De Spaanse Griep in de afdeling Westkwartier


De Spaanse griep maakte in 1918 en 1919 meer slachtoffers dan de Eerste Wereldoorlog, zo leerden de leden van de afdeling Westkwartier in juni. Spreekster was emeritus professor microbiologie (Universiteit Leiden) Katrien Bruggeman. Waar kwam het virus vandaan? Hoeveel slachtoffers heeft het geëist? Waarom wordt het 'de verzwegen pandemie' genoemd? En waarom heet het eigenlijk 'de Spaanse griep' als het virus helemaal niet uit Spanje kwam?

 

 

Wereldwijd wordt het aantal doden dat de ‘Spanish flu’ heeft geëist geschat op tien miljoen, waarvan 675.000 in de Verenigde Staten. Vooral Afrika lag onder vuur van het dodelijke virus. Sommigen daar zagen het als een complot van de Westerse bevolking en een bedreiging van het Afrikaanse continent. In Zuid-Afrika vielen er ongeveer evenveel slachtoffers als in de Verenigde Staten, al woonden er veel minder mensen. Een wereldwijde epidemie is een pandemie en de bevolkingsgrafieken tonen in 1918 een enorme dip in de levensverwachting. Het was niet de eerste keer dat een pandemie de wereld in de greep hield: in de vijfde eeuw vóór Christus was er al sprake van ‘de plaag van Athene’ en ‘de hoest van Perinthus’ – waarschijnlijk pandemieën. Vanuit Rusland (1729) en China (1781) overspoelde pandemieën Europa.

 

Drie pieken

 

De Spaanse griep had in de jaren 1918 en 1919, in tegenstelling tot een gewone griep, drie pieken. De eerste golf kwam in het voorjaar (tussen maart en augustus 1918). Daarbij ging het om een milde griep, waarbij mensen een paar dagen ziek waren en er weinig doden vielen. De tweede golf begon in september 1918. Deze keer bleek de griep niet alleen zeer besmettelijk, maar ook erg dodelijk te zijn. Vooral voor jonge personen. Omdat bij een ‘gewone’ griep juist ouderen dodelijk getroffen worden, verschilde het beeld zo sterk dat artsen weigerden te spreken van griep. Sommigen dachten aan cholera of tyfus. Anderen zeiden dat het een onbekende, nieuwe ziekte was. De derde golf in 1919 kreeg niet zoveel belangstelling, wellicht omdat de oorlog voorbij was en de thuiskomende militairen hun leed op het thuisfront moesten verbijten.

 

Spanische krankheit

 

Voor alle duidelijkheid: deze griep had eigenlijk niks met Spanje te maken. Alleen kon in de oorlogslanden nergens iets over de kwaal gepubliceerd worden om het moreel van de troepen niet te verzwakken. Vooral in VS was men streng op dat punt en waren er zware straffen bij te grote loslippigheid op dat vlak: ‘the fear is our first enemy’. Spanje, dat neutraal was en niet in de oorlog betrokken, had geen last van perscensuur en daar kon er vrij gerapporteerd worden. Ook andere namen werden oorspronkelijk gebruikt zoals ‘maladie onze’ (de elfde ziekte) in Frankrijk, de Italiaanse Influenza, de Russische blikseminzinking, zelfs de ‘Vlaamse koorts’ (bij de Duitsers). Toen men in Zwitserland sprak over de ‘Spanische Krankheit’ werd deze term wereldwijd overgenomen.

 

 

 

Uit China?
 

Als de Spaanse griep niet uit Spanje kwam, vanwaar kwam de pandemie dan wél? Er zijn vele theorieën en eigenlijk is men er op vandaag nog niet uit. Sommigen beweren dat de oorsprong in China ligt. Via de haven van Weihaiwei in noordoost China werden de manschappen van het Chinese Labour Corps (bij ons ‘Tsjings’ genaamd) naar de Europese slagvelden aangevoerd om hier loopgraven aan te leggen en andere ondankbare klussen uit te voeren. De schepen gebruikten daarvoor de zogenaamde ‘westelijke route’. Maar er was ook een ‘oostelijke route’: eerst per boot naar Canada, dan met de trein door Canada heen en tenslotte per boot naar Frankrijk. De reis door Canada moest echter geheim blijven. Het is weinig waarschijnlijk dat deze Chinezen de griep binnenbrachten.

 

Uit de VS?

 

Komt de Spaanse griep dan misschien uit de Verenigde Staten? Pas in april 1917 waren Amerikaanse militairen bij de oorlog betrokken. Duizenden rekruten werden in Camp Funston, Kansas, opgeleid voor het Europese slagveld. Het was daar dat een kok, genaamd Albert Gitchell (volgens sommige bronnen: Mitchell), zich in de ochtend van 4 maart 1918 bij de infirmerie aanmeldde met klachten van keelpijn, koorts en hoofdpijn. Tegen de middag waren er al honderd meldingen met dezelfde klachten. Het zou best mogelijk zijn dat hier de bron ligt van de Spaanse Griep. Hoe dan ook, midden april 1918 woedde de griep in de loopgraven van Argonne en Champagne, waar vooral Amerikaanse militairen actief waren… Dit zou wel eens de meest plausibele verklaring kunnen zijn van het begin van de epidemie.

 

Etaples

 

Sommigen beweren dat het Britse legerkamp in de Franse stad Etaples de plaats van de eerste uitbraak is geweest. De monding van de rivier Canche, een groot basiskamp, overbevolking (ongeveer één miljoen mensen hebben er verbleven) en de oorlogsomstandigheden (slechte hygiëne, stress, de gasaanvallen, …): het zou wel eens de voedingsbodem kunnen zijn geweest van de Spaanse Griep. Onafgebroken werden massa’s nieuwe soldaten aangevoerd voor de strijd in de loopgraven en terzelfdertijd reden ambulancetreinen dag en nacht af en aan met gewonden van het front. Gemiddeld lagen er meer dan 100.000 soldaten en daarnaast nog eens 23.000 zieke en gewonde manschappen in tenten en houten barakken bijeen. Ook werden er in het kamp levende varkens gehouden en kochten militairen op markten in nabij gelegen dorpjes levende ganzen, eenden en kippen.

 

 

Ideale omgeving

 

Kortom, voor een virus was dit kamp een ideale omgeving om op te komen en zich te kunnen verspreiden. De aanwezigheid van miljoenen dicht opeengepakte, geestelijk en lichamelijk sterk verzwakte militairen, van wie velen ook nog eens kampten met geïrriteerde luchtwegen, waren een makkelijke prooi voor een virus. In diverse legerkampen in de buurt van Etaples werden ook diverse uitbraken van griep gemeld waarbij niet alleen de snelle verspreiding van het virus opviel, maar ook de zeer hoge sterftecijfers.

 

Blauwzucht

 

De Spaanse griep verspreidde zich vervolgens naar Frankrijk, Engeland, Italië, Spanje, Oekraïne, Rusland, … en overal verzwakte het de slagkracht van de legers. Zo schat men in dat de ziekte 900.000 Duitse soldaten uitschakelde. Maar evenzeer was de mortaliteit erg groot bij geïsoleerde bevolkingsgroepen, zoals op de Fiji-eilanden en in Alaska. In het kleine en dunbevolkte dorp Brevig in Alaska stierven in vijf dagen 72 van de 80 bewoners. Alleen enkele wezen bleven over! Het was ook daar dat een wetenschappelijk team tachtig jaar na de pandemie het lichaam van een Inuït-vrouw heeft opgegraven, die begraven was in de permafrost (grond met een permanente temperatuur beneden het vriespunt). Het doel was het RNA van het griepvirus te achterhalen.

 

Drie wereldhavens

 

De eerste uitbraken van de tweede golf deden zich bijna simultaan voor in drie wereldhavens: Freetown in Sierra Leone, Brest in Frankrijk en Boston in de Verenigde Staten. Bijna ongeremd kon de ziekte zich zo over de wereld verspreiden. De symptomen waren vooral heliotrope cyanose (blauwzucht) en pneumonie (longontsteking). Al vlug verspreidde een paarse kleur zich van de oren en de mond naar het hele gezicht, zodat kleurlingen nog nauwelijks onderscheiden konden worden van de blanken. Vervolgens ontwikkelde de pneumonie zich en wanhopig vechtend om een hap lucht moest de patiënt in enkele uren de strijd met de dood opgeven. Het moet een ondraaglijke hel zijn geweest! En de wereld stond machteloos. Terwijl de endemie zich in erg korte tijd verspreidde, vond men geen middel om dat te voorkomen. Sommigen adviseerden om veel te snuiten of veel ajuinen te eten, maar dit bleken lapmiddeltjes. Ook mondkapjes boden geen soelaas. Brieven die uit Duitsland kwamen werden zelfs ‘gedesinfecteerd’… Men had het helemaal niet in de hand.

 

 

Verzwegen pandemie

 

Professor Bruggeman gaf tot slot nog een medische uitleg uit de virologie over de onderzoeken die sedertdien zijn gebeurd naar de oorsprong van de ziekte. De Spaanse griep noemde zij 'de verzwegen pandemie'. Er werd veel niet uitgesproken: voor militairen was het geen ‘eervolle dood’ en de symptomen waren ook niet altijd duidelijk. En alhoewel ongeveer 1% van de wereldbevolking overleed aan de kwaal zijn er weinig concrete gegevens te vinden. België heeft zelfs geen centrale databank betreffende het fenomeen, ondanks het feit dat mag aangenomen worden dat een derde van onze soldaten stierf door de griep. Hoezeer de griep kon ingrijpen in een gezin leerden we uit het verhaal van Geertje Pieters, een moeder uit Drenthe, dat we hieronder weergeven.

 

En hoe eindigde het? Net zo snel als het kwam, verdween het virus ook weer. Eind 1919 was het plots, op onverklaarbare manier, voorbij.

 

Jan Breyne

Afdeling Westkwartier

 

 

 

Het verhaal van Geertje Pieters

 

De Spaanse griep van 1918 sloeg ook zwaar toe in de arme provincie Drenthe. Voor het gezin van de weduwe Geertje Pieters uit het Drentse Hollandscheveld verliep de epidemie wel heel dramatisch. Geertje Pieters, geboren op 3 december 1861, was moeder van negen kinderen, van wie er één in 1910 was gestorven. In november 1918 kregen twee van haar zonen de gevreesde Spaanse griep: Jan van 32 jaar oud en Lucas van 25, die beiden nog thuis woonden. De griep maakte opvallend veel slachtoffers in hun leeftijdscategorie. Velen waren helemaal gezond voordat de epidemie toesloeg.

 

De arbeiders Jan en Lucas overleefden de griep niet. Ze overleden op 20 november. Volgens de overlijdensakte stierven ze tegelijkertijd: 's middags om halfdrie. Waarschijnlijk werden ze op 23 november begraven, samen met zeven andere inwoners van Hollandscheveld.

 

Hun zus Jantje (28) en hun broer Geert (22) konden er niet bij zijn, omdat zij inmiddels ook doodziek waren geworden. Jantje overleed een dag na de begrafenis, en nog een dag later stierf Geert. Binnen een week had Geertje Pieters vier kinderen verloren.



28 juni 2019

Gent helpt hoogopgeleide anderstalige nieuwkomers bij hun studiekeuze en het vinden van werk


De kennis en het netwerk van Princeleden inzetten voor hoogopgeleide anderstalige nieuwkomers en samenwerken met bestaande organisaties die hoogopgeleide nieuwkomers aan een studie en/of een baan proberen te helpen. Dat is de kern van het project dat de beide Gentse afdelingen begin dit jaar hebben opgezet. Testcolleges, paneldiscussies en één-op-één mentorbegeleiding voor nieuwkomers zijn de drie onderdelen van de nieuwe en succesvolle aanpak.

 

 

De beide Gentse afdelingen hebben reeds een aantal jaren een NAN-project, Nederlands voor Anderstalige Nieuwkomers. Het is een intense samenwerking tussen Princeleden, verschillende organisaties en nieuwkomers. NAN-projecten richten zich op anderstalige nieuwkomers met interesse in cultuur, die willen werken aan hun persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke integratie. Zij worden in contact gebracht met Princeleden, die hun ervaring en netwerk ter beschikking stellen. De NAN-activiteiten doen vooral een beroep op de persoonlijke inzet van de Princeleden. Tegelijk wil NAN ook een kader zijn waarmee de Orde van de Prince in Gent haar maatschappelijke rol bevestigt. De basiswaarden vriendschap, tolerantie en de Nederlandse taal en cultuur zullen steeds aan de basis liggen van NAN-activiteiten. We doen dit met respect voor de organisaties waarmee we samenwerken en uiteraard apolitiek.

 

 

Testcolleges

 

De eerste NAN-activiteit bestond uit testcolleges aan de Universiteit Gent. Het doel van deze colleges was kandidaat-studenten met een anderstalige achtergrond zicht te geven op de haalbaarheid van het volgen van een academische opleiding. Onze afdelingen Gent I en II zorgden voor zowel de lessen als de docenten. Vanuit hun individuele expertise in recht, geneeskunde, wetenschap, … stonden onze Princevrienden voor een groep jonge potentiële studenten. Het was een bijzonder gesmaakt en op zich laagdrempelig initiatief.

 

Panelgesprekken

 

Daarnaast bouwden de twee afdelingen een intensieve samenwerking uit met de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) van regio Gent. VDAB Gent biedt gerichte vorming en taalopleidingen aan, specifiek voor hoogopgeleide mensen met een anderstalige achtergrond die op zoek zijn naar werk. Onze afdelingen organiseerden voor die groep twee maal per jaar panelgesprekken. Een van onze Princevrienden is de panelleider en stelt kort de andere Princeleden voor aan de anderstaligen. Daarna krijgen de anderstaligen de kans zich één voor één voor te stellen en om vragen te stellen aan het panel. We zorgen voor voldoende diversiteit in achtergrond bij de Princeleden, zodat alle nieuwkomers zeker bij iemand terecht kunnen met hun vragen. Na afloop is er een informeel netwerkmoment, met een hapje en een drankje. Dat is ook zeker het moment om gegevens uit te wisselen, nog wat tips te geven, contacten door te spelen, enzovoorts. We zijn bijzonder tevreden over de grote betrokkenheid van de VDAB en de inzet van de begeleiders van de groepen.

 

Mentor

 

De meest recente activiteit is mentor worden van anderstalige nieuwkomers. Dit is een project in samenwerking met het Minderhedenforum, zowat de bekendste organisatie van nieuwe Vlamingen en etnisch-culturele minderheden in Vlaanderen. Het Minderhedenforum heeft een project onder de naam Mentor2Work, waarbij Vlamingen gedurende zes maanden mentor zijn van een anderstalige nieuwkomer. Het Minderhedenforum voorziet een intakegesprek met de kandidaat-mentor, om alzo te kunnen inschatten bij wie hij of zij het mentoraat kan opnemen. Daarna volgt een korte coachingsopleiding en vervolgens kan de mentor gekoppeld worden aan een nieuwkomer. Dit biedt een unieke kans aan de anderstalige nieuwkomers om de rijkdom van het netwerk van onze Princeleden te leren kennen en benutten, kennis te maken met de arbeidsethos in Vlaanderen, te proeven van de culturele verschillen, arbeidscompetenties te verhogen, het Vlaams onderwijs of de zorgverlening beter te leren kennen, enzovoorts… Tegelijk is het voor de Princevrienden een mooie opportuniteit om een anderstalige nieuwkomer van heel nabij te coachen. Dit vergt een stevige tijdsinvestering, maar het is ongetwijfeld een bijzonder fraaie maatschappelijke bijdrage.

 

Coördinator

 

Een NAN-project kan enkel slagen als een aantal Princevrienden de kar wil trekken. Daarom is het aangewezen in de afdeling een coördinator te hebben. In de Gentse afdelingen zijn twee leden hiermee belast. Zij verzorgen ook de communicatie naar de andere leden en de externe partners. Zij nemen daarnaast het voortouw om overlegmomenten te organiseren. Het is belangrijk dat de partners vanuit een wederzijds respect enthousiast zijn over de samenwerking met onze Orde.

De twee Gentse afdelingen zijn ervan overtuigd dat NAN een zinvolle bijdrage kan zijn aan de maatschappelijke rol die onze Orde kan en wil spelen. We hopen uiteraard dat andere afdelingen ook initiatieven ontwikkelen die de Nederlandse taal en cultuur bekender maken bij anderstalige nieuwkomers.

 

Afdelingen die ook een NAN-project willen opstarten of die eens willen overleggen hierover, kunnen zeker contact nemen met de Gentse NAN-coördinatoren Jean van der Donk (jean.vanderdonk@gmail.com) en John Caron (johncaron@telenet.be).

 

Jean van der Donk en John Caron



27 juni 2019

Bouwkundig erfgoed op gewestdag West-Vlaanderen


Behoud en/of vernieuwing van bouwkundig erfgoed, hoe doe je dat? En hoe maak je wat je doet inzichtelijk voor leden van de Orde van den Prince? Die twee vragen stonden centraal op de gewestdag West-Vlaanderen begin mei. Het begin van het antwoord op de tweede vraag: organiseer de gewestdag op kasteel De Lovie in Poperinge, dat bouwkundig erfgoed is en nu wordt gebruikt als opvang voor mensen met een handicap.

 

 

Moet een 'folie' als een ijskelder uit de vorige eeuw worden gerestaureerd en onderhouden en zo ja, op wiens kosten? Kan een jachtpaviljoentje, zeg maar een huis der minne, in het bos, waar geen wilde dieren meer zijn, mensen nog aanspreken? Kan een megalomaan kasteel, dat niet zozeer bedoeld was als woning, maar eerder als ontvangstruimte om te imponeren, ingepast worden in een beleid dat zich vooral richt op solidariteit met wie het niet zo goed heeft? Geeft het pas dat paters, die naast de gelofte van kuisheid, de gelofte van armoede hebben afgelegd, een negentiende-eeuwse kapel, die niets bekoorlijks bezit behalve zijn 'heiligheid', restaureren tot een hypermodern Refectorium respectievelijk Scriptorium? Moeten in het kasteel van Het Couthof publieke middelen ingezet worden om het gebouw zelf en de wilde tuin met Manet-bruggetje in zijn oude glorie te herstellen?

 

          

 

Hoog niveau

 

Al deze vragen kwamen zo concreet niet echt naar voren op de heuglijke gewestdag West-Vlaanderen zelve. Daar hadden de sfeer en de amicitia en de wetenschappelijke uitleg alle prioriteit. Maar de academische zitting, die van heel hoog niveau was, toonde aan dat zowel de Vlaamse overheid als de bestuurders van de vzw De Lovie deze vragen niet uit de weg gaan.

 

 

Gewestdagvoorzitter

 

Leerkracht dramatische kunst Josette Van Hooydonck van de afdeling Westhoek, die de taak van gewestdagvoorzitter in extremis kreeg toebedeeld, las bij de opening van de gewestdag de nieuwe Keure voor en strooide vervolgens spaarzaam met minuten spreektijd. Zij deed dit op de hoofse en galante wijze, waarop alleen zij het monopolie bezit. Burgemeester Christof Dejaegher van Poperinge had het in zijn speech over Oranje en zijn geest, die tot tweemaal toe in de geschiedenis onze contreien heeft beïnvloed.

 

     

 

Niet-leden

 

Gewestvoorzitter Jan Vandromme beklemtoonde het vernieuwende aspect van deze gewestdag, daar ook niet-leden werden uitgenodigd. President Godelieve Laureys, die tijd noch moeite had gespaard om zich tot diep in de Westhoek bij ons te vervoegen, sprak wijze woorden over het belang van taal in onze disparate maar inclusieve maatschappij. De nieuwe Keure bekt beter voor jonge mensen en oogt ook beter naar de toekomst toe, stelde zij.

 

     

 

Bouwmeester

 

Daarna was het tijd voor de inhoud. An Malliet, projectverantwoordelijke bij het team van de Vlaamse bouwmeester, toonde op heel gedecideerde wijze welke weg de Vlaamse overheid is ingeslagen inzake erfgoed en verbouwingen. Toenmalig Vlaams Bouwmeester Bob van Reeth startte jaren geleden het systeem op van open oproep. Bij elke publieke opdracht werd een wedstrijd geopend, om zodoende de opdracht uiteindelijk aan de juiste persoon of het juiste team toe te kunnen kennen. Uit een totaal van tientallen kandidaten ontstaat in eerste instantie een lijst van tien architecten, die al snel tot vijf wordt teruggebracht. Die gaan dan samen met de opdrachtgever aan tafel zitten. Dan ontstaat een visie en pas daarna wordt een contract getekend.

 

Projecten

 

An Malliet toonde vrij snel, maar goed gedocumenteerd, een aantal projecten. Het Antwerpse Museum van Schone Kunsten, het stadhuis met belfort van Menen, een oud stadhuis in de Rupelstreek en de molens van Aarschot passeerden de revue. Een jeugdinstelling in Ruiselede en een gevangenis in Hasselt werden 'vernieuwbouwd'. Zo kwam het hele Vlaamse land aan de beurt.

 

Inclusie

 

Directeur Patrick Deferme van vzw De Lovie kwam met een heel mooi verhaal, waarin de term 'inclusie' de pendant werd genoemd van 'onze' amicitia en tolerantia. “Immers, wij hebben op basis van heel veel gesprekken ondervonden dat onze bewoners hun levenskwaliteit hier in het domein De Lovie zeer hoog inschatten.” Is een kasteel van deze 'envergure' ('grootscheepsheid') zinvol in een domein voor in hoofdzaak mentaal gehandicapte mensen? Ja, was het ondubbelzinnige antwoord: “Wij hanteren het begrip van omgekeerde inclusie.” Het kasteel kan volgens directeur Patrick Deferme het kloppend hart zijn van de werking. Daarbij zijn partners als het stadsbestuur van Poperinge en zelfs privé-personen of firma's heel gewenst.

 

Herbestemming

 

Dries Vandewoude kreeg vervolgens het woord. Hij is de projectmanager verantwoordelijk voor de herbestemming van kasteel De Lovie en het bijbehorende park. “Vandaag hebben jullie het vooraanzicht gezien van erfgoed. Maar daarachter zit een hedendaags zakelijk element.”

Het domein heeft een oude geschiedenis:

1856-1911: de familie Van Merris.

1912-1928: de familie De Bergheyck.

1929-1959: Sanatorium Sint Idesbald.

1960 tot nu: vzw De Lovie, ondersteuning van vooral mentaal gehandicapten.

 

Actueel gebruiken

 

Het kasteel actueel gebruiken, is de motor van heel het verhaal: alleen dit laat toe de recurrente (steeds terugkerende) kosten te dekken. Er kunnen in kasteel De Lovie dus evenementen gebeuren als de gewestdag. Pop up summer, toerisme, tentoonstellingen, zaalverhuur, gidsen en vrijwilligerswerk zijn aan zet…

 

 

Terug naar de gewestdag. Het huisorkest 'Sogno' speelde nog enkele liederen, onder andere van Eva de Roovere, voormalig zangeres van de Belgische folkformatie Kadril en daarna actief als solo-zangeres en cabaretier. Het was een ietwat lange, maar heel goed gestoffeerde academische zitting. Een maaltijd waarbij Pieter Breughel zijn vingers zou aflikken, sloot de avond op een waardige wijze af.

 

Pol Sansen

Afdeling Westhoek

 

     



27 juni 2019

Een ‘schooldag’ over de Amsterdamse school: ook mooi bouwen voor de arbeiders


Op de jaarlijkse gewestdag voor Holland en Noord-Nederland, die dit jaar op 18 mei werd georganiseerd in Amsterdam, stond de architectuurstijl van de Amsterdamse School centraal. Deze bouwstijl kwam op aan het begin van de twintigste eeuw. Het doel: ook mooi bouwen voor de arbeiders. Amsterdam is er als 'het mekka van de volkshuisvesting' wereldberoemd mee geworden. Na een lange 'schooldag', inclusief 'schoolreisje', waren de honderd aanwezigen ware experts geworden en zagen zelfs de Amsterdammers dingen in hun stad die ze nog nooit eerder gezien hadden.

 

 

Aan de voordeur van de onlangs gerestaureerde kleuterschool ‘Het Schip’ in Amsterdam-West (Spaarndammerbuurt) ontving de enthousiaste ‘juf’ (en dagvoorzitter) Marly Bergman haar ‘leerlingen’ uit de gewesten Holland en Noord-Nederland. In de hal klonk een vrolijk gekeuvel van herkenning en begroeting. De honderd Ordeleden voelden zich weer kind worden in dit door Michel de Klerk ontworpen bijzondere schoolgebouw uit 1921. Het gebouw is een schoolvoorbeeld van de Amsterdamse School architectuur. Het motto van De Klerk bij de bouw luidde: “Niets is mooi genoeg voor de arbeider, aangezien die al zo lang zonder schoonheid heeft moeten leven.”

 

Schoolhoofd

 

Wakker voor de les na een kop koffie liep iedereen braaf de monumentale schooltrap omhoog alwaar in de bovenzaal het ochtendprogramma begon. ‘Schoolhoofd’ (en afdelingsvoorzitter) Rob van der Kamp verwelkomde iedereen op de veertigste verjaardag van de afdeling Amsterdam met een lach, maar ook met een traan, omdat de afdeling haar trouwste en actiefste lid Margreeth Dahlkamp onlangs is ontvallen. Ze had zich nog zó op deze gewestdag verheugd. Na de verwelkoming kondigde dagvoorzitter Marly Bergman de ‘bovenmeester’ van de Orde aan, Jan Weierink, vicepresident in het Dagelijks Bestuur en lid van de afdeling Twente-Achterhoek.

 

Bovenmeester

 

De speech van 'bovenmeester' Jan Weierink was een stevig betoog voor de ‘leerlingen'. Hij benadrukte het belang van de Orde en de behoefte aan zowel vernieuwing als traditie. Hij pleitte voor een grotere uitstraling, zowel op intellectueel als cultureel gebied. Hij onderstreepte de unieke band tussen de twee lage landen en kondigde twintig nieuwe leden binnen het Gewest aan, die niet alleen vrijblijvend lid worden voor de gezelligheid, maar ook om Amicitia en Tolerantia uit te dragen tegen de verzuring en verharding van de maatschappij. Hij riep eenieder op de PrincEzine goed te lezen. Zijn felicitaties aan de jarige afdeling werden onder dankzegging door Marly ontvangen.

 

Amsterdamse school

 

Daarop kreeg de bevlogen ‘leraar’ Ton Heijdra van Het Schip het woord om ons álles te vertellen over de ontstaansgeschiedenis van de Amsterdamse School, niet alleen als stijlfiguur van architectuur maar ook als beweging. Ton is geschiedschrijver en ‘woont’ zijn hele leven al in Het Schip. Hij vindt Amsterdam mooier buiten de grachtengordel dan daarbinnen. Dat onderbouwde hij een vol uur met een vurig historiserend pleidooi (“Ik heb Rembrandt hier in de wijk aan de muur hangen!”) en aan de hand van talrijke tekeningen, foto’s en afbeeldingen. Hij plaatste de Amsterdamse School beweging daarmee in een kunsthistorische context.

 

 

Mekka van de volkshuisvesting

 

Alice Roegholt schreef in het boek ‘Op de golven van de stad – een ronde langs de Amsterdamse School’, dat Amsterdam in het begin van de twintigste eeuw op een geweldige manier verfraaid is met nieuwe gebouwen en nieuwe wijken, die de stad als ‘mekka van de volkshuisvesting’ wereldberoemd hebben gemaakt. Veel van de huizen zijn gebouwd in opdracht van visionaire woningbouwcoöperaties, die het idealisme van het bouwen van goede woningen koppelden aan het ‘verheffen van de arbeider’ met kunst en cultuur. De bevlogen architecten van de Amsterdamse School waren daar een meester in. Zij boetseerden met bakstenen en gebruikten kunst om hun gebouwen tot arbeiderspaleizen te vervolmaken. Beroemde kunstenaars en architecten werkten met elkaar samen en hebben de mooiste kunstwerken tot stand gebracht, van gevels tot straatmeubilair en van bruggen tot brievenbussen.

 

 

     

 

Pioniers

 

Na de pioniers Pierre Cuypers, H.P. Berlage en J.E. van de Pek waren het de architecten Eduard Cuypers (zoon van Pierre), Michel de Klerk, Piet Kramer en Joan Melchior van der Mey die zich afzetten tegen traditionele architectuur. Bestaand bouwmateriaal als baksteen en dakpannen gebruikten zij op een vernieuwende manier, met andere metselverbanden en voegwerk, soms zelfs tot hele reliëfs. Alle gevels zijn gedecoreerd met siersmeedwerk, van hijsbalk tot balkon. Ramen hebben soms trapezium- of paraboolvormen. Architectuur als ‘Gesamtkunstwerk’. Zij werkten nauw samen met beeldhouwers, vooral stadsbeeldhouwer Hildo Krop. Piet Kramer ontwierp talloze bruggen en brugwachtershuisjes. Bindmiddel voor de beweging was het tijdschrift Wendingen, waar naast architectuur ook typografie en ontwerpen van meubels, textiel en glaswerk aan bod kwamen.

 

          

 

Buiten

 

Nieuwsgierig gemaakt werden we in twee groepen verdeeld om onder leiding van gidsen buiten al het schoons te gaan bekijken. Aan de buitengevel van de kleuterschool ‘De Veulens’, zagen we een granieten sculptuur van een boogschutter omgeven door hinden en bloemen, gemaakt door Hildo Krop. Boven de toegangsdeur sneed Krop uit notenhout een rooster met een voorstelling van dartelende veulens, een verwijzing naar de speelse schoolfunctie. Om de hoek van Het Schip zagen we de fraaie ronde ‘Sigaar’ uit de gevel puilen en bekeken we een markante arbeiderswoning van woningbouwvereniging Eigen Haard, in oorspronkelijke huisstijl ingericht en met ‘socialistische kerktoren’. Via de achterdeur verlieten wij het pand om op het speelplein achter de kleuterschool bijzonder straatmeubilair te bewonderen. Ook namen we een kijkje in een keet waarin het leven in de sloppen van oud Amsterdam werd weergegeven. Daarna werd het tijd om de aangeklede lunch te gebruiken in de leslokalen.

 

          

 

 

Schoolreisje

 

's Middags gingen we op ‘schoolreisje’, want zo voelde het zeker als je achter in de bus zat. De gidsen confronteerden ons met de zojuist geleerde architectuur in de periferie van de twintigste-eeuwse stadswijken, eerst Plan West en daarna Plan Zuid van H.P. Berlage. Zelfs leden die Amsterdam goed kennen, zagen details die ze in het drukke verkeer nog nooit gezien hadden, daar we nu ongestoord uit de hoge busraampjes konden kijken. De buschauffeur loodste ons door Plan Zuid naar woningencomplex 'De Dageraad' voor een versnapering. In een museumpje was er een stijlkamer ingericht.

 

          

 

Woningwet

 

De Dageraad is een goed voorbeeld van de woningbouw sinds de woningwet van 1901. Die wet bepaalde onder meer waar een woning aan moest voldoen. Dat heeft de ruimtelijke ordening van Nederland in hoge mate vorm gegeven, want sindsdien moest er een bouwvergunning zijn die paste in het bestemmingsplan. Het waarneembare verschil in het straatbeeld aan beide zijden van de Nederlands-Belgische grens komt door het vastleggen van zaken als rooilijnen, afstanden tot de weg en nokhoogtes. Mede daardoor is Nederland vergeleken met België geordender. Immers in België is pas met de eerste wet op de stedenbouw uit 1962 de buitenruimte geordend of, zoals je wilt, de vrijheid ingeperkt om te bouwen waar en hoe je wilt.

 

          

 

Centraal station

 

De busrit eindigde in Amsterdam-Noord aan het IJ tegenover het Centraal Station van Amsterdam. Zonder een vaartochtje over het IJ is een bezoek aan Amsterdam immers niet compleet, al is het per pont, want touringcars mogen de binnenstad niet meer in. Wandelend tussen de oranje petjes van de ‘meesters’ Cor de Jong vooraan en Paul Michielsens achteraan, bereikten de inmiddels geschoolde ‘scholieren’ door het Amsterdamse gewoel in kolonne het Restaurant 1e klasse op spoor 1, waar ons het diner werd voorgeschoteld. Na een champagnetoost kregen we als voorafje de gelegenheid de stijlvolle koninklijke wachtkamer te bezoeken. Het stationsgebouw is net als het Rijksmuseum in kerkelijke stijl gebouwd door de katholiek Pierre Cuypers (1827-1921). De protestantse koninklijke familie wilde er om die reden lang geen gebruik van maken!

 

 

Complimenten

 

Om zeven uur was het tijd om aan tafel te gaan, met tafelschikking om kliekjesvorming te voorkomen. Het was ook tijd voor complimenten. Arend-Jan Julius, gewestpresident Noord-Nederland, reflecteerde op onze gewestdag in het OBA in 2009 met onder andere stadsdeelraadvoorzitter Ahmed Marcouch. Hij blikte eveneens vooruit naar de volgende gewestdag 2020 in Friesland. Daarop volgden de allerlaatste woorden van onze onvolprezen gewestpresident Holland, Cees de Wit. Tijdens zijn periode zijn er vijftig nieuwe leden bijgekomen, de meesten in Delft. Cees dankte zijn voorganger Johan Draulans voor de ‘boedelscheiding’.

 

Woningbouwbehoefte

 

Cees ziet na vandaag parallellen tussen de huidige situatie en de woningbouwbehoefte in de twintiger jaren. De jongste generatie kon ook tóen geen woning betalen! Hij vindt dat een mooi thema voor de Orde. Echter zijn termijn zit erop en hij geeft het stokje door aan Willem Gijsels, tot dan toe voorzitter van de afdeling Den Haag. Cees werd hartelijk bedankt door Rob, die de bijeenkomst afsloot door terug te blikken op een geslaagde ‘schooldag’. “Wij hebben met jullie ons feestje gevierd! Dat doen wij  met de afdeling dit najaar nog eens over.” Klokslag negen uur ging eenieder spoorslags op weg naar huis in Holland of Noord-Nederland, want in Nederland vertrekt de trein precies op tijd!

 

Maarten van Luttervelt

Afdeling Amsterdam



27 juni 2019

Amicitia en Tolerantia onder het Zuiderkruis: Sint-Genesius Rode – Beersel in Zuid-Afrika


Maanden later spreken we nog regelmatig als Princevrienden met elkaar over ‘die reis’. Namelijk, onze reis naar Zuid-Afrika van afgelopen februari. Een tocht die ons meer heeft geraakt dan we vooraf konden bevroeden. We waren wel van zins er een boeiende reis van te maken maar het was ver boven verwachting dat die reis ons zo zou raken. We hebben een blijvende interesse gekregen in dit land vol tegenstellingen. We zijn diepgaand verrijkt in onze vriendschap als Princeleden onder elkaar en met Princeleden uit Zuid-Afrika.

 

De bus rijdt gelijkmatig over de lange weg van Pretoria naar Bloemfontein en van daar verder naar Graaff Reinet, door het vlakke land van Oranje-Vrijstaat en vervolgens de Grote Karoo, op weg naar de Vallei der Verlatenheid. We zijn de indrukken van de afgelopen dagen nog aan het verwerken. Heen en weer geslingerd tussen het metershoge beeld van Nelson Mandela in Pretoria en het nabije controversiële Voortrekkersmonument, tussen het recente verleden en het verre verleden van twee miljoen jaar terug, toen de eerste Zuid-Afrikaanse, de Dinaledi-mens in de ‘cradle of humankind’ rondliep. We zijn zelfs afgedaald in de geologie van honderden miljoenen jaren terug, in de Kimberley-mijn de vindplaats van de beroemde Cullinan diamanten. Bovenal, we genieten nog na van het vriendschapsbezoek aan de afdeling Pretoria, met haar voorzitter Linette van de Merwe en professor Jackie Grobler, onze gids in Pretoria. Wat was dat een heerlijk verfrissende en open afdeling die ons meteen thuis deed voelen!

 

 


 

 

 

 

 

Linette van der Merwe (voorzitter afdeling Pretoria),
Anne Sobrie (voorzitter afdeling Sint-Genesius Rode – Beersel) en Leo Ravestijn (mede-organisator).

 

 

 

 

 

 

45-jarig jubileum

 

Toch zijn we pas op de derde dag van onze 14-daagse reis. Wat ons nog te wachten staat is een programma met een intense afwisseling van cultuur en natuur, van mens en dier, van stad en land, van schoonheid en lelijkheid, van afbraak en opbouw. Zuid-Afrika was onze keuze als reisbestemming ter gelegenheid van het 45-jarig jubileum van de afdeling Sint Genesius Rode-Beersel. Een reis die zo’n jaar voorbereiding vergde en door de leden zelf in de steigers is gezet. Met de reiservaring van onze eigen leden, vooral Leo Ravestijn, de inspiratie van onze Princevriend Frank Judo en met het reisbureau Untamed Travelling (en hun uitstekende gids Duane Rankin) werd het een prachtig samenhangend reisplan.

We kunnen een uitgebreid verslag geven. Wie dat graag wil horen, is welkom contact met ons op te nemen. Laten we ons hier beperken tot enkele hoogtepunten, hetgeen u wellicht iets overbrengt van onze impressies en gevoelens.

 

Hartverwarmend onderwijsproject

 

Pretoria achter ons latend ervoeren we de spanning van zwart en wit in de armoedig aandoende Zuid-Afrikaanse gerechtelijke hoofdstad Bloemfontein. Vervolgens konden we genieten van het prachtige en vooral witte stadje Graaff Reinet. Maar eerst moesten we de overweldigende kracht van de natuur ervaren: een donderbui zonder weerga tijdens een avontuurlijke bergafdaling, die ons tot op het bot doorweekte.

De route verder vervolgend via Knysna bezochten we een hartverwarmend onderwijsproject, geleid door Isabelle De Smul-Brink en Remi en Lieve De Backer (ja, uit België) waar zwarte kinderen uit een van de vele deprimerende townships naschoolse aanvullende les krijgen die hun creativiteit en initiatief stimuleert. Thuis hebben die kinderen veelal te maken met werkeloosheid, armoede, kind-zwangerschappen en wat al niet. In het leslokaal en met ruimhartige steun onder meer van de Orde van den Prince opent zich een perspectief van hoop op een betere toekomst. Schrijnend wellicht: met de beperkte middelen kan Born in Africa (www.borninafrica.org/) niet iedereen ondersteunen. In één gezin kan het zijn dat het meest initiatiefrijke kind die extra kans wel krijgt en broers en zusjes niet. We ervaren dat in Zuid-Afrika gelijkheid voor allen nog een verre droom is.

 

Safaripark

 

Vooraleer we aan de befaamde tuinroute beginnen, hebben we nog een middag, nacht, en ochtend in het safaripark Gondwana. Terwijl we rond lunchtijd aankomen en van een verfrissend drankje genieten, moet ik plots het glas in de hand van mijn ega drukken en de filmcamera grijpen. Tussen de ‘toekoels’, onze nachtverblijven, komt een kudde olifanten aankuieren, om zich te laven aan… ons verlokkende zwembad. Zo worden we getrakteerd op puur natuur op niet meer dan 30 meter afstand.  De verrassing met wilde dieren blijft zich herhalen gedurende twee safaritrips, tijdens zonsondergang en tijdens zonsopgang. Leeuwen, giraffen, buffels, gnoes, nijlpaarden, springbokken (het nationale symbool), zebra’s en zelfs neushoorns.

 

 

Afrikaans

 

Verder rijdend door het prachtige landschap van wijngaarden en vergezichten op zee en bergen, komen we aan in Stellenbosch, de welbekende universiteitsstad. Alfred Schaffer en Andries Visagie van de vakgroep Afrikaans en Nederlands doen ons ervaren hoe rijk en poëtisch het Afrikaans is, en hoe nauw verbonden met onze Vlaamse en Nederlandse geschiedenis. Maar ook wat een worsteling het is om die taal als erfgoed en als investering in de toekomst te behouden en te ontdoen van het stigma de taal te zijn van de onderdrukker. De docenten hier tonen moed door tegenstrooms te zijn. Er is hoop want de belangstelling voor het Afrikaans groeit. Maar ook hier is er dringend nood aan consistente financiële ondersteuning. We denken: wellicht een uitdaging voor ons als OvdP in België en Nederland?

 

Beeldentuin

 

Hoogtepunten blijven volgen, soms te kort. Daaronder de beeldentuin van de beroemde kunstenaar Dylan Lewis. De ligging tussen de bergen, de spanning in de dieren die hij uit brons maakt, beneemt ons de adem. We willen blijven, maar moeten te snel weer verder. Want natuurlijk, Kaapstad mag niet ontbreken. We hebben er een rijk programma: bezoek aan de Bo-Kaap met de kleurige islamitische wijk, de botanische tuinen van Kirstenbosch, het Zeiss museum van modern art, lunch in een township opgevrolijkt met live muziek en een toespraak met boodschap van de zwarte eigenares van het restaurant. We waren opnieuw onder de indruk van het taal-engagement bij ons bezoek aan SASNEV, het Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland & Vlaandere. Sommigen genoten van avondlijke dans en muziek. De Tafelberg was helaas niet toegankelijk vanwege te veel wind, dat kan ook gebeuren.

 

 

Zo kwamen we aan het eind van onze reis met op de allerlaatste dag nog een bezoek aan de kaap waarvan de naam staat voor wat we dit prachtige land, zo vol contrasten en tegenstellingen en dat ons zo heeft geraakt, toewensen: De Goede Hoop.

 

Paul Timmers

Mede-secretaris afdeling Sint-Genesius Rode – Beersel



16 mei 2019

Princetrofee voor taal: filmpjes over liefdesbrieven


Liefdesbrieven. Dat was het thema van de taalwedstrijd die de afdeling Graafschap Loon dit jaar voor de vierde keer organiseerde voor leerlingen van het secundair (middelbaar) onderwijs in de brede regio van Hasselt. De vereiste presentatievorm was een filmpje in YouTube-formaat van maximaal drie minuten, dat door verzorgde en stijlvolle taal ondersteund moet worden. Twaalf inzendingen mocht onze jury bekijken, herbekijken en beoordelen. De filmpjes zijn de moeite waard…

 

 

 

Liefdesmoord. Last post. Lieve ik. Als ik val sta ik op. De titels van de ingezonden filmpjes waren net zo divers als de filmpjes zelf. Het was een goede 'oogst' voor de afdeling Graafschap Loon, die de taalwedstrijd organiseert omdat ze, net als alle andere afdelingen, veel belang hecht aan verzorgde taal en taalvaardigheden.

 

Twee winnaars

 

Uiteindelijk waren er twee winnaars. De Loonse Princejury oordeelde dat een OKAN-klas (Onthaal Klas voor Anderstalige Nieuwkomers) met de hoogste eer naar huis kon gaan. De OKAN-groep van de school HAST maakte een aanstekelijk filmpje waaruit een energiek enthousiasme voor onze taal blijkt. Tevens waren de gekozen achtergrondmuziek ('Praat Nederlands met me') én de hierop geënte choreografie sterke dragers van de 'liefdesboodschap'.

 

 

Goudvis

 

In de categorie secundair onderwijs was de groep van 6WWi (wetenschappen-wiskunde) van het Sint-Jozefinstituut van Bokrijk de verdiende winnaar. Hun filmpje 'Een goudvis in de diepzee' vertelt een authentiek liefdesverhaal op een geactualiseerde en dynamische wijze. Het gehanteerde taalgebruik is verzorgd en verstaanbaar Nederlands. De verhaallijn kent een emotionele spanningsboog waarbij de gekozen muziek de beeldtaal ondersteunt.

 

 

Prijs

 

Begin mei kon de jury, die bestond uit leden van onze afdeling, de gelukkige groep jongeren van SJIBokrijk én hun begeleiders verrassen met een mooie prijs: een bezoek aan een escaperoom, met daarna een hapje en een drankje. Het tweede luik van de prijs, de uitreiking aan de OKAN-jongeren, volgt in juni met een 'pizza in het park'.

 

Vijfde editie

 

Op naar de vijfde editie nu! Ook in het schooljaar 2019-2020 willen wij door deze taalwedstrijd jongeren aanspreken om op een leuke wijze toch bewust met onze mooie taal bezig te zijn. Onze jeugd heeft mee de toekomst van onze moedertaal in handen…

 

Jef Schoofs
Verantwoordelijke NT&C afdeling Graafschap Loon



16 mei 2019

De Remi Pirynsvieringen in Mechelen: meediscussiëren over literatuur


De afdeling Mechelen houdt sinds 2005 jaarlijks haar Remi Pirynsviering ter nagedachtenis aan een van de meer prominente leden uit haar midden. Deze viering kan gezien worden als een voorbeeld voor hoe leden en hun partners actief kunnen participeren in een springlevend intern NT&C-project. De formule die daarbij de afgelopen jaren is gevolgd, met een lezing en een bespreking van boeken die genomineerd zijn voor een prestigieuze literatuurprijs, biedt hen de gelegenheid om hun betrokkenheid bij de Nederlandse taal en cultuur tot uitdrukking te brengen. Reden genoeg om deze vieringen eens van dichtbij onder de loep te bezien.

 

 

Remi Piryns, een van de meest spraakmakende leden van de afdeling Mechelen van de Orde van den Prince, overleed in 2004 op bijna 84-jarige leeftijd. Geboren in 1920 kreeg Remi vooral bekendheid door zijn 'Gebed voor het vaderland', een gedicht dat hij kort na de Tweede Wereldoorlog te Lokeren in het interneringskamp had geschreven. Een van zijn medegevangenen, Gaston Feremans, schreef er de muziek bij zodat het ook kon worden gezongen als (strijd)lied. Piryns verbleef enkele maanden in dit kamp omdat hij ervan verdacht werd gedurende de oorlogsjaren zwaarwegende Vlaams-dietse sympathieën gekoesterd te hebben. Na ontslag uit het kamp bleef zijn uitzetting uit de Orde van Advocaten van kracht en richtte hij zich op het boekenbedrijf, de wereld van de journalistiek en de maatschappijkritiek. Remi was in hart en nieren een Groot-Nederlander, hetgeen vele jaren later, in 1970, werd bekroond met het eindredacteurschap van het tijdschrift Neerlandia. Hij was sinds 1967 lid van de afdeling Mechelen.

 

 

Viering

 

Vrijwel onmiddellijk na het overlijden van Remi besloot de afdeling Mechelen om haar bekende medelid te eren in een aan hem gewijde viering, hetgeen leidde tot een jaarlijks terugkerend evenement, in sommige gevallen georganiseerd in samenwerking met andere afdelingen van het gewest Brabant-West. Aanvankelijk ging het daarbij om lezingen of voordrachten, zoals in 2008 met de theatermonoloog 'Ik, Guido Gezelle' door Herman Bogaert. In 2013 werd die formule omgebogen naar een vorm die de leden van de afdeling in staat stelde actief betrokken te zijn bij de jaarlijkse Remi Pirynsviering.

 

Lezers

 

Tal van leden van de Mechelse afdeling zijn fervente lezers. Daarom werd in 2013 het plan gelanceerd om binnen de eigen kring boeken te laten bespreken die geselecteerd zijn voor een der grote Nederlands-Vlaamse literatuurprijzen. In 2013 was dat de AKO-literatuurprijs maar het jaar daarop schakelden we over naar de Libris Literatuurprijs. Op basis van de longlist werden enkele titels gekozen waarvan er één mogelijk bekroond zou worden. Aangezien de achtergrond van de lezers zeer divers is, geeft elke bespreking inzicht in wat de 'recensent' al dan niet boeit in het door hem of haar voor het voetlicht gebrachte boek. Ook de partners van de leden laten van zich horen en hun aandeel in de viering werd (en wordt) zeer gewaardeerd. Inmiddels zijn zeven edities van deze bijzondere invulling van de jaarlijkse Remi Pirynsviering gepasseerd en de animo voor deelname aan de boekbesprekingen blijft groot.

 

Professionele literatuurcritici

 

Na over de boeken van gedachten gewisseld te hebben, werden we in de eerste jaren vergast op samenvattende beschouwingen door twee professionele literatuurcritici in ons midden, Gaston Durnez en Frank Hellemans. Vorig jaar hadden we voor de eerste keer evenwel het voorrecht om een van de besproken auteurs in ons midden te mogen ontvangen. Hoewel niet genomineerd voor de Libris Literatuurprijs was Filip Rogiers vorig jaar bereid om aanwezig te zijn bij de bespreking van zijn boek 'Angel'. Nadat de leesverslagen van de leden en hun partners hadden geresulteerd in een schriftelijke stemming over de gelezen boeken en hadden geleid tot een rangorde van het meest interessant geoordeelde werk, werd Rogiers geïnterviewd door Frank Hellemans, die het oeuvre van de auteur goed kende. Uiteraard werd daarbij ook plaats ingeruimd voor een 'weerwoord' van de schrijver naar aanleiding van de besprekingen van zijn roman.

 

Peter Terrin

 

Halverwege vorige maand van dit jaar vond er opnieuw een Pirynsviering plaats in Mechelen. Hierbij was Peter Terrin aanwezig, de auteur van 'Patricia'. Dit was een van de boeken op de longlist van de Libris Literatuurprijs. De andere boeken die door de leden en hun partners van de afdeling werden gelezen waren 'De ommegang' van Jan van Aken, 'Het Vloekhout' van Johan de Boose en 'Gebrek is een groot woord' van Nina Polak. De boeken van Van Aken en De Boose haalden bovendien de shortlist, dus de lezers konden zich uitlaten over twee potentiële kandidaten voor de eigenlijke prijs. Uiteindelijk zou geen van beide overigens de prijs in de wacht slepen want Rob van Essen ging er begin mei met 'De goede zoon' mee aan de haal.

 

Recensenten

 

Van elk boek werd eerst een korte samenvatting gegeven, zodat degenen die het niet hadden gelezen toch een indruk kregen van de inhoud ervan. Vervolgens kwamen er steeds twee 'recensenten' aan het woord die zich uitlieten over hun leeservaringen om te komen tot een persoonlijk oordeel over het boek. Na afloop stemden de aanwezigen over het naar hun mening meest interessante boek. 'Het Vloekhout' van Johan de Boose kwam als winnaar uit de bus, op de voet gevolgd door 'Patricia' van Peter Terrin. De auteur was zichtbaar ingenomen met zijn tweede plaats.

 

Kritisch

 

Literatuurcriticus Gaston Durnez liet zich tijdens de besprekingen vrij kritisch uit over 'Gebrek is een groot woord' van Nina Polak. Hij had geprobeerd het boek te lezen maar na een bladzijde of tachtig moest hij die poging staken. Het was hem allemaal veel te Amsterdams. Hij kon zich als Vlaming niet voorstellen dat iemand in een tuinhuis woonde, al was het maar tijdelijk. Voor 'De ommegang' van Jan van Aken was er waardering, maar uit de bespreking ervan door een van de jongere leden van onze afdeling sprak toch ook een zekere teleurstelling: “De hoofdpersoon is een vrij ‘vlak’ personage. Er is weinig uitbouw van zijn karakter, hoe hij denkt, enzovoorts. Het gaat meer over zijn avonturen dan over zijn gevoelens of opinies. Maar het verhaal leest vlot, verveelt niet, heeft weinig saaie momenten. Geïnteresseerden in de geschiedenis zullen van dit boek smullen.”

 

 

 

Doet nadenken

 

Johan de Boose’s bizarre roman 'Het Vloekhout' verleidde een ander lid van de afdeling tot de volgende uitspraak: “Het boek doet nadenken over ieders bestemming, over de zin van leven en dood, zodat de mens een spiegel wordt voorgehouden.” Naar aanleiding van Peter Terrins 'Patricia' merkte een van de beoordelaars op: “Als geoefend lezer van thrillers en detectiveverhalen voelde ik me als een vis in het water, opgenomen in een intrigerend verhaal waarin niets is wat het lijkt.” Hierbij aansluitend noteerde een andere lezer: “Deel II verraste me totaal, waardoor je gaat twijfelen aan alles wat je eerder hebt gelezen. Je blijft achter met allerlei ‘puzzelstukjes’, maar van welke puzzel?” Kortom: de recensenten spaarden de roede niet maar bij elk van de vier boeken klonk er toch ook bewondering door in de bespreking.

 

Typemachines

 

Het tweede deel van de Remi Pyrinsviering bestond uit een uitgebreid gesprek van Frank Hellemans, redacteur Boeken van Knack.be, met de auteur van 'Patricia', Peter Terrin. Doordat Frank de schrijver al sinds lange tijd kent, kon hij ingaan op zaken die in een doorsnee-interview doorgaans niet aan bod komen. Zo merkte hij niet alleen op dat Terrin blijkbaar grote waardering heeft voor de Nederlandse schrijver W.F. Hermans maar dat hij, evenals zijn bewonderde voorbeeld, verzamelaar is van typemachines. Terrin antwoordde dat hij zichzelf niet als een echte verzamelaar beschouwt: hij heeft er slechts vijftig. Zijn laatste boeken heeft hij met een typemachine geschreven en niet op de computer. Elke machine is voor hem verschillend en heeft een eigen persoonlijkheid, een eigen ziel.

 

 

Internet

 

Door typmachines te gebruiken raakte hij bovendien verlost van het internet, stelde Peter Terrin. Dat internet beschouwt hij als een even grote verleiding als sigaretten voor een verstokte roker: “De sigaret en het internet fungeren als beloning en laten je genieten van je succes.” Ook de fotografie speelt een grote rol in het leven van de auteur. Zijn fascinatie voor de camera begon bij zijn kennismaking met Hermans’ roman 'De donkere kamer van Damocles', een boek waarvan hij de lectuur ervoer als een bliksemschicht: “Foto’s bieden helderheid maar tegelijkertijd ontstaat daardoor een mysterie, dreiging en vervreemding van de werkelijkheid.” Die werkelijkheid is onkenbaar, dat is hij met zijn grote voorbeeld eens, zelfs voor een fotograaf. “Het is fascinerend om te zien hoe iemand, zonder dat de feiten zich wijzigen, van het ene moment op het andere van verzetsheld collaborateur wordt”, vervolgde Terrin. Verwijzend naar zijn roman 'Patricia' constateerde hij: “Zo ook ontpopt Astrid zich als Patricia, de vrouw die zij eigenlijk altijd al was maar niet in zichzelf herkende.”

 

Evenement

 

De Remi Pirynsvieringen van de afdeling Mechelen zijn van lieverlede uitgegroeid tot een jaarlijks terugkerend evenement waarnaar alle leden reikhalzend uitzien. De formule die de afgelopen jaren is gevolgd, met leesverslagen door de leden van de afdeling en hun partners van boeken die genomineerd zijn voor een der grotere literaire prijzen in het Nederlandse taalgebied, geeft de gelegenheid om de eigen stem te laten horen en actief deel te nemen aan discussies over hetgeen zich op literair gebied afspeelt.

 

 

Wim Hüsken

Coördinator NT&C afdeling Mechelen



15 mei 2019

Is het Engels een veelkoppig monster dat het Nederlands dreigt op te eten?


"Oenoemdeda? What do you hate that?" Met deze prikkelende en voor de meeste Nederlandse aanwezigen niet te begrijpen titel wist Monique den Hartog, voorzitter van de afdeling Parijs, meer leden en gasten dan gewoonlijk naar de maandelijkse vergadering te lokken. Gastspreker van dienst was An De Moor, lid van de afdeling Gent I en talenbeleidcoördinator van de hogeschool Odisee en de KU Leuven campus Aalst, Brussel en Gent. "Als een vreemd woord onze taal insluipt, is er in Nederland en Vlaanderen geen academie, zoals in Frankrijk, die voor elk vreemd nieuw woord een Franse variant bedenkt."

 

 

De Stichting Nederlands maakte op 1 maart 2019 bekend dat zij haar jaarlijkse ‘Lofprijs voor de Nederlandse taal’ zal uitreiken aan de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON). De reden: haar strijd tegen de vergaande gedoogsteun van de nationale overheden aan het taalbeleid van de Nederlandse universiteiten. Deze zijn er intussen in geslaagd meer dan driekwart van de masterjaren en tot de helft van de bachelorcyclus te verengelsen. BON startte vorig jaar een petitie voor taalrijk hoger onderwijs, tegen de taalverschraling door verengelsing. Ze durfde het zelfs aan om een kort geding aan te spannen  tegen de Universiteit Twente, de Universiteit Maastricht en de Onderwijsinspectie.

 

Verwoed

 

Ook de Stichting Nederlands vecht al jaren verwoed tegen de grote invloed van het Engels in het Nederlands. Het boek2400 x liever Nederlands. Woordenlijst onnodig Engels’ uit 2005 is een mooi voorbeeld van dezelfde gedrevenheid als bij BON. Hebben zij gelijk als zij in het Engels een veelkoppig monster zien dat het Nederlands bedreigt? Is het Standaardnederlands zelfs helemaal aan het verdwijnen? Of zijn er nog oplossingen om dit te vermijden?

 

Leenwoorden

 

Er zijn ruim 18.000 Nederlandse woorden - zoals baas, pistool en koekje - wereldwijd in ándere talen opgenomen. Daar mogen we best trots op zijn. In het Nederlands hebben we in de loop van de geschiedenis omgekeerd ook veel leenwoorden opgenomen. Het is zelfs zo dat ongeveer 65% van de woorden die we spreken authentiek Nederlands is. Van de andere 35% is ruim 60% afkomstig uit het oud-Frans. Zelfs veel van de Engelse woorden die we hebben overgenomen, zijn van oorsprong oud-Frans, met dank aan William de Veroveraar die in 1066 als Normandische koning over Engeland ging heersen. Denk bijvoorbeeld aan muziek-music-musique, komkommer-cucumber-cocombre en soldaat-soldier-soldat.

 

Bedreigd

 

Taalkundige Eline Zenner onderzocht voor haar doctoraat aan de KU Leuven de invloed van het Engels op het Nederlands. Ze besluit dat er vandaag weliswaar meer Engels in het Nederlands binnensluipt, maar dat het Nederlands van morgen niet bedreigd wordt. Daarnaast stelt ze dat de invloed van het Engels grotendeels beperkt is tot de woordenschat en vooral piekt in specifieke omgevingen zoals de reclamewereld. Vooral interessant is haar stelling dat een taal bedreigd is als er op macro-niveau kan aangetoond worden dat er domeinverlies is, met andere woorden als het Engels vooral de internationale voertaal is geworden. Een tweede voorwaarde is dat er - op microniveau - woordverlies optreedt, wat wil zeggen dat er veel Engelse woorden in het Nederlands opgenomen zijn.

 

Klaarhelder

 

Het lijkt mij dat het antwoord op haar beide vragen klaarhelder ‘ja’ is. Ik stel vast dat veel grote bedrijven, en zelfs kleine middenstanders, vinden dat ze pas commercieel, aantrekkelijk of sexy zijn als ze in het Engels communiceren. De media zijn verzot op Engelse woorden zoals focus, life style, impact en mediation. Vlaamse én Nederlandse hogeronderwijsinstellingen kiezen meer en meer voor Engelstalige namen voor opleidingen zoals Accountancy, Business Management en Engineering. Het Nederlands staat er als onderwijstaal onder druk. Tot slot kunnen we onze ogen niet sluiten voor het toenemend klakkeloos overnemen van Engelse woorden en uitdrukkingen door jongeren. En bepalen zij niet mee de toekomst van onze moedertaal? Dan hebben we het nog niet gehad over de zorgwekkende tanende populariteit van het studiegebied Nederlands of over de stijgende tolerantie ten opzichte van (tussentaal)taalvarianten die ten koste gaan van het Standaardnederlands.

 

Minderwaardigheidscomplex

 

Het lijkt wel of we een soort minderwaardigheidscomplex over onze taal, cultuur en literatuur hebben. Onze taal is nochtans een emancipatiehefboom, houdt onze samenleving bijeen, is het raamwerk voor onze kennis, de motor van onze verbeelding en zelfs een emancipatorisch doel, waarvoor wij in de Vlaamse stad Gent meer dan honderd jaar geleden streden en waar we in Leuven in de jaren zestig van de vorige eeuw met de strijdkreet ‘Leuven Vlaams’ de straat optrokken. Noem het dus de kern van onze identiteit. Dat maakt ons vrij uniek in de wereld. Een beetje historisch én sociaal besef helpt om door de 'hippe waan' van vandaag te kijken. En laten we daar nu sterk in zijn bij onze Orde.

 

Simon Stevin

 

Als een vreemd woord onze taal insluipt, is er in Nederland en Vlaanderen geen academie, zoals in Frankrijk, die voor elk vreemd nieuw woord een Franse variant bedenkt. Het Nederlands kreeg - lang lang geleden - dankzij ir. Simon Stevin (1548-1620) eigen wetenschappelijke woorden zoals wiskunde, natuurkunde, scheikunde, sterrenkunde, meetkunde en wijsbegeerte. We geven nog even het woord aan dr. Eline Zenner: “Een Engels leenwoord blijkt vooral veel kans op succes te hebben als er nog geen Nederlands alternatief voor bestaat. Denk aan ‘webmaster’, of ‘workaholic’: ‘werkverslaafde’ is nadien nooit echt populair geworden."

 

Voetbal

 

Heel soms lukt het om de verengelsing te stoppen. Op een gegeven moment was de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond al die Engelse termen in het voetbal zo beu als koude pap. Ze wilden af van de corner, offside en de free kick. Dat werd ook in de regels vastgelegd. In bijna álle commentatoren hoor je tegenwoordig alleen hoekschop, buitenspel en vrije trap zeggen. Kan de Orde van den Prince het tij voor het Nederlands nog helpen keren? Naar mijn bescheiden mening wel, zowel privé, in het beroepsleven als via initiatieven in het kader van NT&C. Deze princelyke avond in de afdeling Parijs was al alvast een 'wake up call'. “He, oenoemdeda?” Een sensbiliseringsinitiatief dus.

 

An De Moor

 



09 mei 2019

Extra-Muros dertig jaar: van ‘papieren aanhangsel’ tot volwaardige afdeling


Meer dan de helft van de aanwezigen op het dertigjarig jubileum van Extra-Muros kwam uit andere afdelingen: Keulen, Luxemburg, Parijs, Brussel-Zavel, Heerlen, Oostende, Prinsbisdom, Utrecht, Twente-Achterhoek en Waals-Brabant. Extra-Muros-lid Jef Suykens uit Portugal maakte de meeste kilometers om naar Antwerpen te komen. Op het programma: Unesco Werelderfgoed museum Plantin-Moretus, een stadswandeling, een terugblik op de geschiedenis van de afdeling en heel veel amicitia.

 

Onder een grijze hemel spraken eind april 36 Princevrienden en partners uit elf afdelingen en zes landen af in het ViaVia Reiscafé voor de lustrumbijeenkomst, die in het teken van de amicitia stond. Het werd een hartelijk weerzien en in groep wandelden de deelnemers naar de Vrijdagmarkt. Om in hartje Antwerpen niet te verdwalen waren de rode Londense Gewestdag-regenschermen met Princelogo een uitkomst, behalve in de nauwe straat langszij de kathedraal waar een heftige wind ze ons dreigde af te pakken.

 

 

Plantin-Moretus

 

Op de Vrijdagmarkt staat het Museum Plantin-Moretus. We beleefden de opkomst en de glorie van deze drukkerij tussen de zestiende en de negentiende eeuw en ontmoetten beroemde schrijvers, kaartenmakers (Mercator) en bijbelkenners. We bewonderden ook het oude ambacht van de drukker, en het zakentalent van de familie. We verbaasden ons ervoor dat Plantin toen al naar de Frankfurtse boekenbeurs ging.

 

Reislust

 

De feestelijke vergadering werd, met het voorlezen van De Keure en een toast, geopend door voorzitter Ward Coppens. Hij prees de aanwezigen voor hun reislust (en loodste ondertussen via z’n mobieltje een verdwaalde gast binnen). “Voor onze nieuwe vlag met de nieuwe Princekleuren heet ik jullie van harte welkom op onze lustrumbijeenkomst in de Universiteitsclub, in het historische Hof van Liere: vandaag viert Extra-Muros immers zijn dertigste verjaardag.“ Felicitaties werden ontvangen van President Godelieve Laureys, van oud-voorzitter Daniël De Vleeschhouwer (vandaag 65 jaar getrouwd), Guido Scharpé, Jos Baerten, Alex en Monique Isebaert, Martine Meckle (Tunesië), Peter Thijs en Jan Steuns. Om gezondheidsredenen konden niet aanwezig zijn: Willy Malfeyt, Hortense Mollin en Bob Pauwels, Jacques Serlet en de oud-bestuursleden Willy Verstraeten en Rik Windels.

 

Terugblik

 

Voorzitter Ward vervolgde. "Bij een verjaardag past een terugblik en daarvoor wil ik putten uit een officiële bron 'Vlaanderen ontmoet Nederland. Geschiedenis van de Orde van den Prince' vanKristin Van der Wee en Edward De Maesschalk uit 2005. Ik citeer: Sinds 1988 heeft het gewest Buitenland ook zijn buitenbeentje, de afdeling Extra-Muros. Het initiatief ging uit van Edward Symoens, ex-lid van de afdeling Kinshasa. Hij had immers ondervonden dat het verloop in de Afrikaanse afdelingen bijzonder groot was en veel leden bij hun terugkeer of bij overplaatsing zeer tot hun spijt het contact met de Orde dreigden te verliezen. (...) Hij lanceerde in 1983 het idee om voor deze 'zwervende' leden een eigen statuut in het leven te roepen. Samen met onder andere Bert Bussers werkte hij een voorstel uit dat pas in 1988 de goedkeuring van het Presidium kreeg. Edward Symoens werd de eerste voorzitter van de 'in vele opzichten bijzondere' afdeling Extra-Muros."

 

Reglement

 

In het reglement kwam, aldus het boek over de geschiedenis van de Orde, over de afdeling Extra-Muros te staan: "Zij is bedoeld om tijdelijk leden op te vangen die uit het buitenland terugkeren, in afwachting van hun aansluiting bij een bestaande afdeling. Extra-Muros is er ook voor hen die overgeplaatst worden naar gebieden waar geen afdeling van de Orde bestaat. Daarnaast kunnen Nederlanders en Vlamingen die hun afdeling definitief of voor langere tijd moeten verlaten en nog niet kunnen aansluiten bij een andere afdeling terecht bij Extra-Muros. De afdeling hield aanvankelijk geen maandelijkse, zelfs geen jaarlijkse vergaderingen. Dat zij beantwoordde aan een werkelijke behoefte mag blijken uit het snel toenemend aantal leden: tussen 1992 en 1997 ongeveer 34, in 1998 reeds 44, vooral te verklaren door de massale terugkeer vanuit de Centraal-Afrikaanse afdelingen."

 

Papieren aanhangsel

 

In 1992 volgde Wim Bossaerts (gewestpresident Buitenland 1990-1995) Edward Symoens op als voorzitter. "Hij slaagde erin dit ’papieren aanhangsel van de Orde’ op korte tijd op te waarderen, benoemde een volledige bestuursploeg en startte met het organiseren van enkele vergaderingen per jaar. Velen, vooral ex-kolonialen, voelden zich goed thuis in het wat eigenzinnige Extra-Muros en bleven er hangen. Dit was niet naar de zin van president Willem van der Wardt, die hiermee de oorspronkelijk functie van de afdeling, namelijk 'een tijdelijk onderdak, een doorgangssluis' verloren zag gaan. Hoezeer Wim Bossaerts het behoud van een vaste kern van vier vijf leden bepleitte om de continuïteit van deze goed functionerende afdeling te garanderen, toch besliste het presidium in februari 1999 dat 'de situatie van Extra-Muros in overeenstemming moet worden gebracht met wat dienaangaande in de statuten en het huishoudelijk reglement is vastgelegd (...) en dat het woord 'tijdelijk' geïnterpreteerd moet worden als een periode van maximaal twee jaar.” Einde citaat uit het boek.

 

Spijtige beslissing

 

Dit was een spijtige beslissing, stelde voorzitter Ward Coppens, die de normale werking van het goed werkende Extra-Muros in de loop van de voorbije decennia fel bemoeilijkte. "Pas in 2018 heeft het Presidium Extra-Muros erkend als normale afdeling die zelf mag rekruteren en waarvan het lidmaatschap permanent is. Ere wie ere toekomt: dit is de grote verdienste van de Presidente en van allen die gedurende al die jaren mee aan de kar geduwd hebben. Het is dan ook van cruciaal belang voor onze afdeling dat wij nieuwe leden rekruteren."

 

Ere-voorzitterschap

 

De voorzitter onderstreepte dat, na de oprichting in november 1988 door Ward Symoens, Wim Bossaerts degene was die de afdeling leven inblies door regelmatig bijeenkomsten te organiseren vanaf 1996. Wim was toen al actief gewestpresident Buitenland geweest, en hij zou later het gewest Maas-Samber-Schelde met vier afdelingen stichten. Voor zijn inspanningen voor Extra-Muros ontving Wim Bossaerts uit handen van de voorzitter een oorkonde en het 'Ere-voorzitterschap voor het leven'.

 

 

Presentatie werking Extra-Muros

 

Voor zowel de nieuwkomers als voor de trouwe bezoekers werd door Rutger Hornikx (gewestpresident Buitenland) in een presentatie getoond hoe bijzonder Extra-Muros is. Niet alleen komen de leden van over de hele wereld, maar ook vrienden uit de - meestal - buitenlandse afdelingen komen regelmatig naar onze bijeenkomsten. Omdat (organiserende) leden zo verspreid wonen, zijn de samenkomsten overal in heel Vlaanderen en Zuid-Nederland, met vaak een uitstap daarbuiten: van Arras en Rijsel tot Hamburg en Dresden. De amicitia viert hoogmis, mooi gekleurd door de gedeelde ervaringen van het leven in het buitenland.

 

 

Felicitatie

 

De vicepresident van de Orde van de Prince Jan Weierink feliciteerde Extra-Muros met haar dertigjarig bestaan. Hij hield vervolgens een pleidooi voor krachtige vernieuwing van ieders inspanningen om ons doel in de huidige tijd na te streven. Een citaat: “Een aantal doelstellingen staat  bij het bestuur voorop: een pro-actief beleid inzake de werving van nieuwe leden met oog voor verjonging en vervrouwelijking én verkleuring, het stimuleren en aanwakkeren van de betrokkenheid van de leden, het verdiepen van de inhoudelijke werking, het verhogen van de zichtbaarheid van ons genootschap en het aanscherpen van het maatschappelijke engagement.  “

 

Curaçao

 

John Madder gaf een indrukwekkende presentatie over de problemen en initiatieven op het eiland. Zowel het kleurrijk opknappen van de verwaarloosde buurt Fleur de Marie, als het door de afdeling Curaçao geproduceerde en uitgegeven tweetalige kinderboek 'Juny en Gerald op vakantie' (twee delen, in het Papiaments en in het Nederlands) was heel boeiend. Hiermee leveren zij een unieke bijdrage aan de lees- en taalontwikkeling op Curaçao. De voorzitter meldde ook nog even dat namens Extra-Muros - als NT&C project - weer een zending schoolboeken werd verstuurd naar de bibliotheek van de Vlaamse school van Kinshasa. De waarde ervan bedroeg € 326,39. Tussen de bedrijven door genoten de aanwezigen van de fijne keuken van de Universiteitsclub.

 

     

 

Gedicht

 

Naar goede gewoonte sloot voorzitter Ward Coppens de lustrumbijeenkomst af met een gedicht, deze keer van de Antwerpse stadsdichter Bernard Dewulf, gepubliceerd in 'Muurgedichten', Noord & Zuid, Tijdschrift van de Orde, nummer 2 (maart 2019). Het gedicht 'Rubenianum' siert de achterzijde van het Rubenshuis, Kolveniersstraat 20, en is geschreven voor de vijftigste verjaardag van het Rubenianum, onderzoeksinstituut voor Vlaamse kunst van de zestiende en zeventiende eeuw.

 

Rubenianum

 

Hier worden de jaren bewaard.

Droog en waterpas staan ze te wachten

op een hand, een passant, een oog.

 

Sla ze open en in de stad lopen

weer de eeuwen, krijgt Venus het koud,

worden schilders oud met jicht

 

in de handen, spreekt de verleden tijd

een heerlijck Nederlands, dragen

de vrouwen zichtbaar hun onderrokken,

 

en hoe prachtig zou het niet zijn:

het licht van al die eeuwen

dat helder door onze kleine ramen schijnt.

 

Bernard Dewulf

 

 

Verslag: Rutger Hornikx

 

 

 



18 april 2019

Colleges in het Engels hadden geen bedreiging van het vak Nederlands hoeven zijn


 "Met de inhoud van het weloverwogen en veelomvattende voorwoord van de President in de vorige PrincEzine zal iedereen het grondig eens zijn. Men zal bovendien de bezorgdheid delen die ze aan het eind uitspreekt." Dit stelt emeritus professor Germaanse talen (UHasselt) Jos Wilmots in de eerste zin van zijn reactie op het stuk van Godelieve Laureys. Professor Wilmots heeft decennialang zijn stempel gedrukt op (het debat over) neerlandistiek in de Lage, Landen, Duitsland en Oost-Europa en was op hetzelfde thema ook decennialang actief binnen de Orde van den Prince. We wilden u zijn hele betoog niet onthouden.

 

Op zich hadden colleges in het Engels geen bedreiging van het academische vak Nederlands hoeven zijn. De hele universiteit verengelsen, zoals dat al in een vroeg stadium in Maastricht gebeurde, is dat wél. Zo’n maatregel kan niet anders dan het prestige van de eigen taal aantasten. En eens het maatschappelijk die kant op gaat, vermindert ook de interesse voor de studie van die taal. Dan dalen de studentenaantallen.

 

Fragmentatie

 

Een opmerkelijk punt in het voorwoord van de President is de fragmentatie van het vak. Ik herinner me hoe ik als laatstejaars examen aflegde over zowel historische grammatica als zeventiende-eeuwse schrijvers in de zuidelijke Nederlanden. In de kandidaatsjaren was taalzuivering haast een vorm van dril en uitspraakoefeningen vonden we vanzelfsprekend. Een beginnend leraar had aan de universiteit ook geleerd hoe een opstel na te kijken. Toen schreven de leerlingen die op school nog geregeld.

 

Mode

 

Ongetwijfeld is de moderne taalkunde een eind vooruit op wat wij destijds leerden. Maar dat neemt niet weg dat ze onderhevig is geworden aan de mode. Wat is er tegenwoordig nog over van de transformationeel-generatieve grammatica? Een keerpunt met verreikende gevolgen was de opkomst van de sociolinguïstiek. De norm kreeg een knauw, want ze bestudeerde het taalgebruik zoals het is. Op zich is ook daar niets tegen, maar het werd moeilijk uit te leggen wat men niet en wél liever te mijden Zuid-Nederlands vond. Dat was allicht geen goede term, maar zijn vervanging door Belgisch Nederlands heeft niet alles opgelost.

 

Communicatiedeskundige

 

De President zegt terecht dat een opleiding Nederlands vroeger niet alleen tot prestigieus leraarschap leidde. Je kon er op veel andere terreinen mee aan de slag. Maar toen die veelzijdig opgeleide filoloog vervangen werd door de communicatiedeskundige, verloor de factor correct taalgebruik aan belang. Dat de jonge Vlaming mondig werd en het facet communicatie zijn intrede deed in het moedertaalonderwijs, kwam geen dag te vroeg. De soms middelmatige schrijfvaardigheid verhoogde het echter niet. Doordat het grammaticaonderwijs aan belang inboette, ging ook de kennis van de metataal achteruit of zelfs verloren. En is die niet nodig om uit te leggen waarom een slechte zin niet deugt?

 

Project

 

Enkele jaren gelden zette gewestcoördinator [toen nog] neerlandistiek Oost- en Zeeuws-Vlaanderen Dorothea Van Hoyweghen een project op ter ondersteuning van een Gentse lerarenopleiding op bachelorniveau. Als inspecteur Nederlands was zij een bevoorrechte getuige van de kwalitatief lage instroom. Aan de Faculteit Bedrijfskundige Wetenschappen van de UHasselt heeft een docent de handen vol met jongelui die uit de middelbare school komen en niet in staat blijken over twee jaar een scriptie te gaan maken.

 

Tv

 

Wie vroeger als medewerker bij de radio in de ether of bij de tv op het scherm wou komen, moest eerst een opstel schrijven en dat inspreken. Pas dan werd men tot de verdere selectie toegelaten. Nu hoor je in een prachtige meerdelige documentaire, getuigend van fantasie, creativiteit en een haast niet te evenaren talent tot het leggen van contact met wildvreemden, erg slordige Brabants klinkende tussentaal. De zin voor wat ooit AN heette, is er niet meer. Ten onrechte: was er, in plaats van de Vlaming naar de mond te praten, aandacht besteed aan een wat neutraler Nederlands, dan was het product makkelijker te verkopen bij onze noorderburen. Ook waar het om taal gaat, gelden commerciële argumenten toch?

 

Poolse docente

 

Nadat bekend werd dat de Universiteit Amsterdam de studie Nederlands geschrapt had, liet de Poolse docente dr. habil. Agata Kowalska-Szubert een blog in de NRC verschijnen met het aanbod dat Nederlanders aan drie universiteiten van haar land welkom zijn om Nederlands te studeren, te weten Wroclaw, Poznan en Lublin. Toch bleek er eind augustus vorig jaar tijdens het driejaarlijkse Colloquium Neerlandicum in Leuven ongerustheid in de kringen van de Neerlandistiek extra muros. Zullen de regeringen van al die landen een opleiding willen blijven financieren die in de moederlanden zelf niet meer serieus genomen wordt?

 

Jos Wilmots

Emeritus professor Germaanse talen Universiteit Hasselt

Secretaris NT&C Limburg I

Oud-presidiumraadslid neerlandistiek en lid van het Dagelijks Bestuur

Oud-gewestcoördinator neerlandistiek Limburg

 

Meer over Jos Wilmots.

 

 

 

Nederlands op zeventien universiteiten in Midden-Europa

 

De Poolse docente dr. habil. Agata Kowalska-Szubert schreef onlangs een artikel over een dictee Nederlands dat elk jaar tegelijkertijd gegeven wordt op alle zeventien (!) universiteiten in Midden-Europa waar Nederlands gegeven wordt.



18 april 2019

Het voorportaal van het verdomhoekje van de Neerlandistiek: de studiekeuze


Het voorwoord van President Godelieve Laureys in de vorige PrincEzine heeft nogal wat reacties losgemaakt. Het ging daarbij niet alleen om leden die op de website reageerden in het reactievak onder het artikel. Maarten Tamsma van de afdeling Kennemerland nam de moeite een uitgebreide reactie te mailen, gebaseerd op zijn eigen ervaringen als voormalig directeur-lerarenopleider in de kunsten. "Te weinig docenten overtuigen te weinig achttienjarigen dat het mooi en fijn is om met literatuur bezig te zijn."

 

Daags na haar bezoek aan onze afdeling Kennemerland trof ik in de PrincEzine van maart 2019 het voorwoord van onze President over het universitaire verdomhoekje van de Neerlandistiek. De avond tevoren hadden we het over ditzelfde onderwerp gehad in de rondvraag na een debat. Als voormalig directeur-lerarenopleider in de kunsten belicht ik graag het voorportaal van dit probleem: de studiekeuze van middelbare scholieren. Ik betreed daarbij een (per definitie) non-wetenschappelijk gebied.

 

Beroepskeuze

 

De beroepskeuze wordt door scholieren aan het einde van de middelbare schooltijd gemaakt op basis van een aantal factoren. Maatschappelijk vooruitzicht mag er een zijn, empathie met een gekozen vakgebied of sector speelt zeker ook een majeure rol. Wie dokter wil worden heeft geen direct schoolvak waaruit de betrokkenheid met die keuze kan ontstaan. Wel vakken als biologie of scheikunde. Maar vooral ook een wens om ‘mensen beter te maken’ of positieve ervaringen met de beroepsgroep. Bij landbouwingenieur, loodgieter of marineofficier is het niet anders.

 

Nederlands

 

Nederlands is echter een vakgebied dat zich onverbloemd in twaalf jaar educatie heeft gemanifesteerd. Het heeft meer 'zendtijd' gehad dan welk ander schoolvak dan ook, gestuurd door gekwalificeerde beroepsbeoefenaren (hoop ik). Welk ander beroepskeuze-traject zou niet door zoveel reclametijd aangemoedigd willen worden?

Docentenopleidingen hoeven eigenlijk helemaal geen beroepsvoorlichting! De aanstaande studenten zijn twaalf jaar lang, veertig weken per jaar, dertig uur per week ( = 14.400 uur) aan het docentschap blootgesteld geweest! Dat waren niet alleen neerlandici, ik weet het, maar het aantal uren dat de puber met de moedertaal bezig is geweest is zelfs nóg groter.

 

Literatuur

 

Literatuur is ook een kunstvorm. Wel een beetje een buitenbeentje. Op mijn kunstacademie leiden wij, naast kunstenaars, ook kunstdocenten op in vrije kunst, vormgeving, muziek, dans, drama, enzovoorts. Merkwaardigerwijs mist een sectie literatuur. Er studeren toekomstige concertpianisten, acteurs of vormgevers, maar geen schrijvers. Er bestaat wél een School voor journalistiek, geen auteurs-faculteit. Voor bekwaamheden in kookkunst kun je naar een hotelschool. Eigenlijk mis ik ook dat ambacht op een kunsthogeschool. Koken prikkelt net zozeer zintuigen en emoties.

 

Deltavakken

 

Meer dan andere onderwijsgebieden hebben de deltavakken - zo noemden we bij ons de kunstvakken, naast alfa, bèta, gamma en epsilon (economie) - met elkaar gemeen dat de professional moet verbazen, verwonderen. Treedt die verwondering niet op, dan heb je als kunstenaar gefaald. Verbeelding is een vereiste, het is je missie als kunstenaar. Ook literatuur zou uitdrukkelijk deze delta-component moeten hebben en heeft die ook.

 

Didactisch materiaal

 

Docenten konden nooit eerder putten uit een zo’n breed scala van letterlijk oogverblindend didactisch materiaal als nu. Moest ik als tekenleraar voor mijn onderwijsbevoegdheid nog uit het hoofd en met de hand bijvoorbeeld ‘een dwarsdoorsnede van een Gotische kathedraal (Ile de France, veertiende eeuw)’ kunnen tekenen, nu tovert elke baviaan met een druk op een knop de meest fraaie 3D-kantelende dwarsdoorsneden daarvan op een scherm. Geen enkele docent heeft nog een excuus om niet optimaal te scoren met de didactische faciliteiten die binnen handbereik liggen.

 

Rachmaninov

 

Dat geldt ook voor literatuur. Boeken- en schrijversprogramma’s op TV of internet, toneelvoorstellingen, historische literaire documentaires…. Zo pak ik een puber in. Een voorstelling van de film 'Shine' maakt ze levenslang tot bewonderaars van Rachmaninov 3. Kan niet missen. Ik was lang geleden een audiovisueel pionier met mijn daglicht-diascherm. Bijna elke relevante kunststroming kon ik op een diaslede uit de kast trekken. De mogelijkheden zijn nu duizend maal groter (en mooier).

 

Beeldigheid

 

Ja, het is waar, de taligheid van onze onderwijscommunicatie heeft plaats gemaakt voor beeldigheid, de communicatiecultuur van de nieuwe generatie trouwens ook. Vele uren per dag worden besteed aan schermkijken met beelden bedacht door uitgekookte grafisch vormgevers, vaak overigens voormalig studenten van kunstacademies. Literatuuronderwijs (verwijzend naar deze verbazende, verbeeldende kunstvorm) kan met de aanwezige middelen en de beeldende hulpmiddelen Hugo Claus laten zien die uit eigen werk voorleest. Of liever nog Pierre Bokma, die dat voor hem doet. Kunst moet empathisch scoren en kan dat ook. Maar dan wel in een proces gestuurd door top-docenten.

 

Schatkamer

 

Kunstdocenten zijn de bewaarders en uitdragers van de schatkamer van de mensheid. Zeker in de receptieve of reflectieve zin: kijken naar, erover denken of praten. De productie, het maken, is een complexere zaak, maar wel het voorportaal of raakvlak met die reflectieve component. De docent die met zo’n vakgebied niet kan scoren, verbazen en verwonderen, moet ontslag aangezegd worden. Zelf muziek kunnen leren maken, kunnen leren tekenen, dansen en schrijven, behoeft een docent die dat (ambachtelijk) ook kan.

 

Meneer Keysper

 

Op mijn oude middelbare school waren veel alfa-gymnasiasten die Frans kozen omdat meneer Keysper een topper was. Mooi kon hij over Molière of Céline vertellen, leerlingen verbazen/verwonderen. ‘Daar wil ik meer van weten…’ Dat moet ook bij kunst. Het probleem dat Godelieve Laureys in haar voorwoord in de vorige PrincEzine uitwerkt, wordt mede veroorzaakt door het gemis aan belangstelling van aanstaande eerstejaars. Op middelbaar school niveau hebben de kunstdocenten vaak verzuimd de juiste snaren te beroeren. Te weinig 'meneren Keysper' overtuigen te weinig achttienjarigen dat het mooi en fijn is om met literatuur bezig te zijn.

 

Politiek

 

De politiek is in Nederland al twee decennia doende om het docentschap onaantrekkelijk te maken. Daarmee werd de kwaliteit van de beroepsgroep gedevalueerd. Deze docenten hebben in 14.400 uur zendtijd voor hun metier geen indruk kunnen maken op de leerlingen die hun beroep zouden kunnen kiezen. Dat zijn bijkomende omstandigheden aan de debetzijde van het proces dat Godelieve Laureys beschrijft. De empathie ontbreekt. Voor een kunstvak is dat fnuikend. Vooral voor een kunstvak waarbij mede het leraarschap als majeur toekomstperspectief aan de horizon lonkt (of dreigt).

 

Balletdanseres

 

Andere kunstvakken hebben daar iets minder last van. Een getalenteerde jonge pianist of balletdanseres heeft de school niet nodig om de route naar een kunstopleiding te vinden. Buitenschools zijn daar mogelijkheden voor. De toelating is echter competitief, gecompliceerder, meestal in auditievorm. Iedereen die dat wil en een adequaat diploma heeft, kan een universitaire studie Nederlands beginnen. Of daarbij de echte empathie overslaat - die als docent later op zijn/haar leerlingen kan worden overgebracht - betwijfel ik wel eens. Nieuwe studenten blijken weg te blijven en dwingen bestuurders tot sanerende maatregelen. Misschien zou de Amsterdamse universiteit een handvol notoire literatoren als 'Artist in residence' voor één dag in de week kunnen inhuren om workshops te geven om zo de waakvlam van het verbazen/verwonderen in een hogere stand te zetten. Met de literatuurwetenschappelijke aspecten van het metier lukt dat minder.

 

Notoire kunstenaars

 

Ik had op de Haagse Koninklijke Academie les van diverse notoire kunstenaars. Didactisch waren ze niet altijd even sterk. Maar ze waren onmisbaar als iconische voorbeelden van het vak waar je voor koos, waarin je les wilde gaan geven. Het bracht de verbazing en verwondering dichtbij de aanstaande kunstdocent. Die verbazing en verwondering kon ik later op mijn leerlingen overbrengen. Toen ze groter werden, ouder, ambtenaar, schooldirecteur, Kamerlid, hadden ze een besef dat kunst er toe doet.

 

Empathisch aspect

 

Dat kan met literatuur dus ook. Het empathische aspect van de kwestie is onderbelicht. En juist dat beïnvloedt de studiekeuze. Beleidsmakers en bestuurders kunnen nog zoveel vergaderen over de zorgwekkende situatie, bij de verwondering van de achttienjarige begint het. Of niet.

 

Maarten Tamsma

Afdeling Kennemerland



18 april 2019

Positieve vrijheid en modern-realistische kunst op gewestdag Oost-Nederland


Nederlands modern-realistische kunst en een discussie over vrijheid en menselijk-heid. Dat stond op het programma van de drukbezochte gewestdag Oost-Nederland, die op 13 april georganiseerd werd in Gorssel. Plaats van handeling: het museum More, waar de modern-realistische verzameling van verzamelaar Hans Melchers een plaats heeft gevonden.

 

Na ontvangst met koffie en thee heette gewestpresident Oost-Nederland Jeanette van Nigtevegt-de Graaff iedereen welkom in de Evenementenzaal. Na een toelichting op het programma las Annette Oud, voorzitter van de afdeling Twente-Achterhoek, die de gewestdag organiseerde, de nieuwe Keure voor. Daarna was het tijd voor cultuur: museummedewerker Boris Ariaens vertelde in bloemrijk taalgebruik over de geschiedenis van het museum en de collectie van schilders als Carel Willink, Jan Mankes, Pyke Koch en Charly Toorop. Uiteraard konden de deelnemers vervolgens de collectie bewonderen, inclusief de adembenemende wisseltentoonstelling 'De Broers Barraud – vier Zwitserse realisten'.

 

      

 

Filosofe

 

Opnieuw in de Evenementenzaal, konden we luisteren naar en meedenken over de voordracht 'De ander kan gelijk hebben' van de Vlaamse filosofe, schrijfster en tv-maakster van Poolse afkomst Alicja Gescinska. Zij vertelde hoe ze via de filosofie op zoek ging naar beter begrip van de mens en de maatschappij. Al sprekend bediende zij zich met groot gemak van voorbeelden uit het maatschappelijk leven, maar deelde ze ook uitvoerig citaten en gedachten uit werk van andere filosofen. Hierdoor werd haar presentatie levendig, actueel en voor iedereen plezierig te volgen. Sprekend over vrijheid en menselijkheid stelde zij in navolging van Hans-Georg Gadamer (1900-2002): ‘De Ander könnte Recht haben’. Om dat te kunnen zeggen, is openheid van geest nodig, een zeldzaamheid in het hedendaags debat, dat vaak meer van de gebalde vuist is en eerder als duel dan als dialoog gezien kan worden.

 

 

Vooringenomenheid

 

Iedereen meent dat hij open van geest is, maar wie zich daarover eerlijk gaat bevragen, stuit vaak toch op vooringenomenheid op allerlei terreinen. Dat maakt het gesprek (horizonversmelting) moeilijk. Alicja Gescinska constateerde echter naar aanleiding van televisie-ontmoetingen met andersdenkenden dat verschillen meestal kleiner zijn dan je zou denken. Vraag namelijk niet wát iemand denkt, maar waaróm hij dat doet. Pas dan ontdek je dat het probleem veeleer een ontmoeting tussen open en gesloten geesten betreft dan een diepgaand meningsverschil.

 

 

 

Positieve vrijheid

Sprekend over vrijheid onderscheidde zij negatieve en positieve vrijheid. Dat vrijheid grenzen nodig heeft, is contra-intuïtief. Vrijheid afbakenen is lastig en enkel een despoot kent precies de grenzen van vrijheid. Dat betekent dat in onze maatschappij veel problemen bestaan waarvoor we geen zwart-witoplossingen kennen. Alicja Gescinska illustreerde met voorbeelden de vrijheidsparadox van Kolakowski (vrijheid geven aan wie onvrijheid willen, leidt tot ondergang van die vrijheid) en de tolerantieparadox van Popper (tolerant zijn voor intoleranten, leidt tot ondergang van tolerantie). Toch stelt Alicja Gescinska dat we voor een gezonde samenleving de twijfel moeten omarmen en moeten durven 'niet-weten'. Ze las een gedeelte voor van de rede die de Poolse dichteres Wislawa Szymborska uitsprak bij het ontvangen van de Nobelprijs in 1996 en die eindigde met: "Daarom zijn de kleine woordjes ‘ik weet het niet’ me zo dierbaar. Ze zijn klein maar met sterke vleugels."

 

 

 

Discussie

 

Na de voordracht leidde Durk Meijer de discussie, waarin Alicja Gescinska onder andere uitlegde waarom zij zich onlangs ook op het politieke vlak begeven heeft. Iedereen was onder de indruk van haar voordracht en van haar persoon. Godelieve Laureys legde in haar slotwoord uit waarom de activiteiten van deze middag goed passen bij de doelen van de Orde van den Prince. Tijdens het aperitief en de daarop volgende maaltijd hadden de deelnemers - overigens niet alleen afkomstig uit Oost-Nederland maar ook uit Den Haag en de Limburgse Kempen, plus nog eens drie DB-leden - veel om over na te praten. Dank aan de organisatoren en hun medewerkers van deze gewestdag.

 

Annette Oud

 

     



18 april 2019

Vlaams cultuurbeleid en de toekomst van de Orde op jubileumviering Taxandria


 

De Vlaamse minister van cultuur Sven Gatz en President Godelieve Laureys spraken op het veertigjarig jubileum van de afdeling Taxandria eind februari. Minister Gatz ging in op de rol van de vele laagdrempelige cultuurcentra die Vlaanderen telt én hij onderschreef de missie van de Orde van den Prince. Godelieve Laureys keek vooral naar de toekomst: de Orde vergrijst en de omstandigheden zijn niet meer zoals in 1955, dus we moeten ons aanpassen aan de veranderende omstandigheden om ook in de toekomst een positieve rol te kunnen spelen. Uiteraard was er een terugblik op de rijke geschiedenis van de afdeling Taxandria.

 

 

Vlaams minister van cultuur Sven Gatz ging tijdens zijn speech in op de Nederlandstalige cultuur in Europa en de wereld. De minister benadrukte de rijke cultuur in de lage landen ondanks het relatief kleine grondgebied. Hij stelde dat dit het gevolg was van vrije cultuuruitdrukking. In veel andere gebieden werkten kunstenaars vaker in functie van de natie. Dit leidde in Vlaanderen tot een meer eigenzinnige cultuuruitdrukking dwars door de verschillende domeinen heen, zoals schilderkunst, dans, muziek, taal en literatuur.

 

Vrije cultuuruitdrukking

 

Het beleid van de minister - en zijn voorgangers - heeft steeds tot doel gehad deze vrije cultuuruitdrukking te behouden, ja zelfs te stimuleren. Een gevolg hiervan zijn de vele cultuurcentra die je in elke Vlaamse gemeente vindt, met internationale uitstraling in grotere steden. Denk maar aan het Concertgebouw in Brugge en de Singel in Antwerpen, aldus Sven Gatz - de afdeling Taxandria zou daar graag de Warande in Turnhout aan toevoegen… Deze rijke cultuurbeleving geeft jonge mensen een podium en een springplank naar een internationale carrière. Het beleid is er ook op gericht om grensoverschrijdend te werken naar onder andere Nederland en Duitsland en (taalgrensoverschrijdend) naar Wallonië.  De minister feliciteerde de Orde van den Prince en onderschreef de missie en uitdagingen, zoals de President die uitsprak in haar rede.

 

[Met dank aan Bert Swennen, secretaris afdeling Taxandria voor de samenvatting van bovenstaande speech]

 

Feestrede

 

De feestrede werd uitgesproken door Godelieve Laureys, President van de Orde van den Prince. Het thema was: 'Het gaat niet alleen over nu, maar vooral over straks - de toekomst van de Orde van den Prince'. We laten haar voor zichzelf spreken:

 

Vooreerst wil ik, namens het hele Dagelijks Bestuur, de afdeling Taxandria van ganser harte feliciteren bij haar veertigjarig bestaan. Een jubileum vormt altijd een goeie gelegenheid om in de archieven te duiken en stil te staan bij het wel en wee van de afdeling door de decennia heen. Dat laat ik graag over aan Princevriend Leon Mol, die dat zeker met verve zal doen.

 

Ik had wel het voorrecht uw afdeling al een keer te bezoeken in december 2016 en ik ben heel blij dat ik deze heuglijke dag samen met u kan meemaken. Het dient ook meteen gezegd dat uw afdeling een grote bijdrage levert aan de Orde van den Prince. Ik denk daarbij natuurlijk aan Leo van de Gender, die een vaste waarde is binnen ons genootschap en een drijvende kracht in het Dagelijks Bestuur. In de afgelopen periode hebben we ontzettend goed samengewerkt. Niet alleen heeft Leo zijn talenten als schatbewaarder en penningmeester ten dienste gesteld van de Orde van den Prince, maar Leo is ook de bezieler van de Klankbordgroepen, waarover ik straks nog iets meer ga zeggen.

 

 

De oprichters van de Orde van den Prince hadden in 1955 een duidelijk oogmerk. Ze wilden in het tijdssegment van de jaren vijftig de diepe breuklijnen in ons land overstijgen en in een geest van pluralisme de ideologische, culturele, talige en economische verkokering doorbreken door Vlaamse intellectuelen van alle gezindheden samen te brengen en hen te stimuleren om in wederzijds respect de dialoog aan te gaan. Vandaag leven we in een heel andere tijd: de breuklijnen van toen zijn gedicht of minder zichtbaar geworden, maar er zijn andere breuklijnen die door ons landschap lopen. Elke dag krijgen we zelfs te horen dat we in een gepolariseerde maatschappij leven: globalisering versus het belang van de lokale samenleving, diversiteit versus de eigen cultuur, meertaligheid die volgens sommigen een bedreiging inhoudt voor onze moedertaal. Ook vandaag is er een rol weggelegd voor een genootschap als de Orde van den Prince.

 

In de aanloop naar mijn presidentschap heb ik een visietekst opgesteld. Daarin heb ik een SWOT-analyse (in goed Nederlands: Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats) gemaakt van de Orde van de Prince. Dat was een nuttig vertrekpunt voor een vooruitblik op de toekomst van de Orde en voor een strategisch plan. Ik ga die sterkte-zwakte analyse en de analyse van de kansen en bedreigingen in de omgeving hier vandaag niet in detail uit de doeken doen – dat zou niet passen in dit feestelijk kader- maar ik wil u toch twee scenario’s voorhouden.

 

Als we vooral kijken naar de sterke punten, dan kunnen we onze Orde karakteriseren als een genootschap met een groot potentieel aan intellectueel en sociaal kapitaal, dat bovendien kan bogen op een lange traditie. De Orde van den Prince onderscheidt zich van andere vergelijkbare verenigingen door haar duidelijke missie op het vlak van de Nederlandse taal en cultuur en door de universele kernwaarden van amicitia en tolerantia, die ze hoog in het vaandel draagt. Ten slotte zijn we uniek, doordat we een Vlaams-Nederlands genootschap zijn met een verankering in twee landen en in het mondiale Nederlandse taalgebied in de breedste zin. Wat Nederland betreft, zijn er afdelingen van Groningen tot Maastricht en we beperken ons niet tot de grensregio’s.

 

Kijken we daarentegen vooral naar de zwakke punten, zien we veeleer een snel vergrijzend genootschap met een wat achterhaalde en niet altijd eenduidig geïnterpreteerde missie, een genootschap dat zich soms wat verliest in de franjes van de taal- en cultuurpolitiek en dat dreigt de aansluiting met het maatschappelijk reilen en zeilen te verliezen. Een genootschap waarbij zowel de interne als de externe communicatie niet up-to-date functioneert en dat - mede daardoor - weinig zichtbaar is en onvoldoende aantrekkingskracht uitoefent op jongere generaties.

 

 

Voor mij is het er van meet af aan om te doen geweest om voort te bouwen op de sterke punten en om de kansen en uitdagingen die zich aandienen in de maatschappelijke omgeving optimaal te benutten, om zo samen een flinke stap voorwaarts te zetten. Ons beleid is erop gericht de betrokkenheid en het engagement van de leden te bevorderen. Het lidmaatschap van de Orde van den Prince is niet vrijblijvend, is niet alleen eervol en ook niet alleen gezellig. We moeten de uitdaging aangaan om in deze moeilijke en complexe tijd een ethische voortrekkersrol op te nemen en dit gestalte te geven bij het uitdragen van onze Nederlandse cultuur.

 

Daar zijn we eigenlijk ook al mee bezig. In de afgelopen periode is er op verschillende niveaus nagedacht en gedebatteerd over hoe we de aantrekkingskracht en werking van ons genootschap kunnen garanderen binnen een nieuw tijdsgewricht. Er zijn thematische klankbordgroepen samengesteld, kaderdagen ingericht, de Algemene Raad boog zich erover met dialoogtafels, enzovoorts.

 

De Algemene Raad heeft ook al een groot aantal initiatieven en hervormingen goedgekeurd die daadwerkelijk het proces van verjonging, vervrouwelijking en vernieuwing beogen. Want juist in de afdelingen, moet het inderdaad gebeuren, daar zullen de aangereikte voorstellen uitgekristalliseerd worden op maat en in samenspraak met de leden. De afdelingen zijn in al hun geschakeerdheid immers de hoekstenen van de Orde. En dat dit niet bij loze woorden blijft, mag blijken uit het feit dat ik de afgelopen tweeënhalf jaren al ruim tachtig afdelingen heb bezocht.

 

Bij die afdelingsbezoeken ga ik heel intens in debat met de leden. We spitten samen de mogelijkheden uit voor vernieuwing, voor verjonging, voor inhoudelijke verdieping, voor ethisch engagement in onze samenleving. Deze ontmoetingen vormen op zich een ongelooflijk klankbord voor het bestuur en we proberen deze ervaringen ook daadwerkelijk in ons Beleidsplan in te laden. Er is veel expertise, inspiratie en enthousiasme aanwezig binnen de Orde. We willen ons oor te luisteren leggen bij wat er in de diverse afdelingen leeft, het potentieel van de leden zelf aanboren en inspelen op goede praktijkvoorbeelden bij het uitstippelen van ons beleid.

 

 

Het gonst van de activiteiten binnen de Orde. Afdelingen zetten hun beste beentje voor om in te haken op de golf van vernieuwing en ze zijn vindingrijk in het vormgeven van de beleving van taal en cultuur door zeer gevarieerde initiatieven. Natuurlijk moeten we al het goede, het positieve, het plezierige en de warme genegenheid die in elke afdeling leeft bewaren en zelfs versterken, maar van daaruit moeten we nieuwe paden inslaan, om van ons genootschap een eigentijdse, zinvolle maatschappelijke actor te maken.

 

Ons motto 'Het gaat niet allen over nu, maar vooral ook over straks' is een dynamische boodschap. Het houdt in dat we ons genootschap continu in beweging moeten houden en moeten inspelen op de relevante vragen in onze maatschappij. Er is meer dan ooit nood aan tolerantie als maatschappelijke waarde en als hoeksteen voor een zorgzame samenleving. We moeten ingaan tegen de verzuring en de verharding in de samenleving. Hier ligt voor onze Orde een echte uitdaging. We moeten ze meer dan ooit onderschrijven, dag in dag uit samen beleven en uitdragen om een tegenstroom te creëren!

 

Onze hoofdopdracht is de Nederlandse taal en cultuur (NT&C) en we geven hieraan vorm door ons blijvend creatief in te zetten op de Nederlandse taal als volwaardig communicatiemiddel in alle sectoren binnen ons taalgebied. Dit is geen vanzelfsprekendheid in onze geglobaliseerde maatschappij. Het gaat niet om schijngevechten tegen de opmars van het Engels, maar om een van binnenuit gedragen bewustzijn van onze moedertaal. We moeten de klemtoon leggen op taal als sleutel voor identiteitsvorming en voor een ontwikkeling in onze samenleving die gekenmerkt wordt door diversiteit. Taal is essentieel als drager van identiteit zowel op het individuele vlak als op het vlak van de taalgemeenschap in haar geheel in al haar gelaagdheid en diversiteit. We moeten het Nederlands hanteren en beleven als het unieke instrument van onze Vlaams-Nederlandse verbondenheid in het multilinguale Europa. We moeten bijdragen tot de versterking van de positie van het Nederlands en tot de uitstraling van de Nederlandse en Vlaamse cultuur in de wereld.

 

Naast de belangstelling voor onze taal zetten we ook steeds meer in op het beleven en het bestuderen van cultuur in bredere zin. In de breedste zin verstaan we onder cultuur ook de maatschappelijke ontwikkelingen in onze beide landen op sociaal, demografisch, economisch en politiek vlak. Bovendien is het van belang deze ontwikkelingen in een Europese perspectief te plaatsen. Vaak worden Nederland en Vlaanderen immers met dezelfde uitdagingen en problemen geconfronteerd en we kunnen veel van elkaar leren en elkaar oplossingen aanreiken.

 

 

Ik vind dat we het unieke transnationale karakter van ons Vlaams-Nederlands genootschap een meer centrale plaats moeten geven in onze werking en dat we het meer als een troef onder het voetlicht moeten brengen. We kunnen meer doen met onze kennis van en ons engagement voor de Nederlands-Vlaamse samenwerking. Het gaat hierbij zowel over het traceren van parallellen en gelijkenissen als over het vinden van snijpunten om juist te kunnen putten uit de rijkdom van de verschillen en de complementariteit te valoriseren. Verbondenheid is hier het sleutelwoord, gelijkenissen en verschillen tussen Nederland en Vlaanderen zijn hieraan ondergeschikt.

 

In een tijdsgewricht van toenemende mondialisering enerzijds en tegen de achtergrond van een verbrokkelende en stuurloze Europese Unie anderzijds winnen de goede relaties en de samenwerking tussen buurlanden opnieuw aan belang. Recentelijk zijn er heel wat signalen dat de Nederlands-Vlaamse samenwerking weer wind in de zeilen krijgt: gezamenlijke handelsmissies, topoverleg tussen de minister-presidenten, nieuwe plannen voor economische samenwerking en uitbouw van infrastructuur, een vernieuwd cultureel verdrag en samenwerking inzake onderwijs en onderzoek. Uiteraard hebben al deze sectoren hun eigen actoren die deze processen aanzwengelen, begeleiden en bewaken. De Orde van den Prince kan hier uiteraard geen entamerende rol spelen, maar we kunnen - al of niet samen met andere gelijkgezinde spelers - wel onze stem laten horen.

 

Ook kunnen we de in ons genootschap opgebouwde kennis en ervaring en ons intrinsiek engagement voor de Nederlands-Vlaamse samenwerking ten dienste stellen van deze processen. Vanuit het microweefsel van ons genootschap kan elk lid en kunnen we allen samen een inspirerende en ondersteunende rol spelen. Dat sluit goed aan bij de oorspronkelijke missie van de Orde: over breuklijnen heen in een open geest en met respect voor elkaar de dialoog aangaan en een verbindende rol spelen. De Orde van den Prince: een transnationale vrijplaats voor pluralisme!

 

Samen met u allen willen we de bakens verzetten en het proces van vernieuwing en actualisering van de Orde verder vorm geven. Neem mijn boodschap mee naar huis en doe er wat aan.

 

Godelieve Laureys, president

 

Uiteraard was er op dit veertigjarig jubileum ook een terugblik op de rijke historie van de afdeling Taxandria, gebracht door lid van het eerste uur Leon Mol. U vindt deze terugblik hier.

 

 



22 maart 2019

Orde van den Prince: extra investeringen voor aanpak laaggeletterdheid hard nodig


De Orde van den Prince heeft met voldoening kennis genomen van het besluit van de Nederlandse regering om meer geld uit te trekken voor de aanpak van laaggeletterdheid. Toch plaatst de Orde van den Prince vraagtekens bij de hoogte van het uitgetrokken budget en vooral bij de beweging van de overheid om zich terug te trekken en de daadwerkelijke invulling van de steun over te laten aan stichtingen en privé-initiatieven. Ze deelt daarbij de bekommernissen geuit door organisaties als de Stichting ABC en de Stichting Lezen en Schrijven. Extra investeringen in laaggeletterdheid zijn hard nodig, overigens niet alleen in Nederland, maar ook in Vlaanderen. De cijfers over laaggeletterdheid zijn opvallend gelijklopend in beide delen van ons taalgebied.
 
De Orde van den Prince timmert mee aan de weg en heeft vorig jaar laaggeletterdheid tot een centraal thema van haar organisatie gemaakt, omdat goed kunnen lezen en schrijven door alle burgers binnen het Nederlandse taalgebied van groot belang is. In een toenemend aantal van de bijna honderd lokale afdelingen in Nederland en Vlaanderen wordt door leden van de Orde van den Prince al gewerkt rond dit thema. De Orde van den Prince werkt daarbij samen met professionele en vrijwilligersorganisaties op het gebied van taalverwerving en leesvaardigheid. Laaggeletterdheid stond eerder dit jaar ook centraal op de Algemene Ledendag en recentelijk werd een inspirerende studiedag georganiseerd voor alle coördinatoren Nederlandse Taal & Cultuur van de twaalf gewesten binnen de Orde van den Prince.
 

Orde van den Prince
 
De Orde van den Prince is een Vlaams-Nederlands genootschap, dat zich inzet voor de bevordering van de Nederlandse taal en van de cultuur van de Lage Landen. De naam van het genootschap verwijst naar Willem de Zwijger, Prins van Oranje, die in zijn tijd als een symbool van verdraagzaamheid gezien werd. Vriendschap en verdraagzaamheid zijn de kernwaarden van het genootschap. Het genootschap telt 3000 leden in Nederland en Vlaanderen.
 
 
Meer info:
 
Godelieve Laureys, president Orde van den Prince,
Godelieve.Laureys@UGent.be, +32 494 94 18 63.
Meer informatie over de Orde van den Prince: www.ovdp.net

 

 

Dit bericht is als persbericht door de Orde van den Prince verstuurd.
 



14 maart 2019

Studiedag voor gewestcoördinatoren NT&C over laaggeletterdheid: wat kunnen we doen?


Het thema van de Algemene Ledendag 2018 in Ede was laaggeletterdheid. Maar niet alle gewestcoördinatoren NT&C konden de ALD bijwonen. Het thema laaggeletterdheid stond dus opnieuw centraal op een studiedag eind februari, speciaal voor de gewestcoördinatoren NT&C. Kernvraag: kan de Orde ertoe bijdragen om het maatschappelijk probleem van de laaggeletterdheid te verhelpen? En zo ja, hoe? Redactielid Marianne van Scherpenzeel schreef een uitgebreid verslag. Verplichte lectuur voor iedereen binnen de Orde die iets met laaggeletterdheid doet of wil doen.

 

De studiedag begon met de basisvraag: wat is laaggeletterdheid precies? Met betrekking tot het Nederlands als moedertaal wordt er een onderscheid gemaakt tussen analfabeten en laaggeletterden. Analfabeten hebben de taal niet of nauwelijks leren lezen en schrijven en zijn daardoor helemaal niet in staat om teksten te begrijpen of op papier te zetten. Deze mensen ondervinden ernstige problemen bij het functioneren in de samenleving. Laaggeletterden hebben leren lezen en schrijven, maar beheersen die vaardigheden niet voldoende om goed te kunnen functioneren in de maatschappij.

 

 

Taalverwerving

 

Het aanpakken van laaggeletterdheid gaat via taalverwerving, het zich eigen maken van een taal. Dat kan gaan om volwassenen die beter Nederlands moeten leren lezen en schrijven, omdat ze in hun moedertaal een hinderlijke achterstand hebben opgelopen. Het kan ook gaan om nieuwkomers: mensen die naast hun eigen moedertaal het Nederlands moeten leren om deel te kunnen uitmaken van onze samenleving.

 

NT1 en NT2

 

De taalverwervingstrajecten zijn verschillend per doelgroep. Een traject wordt aangeduid met NT1 (Nederlands als eerste taal), bedoeld voor meestal volwassen mensen met een min of meer forse achterstand in lezen en schrijven, vaak veroorzaakt door een leerprobleem. We spreken van NT2 als het gaat om kinderen en volwassenen die zich het Nederlands als tweede taal eigen moeten maken (nieuwkomers). Deze mensen zijn meestal in hun moedertaal niet laaggeletterd noch analfabeet.

 

Programma

 

Het programma van de studiedag bestond uit twee delen. Eerst was er een inleiding op het thema, met feiten en een stand van zaken. Dat onderdeel was gedeeltelijk een herhaling van het programma in Ede, nuttig voor wie de Algemene Ledendag gemist had. Vervolgens was er een gedachtewisseling en brainstorming over de vraag welke bijdrage de Prince kan leveren: hoe kunnen de gewesten respectievelijk de afdelingen van de Orde een en ander praktisch invullen? De studiedag werd vakkundig geleid en begeleid door Herman Bosmans, lid van het Dagelijks Bestuur en portefeuillehouder Nederlandse Taal en Cultuur. 

 

Kloof

 

Professor Maurice de Greef (Vrije Universiteit Brussel) leidde het thema ‘laaggeletterdheid’ in door middel van een Powerpointpresentatie met de titel 'Een leven lang ontwikkelen voor laagopgeleiden & laaggeletterden: Een noodzaak!' Hij stelde dat de verschillen tussen mensen met een hoge opleiding en degenen met een lager onderwijsniveau aanzienlijk zijn en door de jaren heen hardnekkig blijven bestaan. We kunnen gerust van een kloof spreken.

 

Meer kennis nodig

 

Het is volgens professor De Greef nu eenmaal zo dat men in onze snel evoluerende wereld steeds meer kennis moet hebben, in het algemeen en dus ook op het gebied van taal. De zogenaamde ‘prestatiedruk in taal’ verschilt per levensdomein. De meeste mensen moeten zes ‘talen’ beheersen:

  1. Gezonde taal (gezondheidsvaardigheden).
  2. Werktaal (taal op de werkvloer).
  3. Financiële taal (financiële taalvaardigheden).
  4. Familietaal (taal in het gezin).
  5. Digitale taal (informatievaardigheden 2.0).
  6. Dagelijkse taal (taal voor welzijn, veiligheid en sport & entertainment).

 

Verbeelding

 

De voorbeelden van professor De Greef spraken tot de verbeelding:

  • Taalproblemen op de werkvloer kunnen tot ongevallen leiden.
  • Laagopgeleiden staan er op het gebied van gezondheid minder goed voor, ook wat levensverwachting betreft.
  • Er bestaat een verband tussen laaggeletterdheid en financiële problemen, zoals schulden en armoede.

 

Oorzaken

 

Oorzaken van taalproblemen kunnen zijn: de thuissituatie, de onderwijssituatie, achteropkomen door ziekte, … Waar het volgens professor De Greef om gaat, is de stap te zetten naar leren, in al die bovengenoemde domeinen. Bij de leertrajecten is aandacht voor de taal én voor het traject van de individuele deelnemer belangrijk. Investeren in leren en differentiëren in leren hebben effect. Competentiegerichte cursussen van zes maanden geven bij beginners bijvoorbeeld al een significante vooruitgang in score op taal en lezen van bijna 17%.

 

Geld

 

Natuurlijk kost zo'n aanpak de maatschappij geld, maar de kosten van het leertraject renderen: minder gezondheidskosten, minder uitkeringen en meer belastinginkomsten, hogere arbeidsproductiviteit, enzovoorts. Maar vooral: door te leren krijgt de laaggeletterde een duurzame plek in de samenleving.

 

Taalambassadeurs

 

Na deze inleiding volgden de authentieke getuigenissen van twee ‘taalambassadeurs’, ex-laaggeletterden. In een panelgesprek kregen de taalambassadeurs Jos Niels (Nederland) en Ronny Stoop (Vlaanderen) drie basisvragen voorgelegd: “Hoe was uw leven vroeger?”, “Wat hebt u gedaan?” en “Hoe is uw leven nu?” Zij deelden met de aanwezigen hun levenservaring als laaggeletterde, gaven aan wat het keerpunt was en hoe zij de stap naar een opleiding hebben gezet. Het waren pakkende verhalen, uit het leven gegrepen.

 

 

 

Tips

 

Als ervaringsdeskundigen gaven ze ook tips over wat er gedaan zou moeten worden: bijscholen promoten, meer reclame (niet in kranten uiteraard, maar op radio en tv) en vooral: nu doen, niet uitstellen! Belangrijk was ook hun oproep niet alleen óver laaggeletterden te spreken maar vooral ook mét laaggeletterden.

 

Het veld

 

Dat bracht ons bijna vanzelf op de vraag wat er gebeurt in het veld. Op welke wijze zijn Vlaamse en Nederlandse organisaties actief in het domein? Joke Drijkoningen, afgevaardigd bestuurder van de Federatie Centra voor Basiseducatie (Vlaanderen) en Marga Tubbing van de Stichting Lezen en Schrijven (Nederland) vertelden hoe er in beide delen van ons taalgebied gewerkt wordt aan geletterdheid, inclusief gecijferdheid en probleemoplossend vermogen in een technologische omgeving. Er volgde een duidelijke opsomming van wat de bestaande organisaties doen, voor wie ze dat doen en binnen welke structuren of actieplannen.

 

Vlaanderen

 

In Vlaanderen is er het 'Strategisch Plan Geletterdheid (2017-2024)', met als doel het bevorderen van geletterdheid, een duidelijke en heldere taal en het voorkomen van uitsluiting vanwege laaggeletterdheid. In Vlaanderen zijn vooral de Centra voor Basiseducatie actief, die samenwerken met verschillende partners, waaronder vrijwilligersorganisaties.

 

Nederland

 

Nederland kent het 'Actieprogramma Tel mee met Taal' van de overheid, dat loopt tot 2020, 'Taal voor het leven' en de Taalhuizen, die veelal bemenst worden door vrijwilligers. Een organisatie die Nederland wel maar Vlaanderen niet kent, is de Stichting ABC, een organisatie van en voor laaggeletterden, met als doelstellingen belangen behartigen, stimuleren en ontmoeten.

 

Risicogroepen

 

De risicogroepen in verband met laaggeletterdheid zijn tamelijk evident. Het gaat om laaggeschoolden, volwassenen met een lage sociaal-economische status, ouderen, eerste generatie migranten, anderstaligen en niet-actieven. Minder evident: ook jongeren die uitstromen uit het secundair onderwijs vormen een risicogroep.

 

Basiseducatie

 

De sector basiseducatie probeert de geletterdheid te verhogen via onderwijs, vorming en sensibilisering. Vanuit de leerbehoeften van de cursisten is er een geïntegreerd en functioneel aanbod, met oog voor het dagelijks leven en de combinatie van verschillende competenties en vaardigheden. De rode draad wordt gevormd door leervaardigheden, communicatieve vaardigheden, rekenvaardigheden en digitale vaardigheden. In het algemeen gaat het dus om leergebieden als taal (NT1 en NT2), wiskunde, informatica en algemene vorming.

 

Concreter

 

Joke Drijkoningen van de Vlaamse Federatie Centra voor Basiseducatie gaf een aantal invullingen van bovenstaande leergebieden die het verhaal over laaggeletterdheid voor de aanwezigen veel concreter maakten. Zo werden als mogelijke cursusinhouden genoemd:

  • Sollicitatiebrief schrijven, veiligheidsfiches lezen op de werkvloer, uurroosters begrijpen, online vakantie aanvragen en communicatie met collega’s.
  • Brieven van de kinderopvang begrijpen, Smartschool gebruiken, schoolfacturen ontcijferen en een briefje voor de juf schrijven.
  • Online bankieren, budget beheren, prijzen vergelijken, weten dat je van energieleverancier kunt veranderen, procenten berekenen en bewust zijn van online reclame.
  • Dienstregeling openbaar vervoer begrijpen, formulieren invullen, zeker zijn van jezelf, weten hoe verkiezingen werken, bewust zijn van ecologie en een eigen mening formuleren.
  • Enzovoorts.

Met deze voorbeelden uit het dagelijks leven, beseften we eens te meer dat die vaardigheden voor ons misschien vanzelfsprekend zijn, maar dat dat niet voor iedereen zo is.

 

 

De Orde

 

In het namiddaggedeelte stond de vraag centraal wat de Prince kan bijdragen en hoe een en ander praktisch in te vullen is. Vooraf werd gesteld dat er op het gebied van taal al veel gebeurt binnen de afdelingen van de Orde. In één op de drie afdelingen is er een NT&C-project rond nieuwkomers. Maar nu spreken we expliciet over meer aandacht voor de groep autochtonen, waarbinnen één op de zeven laaggeletterd is. Er zijn goede intenties, het is een interessant onderwerp, … en dan? Wat kunnen we doen?

 

Identificatie

 

Het probleem is identificatie: hoe vinden we de laaggeletterden? Veel infrastructuur is voorhanden (zoals in bibliotheken, centra voor basiseducatie en in Taalhuizen) maar de groep die we moeten bereiken, bereiken we niet en kennen we niet. Eén van de deelnemers verwoordde het zo: “Er zijn als het ware genoeg ‘taalmaatjes’ maar te weinig laaggeletterden!”

 

Zere plek

 

Dit was schertsend gezegd, maar het legt wel de vinger op de zere plek: die laaggeletterden bestaan, maar wij weten ze niet te vinden! We moeten denken aan een ‘combi’. Een taalambassadeur als Jos Niels heeft de Orde van den Prince nodig om zijn probleem te vertalen. De Orde heeft mensen als Jos nodig. De taalambassadeurs benadrukten nogmaals dat er niet alleen over laaggeletterden maar ook met laaggeletterden gepraat moet worden.

 

Omlaag denken

 

Taalambassadeurs uitnodigen in de afdelingen kan helpen om te beseffen dat wat normaal is voor geletterden, moeilijk is voor laaggeletterden: “Wie goed opgeleid is, kan niet 'omlaag' denken.” Het kan ons oog doen hebben voor het nut van pictogrammen in domeinen waar taal niet altijd een toereikend middel is, of ons bewust maken van het belang van eenvoudige, heldere taal.

 

Strategisch

 

Er werd gepleit voor een strategisch beleidsplan. Inderdaad, zo’n plan dat als kader kan dienen, is zeer nuttig. Er zijn mensen met slagkracht nodig die een manifest opstellen waarin staat wat we willen en die dat vertalen en meenemen naar de politiek. We kunnen als Orde van den Prince strategisch actief zijn, maar ook op het concrete niveau. We kunnen bijvoorbeeld bestaande initiatieven op het gebied van helder taalgebruik steunen zoals de ‘Wablieft-krant’ (het nieuws in eenvoudige taal).

 

Heerlijk Helder

 

Voortbordurend op helder taalgebruik zouden we het thema 'Heerlijk Helder' (het gaat hier over taal, niet over bier…) op de agenda van de lokale besturen kunnen brengen om er zo voor te zorgen dat steden en gemeenten een heldere taal hanteren in hun communicatie. We kunnen ons laten inspireren door het 'Memorandum van het Netwerk Basiseducatie bij de regionale verkiezingen in mei 2019' uit Vlaanderen, een plan van aanpak met aanbevelingen voor de beleidsmakers. Taalambassadeurs zouden die aanbevelingen kunnen bekijken en aangeven waar wij als Orde kunnen helpen.

 

Ideeën

 

De gedachtewisseling kwam weliswaar aarzelend op gang, maar uiteindelijk borrelden toch de nodige ideeën op. We gingen overigens niet naar huis met een afgeronde conclusie, laat staan met een concreet plan. Het laatste woord over laaggeletterdheid en de rol van de Orde van den Prince is nog niet gezegd. Waar iedereen wel van overtuigd was, is dat taal voor iedereen en laaggeletterdheid zeer nauw aansluiten bij de kern van de opdracht van ons genootschap: het ondersteunen en promoten van de Nederlandse taal en cultuur.

 

Huiswerk

 

Spontaan kwam het voorstel dat ieder van ons op papier zou zetten wat we van deze studiedag vonden en wat die studiedag heeft opgeleverd. Er werd afgesproken dit 'huiswerk' binnen twee weken in te leveren en daarin ook te melden hoe een en ander gerealiseerd kan worden. Het idee was dat daarbij ook zou worden aangegeven wat niet gaat, welk ander of verder materiaal zou worden aangeleverd, welke opportuniteiten konden worden genoemd en welke reflecties konden worden gegeven.

 

Rol gewesten

 

Het bestuur wil duidelijk de gewesten betrekken bij het project ‘Laaggeletterdheid’. Juist het feit dat de gewesten allemaal verschillend zijn, kan een meerwaarde betekenen. Er is niet zoiets is als een kant en klaar beleidsplan 'Aanpak laaggeletterdheid', dat in alle afdelingen toepasbaar zou zijn en dat van bovenaf gestuurd zou worden.

 

Marianne van Scherpenzeel



13 maart 2019

Brabantse afdelingen in Afrika


Een fantastische dag. Dat heb ik van talloze deelnemers achteraf mogen horen. We hadden een lente-achtige winterdag uitgekozen om het vernieuwde AfricaMuseum in Tervuren te bezoeken. Als een reusachtig zandkasteel lag het koloniale paleis op ons te wachten. Ons, dat waren ruim vierhonderd Princeleden, partners en vrienden uit vrijwel alle afdelingen van de twee Brabantse gewesten en ver daarbuiten.

 

 

 

Vijf jaar lang was het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, zoals het AfricaMuseum officieel heet, gesloten voor een grote renovatie. Niet alleen moest het oude gebouw uit de tijd van koning Leopold II gerestaureerd worden, het museum moest ook inhoudelijk helemaal opnieuw bedacht worden. Het typisch koloniale museum, waar de lof van de koloniale mogendheid gezongen werd, moest vervellen tot een hedendaags museum waarin de koloniale tijd door een hedendaagse en ook Afrikaanse bril bekeken zou worden.

 

Gewestraad

 

In december 2018 ging het vernieuwde museum open. Enkele maanden daarvoor, op een van de heetste zomeravonden van 2018, hielden de Prince-afdelingen van het gewest Brabant-Oost een gewestraad. Als gewestpresident had ik goed geluisterd naar het pleidooi van onze Presidente: het gewest moet een scharnier zijn dat leden uit verschillende afdelingen meer met elkaar in contact brengt. Geen betere manier vond de gewestraad om dat doel te bereiken dan een bezoek aan het nieuwe AfricaMuseum.

 

Verdubbeld

 

Om het verhaal kort te maken: we hadden een overeenkomst met het museum om tweehonderd mensen te ontvangen. Er kwam protest uit de afdelingen van Brabant-Oost omdat er te weinig plaatsen waren. We hebben het aantal dan maar verdubbeld en ook de afdelingen van Brabant-West uitgenodigd, zodat we uiteindelijk op 16 februari met ruim vierhonderd mensen het nieuwe ontvangstpaviljoen van het museum hebben overspoeld.

 


                Het nieuwe ontvangstpaviljoen
       van de bekende architect Stéphane Beel.

 

Wereldtentoonstelling

 

De dag begon met een uiteenzetting door de algemeen directeur van het museum, Guido Gryseels. Hij schetste het ontstaan van het museum vanaf de wereldtentoonstelling van 1897. Leopold II zag het als een promotiemiddel om zijn koloniale plannen te verkopen aan investeerders en het Belgische volk. Het museum barstte vrij snel uit zijn voegen en Leopold II liet Charles Girault een nieuw museum ontwerpen: het huidige koloniale gebouw, dat in 1910 in gebruik werd genomen.  Honderd jaar later waren het gebouw en het museum aan renovatie toe. Het gebouw werd gerestaureerd met respect voor de originele negentiende-eeuwse plannen en de permanente tentoonstelling werd helemaal opnieuw uitgedacht.

 

        

                                Verwelkoming door gewestpresident                            Museumdirecteur Guido Gryseels.

                                              Ruud Hendrickx.                                                                                                       

            
 

Militaire bezetting

 

Bij zijn presentatie schuwde directeur Guido Gryseels de grote woorden niet. Voor hem is een hedendaagse kijk op Afrika, de koloniale tijd en de huidige diaspora noodzakelijk. De koloniale tijd noemt hij ondubbelzinnig moreel fout. Hij spreekt van een militaire bezetting door een buitenlandse mogendheid met het doel zoveel mogelijk grondstoffen te bemachtigen. Het nieuwe museum moet vooral een stem geven aan de Afrikanen en hun rijke cultuur. De directeur beklemtoonde vervolgens dat het AfricaMuseum ook een wetenschappelijke instelling is, die internationaal hoog aangeschreven staat op het gebied van geologie, archeologie, biologie, antropologie en linguïstiek. Jaarlijks worden er tientallen Afrikaanse wetenschappers opgeleid.

 

 

Ontvangstpaviljoen

 

Voor het aperitief werden we verwacht in de bistro van het museum, op de bovenste verdieping van het nieuwe ontvangstpaviljoen, een ontwerp van de bekende architect Stéphane Beel. Het strakke gebouw heeft grote witte muren en metershoge glaspartijen, en vormt een mooi contrast met het bombastische koloniale gebouw. Vanuit de bistro hadden we een prachtig uitzicht op het zandkleurige museumgebouw dat in de zon warm oplichtte. De lunch werd geserveerd in de tijdelijke tentoonstellingsruimte, naast de onderaardse gang die het nieuwe ontvangstpaviljoen met het museumgebouw verbindt. De ruimte is ongeveer duizend vierkante meter groot en bood juist genoeg plaats voor de vierhonderd deelnemers.

 

     
                                Aperitief in de bistro.                                  Lunch in de tijdelijke tentoonstellingsruimte.

 

Afrikaans golf

 

Het vernieuwde AfricaMuseum, vertelde de directeur, is nog maar een paar maanden open en heeft al honderdduizend bezoekers over de vloer gehad. Het krijgt zoveel aanvragen voor rondleidingen dat we maar zes gidsen ter beschikking hadden. Dankzij een ferventste golfspeelster in het organisatiecomité hebben we een geslaagde formule kunnen uitdenken. Golfers kennen de shotgun- of gunshot-start: de deelnemers verdelen zich over alle holes en beginnen tegelijk te spelen. Op dezelfde manier hebben we de bezoekers in groepjes verdeeld, die elk in een andere zaal van het museum aan de rondleiding begonnen. Op zes plekken in het museum gaven gespecialiseerde gidsen een kwartiertje uitleg over het thema van de zaal en de belangrijkste stukken. Vervolgens schoven de groepen onder leiding van een Princelid door naar de volgende zaal, waar een andere gids hen opwachtte. De deelnemers hebben op deze manier letterlijk alle hoeken van het museum gezien.

 


Rondleiding in het museum.

 

Vernieuwing

 

In het museum is de inhoudelijke vernieuwing goed te zien. Er is een evenwicht gezocht tussen de gerestaureerde, beschermde vitrinekasten langs de wanden en de nieuwe centrale platformen met moderne presentatiemiddelen. Er is ook veel aandacht voor hedendaagse Afrikaanse kunst, die in dialoog gaat met de koloniale, vaak racistische maar beschermde beelden. Na de rondleiding konden de deelnemers nog tot sluitingstijd vrij door het museum lopen, met een museumgids en plattegrond. Een van de laatsten die het museum verliet, was onze presidente Godelieve Laureys. Het was een fantastische dag, zei ze.

 

Ruud Hendrickx
Gewestpresident Brabant-Oost

 


Moderne Afrikaanse kunst
in de oude vitrinekasten.

 



14 februari 2019

In de voetsporen van de emigranten naar Amerika


Het Red Star Line Museum en het Eugeen Van Mieghem Museum in Antwerpen waren het 'doelwit' tijdens het bezoek van de afdeling Amsterdam eind januari. De thema's: emigratie naar de Nieuwe Wereld én sombere schilderijen van de twee miljoen Europeanen die vanuit Antwerpen vertrokken. Wie waren die emigranten en waarom vertrokken ze? Wat zegt dat over vluchtelingen nu? Dick Wortel schreef voor PrincEzine een verslag over de geslaagde Amsterdamse jaaruitstap.

 

 

 

Enkele reis Antwerpen–New York

 

Er lag een groote waterplas tusschen beide, waarover schepen voeren, onophoudend, heen en weer. De golven klotsten tusschen de twee werelden en alleen de gedachten gingen soms nog van het eene land naar ’t andere.

 

(Cyriel Buysse, 'Twee Werelden', 1931)

 

 

 

Wij voelden hun aanwezigheid, toen wij bij het Red Star Line Museum waren op die druilerige en sombere zaterdag 26 januari. Die grote wazige foto uit 1926 bewees het. We stonden precies op dezelfde plek als waar zij stonden, de emigranten van toen. Met hun koffertjes, plunjezakken en hun schamele bezittingen.

 

Vermoeidheid

 

Hun ogen weerspiegelden de vermoeidheid van de lange reis die zij hadden afgelegd om op deze plaats in Antwerpen aan te komen. Ze kwamen overal vandaan. Uit Oost-Europa, uit Zuid-Europa, uit de arme gebieden van Vlaanderen, Wallonië, Frankrijk, Duitsland. Hongersnood heerste daar, gevolg van mislukte oogsten. Ze werden geteisterd door besmettelijke ziekten. Ze hadden geen werk, waarmee ze een boterham konden verdienen voor zichzelf en voor hun kinderen. Een uitzichtloos bestaan zonder enig hoopvol perspectief. Allen op weg naar een nieuw en beter leven.

 

Ardennen

 

De familie Hutlet uit Halanzy in de Ardennen verkocht bijvoorbeeld al haar bezittingen. Van de opbrengst konden ze de reis naar Canada betalen. Er was een ijzige vrieskou toen ze aankwamen in het dorp Bruxelles in Manitoba. Het dorp bestaat nog steeds en de 'pâté de Belgique' is er nog altijd te koop.

 

 

Vervolging

 

Velen waren op de vlucht voor vervolging in hun eigen vaderland vanwege hun godsdienst of etnische afkomst. Vooral na 1900 waren het Joden, afkomstig uit Oekraïne, Wit-Rusland en Polen, die een dagenlange reis met de trein ondernamen naar Antwerpen. Ze kwamen aan op het centraal station van Antwerpen. Vandaar liepen ze naar de oevers van de Schelde. Zij die wat meer te besteden hadden, overnachtten in goedkope hotelletjes. De Joodse familie Moel uit Oekraïne vertrok in 1921 naar Warschau en vandaar met de trein naar Antwerpen. Met het schip Lapland reisden ze verder naar het vrije Amerika.

 

Jood

 

Of Benjamin Kopp uit het Poolse dorpje Nowe Miasto. Hij was een Jood en moest vluchten omdat de Joden werden vervolgd. Zijn familie besloot in 1910 om uit te wijken naar Amerika.  Ze hadden verhalen gehoord over het verre Amerika. Daar was het leven goed. Daar was voedsel en werk. Daar lonkte de vrijheid. Ze hoorden dat ze daar een nieuw en welvarend leven konden opbouwen voor zichzelf en voor hun kinderen. Daar, aan de andere kant van de onmetelijke oceaan, wachtte het nieuwe leven op hen, het betere leven. Nu alleen nog maar die oceaan. Het schip van de Red Star Line lag daar al aan de Rijnkaai en wenkte naar hen. Kom gauw aan boord, dan vertrekken we! Langs de oevers van de Schelde wachtten ze in weer en wind op het moment van hun inscheping.

 

Eugeen Van Mieghem

 

Het was druk daar aan de kaaien. De Antwerpse kunstenaar Eugeen Van Mieghem (1875-1930) maakte veel schilderijen van de wachtende emigranten, in sombere kleuren en dikke zwarte penseelstreken. Op een van zijn schilderijen, 'Inschepen voor de nieuwe wereld' uit 1907, zijn op de gezichten van de zich inschepende emigranten niet alleen hoop en verwachting, maar ook spanning af te lezen. In het Van Mieghem Museum, dat wij op zaterdagmiddag bezochten, konden wij de haven en alles eromheen nog eens door de ogen van de schilder zien.

 

Voetsporen

 

De gebouwen van de Red Star Line aan de Montevideostraat zijn in 1873 neergezet en in 1922 uitgebreid. Wij volgden letterlijk de voetsporen van de emigranten door het gebouw, op weg naar de verlossende uitgang. Daar stond een hutkoffer van de familie Bobbelijn. Omstreeks 1920 vertrokken de ouders van Irene Bobbelijn naar Amerika, waar zij zich uiteindelijk vestigden in het plaatsje Moline in Illinois. De toen driejarige Irene bleef achter bij haar grootouders in Sint-Amandsberg. Haar ouders wilden haar graag naar Moline laten komen. Irene was zes jaar toen ze met de Pennland de oversteek maakte.

 

Medische keuring

 

Voordat de emigranten mochten vertrekken, moesten er allerlei formaliteiten gebeuren. Ze moesten worden onderworpen aan een strenge medische keuring. Ze werden onderzocht op luizen, er werd naar hun gebit gekeken. Hun kleren moesten worden ontsmet en daarna moesten ze onder de douche. Na de douche moesten ze nog langs de dokter en, als alles in orde was, konden ze hun tiendaagse reis naar Amerika beginnen. In totaal zijn zo'n twee miljoen mensen met de Red Line Star naar de Nieuwe Wereld vertrokken.

 

 

Moedig

 

Wij hebben tijdens de lunch nog veel nagepraat over wat we gehoord en gezien hebben. Emigratie betekent: alles achter je laten, je land definitief verlaten, familie, vrienden. En in het nieuwe land: alles opbouwen vanaf het begin. Je besluit om te emigreren is een moedig besluit. Dat geldt voor de vluchtelingen van toen, en ook voor de vluchtelingen van nu.

 

Canvas

 

Aanbevelenswaard is een aflevering van het programma Publiek Geheim van Canvas: Meerpaal van de Red Star Line, te bekijken op YouTube.

 

Meer over het Van Mieghem Museum.

 

Dick Wortel

Afdeling Amsterdam

 



13 februari 2019

De ‘somewheres’, de ‘anywheres’ en de Orde: speech van nieuw lid afdeling Plantiniana


Vier nieuwe leden installeerde de afdeling Antwerpen-Plantiniana op haar vorige vergadering. Traditiegetrouw mocht één van hen een aanstellingsspeech houden. Hoe kunnen we als Orde van den Prince de kloof overbruggen tussen de kosmopolitische 'anywheres' en de 'somewheres', die meer geworteld zijn in de lokale samenleving en minder kansen hebben dan de 'anywheres'? Een relevant thema voor de Orde van den Prince.

 

De nieuwe en 'nieuwe' leden van Plantiniana: Hugo Sebreghts, Anne Verstreken,
Mieke Hollaert (al jaren lid van Taxandria) en Katelijne Boon.

 

 Geachte Princevrienden,

 

Tradities zijn te waardevol om niet te worden behouden. Eén daarvan is dat een woordje wordt gezegd door één der nieuwe leden. Met enige schroom doe ik dit mede namens Katelijne Boon en Anne Verstreken. We vinden het een eer en een genoegen lid te mogen worden van dit genootschap. We zijn op zoek naar onze opdracht. Er zijn bronnen …

 

Amicitia

 

Amicitia et Tolerantia zijn de sleutelbegrippen van de Orde. De naam van het genootschap verwijst naar Willem de Zwijger. Deze in zijn tijd illustere man werd gekozen wegens zijn rol in de geschiedenis van de Nederlanden en zijn tolerantie (gemeten naar toenmalige normen). Tijdens zijn bewind en na zijn overlijden in 1584, juist voor de val van Antwerpen, verlieten tienduizenden Antwerpenaars hun stad om definitief te emigreren naar de noordelijke provincies en de landen die ons omringen. Ze zijn er perfect geïntegreerd. De lijfspreuk van de prins was: 'Je maintiendrai' (Ik zal handhaven). Minder bekend is dat hij deze lijfspreuk aan het eind van zijn leven uitbreidde: 'Je maintiendrai l'honneur, la foy, la loi de Dieu, du Roy, de mes amis et moy' (Ik zal de eer, het geloof, de wet van God, van de koning, van mijn vrienden en mij handhaven).

 

Keure

 

In de ‘Keure’ van de Orde lezen we dat ze tot doel heeft 'de studie, de beleving en de uitbouw van de Nederlandse aard in het persoons-, gezins- en gemeenschapsleven'. In de vierde karaktereigenschap van de ‘Keuze van 2005’ staat: “De Orde zal het intellectuele vermogen dat ze met haar leden bezit bewuster en gerichter benutten in haar activiteiten, communicatie en identiteit.” De gemeenschappelijke noemer van amicitia et tolerantia en van 'Je maintiendrai' is altijd iets wat je samen doet met anderen en dat je daardoor met hen verbindt. Per definitie is het gericht op de andere, op het gemeenschapsleven.

 

 

Gemeenschappelijk belang

 

Dit is niet toevallig: ons belang ligt in het gemeenschappelijk belang. Dat zit in onze genen en het groeit vanuit ons intern geweten, uit onze eigen ethiek, onze interne weegschaal en moraal. We krijgen die in belangrijke mate mee bij onze conceptie. In onze genen zit ons sociaal besef, onze diepmenselijke drijfveer en voorgeprogrammeerde gedraging, net zo goed als ons godsbesef, ons besef van goed en kwaad, toegelaten of verboden, maar ook onze oerreflecties zoals bij gevaar. Het zijn onze ‘animal spirits’, ons geweten en emotionele drijfveren. We kunnen ze niet met een schakelaar aan- of afzetten. We kunnen ze bijvijlen.

 

Samenwerking loont

 

Onze genetische en biologische constructie heeft ons geleerd dat samenwerking loont. Van in de oertijd zoeken mensen steun bij elkaar. De man vond de vrouw. Kinderen zijn gehecht aan hun ouders. Familieverbanden zitten diep verankerd. Allerlei factoren rondom ons zoals plaats van geboorte, streek, taal, cultuur, onze gehechtheid, godsdienst of levensbeschouwing bepalen tot welke groep we behoren. Geborgenheid, waardigheid, veiligheid, samenhorigheid, authenticiteit, gezond verstand en vrijheid binnen het verband waartoe men behoort - maar ook dat ethische principes uitstijgen boven het behoren tot een bepaalde groep - zijn ieder op zich belangrijke elementen die zonder reglementering leiden tot solidariteit ten aanzien van elkaar en zorg voor elkaar. Maar ook agressie zit in onze genen: ze maakt deel uit van onze zelfbehoudsreflex. Dat alles is onze gemeenschappelijke, gedeelde basis. Als sociale wezens doen we dingen omdat het spoort met de wereld rondom ons. Daar ligt onze ‘Amicitia et Tolerantia’-opdracht.

 

Geestelijk kapitaal

 

Het behoud van taal en cultuur zijn de doeleinden van het genootschap. Als lid worden we geacht te passen in de traditie van zelfbewuste, cultuurbewuste burgers die hun geestelijke kapitaal willen investeren in het genootschapsleven. Die opdracht is ruimer dan deze samenkomsten. Er groeit vandaag een maatschappelijke bipolaire stoornis tussen wat de Engelse journalist David Goodhart noemt de ‘anywheres’ (overalmensen) en de ‘somewheres’ (ergensmensen). De eerste zijn goed opgeleid, sociaal mobiel, hechten grote waarde aan autonomie en openheid, verhuizen gemakkelijk, ook over de landsgrenzen heen en voelen zich overal thuis. Ze vormen hun identiteit op basis van studie en sociale mobiliteit. Globalisering en diversiteit zijn voor hen een vat vol kansen. De 'somewheres' daarentegen zijn sterk geworteld in de lokale gemeenschap. Veiligheid en huiselijkheid zijn voor hen belangrijk. Hun identiteit is gekoppeld aan traditionele verbanden, zoals familie en religie. Globalisering en diversiteit zijn voor hen bedreigend.

 

Overlappend

 

Als Princevrienden zouden we overlappend moeten kunnen zijn in deze multiculturele en diverse wereld. Ons belang met betrekking tot het handhaven van taal en cultuur vereist dat we de anywheres, zowel die van hier als zij die van elders komen maar hier zullen blijven, blijvend verbinden met onze taal en cultuur. Tezelfdertijd moeten we de somewheres die hier altijd waren, maar die zich verloren, angstig en machteloos voelen in deze veranderende wereld, trachten duidelijk te maken dat het glas niet half leeg is, maar halfvol. De sociologische denkers van deze tijd zoals David Goodhart, Didier Eribon ('Terug naar Reims') en Martha Nussbaum ('Het Koninkrijk van de angst') wijzen ons de weg. We moeten geloven in de toekomst van onze taal en cultuur, ondanks de veranderende wereld rondom ons. Dit verbindend uitdragen, is ons einddoel, willen we die taal en cultuur in lengte van dagen veilig stellen en handhaven in deze gemeenschap.

 

De tolerantia van Willem van Oranje - maar gemeten naar huidige normen - en de amicitia kunnen zorgen voor het maintenir!

 

Dank u.

 

 

Hugo Sebreghts

 



10 januari 2019

Nauwere samenwerking Nederlandse en Vlaamse middenveldorganisaties


Bergen op Zoom, grensstad tussen de zuidelijke en noordelijke Nederlanden, was als plek uitgekozen waar op 1 december ruim honderd Vlamingen en Nederlanders bij elkaar kwamen om hun gezamenlijke slagkracht te onderzoeken. In de tot sjiek theater omgetoverde Waterstaatkerk De Maagd werd daar onder het motto 'Samenwerken loont' op initiatief van het ANV en de Beweging Vlaanderen-Europa een symposium gehouden. De Orde van den Prince was aanwezig en discussieerde mee.

 

 

Dat Nederlands-Vlaamse samenwerking inderdaad succesvol kan zijn, bleek uit de presentatie over de recent tot stand gekomen fusie tussen de havens van Gent, Terneuzen, Vlissingen en Borssele. Een voorbeeld dat inspirerend zou moeten werken voor alle overige vormen van samenwerking tussen beide landen. North Sea Port is een uniek grensoverschrijdend project, dat noch in Vlaanderen noch in Nederland de aandacht heeft gekregen die het verdient. Daarom schetste Gentenaar Daan Schalck, die als codirecteur samen met de Zeeuw Jan Lagasse aan de wieg staat van dit nieuwe Vlaams-Nederlandse havenbedrijf, het ontstaan van dit project. Een project dat ondanks allerlei gunstige aanwijzingen door bestuurlijk verzet al te lang op zich liet wachten.

 

Engelse benaming

 

Men koos na enige aarzeling voor de Engelse benaming North Sea Port, omdat het voor buitenstaanders de herkenbare plek aangeeft waar je moet zijn als je met de Lage Landen handel wil drijven. De doorbraak naar deze nieuwe onderneming, die het havenbedrijf Gent en Zeeland Seaports verenigt in een nieuwe holding naar Europees recht, werd gelegd tijdens de topontmoeting in 2016 tussen de Nederlandse premier Mark Rutte en Vlaams minister-president Geert Bourgeois.

 

Doorslaand succes

 

Sinds de fusiehaven eind vorig jaar met ondertekening door beide partijen formeel van start is gegaan, is hij een doorslaand succes. Kennis, netwerken, infrastructuur en middelen komen nu bij elkaar. Het zorgt voor een aanzienlijke vermeerdering van het scheepvaartverkeer en van de werkgelegenheid in de vier havens en de ruim vijfhonderd bedrijven die in deze omgeving werkzaam zijn, zo vertelde Daan Schalck. De structuur van dit nieuwe havenbedrijf, de derde in grootte in Europa, is keurig verdeeld over beide landen. De maatschappelijke zetel is in Sas van Gent, vlak bij de Belgisch-Nederlandse grens en het Havenhuis in Gent geldt als officieel uithangbord voor de nieuwe houdstermaatschappij.

 

 

 

Dwarsligger

 

Gentenaar Schalck noemde zich een dwarsligger in het jarenlange bepleiten van deze samenwerking tegen alle klippen op en wees op de historische voortrekkersrol van koning Willem I, die het kanaal Gent-Terneuzen liet graven en Gent zijn eigen universiteit bezorgde. Hij mag in Nederland misschien niet zo’n goede reputatie hebben, de Gentenaars denken daar heel anders over, aldus Schalck. Want zonder Willems persoonlijke initiatieven was Gent hetzelfde lot beschoren geweest als Brugge, aldus Schalck. Meer dan de helft van de werkgelegenheid in de stad (kennisindustrie en havenbedrijf) hebben we aan hem te danken. Het standbeeld, dat eerder dit jaar aan de Koning Willem I-kaai in Gent werd onthuld, verdient hij dan ook echt.

 

Fout

 

Dat het ook fout kan gaan, bewees, aldus Schalck, de mislukte fusie tussen bpost en Post NL twee jaar geleden. Ook die was in het politieke topoverleg tussen beide landen aangekaart. En hij noemde ook de voortgaande impasse rond de IJzeren Rijn, nu eufemistisch het 3RX-tracé (Rhein-Ruhr Rail Connection) gedoopt om het project een nieuwe kans te geven. In de paneldiscussie rond 'Samenwerken aan een innovatieve ruimte', waar de harde onderwerpen aan bod kwamen - die in tegenstelling tot de softere uit de culturele samenwerking zo moeilijk te verwezenlijken zijn - kwam dit ook aan bod. Moderator, Vlaams vertegenwoordiger in Nederland en Ordelid Axel Buyse zei dat er een vloek rustte op die spoorlijn die het achterland van Antwerpen met Duitsland moet verbinden. Al jaren heerst er een impasse en het is Nederland dat daarbij dwarsligt. Het nieuwe voorgestelde tracé, dat niet langer door Nederlands natuurgebied loopt, maar via Venlo aansluiting mogelijk maakt met Noordrijn-Westfalen en bovendien goedkoper is dan het oude, zou nu meer kans van slagen moeten hebben bij de Nederlandse overheid. Maar zover is het nog niet.

 

Strategienota

 

Anders dan bij de Nederlandse overheid zijn de ambities bij de Vlaamse overheid uitermate hoog, getuige de vorig jaar uitgegeven 'Strategienota Nederland-Vlaanderen' van de Vlaamse regering. Als voornaamste handelspartner van Nederland bepleit de Vlaamse nota één economische, één logistieke, één culturele ruimte en zelfs één gedeelde ruimte voor wat de internationale betrekkingen betreft. Op geostrategisch gebied hebben we volgens Axel Buyse troeven in handen met de Gouden Delta, omdat we op het snijvlak zitten van Germaanse en Latijnse cultuur en van de Angelsaksische en Duitse wereld. Die troeven moeten ertoe leiden dat we onze landen aan elkaar klinken, aldus Buyse.

 

 


Axel Buyse leidde het debat over 'Samenwerken aan een innovatieve ruimte' met Diane Verstraeten (wegbereider Reflectieoefening Vlaanderen-Nederland), Erik ter Hark (voorzitter Benelux Business Roundtable), Lia Voermans (Director external strategy bij de Brightlands Chemelot Campas) en Hans Mooren (Benelux).
 

 

Funeste gevolgen

 

Hans Mooren, contactpersoon namens de Benelux-organisatie in Brussel, en Erik ter Hark, voorzitter van de Benelux Business Roundtable, wezen bij gebrek aan die verbinding op de funeste gevolgen voor de arbeidsmobiliteit en logistiek als gevolg van de nog steeds bestaande harde landsgrenzen. Door de ondergang van de Fordfabriek in Genk verloren in 2012 duizenden hun baan, maar velen zou dat lot bespaard zijn gebleven als zij over de grens hadden kunnen uitkijken naar een andere baan. Toch signaleerde Ter Hark dat met name op het terrein van de arbeidsmobiliteit vorderingen ten goede worden gemaakt. Niet alles is kommer en kwel.

 

Verengelsing

 

Ook werd er over de gemeenschappelijke taal als drager van cultuur gesproken. Hoe zou die benut kunnen worden? Onder leiding van Vlaams radiomaker Jan Hautekiet werd in het panel dat hieraan gewijd was, voornamelijk gesproken over de voortgaande verengelsing in het hoger onderwijs. Professor Rint Sybesma, Leids hoogleraar Chinese taal, beschreef de verengelsing als een autonoom monster, dat ongehinderd doordendert, ook al vangt het van vele kanten geluiden op dat dat wordt betreurd. Op termijn ziet hij de uitfasering van het Nederlands in het hele onderwijs als een onontkoombare uitkomst.

 


Radiomaker Jan Hautekiet in gesprek met Rint Sybesma (Universiteit Leiden), Nozizwe Dube (voorzitter Vlaamse jeugdraad 2015-2017), Godelieve Laureys (Universiteit Gent en Orde van den Prince) en Maarten Vidal (Nederlandse Taalunie).

 

Nederlandstalige bachelors

 

Gezamenlijk lijken Vlamingen en Nederlanders daar weinig aan te kunnen doen. De Nederlandse Taalunie, die daarvoor de aangewezen instantie lijkt, kan, aldus vertegenwoordiger Maarten Vidal, slechts een beleidsvoorbereidende, maar geen leidende rol spelen. Net als zijn collega Godelieve Laureys, Gents emeritus hoogleraar Scandinavische talen en President van de Orde, pleit Sybesma voor uitsluitend Nederlandstalige bachelors. Dan blijft de landstaal in het hoger onderwijs een significante rol spelen. Waarom zou een rijk land als Nederland dat niet kunnen betalen? Maar dan moeten we dat samen wel willen, aldus Sybesma. En daar ziet het niet naar uit. Een conclusie die niet werd weersproken.

 

 

Paul van Velthoven

Afdeling Den Haag

 

Paul van Velthoven was onder andere Nederlands correspondent bij Le Monde en De Standaard. Hij is lid van de redactie van Neerlandia.
 

Foto's: Koen Fasseur

 

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Neerlandia, jg. 122 (2018), nr. 4, pp. 12-13. Neerlandia is het tijdschrift van het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV).



10 januari 2019

Nieuwe gewestpresident Schelde-Dommel Carlo Heylen: verjonging van het ledenbestand


 

 

 

Initiatieven die de leden over de grens van hun plaatselijke afdeling tillen en verjonging van het ledenbestand, dat zijn de twee prioriteiten van de nieuwe gewestpresident Schelde-Dommel Carlo Heylen. Wat wil hij nog meer over zichzelf kwijt?

 

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad? Sinds wanneer bent u gewestpresident?

 

Ik werd 15 jaar geleden lid van de Orde van den Prince en was afdelingsvoorzitter in Lier van 2014 tot 2016. Ik ben gewestpresident sinds 1 september 2018. Tot op dat ogenblik was ik verantwoordelijke NT&C binnen mijn afdeling.

 

Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Een goede vriend, die al jaren lid was (hij is jammerlijk al overleden) heeft me voorgedragen. Hij wist dat ik een grote interesse had voor de taal en cultuur in het algemeen en die der Lage Landen in het bijzonder. Omdat hij me veelvuldig over de Orde had verteld, was ik vereerd door zijn aanbod. Ik voelde me meteen thuis in dit genootschap.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Na een korte carrière in de banksector, ben ik 17 jaar actief geweest in de fabricatie van verwarmings- en koelingsapparatuur. Nadien hield ik me professioneel bezig met het begeleiden van de overdracht van vennootschappen. Nu probeer ik deze laatste activiteit tot het minimum te beperken.

 

Waarom wilde u gewestpresident worden?

 

Omdat het voorzitterschap binnen mijn afdeling me erg beviel, zag ik in het verzoek van mijn voorganger om haar op te volgen een unieke gelegenheid om ten dienste te staan van de Orde van den Prince.

 

Wat is het belangrijkste dat u nu gaat oppakken?

 

Initiatieven die de leden over de grens van hun plaatselijke afdeling tillen en een bijdrage leveren aan de noodzakelijke verjonging van het ledenbestand, lijken twee punten die extra aandacht verdienen.

 

Hoe denkt u dat u na uw afscheid herinnerd zal worden?

 

Daar heb ik momenteel geen idee van. Ik wil niet noodzakelijkerwijs een ‘goede’ gewestpresident zijn. Ik wil het liefst een ‘waardevolle’ zijn.

 

Waar doet een afdelingsvoorzitter u tijdens een etentje geen plezier mee?

 

Om mij belangrijker voor te stellen dan ik in werkelijkheid ben. Ik hou niet van zelfingenomenheid.

 

Wat weet (haast) niemand binnen de Orde van den Prince over u?

 

Dat ik een fanaat ben van taal en alles wat daar rechtstreeks en onrechtstreeks mee te maken heeft.



13 december 2018

Uittredend gewestpresident Schelde-Dommel Mia Lodewijckx: focus op de multiculturele samenleving


 

 

Na een lange carrière als leerkracht en vooral als schooldirectrice hoopt uittredend gewestpresident Schelde-Dommel Mia Lodewijckx dat ze niet te directief is geweest in de contacten met 'haar' afdelingen. Zelf kijkt ze bij haar afscheid graag vooruit. Haar droom? De Nederlandse taal en cultuur als bruggenbouwer in een multiculturele samenleving en de Orde van den Prince die daar actief aan bijdraagt.

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Ongeveer vijftien jaar geleden kreeg ik een telefoon van een vriend, om te vragen of ik lid wilde worden van de Orde van den Prince. Ik hoorde het in Keulen donderen. De Orde van wat? Nog nooit had ik van dit genootschap gehoord. En ik wist ook niet dat mijn vriend er lid van was. Toen hij op bezoek kwam om meer uitleg te geven, werd ik eerlijk gezegd niet veel wijzer. En de Keure, die zei me ook niet zoveel. Mijn liefde voor de Nederlandse taal en cultuur en de woorden amicitia en tolerantia hebben me zijn vraag positief doen beantwoorden. Na drie jaar lidmaatschap werd ik bestuurslid, penningmeester. Samen met een enthousiaste bestuursploeg van de afdeling Kempen, bleef ik zes jaar in het Princebestuur als penningmeester.


Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Het lidmaatschap heb ik altijd als een bijzonder voorrecht beschouwd. Deel mogen uitmaken van een groep die zorg draagt voor onze taal en cultuur, dat vond (en vind) ik formidabel. Ik wilde mijn kennis van de Nederlandse taal en cultuur vergroten, actualiseren en verruimen. Lid zijn van een Princegenootschap was voor mij ook een kans om mensen te leren kennen met een ruime geest. Om echte intellectuelen te ontmoeten, belezen mensen, waarvan ik veel zou leren. Het was een uitdaging om mijn persoon te verrijken. En om deze verrijking uit te stralen naar onze samenleving. Lid worden was ook een engagement om mijn eigen taal en cultuur te optimaliseren en op dat vlak iets te kunnen betekenen voor de generatie jongeren waar ik toentertijd veel contacten mee had.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Toen ik Germaanse filologie studeerde aan de KULeuven was ik veel bezig met zang en toneel. Zelf zingen en spelen, regisseren, het organiseren van voordrachtavonden... Teveel om op te noemen.

Ik heb veertien jaar les gegeven aan jongeren in de derde graad ASO en TSO, media, Nederlands en Engels. Daarna was ik 24 jaar directeur van een grote middelbare school. Met 1700 leerlingen en een 200-tal personeelsleden was de school mijn biotoop, het was een dorp met heel veel kansen, uitdagingen, met veel plezier en ook veel verdriet. Samen met de personeelsleden en de leerlingen hadden we talloze maatschappelijke projecten in verbinding met de regio, met Europa, met de wereld. Ondertussen ben ik bestuurslid van de vereniging Actueel Denken en Leven Turnhout, organiseren we met ‘Mol Omarmt‘ concerten om jonge en talentvolle muzikanten een duwtje in de rug te geven en proberen we drie gezinnen uit Aleppo te begeleiden in hun integratieproces. Ik werk ook nog zijdelings mee aan de Europese projecten van ‘onze‘ school.

 

Wanneer werd u gewestpresident en sinds wanneer bent u dat niet meer?

 

Op 1 september 2015 werd ik gewestpresident van het gewest Schelde–Dommel en op 30 juni 2018 vierden we samen met het gewestbestuur en de afdelingsvoorzitters het afscheid.

 

 

 

Waarop kijkt u met de meeste voldoening terug en waarom?

 

Het boeiendst waren de ontmoetingen met zoveel mensen, uit zoveel verschillende afdelingen en gewesten. Mensen leren kennen, hun zienswijze, hun engagement... het bracht heel veel inspiratie en enthousiasme in mijn leven. Soms was het een avond waarop ik vijf nieuwe leden mocht installeren, of waarop ik een kinderkoor kon beluisteren, bevolkt door kinderen met een migratie-achtergrond. Dan was het een bijeenkomst met gedreven leden om een gewestdag voor te bereiden, of een voorstelling van een jong bestuur dat nieuwe denkpatronen introduceerde. Zeker wil ik ook mijn kennismaking met de afdeling Curaçao vermelden en hun project rond de kinderboeken. Er zijn geen woorden voor.

De verbondenheid in amicitia en tolerantia, of dieper nog, in wederzijds respect, heeft me het meest voldoening gegeven. In de ontmoetingen met zoveel mensen heb ik ervaren dat ons genootschap leeft en over een enorme innerlijke kracht beschikt, die onze taal en cultuur toekomst zal geven.

 

       

 

Wat had achteraf beter gekund of anders gemoeten?

 

Toen ik startte als gewestpresident begon ik mijn mail aan de voorzitters met een Engelstalig adagium (nog groen achter de oren natuurlijk): Getting things done. Ik wilde heel veel nieuwe NT&C-projecten helpen lanceren. Dat is niet zo goed verlopen als verwacht. Er is tijd voor nodig, kennis van zaken ook. En heel veel inzet van heel veel leden. Niet alleen financiële steun, maar ook ‘hands on‘, handen uit de mouwen dus. Misschien moeten we ijveren voor gezamenlijke projecten, een project in een regio, in een gewest, ... Door samenwerking kunnen veel competenties en talenten benut worden.

 

Wat hebben de leden van uw bestuur, de afdelingsbesturen en/of de leden van uw gewest over u ontdekt de afgelopen jaren?

 

Misschien hebben ze gevoeld dat ik ‘de directrice’ was, die professioneel 24 jaar ‘aan het bewind was‘? Misschien was ik daardoor wat te dominant, te directief en sturend. Daar wil ik me voor verontschuldigen. Het is nooit mijn bedoeling om zo te werken, maar het is wat beroepsmisvorming, waar ik nu nog alle dagen probeer van af te geraken. Hopelijk hebben ze ook gevoeld dat ik graag gewestpresident was, omdat ik zoveel vriendschap en positieve energie heb mogen ervaren in de drie voorbije jaren. Daar wil ik iedereen oprecht voor danken.
 

Hoe diep is het zwarte gat nu en hoe gaat u dat opvullen?

 

Gelukkig ben ik dat zwarte gat nog nooit tegengekomen! Ik geniet van onze afdelingsbijeenkomsten in Kempen, van gewestdagen, waar ik probeer aanwezig te zijn en van de Algemene Ledendagen die ontzettend veel energie geven. Het gewest Schelde–Dommel organiseert de volgende Algemene Ledendag in 2019, in ‘s Hertogenbosch en ik maak deel uit van de kerngroep die deze dag voorbereidt. Er is heel veel creativiteit aanwezig in deze groep en soms ook botsing van geesten… Maar wat een schitterend licht brengt die botsing voort! Hopelijk ontmoeten we mekaar allemaal in Den Bosch!

 

Is er nog iets dat u uw gewest of de Orde als geheel wilt meegeven?

 

Zowel ons gewest als ons genootschap is heel goed bezig! Het gewestbestuur en het dagelijks bestuur leveren uitstekend werk. Daar wil ik hen voor feliciteren. Wat meer verbinding maken, over het afdelingsmuurtje kijken, gezamenlijke projecten organiseren, zou ons gewest zeker ten goede komen. Multicultureel samenleven is een grote uitdaging en het zou me verheugen als de Orde van den Prince daarover zou debatteren en dan vervolgens niet stil zou blijven staan bij het debat alleen.

Gezamenlijke projecten laten geboren worden, die ons ethisch leiderschap versterken - wat onze President zo mooi kan verwoorden - dat is mijn droom. Onze Nederlandse taal en cultuur bruggenbouwer laten zijn en de lat zo hoog leggen, dat iedereen er onder kan.



13 december 2018

Een heldin in ons midden


Selma Van de Perre, inmiddels 96 jaar oud en in 1989 mede-oprichter van de afdeling Londen van de Orde van den Prince, zat in de oorlog in het verzet. Ze overleefde de kampen Vught en Ravensbrück. In Kamp Vught is er een tentoonstelling over haar en andere vrouwen die in het verzet zaten.

 

 

Selma van de Perre werd in Nederland geboren als Selma Velleman in juni 1922. Zij kwam uit een liberaal-Joodse familie en zag na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog haar vader al snel verdwijnen naar Kamp Westerbork. Haar oudere broers ontvluchtten naar Engeland en haar moeder en jongere zuster werden geïnstalleerd op een onderduikadres. Zij zelf besloot in het verzet te gaan en sloot zich aan bij een verzetsgroep in Leiden, waar zij vooral koeriersdiensten verrichtte. Zij kreeg een nieuwe identiteit en ontving de naam van een overleden niet-Joodse baby. Van toen af aan heette zij Margareta van der Kuit.

 

Gestapo

 

Na overplaatsing naar Utrecht, dat meer centraal gelegen was om haar koeriersdiensten uit te voeren, kwam zij soms in hachelijke situaties terecht. Toen haar baas in de trein werd gearresteerd en door de Gestapo naar zijn huis werd gebracht, waar zijn groep verzetsstrijders hem opwachtte voor een vergadering, werden zij allen gearresteerd. Na verhoren en enkele nachten in een kleine cel in Amsterdam met vier andere gevangenen, werd Selma naar het concentratiekamp Vught gebracht.

 

Ravensbrück

 

Toen na D-Day de geallieerden oprukten, werden alle gevangenen uit Vught naar kampen in Duitsland getransporteerd. Selma reisde drie dagen in een trein bestemd voor veevervoer en kwam terecht in het vrouwenkamp Ravensbrück ten noorden van Berlijn. Het was gelegen in een prachtige streek van bossen en meren, maar daar merkten de vrouwen die in het kamp gevangen zaten niets van, zelfs niet als ze buiten zwaar werk moesten verrichten. Selma werd te werk gesteld bij Siemens, waar zij al gauw als secretaresse van de baas werd aangesteld. Na het appel ‘s morgens om vijf uur werkte zij overdag van zes uur tot ‘s avonds zes uur, of deed de nachtdienst van zes uur ‘s avonds tot zes uur ‘s morgens.

 

Bevrijd

 

In het verzet en in de kampen kwam zij vaak de dood nabij, maar zij wist altijd de dans te ontspringen. Uiteindelijk werd zij bevrijd op grond van een overeenkomst tussen Churchill, Himmler en de Zweedse diplomaat Folke Bernadotte, kort voor de oorlog eindigde. Tijdens het transport naar Denemarken werden de Rode Kruis wagens gebombardeerd door de geallieerden en vielen er nog een aantal doden. Toen zij na de bevrijding hoorde dat haar ouders en zuster in de gaskamers waren omgekomen en nadat een van haar broers contact had gezocht, besloot zij naar Engeland te gaan, waar haar broers haar opvingen.

 

BBC

 

Werkend voor de BBC Wereldomroep ontmoette zij haar toekomstige echtgenoot, die als journalist voor de Belgische afdeling werkte. Zij besloot aan de universiteit te gaan studeren en na haar graad te hebben behaald, gaf zij les op middelbare scholen. Zij gaf ook Nederlandse les aan diverse instituten. Selma wilde de vreselijke periode van de oorlog vergeten en nooit meer Duitsland bezoeken, maar in 1995 werd zij uitgenodigd bij de vijftigjarige herdenking van de bevrijding van kamp Ravensbrück.

 

 


Selma van de Perre legt een steentje bij het Joodse Monument in Berlijn.

 

Kweekscholen

 

Daarna werd haar gevraagd om leerlingen van Nederlandse kweekscholen onderricht te geven over haar verzetswerk en haar gevangenschap in Ravensbrück. Dit heeft zij sindsdien met enkele andere overlevenden jaarlijks in april gedaan, nadat eerst bij het monument van de Vrouwen van Ravensbrück op het Museumplein in Amsterdam kransen werden gelegd ter herinnering aan de bevrijdingsdatum.

 

Berlijn

 

Daarna ging (en gaat) het elk jaar het per trein of vliegtuig naar Berlijn en dan verder met de auto. Een Duitse organisatie, de Hildegard Hansche Stiftung in Berlijn, organiseert jaarlijks in augustus in Ravensbrück een internationale bijeenkomst van studenten, waar Selma en een paar andere overlevenden worden uitgenodigd te komen spreken. Dit doet zij ook al een aantal jaren. Tevens geeft zij lezingen over het belang van 'herdenken'. Selma doet dus veel goed werk om de gruwelen van de Nazitijd en de Jodenvervolging in de herinnering te houden, zodat hopelijk voorkomen kan worden dat zoiets ooit weer gebeurt. In 2014 was zij ook uitgenodigd voor een lunch bij de Bundespräsident in Berlijn, een hele eer.

 

 


Selma van de Perre (rechts) met Heleen Mendl-Schrama
die haar elk jaar naar Ravensbrück begeleidt (midden)
en hun Hongaarse vriendin Judit Varga, ook een overlevende van Ravensbrück.

 

 

 

Tentoonstelling

 

De tentoonstelling die Selma gaat openen in 'haar' voormalige kamp Vught op 15 december 2018, gaat over moedige vrouwen, die aan het verzet hebben meegedaan. Zij is één van de nog vier overlevenden. Selma is op haar 96e nog bijzonder actief. Ze rijdt auto, speelt golf, speelt bridge en schildert. Haar boek getiteld 'Selma’s War', waarin zij haar ervaringen en avonturen beschrijft, zal binnenkort uitkomen. Bij de bijeenkomsten van de Orde in London ontbreekt zij nooit. Ze geeft nog altijd wijze raad en scherpe opmerkingen. Zij is waarschijnlijk het oudste en trouwste lid. De bewondering voor haar in de Orde is dan ook enorm groot en wij hopen haar nog lang in ons midden te hebben.

 


De tentoonstelling ‘Palet van verzet: moedige vrouwen toen en nu’
is gebaseerd op een boek van Simone Jacobs, waarin veertien vrouwen worden geportretteerd,
waaronder Selma van de Perre.


 

Heleen Mendl-Schrama

Oud-secretaris afdeling Londen

 

 

 

 

Twee andere leden van de afdeling Londen schreven ook een korte beschouwing over 'hun' Selma. We wilden die de leden van de Orde van den Prince niet onthouden.

 

Bijdetijdse opmerkingen

 

Selma, een heldere en kranige vrouw van nu over de 95 jaar, is nog steeds een prachtig mooie reflectie van de persoon die zij moet zijn geweest toen zij door de Duitsers werd opgepakt: een actieve sterke jonge dame van begin twintig in het verzet, tijdens alle ontberingen en beperkingen van de bezetting. Deze ervaringen in de bezetting zullen, denk ik, op haar hele actieve leven een belangrijke stempel hebben gedrukt en nu nog altijd van invloed zijn op haar levensvisie.

 

Nog recent vertelde zij mij laconiek over enige gezondheidszorgen. "Ach, wat wil je? Ik maak me echt geen zorgen. Ik ben over de negentig en een mens moet aan iets dood gaan." Tijdens gesprekken komt er van haar vaak een 'bijdetijdse' opmerking, waar alle aanwezigen die half haar leeftijd hebben stil van zijn.

 

Selma is een bijzondere vrouw die naast haar vele andere verdiensten ook nog Nederlandse les gaf aan buitenlanders in Londen. Ook mijn vrouw Laurence kreeg begin 1974 les van haar, heel lang voordat wij haar weer (bij toeval) terug vonden in de Londense afdeling van de Orde.

 

Selma sprak eigenlijk pas recentelijk, dus de laatste paar jaren, over haar oorlogsverleden en de verschrikkelijke kampervaringen. Zij is voor velen die haar kennen een fantastisch voorbeeld hoe actief te blijven en hoe positief in het leven te staan.

 

Als er een gezegde goed bij Selma zou passen dan is het deze: "Don't count the years. Make your years count." En dat doet Selma, denk ik, elke dag.

 

Ernest Boost
Bestuurslid afdeling Londen

 

 


De Nederlandse Princemevrouw

 

Van bij de aanvang van de Londense Prince-afdeling was Selma de heldere geest die steeds de zaken zeer pragmatisch bekeek en die steeds een suggestie, zoniet de oplossing voor de hand had. Ik was en blijf steeds getroffen door haar enorme belangstelling die elk gesprek met haar interessant maakt. Met haar enorme kennis van Nederlandse geschiedenis, literatuur en kunst en haar spontane bereidheid die te delen, is Selma voor mij nog steeds een ideale tafelgenoot op onze Princediners. Hoewel ze mijn man en dochters weinig te zien heeft gekregen, doet ze bij elke gelegenheid navraag. En zo is Selma in onze familie wel bekend als de Nederlandse Princemevrouw van Black Lion Lane.

 

Een heel fijne Princerelatie!

 

Anne Marie Verstraeten
Stichtend lid afdeling Londen



13 december 2018

Pacificatielezing: Multatuli en feminisme


 

 

De vijfendertigste Pacificatielezing werd dit jaar uitgesproken door emeritus professor en voormalig journalist Elsbeth Etty. De titel: 'Zijn cultus is ons aller heilige plicht - Multatuli: de Prometheus in ons taalgebied'. Wat schrijft Multatuli over de opvoeding van meisjes? Waarom wilde professor Etty in haar jeugd zo snel mogelijk een 'afgelikte boterham' worden en hoe liep dat af? Steunde Multatuli nou wel of niet de Vlaamse Beweging? En waarom willen met name Finnen op de foto bij het standbeeld van Multatuli?

 

 

De Pacificatiezaal van het monumentale stadhuis in Gent was begin november het decor van de vijfendertigste Pacificatielezing. Lieven Decaluwe, voorzitter van het Dagelijks Bestuur, heette de talrijke belangstellenden van harte welkom. Hij wees erop dat via deze reeks lezingen wordt gepleit voor een eigen plaats van de Nederlandse gemeenschap in een multiculturele wereld. Hierbij is zeker oog voor verscheidenheid binnen onze samenleving, want zonder die verscheidenheid kan er ook geen eigenheid bestaan. Daarna introduceerde hij bij het publiek de spreker Elsbeth Etty, emeritus hoogleraar literaire kritiek aan de VU te Amsterdam, voormalig journalist en onder andere biograaf van Henriëtte Roland Holst en Willem Wilmink (biografie verschijnt in het voorjaar). Professor Philip Vermoortel van de KULeuven, eminent Multatuli-kenner, heeft haar gevraagd om de voordracht te verzorgen. Elsbeth Etty heeft de tekst van de lezing aan hem opgedragen. Ook stelde Lieven Decaluwe in gloedvolle bewoordingen de musici voor: Catherine Struys en Wouter Vercruysse, die het Edenwood duo vormen.

 

Drie hoofdlijnen

 

In de lezing van Elsbeth Etty waren drie hoofdlijnen te onderscheiden: een persoonlijke, een Multatuli- en een feministische draad. Deze waren sterk met elkaar verbonden. Aan het begin van haar voordracht toonde Elsbeth Etty zich al als een strijdbare voorvechtster van vrouwenemancipatie. Ze beschouwde het, zo zei ze, namelijk als een grote eer om als vijfde vrouw in een reeks van 35 sprekers het woord te mogen voeren… Haar felrode uitstraling – bijna een handelskenmerk van haar - lijkt symbolisch voor het streven naar gelijkberechtiging van de vrouw. Mede als voorzitter van het Multatuli Genootschap onderschreef zij het belang van de gemeenschappelijke taal van Vlaanderen en Nederland. Hierbij benadrukte Elsbeth Etty de rol van Multatuli, die aan de basis staat van de moderne Nederlandstalige literatuur en een vurig pleiter was van tolerantie, godsdienstvrijheid, geweldloosheid, multiculturalisme en gelijke rechten voor iedereen. Daarom moet volgens haar het werk van Multatuli levend gehouden worden.

 

Elsschot

 

Dat was ook de mening van Willem Elsschot. De hoofd- en ondertitel van de voordracht van professor Etty zijn afkomstig uit een essay van de Antwerpenaar: ‘Zijn cultus is ons aller heilige plicht. Multatuli: de Prometheus in ons taalgebied'. De vergelijking met de mythologische figuur Prometheus is treffend: ‘de vooruitdenkende’. “Ik ben blijvend gevormd door Multatuli,” zei Elsbeth Etty, die opgroeide in een aartsconservatief koloniaal milieu. Het lezen van de Max Havelaar was de eerste aanzet. Haar feministische aard werd versterkt, toen ze bij vader thuis op zolder de Verzamelde Werken van Multatuli aantrof. Die waren een erfenis van grootvader Thomas Etty, een suikerfabrikant, die een Multatuli-adept blijkt te zijn geweest. Zo kwam professor Etty ook in aanraking met de Ideeën.

 

 

     

 

Idee 195

 

Met zichtbaar genoegen citeerde Etty Idee 195: "Wat maakt ge van onze dochters, o zeden! Ge dwingt haar tot liegen en huichelen. Ze mogen niet weten wat ze weten, niet voelen wat ze voelen, niet begeeren wat ze begeeren, niet weezen wat ze zyn. Dat doet geen meisje. Dat zegt geen meisje. Dat vraagt geen meisje. Zoo spreekt geen meisje! Ziedaar schering en inslag van de opvoeding. En als dan zoo'n arm ingebakerd kind gelooft, berust, gehoorzaamt... als ze heel onderworpen haar lieven bloeityd heeft doorgebracht met snoeien en beknotten, met smoren en verkrachten van lust, geest en gemoed... als ze behoorlyk verdraaid, verkreukt, verknoeid, heel braaf is gebleven - dat noemen de zeden braaf ! - dan heeft ze kans dat deze of gene lummel haar 't loon komt aanbieden voor zooveel braafheid door 'n aanstelling tot opzichtster over z'n linnenkast, tot uitsluitend-brevetmachine om zyn eerwaard geslacht aan den gang houden. 't Is wel de moeite waard!"

 

Gent

 

Professor Etty concludeerde terecht dat de geschriften, lezingen en brieven van Multatuli van grote invloed zijn geweest op de vrouwenemancipatie in de Lage Landen. Ze memoreerde ook de band van Multatuli met Gent. In 1867 heeft hij er op uitnodiging van het Van Crombrugghe’s Genootschap, een cultureel-sociale vereniging van werklieden, gesproken op het negende Taal- en Letterkundig Congres. Multatuli verklaarde zich solidair met de Vlaamse Beweging. Er is echter twijfel over zijn oprechtheid. Bestuurslid van het Multatuli Genootschap Philip Vermoortel oordeelt dat Multatuli vanwege geldproblemen zijn heil zocht in Vlaanderen. Het Van Crombrugghe’s Genootschap riep haar leden op om de charismatische auteur, die totaal aan de grond zat, financieel te steunen.

 

 

Afgelikte boterham

 

De aandacht van het publiek wist professor Etty ook vast te houden met een paar prikkelende, humoristische en soms ironische opmerkingen. Een voorbeeld hiervan naar aanleiding van Idee 195: "Zo snel mogelijk wilde ik een afgelikte boterham worden… Dat avontuur eindigde helaas in een internaat voor ‘moeilijk opvoedbare meisjes’." Lachsalvo’s klonken door de zaal, toen onze Multatuli-deskundige vertelde over het standbeeld van Multatuli vlakbij zijn geboortehuis, nu het Multatulimuseum. Schrijver Willem Frederik Hermans weigerde een donatie te schenken uit vrees dat 'als IK eraan meebetaald heb, niets onbeproefd zal gelaten worden om het zo snel mogelijk te vernietigen'. Hij heeft overigens een zeer lezenswaardige fotografische herdruk van de laatste door Multatuli herziene uitgave van Max Havelaar verzorgd, voorzien van een inleiding en verklarende noten. Opvallend is dat vooral Finse toeristen op de foto willen bij dit standbeeld, helaas niet omdat de man zoveel geleden heeft, maar omdat multa tuli in het Fins een seksuele lading heeft. "De letterlijke betekenis ervan is: ‘Ik ben klaargekomen.''' Een schriftelijk standbeeld in de vorm van Multatuli’s Volledige Werken verscheen in 1995.

 

       

 

Multatuli Online

 

Professor Etty beëindigde haar prikkelende Pacificatielezing met de aankondiging van de digitale website ‘Multatuli Online’, een kostbaar project waarvoor nog de nodige gelden ingezameld dienen te worden. Zij is er trots op dat ze juist in Gent ter gelegenheid van zijn 200e verjaardag het Multatuli-jaar 2020 mag lanceren!

 

 

Muzikale intermezzi

 

Gitarist Catherine Struys en cellist Wouter Vercruyssen toonden zich ware virtuozen op hun instrumenten. Zij brachten drie stukken ten gehore van eigentijdse componisten, te weten Ester Mägi uit Estland, de Braziliaan Egberto Gismonti en de Fransman Mathias Duplessy. Ademloos luisterde het auditorium en genoot zichtbaar van de muziek. Vooral het laatste stuk oogstte veel bewondering vanwege de passie, die tot uiting kwam in het opzwepende ritme van de cello. De nog jonge musici kregen dan ook terecht een krachtig applaus.

 

 

Receptie

 

Zoals gebruikelijk werd er ter afsluiting van deze uiterst geslaagde Pacificatielezing een receptie georganiseerd. In een geanimeerde sfeer praatten Vlamingen en Nederlanders nog na over de verrukkelijke muzikale stukken en de zo interessante kijk van Elsbeth Etty op Multatuli en de invloed van de schrijver op onze tijd.

 

Karel de Feijter

Secretaris afdeling Breda

 

 

De vijfendertigste Pacificatielezing van Elsbeth Etty staat op de website van Pacificatielezingen vzw.

 

 

 

 

 

Elsbeth Etty studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1996 is zij cum laude gepromoveerd in Utrecht op de biografie 'Liefde is heel het leven niet - Henriette Roland Holst 1869-1952'. Voor dit boek ontving zij de Gouden Uil, de Busken Huet Prijs en een nominatie voor de AKO-literatuurprijs. 

 

 

NRC

 

Van 1987 tot 2017 was Elsbeth Etty redacteur van NRC Handelsblad. Daarvoor was zij als redacteur buitenland en adjunct hoofdredacteur verbonden aan het communistische dagblad De Waarheid en vervolgens als chef opinie bij het Utrechts Nieuwsblad. In 2008 werden haar columns bekroond met de Anne Vondeling prijs voor politieke journalistiek. Van 2005 tot 2015 was zij bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Momenteel bereidt zij een biografie voor van de dichter en liedjesschrijver Willem Wilmink.



15 november 2018

Leuven Vlaams, de Chiro en nieuwkomers en Nederlands in Slowakije in prachtig cahier


Taal als spiegel van onze samenleving. Dat was het thema tijdens de academische zitting die de afdeling Keerbergen aan het begin van de zomer organiseerde naar aanleiding van haar vijftigjarig bestaan. De afdeling bundelde verslagen van de speeches en het panelgesprek in een mooi gelayout cahier. Wat was de betekenis van Leuven Vlaams? Waarom willen Slowaakse studenten Nederlands leren? Wat had een Syrisch-Palestijnse vluchteling aan de Chiro na aankomst in Vlaanderen? Wij wilden u dit pareltje (ook heel geschikt om potentiële leden over te halen lid te worden) niet onthouden en plukten wat citaten uit het cahier om u te prikkelen ernaar door te klikken.

 

 

"Het is niet overdreven te stellen dat Nederlands een wereldtaal is. Wereldwijd zijn er 6.000 talen en Nederlands bekleedt de veertigste plaats, gesproken door 23 miljoen mensen. In Europa bekleedt Nederlands de achtste plaats, meer gesproken dan alle Scandinavische talen samen."

 

Inleiding tot de speeches

 

 

"Op 13 mei 1966 verklaarden de bisschoppen in een ‘mandement’ een splitsing van de Leuvense universiteit te verwerpen en de Franstalige afdeling in Leuven te behouden. Ze eisten ook dat alle leden van de universitaire gemeenschap zich bij deze ‘verordening’ zouden neerleggen. Als reactie brak in Leuven de meirevolte van 1966 uit als een antiklerikale golf die zich razendsnel over Vlaanderen verspreidde. In het protest raakten Vlaamsgezinde, antiklerikale en antigezagsargumenten met elkaar verstrengeld."

 

Louis Vos, emeritus professor Hedendaagse Geschiedenis KU Leuven

 

 

"Inzake het taalgebruik in het openbare leven beriepen Franstaligen zich op de individual rights van de burgers om overal in België Frans te mogen gebruiken. Ze erkennen de community rights, die de Vlaamse gemeenschap opeist, inzake het opleggen van Nederlandse ééntaligheid niet. Voor de Vlaamse gemeenschap is de taal het belangrijkste kenmerk en het symbool van de Vlaamse identiteit zelf."

 

Louis Vos, emeritus professor Hedendaagse Geschiedenis KU Leuven

 

 

 

"Er is de hedendaagse trend om Engels te gebruiken op de universiteiten. Dit kan zowel positief als negatief zijn. Het is een blijk van openheid op de wereld. Maar Engels mag Nederlands niet volledig wegdrukken. Want denken gebeurt via taal en in de moedertaal kan men zich het meest genuanceerd uitdrukken."

 

Louis Vos, emeritus professor Hedendaagse Geschiedenis KU Leuven

 

 

"Dat volkeren en naties quasi altijd naar taal grijpen als een identiteitsversterkend element hoeft niet te verwonderen. Toen na de Eerste Wereldoorlog de republiek Tsjecho-Slowakije ontstond als een marriage de raison was dit om politieke, strategische en economische redenen. Taal speelde toen nauwelijks een rol, men communiceerde en begreep elkaar. Maar toen de republiek in 1993 werd opgesplitst, werd taal - en vooral de verschillen tussen de talen - plots wel een identiteitsfactor van betekenis en zag men de twee talen zich geleidelijk verwijderen van mekaar."

 

Marketa Stefkova, hoogleraar Nederlands Vertalen-Tolken Comenius Universiteit, Bratislava, Slowakije

 

 

"De laatste decennia stellen we in het Nederlands grote veranderingen vast in taalgebruik en taalcultuur. Spelling, schrijftaal, literaire genres, spreekstijlen, woordenschat, grammaticale regels, de globalisering en de blijkbaar onstuitbare opmars van het Engels, zorgen voor een echte paradigmaverschuiving in wat gemeenzaam als standaardtaal wordt beschouwd. We beleven vandaag een echte destandaardisering van het Nederlands."

 

Marketa Stefkova, hoogleraar Nederlands Vertalen-Tolken Comenius Universiteit, Bratislava, Slowakije

 

 

 

"De meeste studenten startten hun studie Nederlands in Bratislava intuïtief, zonder een precies doel. Gaandeweg ontdekten ze het nut ervan. Het belang van Nederlands in Slowakije is aantoonbaar. In het nabije verleden waren er in Bratislava drie posities beschikbaar voor studenten die een Scandinavische taal (nochtans populair onder de studenten) kenden en vijftig posities waar Nederlands belangrijk is."

 

Marketa Stefkova, hoogleraar Nederlands Vertalen-Tolken Comenius Universiteit, Bratislava, Slowakije

 

 

"En dan komt taal als eerste confrontatie: asiel aanvragen. Wat betekent dit woord? Wat betekenen verder alle verkeersborden? Waarom staan Brusselse straatnamen in twee talen vermeld? Wat zijn die rode vlakken naast het voetpad?"

 

Majd Khalifeh, Palestijns-Vlaams freelancejournalist en islamkenner voor de VRT

 

 

"De Chiro [katholieke scouts in Vlaanderen, redactie] is het beste wat me had kunnen overkomen. Een parallel universum ook, want mijn nieuwe vrienden weten amper iets af van mijn leven in het asielcentrum."

De wekelijkse vergaderingen bij de Chiro zijn niet alleen ontspannend maar ook nuttig voor de taalontwikkeling. Geen Engels als uitwijkmogelijkheid en dus een echt taalbad: klanken, woorden, zinnen, uitdrukkingen en lichaamstaal. Maar er is meer. Door deel te nemen aan de Chiro-activiteiten leert Majd de omgangsvormen kennen, de Vlaamse tradities en wat het betekent om samen op kamp te gaan.

 

Majd Khalifeh, Palestijns-Vlaams freelancejournalist en islamkenner voor de VRT

 

 

"Het wegtrekken uit vertrouwd milieu is heel ingrijpend. Bij aankomst in Vlaanderen is er heel vaak een laag zelfvertrouwen; het leren van de taal van het gastland en er zich goed in kunnen uitdrukken, krikt het zelfvertrouwen op."

 

Majd Khalifeh, Palestijns-Vlaams freelancejournalist en islamkenner voor de VRT

 

Het cahier vindt u hier. Het is naar uw eigen computer te downloaden als pdf.



15 november 2018

Jubileum Vilvoorde en Brabantse gewestdag over stadsontwikkeling in de schaduw van Brussel


 

De afdeling Vilvoorde van de Orde van den Prince werd opgericht op 15 februari 1968, vijftig jaar geleden. De eerste voorzitter was Frans Gelders, burgemeester van Vilvoorde, terwijl schepen Jozef de Mey de eerste secretaris was. Het vijftigjarig jubileum was voor het afdelingsbestuur aanleiding om tegelijkertijd de gewestdag Brabant, die de gewesten Brabant-West en Brabant-Oost om de beurt organiseren, naar Vilvoorde te halen. Drie feesten voor de prijs van één, dus. Waarom lijkt het gebied ten noorden van Brussel op gebieden rond Manhattan?

 

      

 

De pas verkozen gewestpresident Arne Gutermann, die de fakkel overneemt van Thomas van Rijn, leidde de academische zitting in. Alexander D’Hooghe is een architect-burgerlijk ingenieur van topniveau die zich heeft gespecialiseerd in stadsplanning. De organisatoren waren vereerd dat hij kwam spreken over 'Stadsontwikkeling en innovatie in de schaduw van Brussel'. Professor D'Hooghe trok parallellen met een project dat hij in New York had opgezet. Ook daar is naast het dure stadscentrum in Manhattan een meer rommelige, industriële en commerciële ruimte van vele hectaren.

 

 

Industriële gebied

 

Alexander D'Hooghe vergeleek het gebied grenzend aan Manhattan met het oude industriële gebied Vilvoorde/Diegem/Machelen. Hij legde het belang uit van deze regio en het potentieel voor de toekomst. De aanwezige Vilvoordse burgemeester bood hij zijn stelling aan dat er, mits er een doordacht en evenwichtig plan komt, een goede wisselwerking kan ontstaan tussen economische (in deze regio vooral logistieke) belangen, wonen, recreatie, educatie en natuur. Burgemeester Hans Bonte van Vilvoorde leverde het nawoord en ging direct in dialoog met de hoofdspreker. Alexander D'Hooghe had duidelijk de juiste snaar geraakt, want er volgde al snel een uitnodiging om in de nabije toekomst samen te gaan zitten met het stadsbestuur.

 

      

 

Taalverwerving door muziek

 

De muzikale intermezzo’s werden verzorgd door Koruso, een koor van anderstaligen die Nederlandstalige liedjes zingen. Koruso is een van de vele projecten van Theater van A tot Z, die theater maken voor jongeren en mensen die Nederlands leren. Theater van A tot Z wordt in het kader van de taal- en cultuuractie al enkele jaren gesteund door de Vilvoordse afdeling van de Orde.

 

 

Woelige geschiedenis

 

Daarna kwam Luc Adriaenssens met een verhaal vol anecdotes over de oprichting en soms woelige geschiedenis van de Vilvoordse afdeling. Als geschenk voor de deelnemers had Luc, de vorige voorzitter van Vilvoorde, zijn kroniek van de afdeling klaar. Tien jaar geleden had hij zich al door de archieven gewroet om een korte geschiedenis van de plaatselijke afdeling te schrijven. Het is fascinerend om te zien hoe de plaatselijke afdeling doorheen de jaren veranderde van een club van plaatselijke politici waar vrouwen slechts één maal per jaar welkom waren, tot een open - zij het discrete - organisatie met een zeer hechte interne band waar de amicitia primeert.

 

Vrouwen

 

Ondertussen zijn de partners welkom op de meeste samenkomsten. Vrouwen zijn niet alleen welkom als lid maar nemen ook een prominente rol op in het bestuur. De afdeling telt momenteel 36 leden waaronder vier seniorleden en vergadert eenmaal per maand, behalve in juli en augustus. Er zijn nog twee leden die al vijftig jaar lid zijn, waarvan er één aanwezig was op de viering.

 

       

 

Niet-leden

 

Voor de academische zitting en receptie waren veel plaatselijke niet-leden uitgenodigd. Het was de bedoeling van het bestuur om buitenstaanders uit Vilvoorde en omstreken te laten kennismaken met de Orde van den Prince en haar waarden. Op de academische zitting mochten we 136 deelnemers tellen.

 

 

Living Tomorrow

 

Ook het avondprogramma in het innovatie- en demonstratieplatform 'Huis van de toekomst Living Tomorrow' had succes. Na een interessante inleiding werden mogelijke technologische oplossingen toegelicht in verschillende kamers. In de badkamer kregen we een demonstratie van een intelligente spiegel, die je weegt, je bloeddruk en hartslag checkt en functioneert als scherm, waar bijvoorbeeld de weersverwachting voor die dag op te zien is. In de keuken vonden we een slimme koelkast, die weet wat er in de ijskast staat en automatisch je boodschappenlijstje voorbereidt. Met 75 deelnemers vergde dit bezoek een strakke organisatie.

 

                 

 

Diner

 

De avond werd afgesloten met een gastronomisch diner op dezelfde locatie. Het avondmaal werd opgeluisterd door de LSP band, de legendarische coverband uit de jaren '80 en '90. Na het eten werd er nog enthousiast getwist, geslowd, ge-rock-en-rolled, of gewoon gedanst. Een geslaagd feest en we kijken al uit naar de volgende Brabantse gewestdag.

 

Ilja Grauls en Barbara de Bakker

 

Fotografie: Mieke De Saedeleer

 

Mieke De Saedeleer heeft op de gewestdag meer dan 200 foto's gemaakt. Geïnteresseerden kunnen deze hier bekijken en desgewenst downloaden.



07 november 2018

Nieuwe gewestpresident Brabant-West Arne Gutermann: De Orde moet diverser


Hoe hij na zijn afscheid herinnerd wil worden, weet de nieuwe gewestpresident van Brabant-West Arne Gutermann al. Wat hij graag wil veranderen binnen de Orde ook. "De Orde zou wel wat gediversifieerder kunnen zijn. Niet alleen op het gebied van de man/vrouw diversiteit, hoewel die nu ook weer niet echt dramatisch is, maar ook om de diversiteit qua achtergrond, opleiding, inkomensniveau, samenlevingsmilieu, enzovoort."

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Ik ben lid van de afdeling Meise, bij Brussel, sinds een zestal jaren en werd daar al redelijk snel tot secretaris 'gebombardeerd'. Het moet zijn dat men tijdelijk even door de voorraad Chinese vrijwilligers doorzat….wink. Met de toenmalige en ook met de huidige voorzitter van de afdeling zijn we er met het bestuur in geslaagd om een mooie 'schwung' in de afdeling te brengen. Onze sprekerslijsten mogen er zijn en ons NT&C-project behoort bij de beste! Gewestpresident ben ik zo mogelijk nog recenter, sinds 1 september van dit jaar. Ik tel dus zoals een kleine baby nog in weken, niet in maanden.

 

Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Het hele concept van Nederlandse taal en cultuur sprak mij erg aan en ligt mij ook daadwerkelijk nauw aan het hart. Dat was voor mij allemaal niet loos. En ik werd gevraagd om lid te worden door een erg charmante persoon….wink.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Ik ben 29 jaar advocaat geweest, maar ben recent volkomen veranderd. Ik doe nu iets totaal anders.

 

Waarom wilde u gewestpresident worden?
 

Het is duidelijk dat de Orde voor een aantal belangrijke uitdagingen staat. Men verwijst dikwijls naar de vergrijzing, en dat is inderdaad één van de uitdagingen, maar er zijn er ook andere, zoals in het bijzonder dan de 'diversiteit' in de algemene betekenis van het woord. Het gaat dan niet alleen om de man/vrouw diversiteit, die inderdaad nog niet optimaal is, hoewel ook niet echt dramatisch, maar ook om de diversiteit qua achtergrond, opleiding, inkomensniveau, samenlevingsmilieu, enzovoort. Op dat vlak scoort de Orde écht nog niet goed. Er heerst een sterk 'soort zoekt soort' gevoel. Dat is niet onlogisch voor een genootschap waar de leden de leden maken, maar het zou wel wat gediversifieerder kunnen zijn.

 

Wat is het belangrijkste dat u nu gaat oppakken?
 

Het vraagstuk van de diversiteit is belangrijk, maar de gewestpresident heeft daarvoor niet de juiste werktuigen in handen. Leden worden geworven op afdelingsniveau, dus als GP kan ik daarover enkel wat bewustwording creëren. Wat ik misschien wél kan doen, is het enthousiasme aanwakkeren. Sommige afdelingen zijn wat ingedommeld. Daar terug leven in blazen en de leden terug 'goesting' doen krijgen, zou ik heel fijn vinden.

 

Hoe denkt u dat u na uw afscheid herinnerd zal worden?
 

Met een wat droevige blik en vochtige ogen: “God, wat was die toch goed.”  wink.

 



19 oktober 2018

ALD 2018: aan de slag met taalverwerving en laaggeletterdheid


 

   

 

Het thema van de Algemene Ledendag was taalverwerving en laaggeletterdheid. Die onderwerpen werden op 6 oktober in Ede van alle kanten belicht en bediscussieerd. Voormalig laaggeletterden vertelden hoe zij zich aan de laaggeletterdheid ontworsteld hadden. Professoren gingen in op theorieën en oplossingsmodellen. Afdelingen met geslaagde taalprojecten legden uit hoe ze die hadden opgezet. Taalprofessionals zetten uiteen wat hun organisaties hadden bereikt. Eén vraag bleef de hele dag boven de discussies hangen: kan en moet de Orde van den Prince zelf iets doen op dit gebied? Het antwoord op beide vragen was aan het eind van de dag duidelijk. Ja.

 

In haar openingsspeech kwam President Godelieve Laureys meteen ter zake. "15% van alle mensen in Nederland en Vlaanderen zijn laaggeletterd of zelfs analfabeet. Dat zijn zo'n 2,5 miljoen Nederlanders en bijna 1 miljoen Vlamingen. Voor vele Princevrienden een volslagen verrassing: ik ken er geen één… Procentueel is het aantal laaggeletterden onder de allochtone bevolking niet hoger dan bij de autochtone bevolking. Veel laaggeletterden zijn 'functioneel analfabeet'. Ze kunnen woordjes lezen en hun naam schrijven. Maar een tekst duiden, zelfs als die in begrijpelijk Nederlands is geschreven, kunnen ze niet." Godelieve Laureys eindigde haar speech met een 'appel aan allen'. "Dit is iets waarmee wij onze werking kunnen versterken. Met taal bezig zijn én maatschappelijk betrokken zijn: is dat niet onze kernopdracht? Het kan bovendien grensoverschrijdend, want de situatie in Nederland is niet beter dan in Vlaanderen en omgekeerd."

 

 

Struikelblok

 

Na een kort welkomstwoord van gewestpresident Oost-Nederland Jeanette van Nigtevegt was het de beurt aan gedeputeerde Josan Meijers om de deelnemers in de provincie Gelderland te verwelkomen. "Het aanpakken van laaggeletterdheid staat hoog op de agenda van de Provinciale Staten van Gelderland. Het grootste struikelblok is om mensen te vinden die zeggen dat zij hulp nodig hebben bij taalverwerving omdat ze laaggeletterd zijn. De manier waarop deze mensen benaderd worden, is daarbij van groot belang. Als je uitstraalt dat je vindt dat ze dom zijn, dat ze niet hebben opgelet op school en/of dat ze slechte ouders hebben gehad die hen normale dingen niet hebben meegegeven, dan komen we er niet. We moeten begrip tonen en beseffen dat het hen ook maar is overkomen. De Orde van den Prince heeft met haar 3000 leden - en ik weet dat een lid van de Provinciale Staten van Gelderland hier in de zaal zit - een enorm potentieel om bij te dragen aan de taalverwerving van veel mensen. Ik hoop dat dat gaat gebeuren en dat jullie veel van elkaar mogen leren. Om af te sluiten, de deelnemers die ook morgen nog in deze mooie provincie zijn, kan ik niet anders dan de Hoge Veluwe en het Kröller-Müller museum aanbevelen."

 

 

Niet genoeg

 

Gewestpresident Holland Cees de Wit introduceerde vervolgens het thema 'Taal voor allemaal'. "Van schrijven en het geschrevene kunnen wij Princeleden dikwijls niet genoeg krijgen. Maar wat als je niet kunt lezen of schrijven, of zelfs geen Nederlands kunt spreken? Dan heb je niet zo’n leuk leven, want je kunt niet meedoen aan onze ‘tekst-, formulieren-, internet- en kennismaatschappij’. Voor je het weet, heb je het gevoel er niet bij te mogen horen. Jíj gaat je schamen in plaats van de anderen, die je als een probleemgeval benoemen en die je eigenlijk over het hoofd zien of politiek niet urgent vinden. Want wegkijken is makkelijker dan jou te helpen." Laaggeletterdheid is volgens Cees de Wit een drama voor de mensen om wie het gaat. "Het is best mogelijk dat hij of zij daardoor geen werk heeft en dus nauwelijks inkomen. Hij kan kinderen of kleinkinderen niet voorlezen, geen kaartje voor een dierbare zieke schrijven, niet mailen, geen formulieren invullen en geen medicijnenbijsluiter, rekeningen of aanmaningen lezen. Door dat laatste kunnen mensen ongezond worden en/of raken ze in de schulden. Het is bovendien heel duur voor de maatschappij. Aan extra kosten inzake gezondheidszorg, sociale zekerheid en aan bestrijding van armoede die gerelateerd is aan laaggeletterdheid, wordt in Nederland bijna een half miljard uitgegeven. Daar komt dan nog eens derving van belastinginkomsten en inkomensverlies van de laaggeletterden zelf bij, nog eens ruim een half miljard. Van de mensen die ernstige taalproblemen hebben, is tweederde autochtoon en eenderde nieuwkomer. Van de nieuwkomers kan de helft Nederlands als tweede taal heel goed leren en dat doen ze over het algemeen dan ook."

 

 

Naar buiten treden

 

Welke kant moeten we op? Cees de Wit had wel een suggestie: "Naar buiten treden, doen wij tot nu toe in onze eigen sociale omgevingen. Velen vinden echter dat we meer naar buiten moeten treden, liefst in de (sociale) media, omdat wij anders onzichtbaar zijn en ons bestaansrecht zouden verliezen. 'Als niemand weet wie wij zijn, is ledenwerving onbegonnen werk', hoor je vaak. Daarnaast is er een urgent probleem op het gebied van taal en dat is een gebied waarop we iets te bieden hebben. De vraag is dus: blijven we alleen maar samenkomen, of gaan we ook wat doen? 'Ook', voor de goede orde, naast het samenkomen dus." Cees de Wit denkt daarbij dan vooral aan samenwerking met organisaties die zich richten op laaggeletterdheid, het via onze netwerken bevorderen dat beroepsgroepen meer met die organisaties gaan samenwerken, zelf taalmaatje worden, bijdragen aan visie-ontwikkeling en aan het bestuurlijk of organisatorisch ondersteunen van organisaties die zich bezighouden met laaggeletterdheid.

 

 

Invoelbaar

 

Na deze inleiding interviewde Wil van Dijk, voorzitter van de stichting ABC, twee voormalige laaggeletterden, die nu als taalambassadeurs aandacht vragen voor het thema laaggeletterdheid op beleidsniveau en daarnaast concrete projecten adviseren over de beste aanpak. Hun persoonlijke getuigenissen maakten het thema heel concreet en invoelbaar. Taalambassadeur Ronny Stoop vertelde dat hij een moeilijke jeugd had gehad en op de lagere school alles vier of vijf keer moest vragen. "Al snel was ik de lomperik en de idioot, ook bij de docent. Dan durf je niets meer te vragen. Op mijn veertiende ben ik gaan werken in de fabriek, altijd hetzelfde, dat kon ik goed. Daarna in de Antwerpse haven. Altijd was er die schaamte, je voelt je lomp en dom. Ik was voorzitter van de voetbalclub, maar als ik een speech moest houden kon ik die niet voorlezen." En toen kwam Ronny in contact met een lerares die hem overhaalde te gaan leren lezen en schrijven. "Mijn eigen familie wist hoe het zat, maar naar de buitenwereld zeiden we dat ik mezelf 'aan het opfrissen was'. Ik ben zoveel gelukkiger nu ik kan lezen en schrijven. Gewoon overweg kunnen met een parkeerautomaat. Het juiste gsm-abonnement selecteren, zodat ik niet meer 180 euro per maand betaal. Het is alsof ik de lotto gewonnen heb."

 

 

Bloemenzaak

 

Taalambassadeur Jos Niels had een vergelijkbaar aangrijpend verhaal. "Op de lagere school heb ik door een ongeluk een half jaar gemist. Dat haalde ik niet meer in. Mijn meester in de zesde klas zei: al blijft Jos tot zijn 65e hier op school, hij komt toch niet verder. Ik ben de tuinbouwschool gaan doen en heb vervolgens een bloemenzaak opgezet. Uiteindelijk werkten er 35 mensen voor mij. Ik had altijd een mitella in de auto. Die deed ik voor het uitstappen om. Sorry, ik kan niet schrijven met mijn arm. Je beseft 24 uur per dag wat je niet kan. 's Nachts ben je aan het nadenken hoe je de lees- en schrijfproblemen van de dag erna gaat oplossen. Op een gegeven moment wilden mijn medewerkers een computer, ik niet. Die computer kwam er toch en 's avonds zette ik hem aan. Ik kon er niets mee en zette hem uit door de stekker eruit te trekken. Bleken er de volgende dag allemaal orders te zijn verdwenen. In die tijd zag ik een aankondiging van het cultureel centrum over een cursus om beter te leren lezen. Ik heb gebeld en kreeg vervolgens een gesprek met een lerares. We spraken af dat ik de volgende dinsdagavond naar mijn eerste les zou gaan. Ik stond daar voor de deur en ik durfde niet. Toen kwam toevallig de lerares van dat eerste gesprek eraan en zij nam mij mee naar binnen. Bleken daar allemaal mensen uit het dorp te zitten die ik kende. Ik heb dus leren lezen en schrijven. Ik maak wel veel fouten, maar dat is niet mijn probleem. Dat is het probleem van de mensen die 'd' en 'dt' verzonnen hebben."

 

Ministerie

 

Van de persoonlijke ervaringen naar het beleid. Beleidsmedewerker Hans Hindriks van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap maakte kort enige bedenkingen en kanttekeningen bij het onderwerp laaggeletterdheid, een beleidsterrein waarop hij al vijf jaar werkzaam is. "Taalverwerving is een zaak van lange adem. Het is om te beginnen al moeilijk mensen ertoe te brengen eraan te gaan werken. Wij vinden dat ze naar school moeten om te leren lezen en schrijven. Maar zij kunnen hele andere prioriteiten hebben. Meer of beter werk vinden, schuldenproblemen oplossen of mantelzorg voor een familielid. Zou zelfs u 's avonds nog naar school gaan als u zich daar overdag allemaal mee hebt moeten bezighouden? Als laaggeletterden dan de stap zetten om beter te gaan leren lezen en schrijven, betekent dat dat ze jarenlang in de klas zitten. Zo lang duurt het. Ook dat is dus een kwestie van lange adem. Laatste kanttekening. Er zijn 2,5 miljoen Nederlanders met een taalprobleem. Die zijn in veel gevallen ook ouder of grootouder. Zij kunnen hun kinderen of kleinkinderen niet voorlezen, hen niet helpen met hun huiswerk en ze organiseren geen uitjes naar een museum. Kun je dan verwachten van hun kinderen dat zij veel 'leerzin' en 'taallust' hebben? Het is belangrijk dat kansenongelijkheid niet generatie na generatie wordt doorgegeven. Ik hoop oprecht dat de Orde van den Prince daaraan kan bijdragen."

 

Rode lamp

 

Het werd tijd voor hooggeleerde sprekers. Als eerste trad aan professor Maurice de Greef, hoogleraar Leereffecten laagopgeleiden en laaggeletterden aan de Vrije Universiteit Brussel, houder van de Unesco-leerstoel Volwasseneducatie en extern onderzoeker aan Maastricht University. Hij was recentelijk te laat voor een afspraak in het ziekenhuis, zo vertelde hij aan het begin van zijn betoog. Tijdens het aanmelden bij een terminal ging een rode lamp branden. Op het scherm verscheen de boodschap dat hij zich bij het planningsbureau moest melden. "Kun je je voorstellen dat je die boodschap niet kunt lezen? Dat je aan de persoon achter je in de rij moet vragen wat daar staat?" Professor De Greef stortte in hoog tempo feiten over laaggeletterdheid uit over het publiek. "Mensen met een lage sociaal-economische status gaan gemiddeld zes jaar eerder dood en leven gemiddeld negentien jaar minder gezond. 42% van 139 door Unesco onderzochte landen besteedt minder dan 1% van het publieke budget aan volwasseneneducatie en dat is best weinig. Mensen met een taalachterstand die een leertraject aangaan, ervaren na vijftien weken een betere psychische gezondheid en 20 tot 30% vindt werk. Een goed leertraject begint met een goede docent, wordt goed ondersteund door een vrijwilliger, werkt met kwalitatief hoogwaardig materiaal en biedt de cursisten de mogelijkheid het geleerde in de praktijk toe te passen. Een goed leertraject zet de vrijwilliger dus niet in als docent. Wel als iemand die helpt bij het oefenen in de praktijk."

 

Misverstand

 

Professor Piet Van Avermaet doceert multiculturalisme studies, meertaligheid in onderwijs en taalbeleid aan de vakgroep taalkunde van de Universiteit Gent en is daar tevens directeur van het Steunpunt Diversiteit & Leren. Zijn centrale boodschap op de Algemene Ledendag was het weerleggen van een misverstand. "Sociaal-etnische ongelijkheid is een hardnekkig probleem in de samenleving en in het onderwijs. Dat is zo. Het 'taalgebruik thuis' wordt daarbij vaak als oorzaak gezien van taalachterstand. En dus wordt er sterk ingezet op het verwerven van het Nederlands met taalbaden en verplichte inburgeringscursussen." Een groot aantal argumenten volgde, met als rode lijn: benut nu toch het taalkapitaal van de meertaligheid dat nieuwkomers hebben. Dat ze thuis een andere taal spreken, is geen belemmering, maar een kans. Als ze ook hun 'thuistaal' in een toets mogen gebruiken, scoren nieuwkomers hoger, zo blijkt uit experimenten. Dat is misschien een obstakel voor de Vlaamse docenten, want die begrijpen die thuistaal niet. Maar het toont aan dat die leerlingen beter scoren als ze kunnen 'spelen' met hun talen.

 

Mythe

 

Talen staan elkaar dus niet in de weg. Het is daarbij volgens professor Van Avermaet overigens een mythe dat kinderen die thuis een andere taal spreken die taal buiten de klas altijd spreken. "Het is dynamischer en meerlagiger dan dat. Er zijn Vlaamse scholen die - met de beste intenties omdat ze het kind meer kansen willen bieden - anderstalige leerlingen een sticker op hun jas plakken als zij op het speelplein een andere taal dan het Nederlands spreken. Maar het taalgebruik van die kinderen is een mix. Ze praten over hun vakantie in het Arabisch, Turks of Berbers. Maar als het over school gaat, praten ze erover in het Nederlands." Beheersing van het Nederlands is volgens professor Van Avermaet uiteraard essentieel om in de samenleving te kunnen functioneren. Maar volledige beheersing van het Nederlands mag geen voorwaarde zijn om te kunnen participeren. "Sociale inclusie eindigt niet met een taalcursus of een inburgeringsexamen, ze begint dan pas. Los van dat alles laat internationaal onderzoek duidelijk zien dat het toch echt de sociaal-economische achtergrond van leerlingen is die bepaalt hoe succesvol ze zijn in het onderwijs en niet hun anderstaligheid."

 

      

 

Taalcoaching

 

Na een prima verzorgde lunch en de mogelijkheid om langs de standjes te lopen van afdelingen en organisaties die zich bezighouden met laaggeletterdheid, was het tijd voor vier workshops. De deelnemers konden er elk twee bijwonen. Elise Zomer van 'Het begint met taal' had voor de deelnemers aan haar workshop een duidelijke boodschap: help ons om nieuwkomers te laten oefenen met de Nederlandse taal. Taalcoaching dus. "Wie herkent het niet?", stelde Elise Zomer. ''Heb je jarenlang Frans gehad op de middelbare school. Ben je op een camping in Frankrijk en kun vervolgens je geen zinnig woord wisselen met dat leuke Franse meisje of die leuke Franse jongen… Mensen die een taal willen leren, moeten 'taalkilometers' maken. Oefenen, oefenen en oefenen. De taal durven gebruiken. Het netwerk uitbreiden. Meedoen! Onderzoek wijst uit dat anderstaligen hun eigen zaken sneller kunnen regelen en minder een beroep moeten doen op sociale voorzieningen als ze kunnen oefenen en meedoen." Er zijn verschillende manieren om die taalcoaching vorm te geven. Aan huis, in een vertrouwde omgeving. In de bibliotheek, één op één. In groepsverband. In een taalcafé, waar informeel over van alles gepraat kan worden. En in een wat formeler Taal en toekomst-verband, waarin jongeren aan een opleiding, stage of baan worden geholpen. "Elke aanpak heeft voor- en nadelen. Het gaat om wat bij iemand past."

 

Heerlijk Helder Nederlands

 

Helder communiceren in Heerlijk Helder Nederlands. Dat stond centraal in de workshop van de Enschedese wethouder Jeroen Hatenboer en de Enschedese beleidsambtenaar Ninke van der Kooy. Ninke had in het notariaat geleerd dat juist wel ingaan op emoties en dus niet star vasthouden aan juridische wetmatigheden ertoe leidde dat zaken voor alle betrokkenen veel bevredigender konden worden afgesloten. Dat wilde ze als juridisch beleidsmedewerker bij de gemeente Enschede ook toepassen. Ze vond daarbij vier jaar geleden de toen nieuwe wethouder Jeroen Hatenboer aan haar zijde. Die had na dertig jaar ervaring in de horeca geleerd dat je moest doen wat de klant wilde. Intern liep Ninke tegen de nodige problemen aan. Doordat haar juridische afdeling steeds meer problemen kon oplossen zonder rechtszaken, wilde de gemeente haar ontslaan. Als ze geen rechtszaken voerde, was haar functie immers overbodig. Dankzij de rugdekking van wethouder Hatenboer ging dat ontslag niet door. Ninke probeerde inmiddels alle ambtenaren duidelijk te maken dat de standaardbrieven die zij naar burgers stuurden best wel intimiderend konden overkomen. En contra-productief. Er werden nieuwe standaardbrieven opgesteld. De oude standaardbrief aan burgers met een betalingsachterstand, was meteen heel dreigend en confronterend. De toon van de nieuwe brief was erop gericht dat er een oplossing kon worden bereikt. De tekst was ook eenvoudiger geformuleerd en dus beter te begrijpen. Uiteindelijk leidde deze aanpak tot de 'Enschedese Schrijfwijzer' (zie onderaan deze pagina), een boekwerkje dat de ambtenaren heel concreet hielp om beter te communiceren met de inwoners. Termen als alsmede, bescheiden, dient, krachtens, middels het schrijven en zulks, komen in de nieuwe standaardbrieven niet meer voor.

 

 

Voorkomen

 

José Keetelaar, projectleider laaggeletterdheid en gezondheidsvaardigheden bij de GGD Gelderland-Zuid en bekroond als 'taalheld 2017', kwam in haar workshop 'Voorkomen is beter dan genezen' vertellen over de praktische problemen waar laaggeletterden in de gezondheidszorg tegenaan lopen. In een pilot in Nijmegen is ze al twee en half jaar intensief bezig met bewustwording, het herkennen van de problemen, goed doorverwijzen, begrijpelijk communiceren en het probleem zichtbaar maken in de wachtkamers van professionals. De gemeente heeft het project ook voor de volgende vier jaar gefinancierd, want de praktische problemen van laaggeletterde mensen in de gezondheidszorg zijn groot. Schaamte en angst om iets te moeten lezen én het kundig kunnen verbloemen van de problematiek zorgen ervoor dat artsen, apothekers en zorgverleners laaggeletterden vaak overschatten. Begrijpend lezen van soms moeilijke folders, websites en formulieren is voor deze mensen echt een probleem en hun digitale vaardigheden zijn vaak minimaal. Professionals herkennen dit onvoldoende.

 

 

Sleutelwoorden

 

In de praktijk komt het er volgens José Ketelaars op neer dat laaggeletterden alleen de makkelijke woorden lezen en de sleutelwoorden in een tekst meestal niet begrijpen. Woorden als thorax en diabetes en voorschriften als 'nuchter komen', worden nauwelijks begrepen, net als moeilijke bijsluiters. José Keetelaar illustreerde deze problematiek met concrete en verhelderende filmpjes (op websites als www.pharos.nl en www.sense.info). De deelnemers waren verrast om te ervaren dat je sleutelwoorden echt voor 100% nodig hebt om een tekst te kunnen begrijpen, áls je die sleutelwoorden zelf al begrijpt. Het is volgens José Ketelaars dringend noodzakelijk de communicatie in de gezondheidszorg te verbeteren. Daar zijn veel mensen, en misschien ook leden van de Orde, als bruggenbouwers bij nodig. Er werd tot slot geanimeerd gediscussieerd. Hoe herken je laaggeletterdheid? Hoe breng je vraag en aanbod bij elkaar? Kunnen we als Ordeleden een netwerk van contacten realiseren? Wat is de cruciale rol van het basisonderwijs in deze problematiek? En hoe kun je laaggeletterden beter begrijpen en benaderen? Eén ding was duidelijk: er is op deze vlakken nog veel werk aan de winkel…

 

 

80.000 Nederlanders

 

De inleiding van de workshop 'Laaggeletterdheid - iedereen kan iets bijdragen' werd verzorgd door Arjan Beune, adjunct-directeur van de Stichting Lezen en Schrijven.  De stichting heeft met ruim honderd gemeenten in Nederland contact over programma's om laaggeletterden taalvaardiger te maken. Deze samenwerking heeft ertoe geleid dat 80.000 Nederlanders de laatste tien jaar taalles zijn gaan volgen. Is dat veel? Niet als je dat aantal afzet tegen de omvang van de doelgroep. Er zijn immers maar liefst 2,3 miljoen laaggeletterden in Nederland. Twee aanwezige taalambassadeurs, Jos Niels en Ronny Stoop, vertelden hun verhaal. Hoe Jos - een succesvol ondernemer - vroeger zijn kinderen niet kon voorlezen en nu optreedt op de school van zijn kleinkind als voorleesopa. Zij vroegen om aandacht voor andere laaggeletterden die uit schaamte vaak nog niet 'uit de kast zijn gekomen'. De Ordeleden werden opgeroepen om in hun omgeving meer bekendheid te geven aan het fenomeen van laaggeletterdheid. Haal laaggeletterdheid uit de taboesfeer, nodig een taalambassadeur uit op een avond van je afdeling, word taalmaatje of organiseer een activiteit in de Week van de Alfabetisering. De voorzitter van de afdeling Kennemmerland sloot de bijeenkomst af met een beschrijving van hun geslaagde activiteit op het gebied van de leesondersteuning. Bijna alle leden van zijn afdeling doen daaraan mee, sommigen wekelijks, anderen een keer per maand.

 

Afgesloten

 

Het inhoudelijke deel van de Algemene Ledendag werd afgesloten door President Godelieve Laureys die samenvatte wat er die dag allemaal was gezegd. Ze memoreerde hoe de twee taalambassadeurs hun rampzalige situatie hebben kunnen doorbreken. Hoe professor De Greef aantoonde dat een succesvolle aanpak van laaggeletterdheid niet alleen noodzakelijk, maar ook mogelijk was. Hoe professor Van Avermaet liet zien dat we minder krampachtig moeten doen over het gebruik van 'thuistalen', zeker in Vlaanderen, waar dat onderwerp onnodig gepolitiseerd is. Hoe de deelnemers tijdens de voortreffelijke lunch konden shoppen bij de standjes van afdelingen en organisaties die zich bezighouden met laaggeletterdheid. Hoe in de workshops al deze thema's nader werden uitgediept en bediscussieerd.

 

 

Allemaal ambassadeurs

 

Godelieve Laureys ging tot slot in op de vraag wat dit voor de Orde kon (of moest) betekenen. "De Orde is in 1955 in Vlaanderen opgericht toen heel wat verworvenheden op het gebied van de Nederlandse taal nog in een ver verschiet lagen. Er is in België nog altijd een zekere strijdbaarheid nodig, maar een Vlaams-Nederlands genootschap op het gebied van taal en cultuur heeft nu ook ruimte voor andere uitdagingen. In de geglobaliseerde wereld staat het Nederlands onder druk van het Engels, zo stelde Godelieve Laureys. Nederland en Vlaanderen zijn multi-linguistische samenlevingen geworden. Taalachterstand bij migranten en bij autochtonen zijn er in beide landen. Om af te ronden: als ik de ijver en het enthousiasme op deze Algemene Ledendag zie, dan lijkt me dat we daar wat aan willen doen. Dat betekent dat we meer naar buiten moeten treden en misschien zelfs een keer met een standpunt naar de krant stappen. En aan uw applaus hoor ik dat u het daarmee eens bent, waarvoor dank. Het betekent ook dat jullie allemaal vanaf nu ambassadeur zijn op het gebied van laaggeletterdheid. En de eerste doelgroep om te 'bewerken' zijn de andere leden in jullie afdelingen. Ik wens jullie daarbij alle succes toe."

 

Elwin Lammers

 

Foto's: Elwin Lammers en Ino Mulders

 

Met dank aan Nicole Hermans en Hein van der Hoeven (allebei afdeling Den Haag) voor hun verslagen over de workshops 'Voorkomen is beter dan genezen' en 'Laaggeletterdheid - iedereen kan iets bijdragen'.

 

 

Aanbevelingen en suggesties

 

De organiserende gewesten Oost-Nederland en Holland zijn bezig een overzicht op te stellen met aanbevelingen en suggesties voor afdelingen die iets met het thema laaggeletterdheid willen doen, inclusief een bijlage met adressen van instanties waarmee kon worden samengewerkt. Dit overzicht zal naar alle deelnemers aan de ALD verstuurd worden en ook in de PrincEzine van november worden opgenomen. De powerpointpresentaties van alle sprekers zullen daar deel van uitmaken.

 

 

Wie meer foto's wil zien, kan hier klikken naar een overzicht van ruim honderd foto's op de fotodienst Flickr. De foto's kunnen daar ook gedownload worden.

 

      




Documenten


17 oktober 2018

Gewestdagen Buitenland in Keulen: puffen onder de zon, in het spoor van Rubens en de Dom


 

Hoe lang is er aan de Dom van Keulen gebouwd? Wat kost het onderhoud nu per jaar? Hoe lang duurt het om één vierkante centimeter van de beelden aan de buitenkant van de Dom schoon te maken? Lagen er echt 11.000 Keulse maagden uit de Romeinse tijd onder de romaanse Sint-Ursulakerk? Met wie had de vader van Pieter-Paul Rubens een buitenechtelijke relatie (en ja, die naam kennen we allemaal)? En waarom leidde dat tot de verbanning van de familie-Rubens naar Keulen? De deelnemers aan de gewestdagen buitenland zijn het allemaal in juli te weten gekomen. Voor hen die daar niet bij konden zijn, maar de antwoorden wel willen weten: ze staan in het verslag dat het gewest buitenland schreef.

 

De deelnemers werden op vrijdagnamiddag door leden van de afdeling Keulen verwelkomd in een zonovergoten en héél warme Domstad. Martine Meckle, gewezen voorzitter van de afdeling, nam een deel van de deelnemers meteen mee naar een bezichtiging van de Sint-Ursulakerk, een van de twaalf grote romaanse kerken in de stad en gelegen tegenover het hotel. Ze gaf deskundige uitleg over de geschiedenis van de kerk en de heilige Ursula. De kerk werd volgens de overlevering gebouwd op een oude Romeinse begraafplaats waar 11.000 Keulse maagden zouden zijn begraven. Bij opgravingen werden zoveel skeletten gevonden dat men deze legende toch een beetje waarheid toedicht. Een deel van de gevonden botten en schedels zijn nu in de 'gouden kamer' te zien.

 

 

'Schreckenskammer'

 

Gezien de temperaturen werd na het bezoek beslist een eerste 'Kölsch' of andere drank te genieten in de 'Schreckenskammer'. Deze nogal ongewone naam voor een café is ontstaan uit de legende dat ter dood veroordeelden hier in vroegere eeuwen hun laatste maaltijd kregen. Daarna volgde de officiële ontvangst. Vice-president Jan Weierink sprak er over de toekomst van de Orde en het beleid van het huidige bestuur.

 

Beginjaar

 

President Michael Hoffmann van de centrale 'Dombauverein', die jarenlang als lid van de raad van bestuur van een grote bank in Nederland en Vlaanderen werkte en daar Nederlands heeft geleerd, nam ons vervolgens mee naar het beginjaar van de Dom in 1248. Hij bracht een prachtig verhaal over bouw, financiering, verwoesting, heropbouw en de uiteindelijke afwerking van de kathedraal in 1880. Men bouwde aan de Dom van 1248 tot 1528 maar toen werd wegens geldgebrek een algemene bouwstop afgekondigd. 

 

Afwerken

 

Het is pas in het begin van de negentiende eeuw dat de inwoners van Keulen beslisten om geld in te zamelen zodat men de Dom kon afwerken. In 1842 werd de centrale Dombouwvereniging opgericht, die eerst instond voor de bouw en nadien voor behoud en onderhoud. Want ook nu wordt er nog onverminderd verder gewerkt aan de Dom en kost het zo’n zeven miljoen euro per jaar om het gebouw te onderhouden. Om de beelden aan de buitenkant zuiver te maken heeft men een uur per vierkante centimeter nodig.

 

Eigenaar

 

Tijdens de avond zijn we ook te weten gekomen wie nu de eigenaar is van de Dom. Een beetje eigenaardig, maar het is de Dom zelf: 'Die Hohe Domkirche zu Köln' vertegenwoordigd door het 'Domkapitel' dat wordt samengesteld uit zestien geestelijken. De Dombouwvereniging is een van de belangrijkste organen, want zij zorgt voor het grootste deel van het geld dat nodig is voor onderhoud en restauratie. Op zaterdag konden de deelnemers dit prachtige gebouw van naderbij bekijken. Er was een rondleiding in de kathedraal zelf, waar een bezichtiging door de oude stad op aansloot. Ook was er een rondleiding op en onder het dak, voor hen die geen hoogtevrees hadden. Daarnaast kon men nog de uitgravingen en de schatkamer bezoeken.

 

 

            

 

Burgemeester

 

In de namiddag werden we ontvangen in het historisch stadhuis door burgemeester Heinen. In Duitsland is het zo dat grotere steden een 'Oberbürgemeister' en meerdere burgemeesters hebben die samen de taken verdelen. Burgemeester Heinen sprak in zijn toespraak over de geschiedenis van de Dom en van de stad. Hij beklemtoonde het belang van interculturele samenwerking met andere landen. Zo is Keulen de stad in Duitsland met de meeste partnersteden: 22.

 

 

   

 

Voetballiefhebbers

 

Na het bezoek aan het stadhuis zochten vooral de Belgische (maar ook enkele Nederlandse) deelnemers en voetballiefhebbers naar een telvisietoestel voor de laatste wedstrijd van de Belgen op het wereldkampioenschap voetbal. De avond werd afgesloten met een mooie boottocht op Rijn die nog spectaculairder werd door het fantastische weer en de ondergaande zon over Keulen.

 

 

3D

 

De groep werd op zondag nog eens opgedeeld. Zij die nog geen rondleiding door de oude stad hadden gehad, kregen daar nu de kans toe. De anderen konden door middel van technische snufjes en een 3D-bril een duik maken in de geschiedenis en met de paardentram door de oude stad rijden. Het weekend werd afgesloten met een laatste voordracht en maaltijd, waar de Vlaamse journaliste en schrijfster Rosine De Dijn, die al jaren in Duitsland woont en werkt, sprak over haar nieuwstee boek 'De vrouwen van Rubens'. Het is een herbewerking van het in 2002 verschenen boek 'Liefde, leed en passie'. Ze beschreef op unieke wijze het leven, het lijden en de passies van verscheidene vrouwen, die elk op hun manier de wereldberoemde schilder hebben beïnvloed. Tegelijkertijd schetste ze de dramatiek van de godsdienstoorlogen van die tijd en de grote veranderingen in de schilderkunst en de diplomatie.

 

Vluchtte

 

Tegen deze achtergrond legde Rosine De Dijn uit waarom de familie Rubens naar Keulen vluchtte en waarom Rubens in Siegen werd geboren. Het leven van de familie Rubens werd getekend door de buitenechtelijke relatie van Jan Rubens, de vader van Pieter-Paul Rubens, met Anna van Saksen, de echtgenote van Willem van Oranje. Het avontuurtje resulteerde in de verbanning van Rubens’ ouders. Het is vooral de moeder van Rubens, Maria Pypelinckx, die ervoor zorgde dat de familie deze woelige tijden goed doorstond. Na de lezing kon men Rosine De Dijn nog spreken over een ander boek van haar dat ze bij zich had: Einstein en Elisabeth.

 

Deze interessante voordracht sloot een prachtig weekend af en iedereen kon puffend onder de zon terug huiswaarts gaan. Volgend jaar zien we ons in Luxemburg voor de gewestdag buitenland.

 

Rudi Liekendael

Voorzitter afdeling Keulen

 

Foto's: John Madder en Sylvia Wöber-Servaes

 



17 oktober 2018

Uittredend gewestpresident Brabant-West Thomas van Rijn: externe NT&C-activiteiten ontplooien


De afgelopen drie jaar was Thomas van Rijn gewestpresident Brabant-West. De gewestdagen vorig jaar waren voor hem het hoogtepunt van die periode. "Omdat het idee van een Vlaams-Nederlands genootschap interessant leek voor mijn integratie in Brussel, ben ik in 1982 ingegaan op de uitnodiging om lid te worden. Door het lidmaatschap van de Orde is mijn belangstelling voor de Nederlandse taal en cultuur sterk gegroeid."

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Ik ben stichtend lid van de afdeling Brussel-Zavel, die in februari 1982 is opgericht. Ik ben lang gewoon lid geweest tot ik in 1999 tot het voorzitterschap van de afdeling werd geroepen, een functie die ik drie jaar heb uitgeoefend.


Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Ik kende de Orde niet. Op een gegeven moment werd ik opgebeld of ik interesse had me aan te sluiten nu er een nieuwe afdeling in Brussel zou worden opgericht. Blijkbaar was mijn naam genoemd door de toenmalige gewestpresident van Nederland-Oost, de heer Fons van Laake, overbuurman van mijn ouders in Nijmegen. Omdat het idee van een Vlaams-Nederlands genootschap interessant leek voor mijn integratie in Brussel, ben ik op de uitnodiging ingegaan. Door het lidmaatschap van de Orde is mijn belangstelling voor de Nederlandse taal en cultuur sterk gegroeid.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Ik ben naar Brussel gekomen om jurist te worden bij de Europese Commissie. Sinds mijn pensionering vier jaar geleden houd ik mij vooral bezig met het schrijven van artikelen over Europees recht, het beheren van kerkelijke eigendommen in West-Brussel als gedelegeerd bestuurder en met andere sociale activiteiten. Tot 1 oktober was ik ook raadsheer-plaatvervanger bij een van de hoogste administratieve rechtscolleges in Den Haag. Om mijn conditie op peil te houden wandel, fiets en zwem ik zeer regelmatig. Ik heb nu ook meer tijd om tentoonstellingen te bezoeken.

 

Wanneer werd u gewestpresident en sinds wanneer bent u dat niet meer?

 

Ik was gewestpresident Brabant-West van 1 september 2015 tot 1 september 2018.

 

Waarop kijkt u met de meeste voldoening terug en waarom?

 

De gewestdagen in 2017 waren een hoogtepunt. Dankzij een zeer actieve stuurgroep en de medewerking van alle afdelingen in het gewest hebben we een cultureel feest van drie dagen kunnen organiseren met een expositie van kunstwerken van (familieleden van) Ordeleden uit Brabant, met poëzie, workshops voor kinderen en natuurlijk een goed diner. Dit was de Orde op haar best!

 

Wat had achteraf beter gekund of anders gemoeten?

 

Ik heb nergens spijt van. Als mij iets zou dwarszitten, dan is het dat de omslag in het denken in de Orde naar debatcultuur en meer actieve betrokkenheid van de leden bij Nederlandse taal en cultuur – door het huidige bestuur sterk in het licht gezet - erg moeilijk in het leven van de afdelingen binnen te brengen is. Ik besef dat drie jaar daarvoor een veel te korte tijd is. En ook dat de gewestpresident alleen maar kan aanmoedigen. Het zijn de afdelingsbesturen en de leden die dat in de verf moeten zetten. Werk dus voor mijn opvolger om hier vooruitgang te boeken!

 

Wat hebben de leden van uw bestuur, de afdelingsbesturen en/of de leden van uw gewest over u ontdekt de afgelopen jaren?
 

Dat moet u aan hen vragen. Ik hoop dat zij vinden dat ik alles wat in mijn beperkte mogelijkheden lag in het werk heb gesteld om de werking van de Orde in het gewest te bevorderen.
 

Hoe diep is het zwarte gat nu en hoe gaat u dat opvullen?

 

Ik heb nog geen gat gezien. De tijd die vrij is gekomen, is geruisloos opgevuld door mijn andere bezigheden.

 

Is er nog iets dat u uw gewest of de Orde als geheel wilt meegeven?

 

De richting die nu is ingeslagen, is een goede. De Orde kan alleen overleven als er op creatieve en kwalitatieve wijze gewerkt wordt aan het bevorderen van de Nederlandse taal en cultuur. Dit moet niet alleen intern gebeuren, maar ook door de buitenwereld worden gezien. Hiervoor is nodig dat de Orde en haar leden externe activiteiten ontplooien. Dan zal zij haar aantrekkingskracht behouden en vergroten.

 

 

In de volgende PrincEzine introduceren we Arne Gutermann, de opvolger van Thomas van Rijn in Brabant-West.



17 oktober 2018

Vriendschap en tolerantie in de ‘Republiek der letteren’ - en in de Orde?


Vriendschap en tolerantie stonden centraal in de zogeheten 'Republiek der letteren', de virtuele internationale gemeenschap van geleerden van de vijftiende tot en met de achttiende eeuw. Universitair docent vroegmoderne cultuurgeschiedenis dr. Dirk van Miert aan de Universiteit Utrecht sprak hier uitvoerig over tijdens een lezing bij de afdeling Den Haag. Wat waren de interne regels? Waarom waren vriendschap en tolerantie zo belangrijk? En over dat begrip 'tolerantie' gesproken: is er voor de Orde geen betere term dan dat? "Tolerantie is een zeer minimalistisch en vrij pessimistisch uitgangspunt. Uw devies luidt eigenlijk 'Vriendschap en Belediging'."

 

Omdat de tekst van zijn lezing over vriendschap en tolerantie in de Republiek der letteren door dr. Dirk van Miert in wetenschappelijke vorm is gegoten, compleet met voetnoten, hebben we ervoor gekozen deze tekst als pdf aan te bieden. Het websiteprogramma is niet gebouwd om een tekst met voetnoten te verwerken.

 

De pdf is onderaan deze pagina open te klikken.

 




Documenten


14 september 2018

Twee zachte conviviale Mechelse rebellen gelauwerd


Deze zomer kreeg oud-journalist, biograaf, dichter en schrijver Gaston Durnez het ereteken van de Vlaamse gemeenschap. Ook deze zomer werd de Londerzeelse ereburgemeester Hugo Nys tot baron benoemd. Tot eind 2015 was hij voorzitter van Koninklijke Schenking, de instelling die beschikt over de roerende en onroerende goederen van het koningshuis en deze ook beheert. Beiden zijn lid van de afdeling Mechelen. Afdelingsvoorzitter Mieke Meskens schreef naar aanleiding van de beide eerbewijzen een persoonlijk verhaal.

 

 

In het laatste jaar van mijn middelbaar onderwijs, zei een bevlogen leerkracht aardrijkskunde tijdens de lessen over Azië, dat we zeker eens het boek 'Oosterse cocktail' van Maria Rosseels moesten lezen. Deze katholieke Vlaamse journaliste, schrijfster, filmcritica en pleitbezorgster voor de emancipatie van de vrouw zorgde in het conservatieve Vlaanderen van de jaren vijftig en zestig met haar scherpe pen voor veel ophef. Maria Rosseels reisde in 1959 samen met Suske en Wiske-vader Willy Vandersteen – Willebrordus zoals zij hem noemde – van Tokio naar Istanboel. Het verslag van die reis – een schriftuurke volgens mevrouw Rosseels – verscheen in 1960 in pocketformaat.

 

Boekenwinkel

 

Op de hoek van de Brusselse Moutstraat – waar mijn school lag – en de Oude Graanmarkt, kon je naar hartenlust rondneuzen in de legendarische boekenwinkel De Plukvogel, een grot van Ali Baba voor de lezer die wat meer wilde. Vanuit mijn school was je op ‘twee stappen’ in de boekhandel. Je moest wel de ijsventer trotseren, die zich na de schooltijd strategisch positioneerde vóór de boekhandel én de klasgenoten die er geduldig aanschoven voor een heerlijk horentje met aardbeienijs. Eens binnen in De Plukvogel werd je meteen omarmd door de boekengeur en de rustige stilte die er hing. Ergens opzij stond een bak met koopjes, vooral boeken uit de Vlaamse Pockets-reeks van uitgeverij Heideland in Hasselt. ‘In elke boekhandel in Noord en Zuid zijn de Vlaamse Pockets steeds in voorraad’, prijkt fier in elke pocket onderaan de lijst van uitgaven. En ja, daar stak Vlaamse Pocket nr. 179, wat onopvallend door de zwarte rug. 'Oosterse Cocktail' staat nog steeds in mijn bibliotheek en blijft een aanrader voor Azië-reizigers.

 

Nummer 167

 

Maar wat verder in de koopjesbak trok een andere Vlaamse Pocket – nummer 167 – m’n aandacht: ‘Een bloem in het geweer’ van Gaston Durnez. In 1974 kon ik me bij deze auteur niets voorstellen. Maar wát een pen en wát een talent om ‘mijn speurtocht naar de gebeurtenissen en naar de generatie voor mij, naar de wereld waarin mijn moeder en vader hun jeugd zagen verbloeien’ neer te schrijven. Uit elk van de 28 verhalen die de auteur in het boek vertelt, spreekt zijn belangstelling voor de gewone mensen. De mensen die ‘geen memoires hebben geschreven’.

 

Kritische verslaggever

 

Zijn leven lang al kijkt Princevriend Gaston met het scherpe oog van de kritische verslaggever naar de Vlaamse mensen en brengt met een puntige en sierlijke pen hun verhaal. Mildheid en mededogen zitten mee aan de schrijftafel, zonder dat de journalist de aandacht voor de juistheid van de vaak pijnlijke historie van Vlaanderen uit het oog verliest. Zij weerhouden hem er evenmin van om altijd de vragen te stellen die er echt toe doen en te zoeken naar de antwoorden. Vanuit die verbondenheid met Vlaanderen was hij de initiatiefnemer en redacteur van de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. De herwerkte versie van ‘Met een bloem in het geweer’ kreeg in 1988 een andere titel: 'Zeg me waar de bloemen zijn'. De bloemen verzachten het beeld van de oorlog in al zijn gruwel, maar de pertinente vaststelling en de vraag over oorlog en geweld blijft, de vredesboodschap eveneens. Dat typeert het talent en het genie van Princevriend Gaston.

 

Gedichten

 

Ook in zijn verzen, gedichten, aforismen en ander overvloedig literair en journalistiek werk, weet de schrijver steeds weer de juiste en bescheiden toon te vinden. Tussen de regels weeft hij met een ogenschijnlijke lichtvoetige woordkeuze een tot nadenken uitnodigende boodschap.

 

Geniet u ter illustratie, even mee van een strofe uit een van zijn 'Lichtverzen':

 

‘De Vlaming woont nu in Flanders

in een Loft met een Kitchen en Bar

met de Kids van zijn nieuwe Lover

en zijn eigen Nearly New Car.’

 

Reportersvoeten

 

De uitgever van 'Boekineren' schreef in zijn voorwoord van 1989: "Gaston Durnez […] loopt al een journalistenleven lang op reportersvoeten door de wereld van de Letteren." En Princevriend Gaston blijft wandelen. Op zijn negentigste jaardag – 8 september 2018 – stelden Davidsfonds/Infodok, Standaard Uitgeverij en het Letterenhuis het meest recente werk van de schrijver voor: 'Een mens is maar een wandelaar'. Het is een terugblik van de auteur op zijn zeventig jaar durende journalistieke loopbaan. Let u op het woordje ‘maar’ in de titel: dat is Gaston ten voeten uit.

 

Londerzeel

 

Wat een eer en een genoegen om Gaston en zijn echtgenote Ria bij mijn ouders in Londerzeel te mogen ontmoeten eind jaren zeventig. Hugo Nys, dan burgemeester van Londerzeel, en zijn echtgenote Christel dineerden vaak mee. Aanvankelijk hielp ik mijn moeder om de gasten te bedienen. Maar luisterend naar de flarden van de parelende tafelgesprekken die ik opving, vertraagde mijn snelheid om de borden te serveren. Mee aan tafel zitten en genieten van het vinnige woordenspel tussen Gaston en Hugo: wat een feest voor ziel en lichaam en tegelijk een mooie gelegenheid om onze burgervader beter te leren kennen.

 

Politiek

 

Hugo Nys koos een andere weg om dienstbaar te zijn voor de mensen. Niet de weg van pen, schrijfmachine en papier, maar de weg van het gesproken woord in de politiek. Politiek komt van polis, een plaats waar de burger zich in alle veiligheid en met kansen en mogelijkheden kan ontplooien. De overheid zorgt wel voor afspraken en regels die de organisatie en de werking van de polis in goede banen leiden en zo duidelijkheid en zekerheid geven aan de burger die er woont. We kennen allemaal het verhaal van Sparta en Athene.

 

 

 

Verzekeringsovereenkomst

 

Vandaag denken we bij polis aan een document waarin een verzekeringsovereenkomst is vastgelegd. De burger is verzekerd van een tegemoetkoming bij bepaalde tegenslagen. Ook hier gelden bepaalde regels en afspraken. Zorgen voor duidelijkheid en zekerheid via de regelgeving is het leidmotief in de loopbaan van Hugo Nys. Eerst als geliefd burgemeester in Londerzeel, later door als Arrondissementscommissaris in Halle-Vilvoorde toe te zien op de naleving van de taalwetten in de faciliteitengemeenten rond Brussel. Weer later als Vice-Gouverneur en Gouverneur instaan voor datzelfde toezicht op de taalwetgeving en de ontwikkeling van de rampenplannen, deze keer in het Brussels Gewest.

 

Tweetaligheid

 

Het ontlokt aan vriend Hugo de bedenking dat de wettelijke tweetaligheid in Brussel voor velen eerder een last dan een zegen is. Ook op andere terreinen wist Princevriend Hugo - altijd vanuit de zorg voor mensen - zijn stempel te drukken, zoals de organisatie van de veiligheid op het Gordelfestival en het uittekenen van de politiezones. Ondanks de moeilijke momenten in zijn publieke functies streefde Hugo Nys naar een conviviale samenleving: het zoeken naar manieren om in harmonie met elkaar samen te leven en zo tot gedragen oplossingen te komen. Dat laatste ontging de federale overheid niet. Zij verzocht Princevriend Hugo om de Koninklijke Schenking te reorganiseren en het voorzitterschap van de Commissie die advies geeft voor het toekennen van adellijke gunsten op te nemen.

 

1979

 

Gewestpresident Albert Michielsen installeerde in 1979 Gaston Durnez en Hugo Nys in de Mechelse afdeling van de Orde van den Prince. "Wij zijn echte Princebroers", zegt Hugo. De vrienden die met de munitie van het fijne woord en de subtiele zinspelingen de vriendschap in een ’zalig verbaal gevecht’ alle eer aandoen en… streven naar het uitspreken van ‘het laatste woord’. Kortom zachte rebellen.

 

Geluisterd

 

Hun warme aanwezigheid in Mechelen waarderen alle leden zeer. Er wordt naar hen geluisterd. Dat deden ook de Vlaamse en federale overheden. Gaston Durnez ontving op 11 juli 2018 het Ereteken van de Vlaamse Gemeenschap. Met deze orde van verdienste wil de Vlaamse regering mensen onderscheiden, die dankzij hun werk belangrijk zijn voor de uitstraling van Vlaanderen. Op 21 juli 2018 verleende koning Filips de persoonlijke titel van baron aan Hugo Nys en drukte zo zijn waardering uit over zijn dienstbaarheid en zorg voor de mensen.

 

Erkenning

 

Over het ontvangen van eretekens en adellijke titels kunnen de meningen verschillen, maar het signaal van de bekroning is krachtig en niet te negeren. Het is een publieke erkenning van wat Gaston en Hugo deden en blijven doen en een waardering van hun niet aflatende inzet. Dat Hugo en Gaston – twee zachte gelauwerde rebellen - Mechelse Princevrienden zijn, maakt ons blij en trots en stemt ons dankbaar. Dat conviviale gevoel delen wij graag met u.

 

Mieke Meskens

Voorzitter afdeling Mechelen

 

 

 

 

 

 

Voor de citaten en het verhaal putte ik uit:

 

Maria Rosseels, Oosterse cocktail, Heideland, Hasselt, 1960.

Gaston Durnez, Zeg mij waar de bloemen zijn. Vlaanderen 1914-1918, Davidsfonds, Leuven, 1988.

Gaston Durnez, Boekineren, Altiora, Averbode, 1989.

Gaston Durnez, Lichtverzen, Uitgeverij P, Leuven, 2008.

Gesprek met Hugo Nys.

Gaston Durnez, Een mens is maar een wandelaar, Davidsfonds/Infodok en Standaard Uitgeverij, Leuven, 2018.



14 september 2018

Gewestdag van Holland en Noord-Nederland: oorlog, vrede en cultuur


2000 jaar Eems-Dollard Regio – oorlog, vrede en cultuur. Dat stond tijdens de gewestdag van de gewesten Holland en Noord-Nederland begin september op het programma voor de in totaal 63 deelnemende Ordeleden en hun partners. Van Heiligerlee naar Emden, van de Eems-Dollard Regio naar de moederkerk van de Reformatie en van het Europahuis naar een lezing met als thema 'Vrede is een werkwoord'.

 

De 80-jarige oorlog brak 450 jaar geleden uit met de slag bij Heiligerlee, waarbij graaf Adolf van Nassau sneuvelde. De luxe touringbus die de deelnemers door het Reiderland voerde, stopte bij het monument dat daaraan herinnert. Via Bad Nieuweschans werd Bunderhee bereikt, met zicht op het exterieur van het oudste middeleeuwse steenhuis in de regio. Vervolgens reed de bus naar Jemgum, waar aan de deelnemers uitgebreide historische informatie werd verschaft door Titia Tijdens, voorzitter van de afdeling Eems-Dollard.

 

Ost-Friesland

 

Een vijftal leden van de organiserende afdeling Eems-Dollard wonen in Duitsland. Dankzij hun grote kennis van de cultuur van Ost-Friesland en via hun contacten in deze regio werd het programma voortgezet in de voormalige ‘moederkerk van de Reformatie’, de Grote kerk te Emden, op dit moment de Johannes a Lasco bibliotheek.

 

 

Verzoening

 

Het middagprogramma stond in het teken van verzoening. De doelstellingen en werkwijze van het Europahaus in Aurich (nabij Emden), dat streeft naar voortgaande verzoening tussen de twee volkeren na de Tweede Wereldoorlog, werden gepresenteerd door Manja Kraft. Hetzelfde deed Eske Kadijk namens de Eems-Dollard Regio (EDR), die grensoverschrijdende projecten financiert. Beide organisaties hebben overigens de gewestdag gesubsidieerd. In Emden hebben in de tijd van de Reformatie duizenden geloofsvluchtelingen uit Nederland en Vlaanderen geleefd, die de stad tot grote economische bloei hebben gebracht.

 

Inleidingen

 

Na inleidingen van gewestpresident Noord-Nederland Arend-Jan Julius, die het zesjarig bestaan van het gewest Noord-Nederland memoreerde, gewestpresident Holland Cees de Wit en President Godelieve Laureys, was het tijd voor de lezing over het thema vrede. Spreker van dienst was Neri Sybesma-Knol, emeritus hoogleraar Internationaal recht  aan de VU Brussel en lid van de afdeling Brussel.

 

 

Een werkwoord

 

Neri Sybesma-Knol wees er op dat ‘vrede’ een werkwoord blijft, waarbij vele instituties betrokken zijn nadat in 1948 de ‘Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens’ tot stand kwam. Ondanks alle instituties is vrede moeilijk af te dwingen. De spreekster benadrukte het belang van het individu en het gebruik van het democratisch recht om de juiste leiders te kiezen. In 2016 is in het themanummer Vrede van de toenmalige Nieuwsbrief een uitgebreid exposé van Neri Sybesma-Knol over dit onderwerp verschenen.

 

Rondleiding

 

Na een uitstekend verzorgde lunch kreeg het gezelschap in twee groepen een digitaal ondersteunde rondleiding door de Johannes a Lasco bibliotheek door het Ordelid Klaas-Dieter Voss en werd een interessant bezoek gebracht aan het Ostfriesische Landesmuseum. Terug in Winschoten werd deze dag afgesloten met een gezamenlijk diner.

 

Meyer Werf

 

Op de aanvullende tweede dag werd door een twaalftal deelnemers een bezoek gebracht aan de bekende Meyer werf in Papenburg, waar ’s werelds grootste cruiseschepen worden gebouwd. Juist twee dagen voor ons bezoek had een nieuw gigantisch cruiseschip - de AIDA NOVA -het dok verlaten en lag in het water. Bij volle bezetting een ‘dorp’ met 8000 mensen met - om maar een voorbeeld te noemen - een wekelijkse eierconsumptie van 70.000 stuks! Na een indrukwekkende rondleiding werd het weekend afgesloten. De deelnemers hebben veel gezien en boeiende informatie gekregen. Organisatorisch was het een goede prestatie van een relatief kleine afdeling.        

 

Arend-Jan Julius

Gewestpresident Noord-Nederland



13 september 2018

Nieuwe gewestpresident Limburg Marianne Baudewyn: aandacht voor NT&C


 

Sinds 1 september is Marianne Baudewyn de nieuwe gewestpresident Limburg. Rood vlees is niet haar ding, NT&C wel, zo blijkt uit dit interview. "Ik help een Syrisch katholiek gezin bij het invullen en begrijpen van formulieren, afspraken maken en meegaan naar de school van hun zoontjes als surrogaat oma. Het is bijna een stukje extra familie…"

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Ik ben lid van de afdeling Graafschap Loon sinds eind 2008. Ik ben afdelingsvoorzitter geweest van september 2011 tot eind juni 2014. Ik ben sinds 1 september gewestpresident.


Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Mijn vader is lid geweest van dezelfde afdeling vanaf de jaren ’80 en heeft ook een bestuursfunctie gehad. Hij wilde gezien zijn leeftijd en slecht gehoor ontslag nemen, maar door de vriendschap die hij kreeg van de leden van de afdeling, toen mijn mama stierf in 2005, is hij toch nog een aantal jaren lid gebleven. Hij wilde dolgraag dat ik lid zou worden en door omstandigheden kende ik reeds vele mensen van de afdeling. Ik ben dan in 2008 als lid geïnstalleerd. Ik ben wel altijd geïnteresseerd geweest in taal, ik lees graag. Ik wilde ook ergens deel van uitmaken, wat niets met mijn opleiding als apotheker te maken had. En ik moet zeggen dat ik er nog geen moment spijt van heb!

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Ik heb meer dan dertig jaar gewerkt als apotheker, maar sinds 2014 oefen ik mijn job niet meer uit. De administratie en de veranderende invulling aan mijn beroep gaf mij geen voldoening meer.

Ik heb ook een fijne familie: mijn man Frank en ik hebben drie zonen, twee schoondochters en vijf kleinzonen. Binnenkort wordt onze eerste kleindochter geboren. Dus daar is regelmatig wel eens hulp nodig, die we graag geven!

Ik ben een vijftal jaar actief geweest in Vriend en Taal, waarvan twee jaar als hoofdvrijwilliger. Nu help ik in Hasselt een Syrisch katholiek gezin bij het invullen en begrijpen van formulieren, afspraken maken en meegaan naar de school van hun zoontjes als surrogaat oma. Het is bijna een stukje extra familie…

 

Waarom wilde u gewestpresident worden?
 

Ik wilde dat zelf niet dadelijk. Men had mij drie jaar terug al de vraag gesteld, maar toen voelde ik mij nog te jong en daarenboven stelde zich toen ook nog een aantal praktische problemen. Dit jaar werd mij terug de vraag gesteld en ik twijfelde wel of ik dat zou kunnen, want het is toch wel een hele verantwoordelijkheid. Het zal ook wel druk worden de volgende jaren. Toen ik de vraag voorlegde aan de kinderen zeiden die: mama als ze u vragen, waarom twijfel je dan, je moet dat doen… Dus toen heb ik Marc Hertens gemeld dat ik de functie zou opnemen.

 

Wat is het belangrijkste dat u nu gaat oppakken?
 

Ik wil ervoor zorgen dat 'Limburg sterk merk', dat een evenwichtige ontwikkeling van Limburg bevordert, tot ver over de grenzen gekend zal blijven. De NT&C-werking loopt zeer goed. We gaan met het nieuwe bestuur, Mieke Indesteeghe (NT&C) en Jenny Claes (gewestsecretaris) en Marc Hertens als pro, kijken welke frisse wind we door het gewest kunnen laten waaien, zonder afbreuk te doen aan wat onze voorgangers opgebouwd hebben.

 

Hoe denkt u dat u na uw afscheid herinnerd zal worden?

 

Laten we hopen dat men die frisse wind nog lang kan voelen!
 

Waar doet een afdelingsvoorzitter u tijdens een etentje geen plezier mee?
 

Met teveel eten en rood vlees!

 

Wat weet (haast) niemand binnen de Orde van den Prince over u?

Ik zou het niet weten…



13 september 2018

Uittredend gewestpresident Limburg Marc Hertens: de Orde meer in de media


Zes jaar lang was Marc Hertens gewestpresident Limburg. Hoe blikt hij terug op deze tijd? En wat zou de toekomst ons moeten brengen? "Méér aandacht in de media en de publieke opinie voor het 'wat, wie en hoe' van de Orde op taalkundig en cultureel gebied mag zeker. Zelfs inclusief reacties vanuit ons hoogste beleidsorgaan op beslissingen die een (nefaste) impact hebben op onze taal en cultuur."

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Ik ben lid geworden in de afdeling Keulen in 1981 en vervolgens overgegaan naar Limburg I in 1984. Daar tot voorzitter verkozen van 1991 tot 1994, een mandaat van drie jaar. Van september 2012 tot augustus 2018 was ik gewestpresident Limburg.

 

Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Als medicus zit men socio-professioneel nogal in een ivoren toren. Ik was, via de informatie van mijn peters, bijzonder geboeid door de waarden die de Orde vertegenwoordigt, de belangstelling voor taal en cultuur, het vooruitzicht om boeiende mensen te ontmoeten en interessante sprekers te beluisteren. Kortom, een welkome verbreding en verdieping van mijn culturele horizonten en interessesferen.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Ik ben nog steeds actief als medicus in de fysische geneeskunde en revalidatie, Reumacentrum Genk.
Voorzitter van de Vriendenkring HM Keulen, het Hôpital Militaire/Militair Hospitaal waar ik bijna twintig jaar gediend heb en geëindigd ben als directeur, maar waar ik spijtig genoeg ook heb moeten zorgen voor de definitieve sluiting in 1995. Intussen ook lid van Mars & Mercurius, Club Hasselt.

 

Wanneer werd u gewestpresident en sinds wanneer bent u dat niet meer?

 

Verkozen door de gewestraad Limburg in januari 2012, aangetreden op 1 september 2012. Einde mandaat op 31 augustus 2018, dus zes jaar in functie gebleven.

 

Waarop kijkt u met de meeste voldoening terug en waarom?

 

De vriendschap, menselijke warmte en hartelijke ontvangst tijdens de afdelingsbezoeken. De fijne ontmoetingen en dito gesprekken of discussies met de collega’s van het DB en het presidium. De talrijke contacten in binnen- en buitenland, onder meer in verband met de NT&C-projecten. In al deze gevallen was er een groot wederzijds respect en waardering en zijn er zelfs vriendschappen uit ontstaan. Hetgeen ongetwijfeld een verrijking betekent en een nieuwe dimensie toevoegt aan mijn persoonlijkheid.

 

Wat had achteraf beter gekund of anders gemoeten?

 

Misschien nog meer contacten tussen afdelingen en gewesten onderling, en tussen Noord en Zuid. Opletten dat de vergaderagenda’s niet uit hun voegen barsten.

 

Wat hebben de leden van uw bestuur, de afdelingsbesturen en/of de leden van uw gewest over u ontdekt de afgelopen jaren?

 

Veruit de moeilijkste vraag! Dat zou in feite aan henzelf moeten gevraagd worden. Misschien hebben ze mij leren kennen als een doorzetter, iemand die de zaken graag ziet vooruitgaan en beslissingen afdwingt, af en toe wat ongeduldig, en dus soms ondoordacht? Maar ook iemand met een groot hart voor de Orde van den Prince, iemand die onze taal en cultuur na aan het hart ligt.


Hoe diep is het zwarte gat nu en hoe gaat u dat opvullen?

 

Dat zal goed meevallen: ik blijf voorlopig professioneel nog actief en behoor, als pro-gewestpresident, nog steeds tot het gewestbestuur en de gewestraad, waar ze op mijn goede raad en advies mogen rekenen. Daarenboven zal ik zoveel als mogelijk deelnemen aan Orde-activiteiten op alle niveaus zoals Algemene Ledendagen, gewestdagen, vieringen, etcetera…

 

Is er nog iets dat u uw gewest of de Orde als geheel wilt meegeven?

 

De Orde van den Prince is een unieke vereniging met een vaste plaats in het Nederlands-Vlaamse cultuurlandschap. Ze verdient het om meer bekendheid én zichtbaarheid in de samenleving te krijgen. Dit staat overigens niet gelijk aan het innemen van politieke, ideologische of levensbeschouwelijke standpunten: op dat vlak moet ons genootschap neutraal en divers blijven. Maar méér aandacht in de media en de publieke opinie voor het 'wat, wie en hoe' van de Orde op taalkundig en cultureel gebied mag zeker. Zelfs inclusief reacties vanuit ons hoogste beleidsorgaan op beslissingen die een (nefaste) impact hebben op onze taal en cultuur, zoals de recente beslissing van de koepel van het katholiek onderwijs in Vlaanderen om een uur Nederlands te schrappen voor het nieuwe vak Mens en Maatschappij.



31 augustus 2018

BON verloor een slag, maar kan nog altijd winnen


 

 

Het thema 'verengelsing aan universiteiten' leeft binnen de Orde. President Godelieve Laureys vroeg hier, net als vele andere Ordeleden, al meermaals aandacht voor. Beter Onderwijs Nederland probeerde afgelopen zomer via een rechtszaak een einde te maken aan de steeds verdergaande verengelsing aan Nederlandse universiteiten. De rechter gaf BON in eerste instantie niet haar zin én legde het inhoudelijke oordeel in feite bij de onderwijsinspectie. Neerlandicus en voormalig journalist Paul van Velthoven (afdeling Den Haag) maakt in dit artikel de balans op. De strijd is nog niet verloren…

 

In de zeventiende en de achttiende eeuw leverden Hollandse kooplieden wapens aan elke buitenlandse mogendheid. Dat gebeurde ook aan Spanje waarmee de Republiek een tachtigjarige oorlog uitvocht. Handel vóór alles. Dit motto geldt nog steeds. Nu vele Nederlandse universiteiten het water tot aan de lippen staat, is er een rat race ontstaan om zoveel mogelijk studenten aan te trekken. Dat kan door de cursussen in het Engels te geven. Ook hier geldt: handel vóór alles.

 

Argument

 

Maar de universiteitsbestuurders gebruiken zo’n argument natuurlijk niet. Ze schermen met internationalisering van de wetenschap (alsof die van vandaag of gisteren dateert) of dat het werkveld voor nieuwe academici ingrijpend is veranderd. Nee, de werkelijkheid is dat de Nederlandse universiteiten gewoon hun afzetmarkt moeten zien te vergroten, daarbij de landstaal verkwanselen zonder ook maar een moment het belang van die taal voor de samenleving af te wegen. Er wordt in feite in de leslokalen een nieuw soort brabbeltaal geïntroduceerd waarover al vele grappen zijn gemaakt. De schrijver A.F.Th. van der Heijden noemde het in zijn Groot Dictee 'dunglish': een mengeling van Nederlands en Engels.

 

Protest

 

Tot voor kort stelde het protest tegen deze ontwikkeling aan de universiteiten niet veel voor. De weinige instanties die het voor het Nederlands opnamen of het protest van individuele docenten die niet mee wilden gaan in deze verengelsing konden aan deze gang van zaken weinig veranderen. Toch was de afkeer om de Nederlandse voertaal aan de universiteiten niet langer te handhaven niet zo heel lang geleden nog algemeen. Toen minister van Onderwijs Ritzen in 1989 voorstelde om het Engels als voertaal aan de universiteiten te gebruiken, kreeg hij de volle laag over zich heen. Twee jaar later verordonneerde staatssecretaris Aad Nuis in de wet op het hoger onderwijs dat het Nederlands de onderwijstaal moest zijn. De neerlandicus Nuis liet bovendien in het desbetreffende wetsartikel opnemen dat daarmee beoogd werd de uitdrukkingsvaardigheid van toekomstige academici te verbeteren.

 

Bologna

 

Na de afspraken in 1999 in Bologna over intensievere samenwerking tussen Europese universiteiten en sterkere uitwisseling van studenten door een studiemodel waarvoor de Angelsaksische landen model stonden (het bachelor/master-programma), verliep in Nederland de afslag naar het Engels heel snel. Niet dat dit laatste in Bologna werd beoogd. Daar stond juist diversiteit van talen hoog in het vaandel. Toch kon dat vooral zo gaan doordat de kennis van de twee andere moderne talen Frans en Duits na de invoering van de Mammoetwet steeds verder was weggezakt.

 

Maastricht

 

Dezelfde Ritzen die met pek en veren werd besmeurd toen hij als minister het Engels aan de universiteiten wilde invoeren, ging als rector magnificus van de nog jonge universiteit van Maastricht onverdroten aan de slag om zijn instelling een Engelstalige uitstraling te geven. De prominente onderwijssocioloog Jaap Dronkers waarschuwde twee jaar geleden vergeefs tegen de trend die door Ritzen was ingezet en nu ook door nieuwe beleidsmakers werd ondersteund. Een beslissing daarover zou inzet moeten zijn van een zorgvuldig debat en uiteindelijk aan het parlement moeten worden overgelaten. Het ontstaan van aparte Engelse en Nederlandse scholen zou zorgen voor sociale segregatie. Vergeten wordt dat een gemeenschappelijke taal onmisbaar is voor (de opbouw van) de natiestaat.

 

BON

 

Deze kritiek mocht niet baten. Het was een particuliere instantie, BON (Beter Onderwijs Nederland), geleid door de filosoof Ad Verbrugge van de Amsterdamse Vrije Universiteit die dit voorjaar de kat de bel aanbond. BON beijvert zich sinds haar oprichting in 2006 voor verbetering van het onderwijs door aan docenten de eerste rol in het onderwijs terug te geven. Een belangrijk speerpunt was ook het behoud van het Nederlands als onderwijstaal door diezelfde docenten. BON zegt voorstander te zijn van internationalisering van het universitair onderwijs, ‘maar niet op zo’n manier dat we afscheid nemen van de moedertaal’. Dat ondermijnt namelijk, aldus BON, de kwaliteit van ons onderwijs in zijn geheel.

 

KNAW

 

Hoewel het vorig jaar aangetreden derde kabinet-Rutte na kritische rapporten van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) aanstalten leek te maken om de ongebreidelde verengelsing van het hoger onderwijs enigszins aan banden te leggen, gebeurde er in de praktijk niks op dit vlak. In het afgelopen voorjaar spande BON daarom met de onderwijswet van Nuis in de hand een proces aan tegen de psychologiefaculteiten van de universiteiten van Maastricht en Twente die recentelijk op het Engels waren overgegaan in de bachelor-fase. Voor BON gold deze situatie als een klassiek voorbeeld van hoe het niet zou moeten gaan. Momenteel is al bijna een kwart van de bachelor-opleidingen aan Nederlandse universiteiten in het Engels, voor de master-opleidingen is dat al voor ruim driekwart het geval.

 

Basisonderwijs

 

Deze verengelsing speelt aan de bovenkant van het onderwijsgebouw, maar aan de onderkant van het onderwijsgebouw rukt het Engels ook op. Dankzij de overijverige staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker uit het vorige kabinet wordt nu al volop met Engels geëxperimenteerd in het basisonderwijs. Op veel middelbare scholen worden bepaalde vakken al in het Engels gegeven. De scholen zien daarin een goede voorbereiding voor de inmiddels verengelste universiteit. Wat betekent dit voor de toekomst? Dat kun je wel raden. De uitfasering van het Nederlands in het onderwijs is niet langer theorie.

 

Stop

 

BON had in kort geding een moratorium (stop) van een jaar geëist voor de verengelste bachelor-opleidingen psychologie van Maastricht en Twente. Dat jaar zou dan benut moeten worden om de zaak te heroverwegen en een andere taalpolitiek te ontwikkelen. Op 6 juli deed de rechter uitspraak. Dat liep op een forse teleurstelling uit. De manier waarop dat moratorium vorm gegeven zou moeten worden, was volgens de rechter in onvoldoende mate gespecificeerd en kon daarom niet worden toegewezen.

 

Ontvankelijk

 

Toch was voorzitter Ad Verbrugge niet ontevreden. BON werd tegen de zin van beide universiteiten wel ontvankelijk verklaard in haar kritiek op hun taalbeleid. Daarmee kan BON in de toekomst verder procederen. Nog belangrijker was dat de rechter geen uitspraak wilde doen over de wettigheid van de Engelstalige opleidingen. Het is aan de onderwijsinspectie om deze vraag te beantwoorden door concreet uitvoering te geven aan het wetsartikel 7.2 van de hoger onderwijswet waarin staat dat Engels slechts in bepaalde gevallen kan worden toegestaan.

 

Onderwijsinspectie

 

Ook de onderwijsinspectie was door BON gedaagd, omdat zij nooit eerder de wettigheid van de Engelstalige opleidingen aan Nederlandse universiteiten heeft onderzocht. Daar begon ze alsnog mee nadat bekend was geworden dat BON een kort geding wilde aanspannen. De onderwijsinspectie heeft toegezegd dat haar onderzoek nog voor het einde van het jaar zal worden afgerond. De vreugde die nu nog heerst in Maastricht en Twente zal dan wel eens van korte duur kunnen zijn. Want hoe zullen beide instellingen duidelijk kunnen maken dat de kwaliteit van de opleidingen er mee gediend is dat deze sinds kort in het Engels moet worden gegeven, anders dan door de niet openlijk uitgesproken behoefte om daarmee buitenlandse studenten aan te trekken.

 

Geschermd

 

Tijdens het kort geding hadden beide universiteiten geschermd met internationalisering en andere kreten om hun keuzes te verantwoorden. BON gaf toen niet voldoende tegengas tegen deze argumentatie. Die zal nu van de onderwijsinspectie moeten komen. Zij zal nader moeten vaststellen of inhoudelijke argumenten de keuze voor het Engels rechtvaardigen. Als dat negatief uitvalt, en het kabinet niet in actie komt, dan zal BON opnieuw procederen. En afdwingen dat niet koopmansgeest, maar kwaliteit van de opleiding en andere zwaarwegende belangen voor de Nederlandse samenleving de doorslag moeten geven.

 

Paul van Velthoven

Afdeling Den Haag



28 juni 2018

Inschrijven Algemene Ledendag


De Algemene Ledendag 2018 gaat niet alleen over alfabetisering en taalverwerving, maar ook over de vraag wat afdelingen van de Orde op dat vlak kunnen betekenen. Het onderwerp alfabetisering en taalverwerving is het afgelopen half jaar met verschillende invalshoeken elke maand belicht in de PrincEzine, artikelen die allemaal op de website zijn terug te lezen (in de nieuwsrubriek en in het archief van de nieuwsrubriek). Alle leden kregen bovendien anderhalve maand geleden per mail nog een persoonlijke uitnodiging voor de ALD. Voor iedereen die desondanks nu pas iets over de Algemene Ledendag verneemt: de inschrijving sluit per 1 oktober, of eerder als het maximale aantal inschrijvingen is bereikt. Er zijn 450 plaatsen, waarvan inmiddels bijna 15% al vergeven is. De ervaring leert dat de aanmeldingen in de zomervakantie snel gaan…

 

  

 

Uitnodiging Algemene Ledendag op 6 en 7 oktober 2018 in De ReeHorst, Bennekomseweg 24, 6717LM Ede (Gelderland).


Thema: Taal voor allemaal!

 

Beste Princevrienden,

 

De gewesten Oost-Nederland en Holland nodigen u en uw partner van harte uit voor de Algemene Ledendag op 6 en 7 oktober.

 

Op zaterdag ontvangen wij u graag in het prachtige congrescentrum ‘De ReeHorst’ in Ede. Wij nemen u op 6 oktober ook graag mee naar de voor ons vaak onbekende en ook verrassende ‘wereld van taalverwerving en het bevorderen van lezen en schrijven voor laaggeletterden (alfabetisering)’. Er is voor dit actuele thema gekozen omdat het goed past bij de kerntaak van de Prince: de bestudering, de beleving en het naar buiten brengen van de Nederlandse taal en cultuur. Wij bieden U een gevarieerd, informatief en onderhoudend programma aan.

 

  • Een interview met voormalig laaggeletterden over hun ervaringen als Taalambassadeur.
  • Over de feiten van taalverwerving en laaggeletterdheid in Vlaanderen en Nederland.
  • Bezoek aan de informatiemarkt met onder andere succesvolle projecten binnen de Prince.
  • Inleidingen over heel verschillende aandachtsgebieden door mensen ‘uit het veld’ samen met ervaringsdeskundigen.

 

U zult tijdens de middagbijeenkomsten uitgenodigd worden om aan de discussies over de verschillende onderwerpen deel te nemen. De vraag waarop een antwoord gevonden moet worden, is welke rol onze afdelingen en individuele leden kunnen en willen spelen bij het vinden van oplossingen voor dit vraagstuk.

 

Wanneer u het programma op de website bekijkt, zult u zien dat er naast dit inhoudelijke gebeuren ook ruimschoots gelegenheid zal zijn voor amicitia, muziek en culinair genieten.

 

Wilt u niet vergeten om bij aankomst gebruikte kinderboeken in te leveren ten behoeve van het kinderboekenproject van de afdeling Apeldoorn? Deze boeken worden later weggegeven aan mensen met een laag inkomen.

 

De nabijheid van Ede is rijk aan historie, natuur en cultuur. Wij raden u dan ook van harte aan om van de gelegenheid gebruik te maken om op zondag 7 oktober  (verder) kennis te maken met één van de vele bezienswaardigheden in de omgeving.


In Het Openluchtmuseum (Arnhem), het Nationale Park De Hoge Veluwe (Otterloo) en Het Depot (Wageningen) zullen leden van de Prince aanwezig zijn om u te verwelkomen en wegwijs te maken.

 

Aanmelden

 

U kunt zich aanmelden via onze website www.ovdp-ald2018.nl. U kunt daar ook nadere (inhoudelijke) informatie vinden over het programma en over praktische zaken. Hoe eerder u zich aanmeldt, hoe groter de kans is dat u wordt ingedeeld bij de middagbijeenkomsten van uw voorkeur.

 

Wij hopen op een geweldige opkomst.

 

Met vriendelijke groeten, namens het organiserend comité,


Jeanette van Nigtevegt-de Graaff,

Gewestpresident Oost-Nederland



28 juni 2018

Gewestdag Brabant: Prins van Oranje gevierd door de princen van Diest


Hete wandelingen, koele zittingen, afdelingen die ‘vervijftigjaren’ en bourgondische toestanden. Wat gebeurde er allemaal tijdens de gewestdag Brabant-Oost en -West, georganiseerd op 26 mei in het Oost-Brabantse Diest?

 


Het organisatieteam

 

Het is vierhonderd jaar geleden dat Filips Willem van Oranje, zoon van de grote Willem, in de Diestse Sint-Sulpitiuskerk begraven werd. Filips Willem was ‘heer van Diest’ en had in zijn testament laten vastleggen dat te zijner gedachtenis elk jaar in Diest een misviering en een bloemenhulde moest worden gehouden. Die traditie ging in de loop der eeuwen verloren, maar in 2010 bliezen de ‘Vrienden van de Sint-Sulpitiuskerk’ haar nieuw leven in. Genoeg reden voor de afdeling Diest om de gewestdag van 2018 geheel aan hun illustere prins te wijden. In één adem vierde de afdeling ook haar vijftigste verjaardag.

 

Hete wandeling

 

Meer dan 130 leden uit de afdelingen van Vlaams-Brabant zakten op 26 mei af naar de Oranjestad, waar voorzitter Bert Mestdagh hen opwachtte in de oude Hallezaal. Na de verwelkoming volgden de deelnemers één van de vijf wandelingen die het volledig vernieuwde centrum van Diest in de belangstelling moesten plaatsen. Sinds kort loopt de Demer opnieuw door de stad, de citadel – tot voor kort een militaire vesting, nu een site waarvoor de stad een nieuwe bestemming zoekt – was te bezichtigen, een bezoek aan het begijnhof kon niet ontbreken. Maar het was niet warm, die middag, het was niet zwoel, het was gloeiend heet.

 

 

 

Koele zitting

 

Iedereen was dus bijzonder opgetogen dat de organisatoren de klassieke academische zitting niet in een gesloten zaal hadden gepland, maar in de koele Sint-Sulpitiuskerk zelf, waar iedereen kon bekomen van de geleverde inspanningen. De eerste spreker van de namiddag was historicus Michel van der Eycken, iemand die zijn materie goed beheerste, want zonder enig spiekbriefje of ander hulpmiddel slaagde hij erin de persoon van Filips Willem op een aangename manier tot leven te brengen. Noemie Schellens (zang) en Maarten Vandenbemden (gitaar) zorgden tussen de lezingen door voor enkele zeer gesmaakte muzikale intermezzo’s.

 

 

      

 

Stadskernvernieuwing

 

Afscheidnemend burgemeester Jan Laurys had het over stadskernvernieuwing in het algemeen en over de toekomst van Diest in het bijzonder. Net voor zijn lezing voegde ook President Godelieve Laureys van de Orde zich bij de aanwezigen. Rijkelijk laat, zult u zeggen, maar het was dan ook haar zoveelste verplichting die dag en iedereen had er begrip voor. Overigens was mevr. Laureys net op tijd voor de officiële bloemenhulde aan Filips Willem. Samen met de voorzitter van de afdeling Diest en met gewestpresident Ruud Hendrickx legde ze een krans op het graf van de prins. Ruud Hendrickx van zijn kant kreeg het slotwoord. Hij loofde de inspanningen van de plaatselijke afdeling, dankte hen voor de vlekkeloze organisatie en nodigde iedereen uit op de receptie in de Hallezaal, aangeboden door de stad Diest.

 

      

 

Twee afdelingen ‘vervijftigjaren’

 

Voor het meer ontspannen deel van de gewestdag ging het naar Hof te Rhode, waar TV-kok Felix Alen garant stond voor een zoveelste gastronomisch hoogstandje. Tussen voorgerecht en hoofdschotel gaf historicus Fernand Pollentier een mooi overzicht van de geschiedenis van de afdeling Diest, gelardeerd met prettige anekdotes. Hij betrok ook de talrijk opgekomen leden van de afdeling Keerbergen in zijn betoog, want ook die afdeling ‘vervijftigjaarde’ - een mooi neologisme van Gezelle dat de woordenboeken niet heeft gehaald.

 

Bourgondische roots

 

En zoals dat altijd gebeurt: lekker eten en drinken maakt de tongen los. Bourgondische mensen vinden elkaar. Over de afdelingen heen werden nieuwsjes uitgewisseld; oude kennissen zochten elkaar op, kortom, de geroemde amicitia van de Orde kende die avond een hoogtepunt. Kers op de taart was de toespraak van President Laureys die de idealen van de Orde nog eens flink in de verf zette en sterk aandrong op het aantrekken van jonge leden, zodat de Orde haar inspirerende rol op het gebied van de Nederlandse taal en cultuur ook in de toekomst zou kunnen blijven spelen. Na een laatste glas trokken de leden naar huis, ‘moe maar voldaan’, zoals we dat vroeger in onze opstellen schreven. Het was nog waar ook.

 

 

Joris Tulkens



25 juni 2018

Gewestdag Limburg: onderwijs in eigen streek en OKAN-leerlingen doen mee


Het belang van kennisontwikkeling in eigen streek, dat was het thema van de Limburgse gewestdag, die de afdeling Haspengouw eind mei in Sint-Truiden organiseerde. Er waren drie eloquente sprekers, die spraken over dertien eeuwen onderwijs in de Sint-Trudo abdij, de verengelsing van het onderwijs en de toekomst van de universiteit van Hasselt. Er was ook een primeur: de deelname van OKAN-leerlingen aan de organisatie van de gewestdag.

 

De gewestdag haalde ook de regionale krant Het Belang van Limburg
 


De OKAN-klassen (Onthaalklas anderstalige nieuwkomers) in het Technicum te Sint-Truiden worden al verscheidene jaren ondersteund door de afdeling Haspengouw. Op de vraag van de afdelingsvoorzitter Peter Lepez om een handje toe te steken tijdens de gewestdag werd zeer enthousiast gereageerd. De leerlingen ontwierpen de uitnodiging en het programmaboekje en tijdens de gewestdag zelf stonden zij in voor het onthaal en de inschrijvingen. De grootste uitdaging was weggelegd voor de twee leerlingen die de presentatie verzorgden en de sprekers aankondigden.

 

 

Sint-Trudo abdij

 

Het namiddagprogramma werd ingevuld met drie sprekers. Historicus Frank Decat sprak over de impact van de Sint-Trudo abdij op de kennisontwikkeling in Sint-Truiden en omgeving, van de Middeleeuwen tot vandaag. De abdij van Sint-Truiden, in het midden van de zevende eeuw gesticht door de Frankische edelman Trudo, groeide uit van een christelijke communauteit uit tot een van de belangrijkste Benedictijnerabdijen van de Nederlanden. Studie en opleiding waren een van haar kerntaken.

 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Uitstraling
 
 
Eugenius van Orléans, op de vlucht voor Karel Martel, gaf de abdij verdere uitstraling. Na een donkere periode in de negende en tiende eeuw kwam onder abt Adelardus II in de elfde eeuw een heropleving en een optimistische sfeer met de bouw van de abdijtoren (1050). Guido van Arezzo (overleden circa 1033 ) bracht een vernieuwende muziekannotatie voor de liturgische gezangen. Geleerde monniken leverden een belangrijke bijdrage tot de zogenaamde ‘Renaissance van de twaalfde eeuw’. Ook na deze periode bleef de abdij een baken van cultuur. Vooraanstaande intellectuelen uit de zestiende eeuw waren er actief, zoals onder meer de Noord-Nederlander Pontus Heuterus. De abdij leverde ook docenten voor het in 1589 opgerichte seminarie, de Vlaamse 'tegenhanger' van het Luikse seminarie.
 

Opgeheven

 

In 1797 werden alle kerkelijke instellingen opgeheven, inclusief de abdij en het seminarie. Bij de doorstart in 1842 werd het seminarie van Rolduc (Kerkrade) naar Sint-Truiden overgebracht en gehuisvest in het voormalige abdijcomplex. Bisschop Van Bommel bracht hoger onderwijs in Sint-Truiden en bouwde de bekende Academiezaal. Het seminarie bood een klassieke humanioraopleiding met verplicht internaat voor jongens. Ook was er een filosofie-afdeling, de rechtstreekse voorbereiding op de priesteropleiding aan het ( Luikse) Grootseminarie. Tal van vooraanstaande Limburgers en Vlamingen, schrijvers, dichters en wetenschapsmensen, studeerden in Sint-Truiden.

Dertien eeuwen

 

 

De filosofie-afdeling verdween na 1960. De humaniora van het seminarie fuseerde in 1977 met het Aangenomen College-externaat. Sinds 1997 huisvest de voormalige abdij de gemengde fusieschool KCST (Katholieke Centrumscholen Sint-Truiden). De spreker concludeert dat bijna dertien eeuwen lang in de Trudo-abdij ononderbroken onderwijs wordt aangeboden.

 

Globalisering

 

De tweede spreker was de Nederlandse publicist, cultuurhistoricus en politiek commentator Thomas von der Dunk, met een lezing over het thema ‘Het Nederlands in tijden van globalisering'. De globalisering zette volgens hem het vanzelfsprekende gebruik van het Nederlands in bepaalde geledingen van de samenleving onder druk. Waar (veelal laagopgeleide) immigranten van buiten Europa verplicht worden tot het volgen van inburgeringscursussen hanteren hoger opgeleiden steeds vaker het Engels als standaard in het internationale bedrijfsleven en de academische wereld.

 

Status

 

Deels uit praktische overwegingen (de Nederlandse koopmansgeest), maar evenzeer om redenen van status wordt Engels gesproken omdat het een kosmopolitische uitstraling verleent. Door de opmars van het Engels wordt dit de nieuwe 'lingua franca', in tegenstelling tot Vlaanderen waar men een halve eeuw gestreden heeft voor het behoud van de Nederlandse taal, waardoor er een sterker taalbewustzijn aanwezig is.

 

Engels

 

In Nederland wordt reeds het merendeel van de opleidingen vooral of uitsluitend in het Engels verzorgd, ook al worden ze slechts door Nederlandse studenten gevolgd. B.O.N. (Beter Onderwijs Nederland) heeft zelfs een proces ingespannen tegen bepaalde universiteiten . Thomas illustreert zijn betoog met tal van soms verrassende of humoristische voorbeelden, zoals het bestuur van een Nederlandse universiteit dat in het Engels vergadert, ‘peer reviews’ om in een hogere ranking te komen, besprekingen in het Engels in het Duitse Goethe-instituut, MBO-aanvragen in het Engels, enzovoorts.

 

Twitterschrift

 

Naar de mening van Thomas wordt er te weinig aan taalkennis gedaan, wordt er geschreven in ‘Twitterschrift’, is er een gebrek aan woordenschat en bestaat er een internet-illusie. Bovendien zijn onheldere formuleringen door politici, gebrekkige uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands en onderwaardering van de humaniora door de tegenstelling tussen alfa- en bèta-mensen (exacte wetenschappen) vandaag onmiskenbare problemen. De spreker concludeert dat er een eenzijdige oriëntatie is op de Angelsaksische wereld. De Nederlanders spreken van ‘het land ingaan’ . Zij zijn georiënteerd op de zee, op Engeland en het Angelsaksische marktdenken.

 

Eigen streek

 

Als derde spreker kwam Luc De Schepper, rector aan de universiteit van Hasselt, aan het woord met een lezing over 'Het belang van hoger onderwijs in eigen streek'. Hij gaf een cijfermatig overzicht van het opleidingsaanbod van zijn universiteit, inclusief perspectief op toekomstige uitbreiding. Ook belichtte hij de plaats van de Hasseltse universiteit in de academische wereld, zowel landelijk als op wereldschaal, de samenwerking met Universiteit Maastricht, de groei van het aantal studenten, de onderparticipatie van 18-jarigen in vergelijking met Vlaamse leeftijdsgenoten en de zogenaamde ‘braindrain’ (Limburgse studenten die na hun studies in Hasselt vertrekken om hun toekomst te zoeken in de zogenaamde ‘Vlaams Ruit’ (Brussel, Gent, Antwerpen, Leuven) of elders. Mobiliteit vormt daarbij een niet te miskennen probleem, de noodzaak van het Spartacusproject, dat als doel heeft het openbaar vervoer in Belgisch Limburg te verbeteren, daarbij onderstrepend. Rector De Schepper besluit: in de universiteit vandaag is vernieuwing een traditie.

 

Mosa Trio

 

De lezingen werden muzikaal omkaderd door het uitmuntende ‘Mosa Trio’ bestaande uit jonge talenten van eigen Limburgse bodem: Alexandra Van Beveren (viool), Paul Stavridis (cello) en Bram De Vree (piano). Zij speelden composities van Gabriël Fauré, Dimitri Shostakovitch, Joseph Haydn en Maurice Ravel.

 

Gulden Boek

 

Na de ondertekening van het Gulden Boek door de nieuwe leden werd afscheid genomen van gewestpresident Marc Hertens die na zes jaar de fakkel doorgeeft aan Marianne Baudewyn. Deze geslaagde bijeenkomst werd feestelijk afgerond met een aperitief en een Princelijk diner met Haspengouwse specialiteiten. Elke deelnemer kreeg tot slot als aandenken een schaaltje Haspengouwse peren mee naar huis.

 

Joris Luyckx

 

 

 

 

 



21 juni 2018

OKAN-klas wint Princetrofee voor Taal van afdeling Graafschap Loon


Een verzorgde taal is voor elke afdeling van onze Orde wel een punt. Ook de afdeling Graafschap Loon hecht veel belang aan verzorgde taalvaardigheden bij jongeren. Om dit te stimuleren, richtte zij voor de derde maal een taalwedstrijd in voor leerlingen van het secundair onderwijs (18-jarigen). De vereiste presentatievorm was een filmpje in YouTube-formaat van maximaal drie minuten. Begin mei viel een verrassend verdict: een onthaalklas Nederlands voor anderstalige nieuwkomers (OKAN genaamd) ging met de hoogste eer lopen.

 

 

De afdeling Graafschap Loon richt zich met haar taalwedstrijd op jongeren van de eindjaren van het secundair onderwijs uit de brede regio van Hasselt. Voor de derde editie nodigden wij ook de twee OKAN-klassen uit. Hun onderwijs focust op een intensieve cursus Nederlands voor anderstalige nieuwkomers.  Alle deelnemende scholen samen zonden vijftien filmpjes in om de Princetrofee voor Taal in de wacht te slepen. Er werd ook in deze editie geen inhoudelijk thema vastgelegd. De vorm lag wel vast en is op het lijf van deze jongeren geschreven: wij moeten jouw verhaal via YouTube kunnen bekijken en het filmpje moet door een verzorgde en stijlvolle taal ondersteund worden.

 

Loemp konijn

 

De winnende groep jongeren van de OKAN-klas van KTA2 Villers uit Hasselt maakte op een aanstekelijke wijze duidelijk hoe zij tegen het leren van onze taal staan. Zo leren we onder andere bij wie van de leerlingen de eerste woorden Nederlands 'lekker', 'ik wil eten', 'mama' en 'loemp konijn' waren. Het filmpje bekijken kan hier.

 

 

Andere inzendingen

 

Op de speciale website die rond de Princetrofee voor taal is opgezet, zijn ook de andere veertien inzendingen te vinden, plus de winnaars van de vorige twee jaren. Voor wie meer wilt weten over de vraag hoe jongeren met taal bezig zijn, is dit een prima website om eens te grasduinen. Je vindt er ook nadere info over de doelstelling van de wedstrijd en het reglement.

 

Ontbijt

 

Op 2 mei 2018 verraste de jury van leden van onze afdeling de gelukkige groep jongeren én hun begeleiders met een heerlijk ontbijt. Het tweede luik van de prijs volgt in juni. Dan treedt onze afdeling op als sponsor van een studietrip naar Tongeren.  Een presentatie van de sfeer tijdens het ontbijt en een dankwoord van een fiere directeur Stijn Valkeneers van KTA2 Villers vind je hier.

 

Vierde editie

 

Op naar de vierde editie nu! Ook in het schooljaar 2018-2019 willen wij door deze taalwedstrijd jongeren aanspreken om op een leuke wijze toch bewust met onze mooie taal bezig te zijn. Onze jeugd bepaalt de toekomst van onze moedertaal.

 

Jef Schoofs
Verantwoordelijke NT&C afdeling Graafschap Loon



08 juni 2018

Limburg naar Limburg an der Lahn


De 'roots' van Willem van Oranje en de noordgrens van het Romeinse Rijk, de 'limes'. Dat waren de thema's van de reis die de afdeling Limburg I begin mei organiseerde naar Limburg an der Lahn. Ook de laat-romaanse Duitse bouwkunst en lenzenfabrikant Leica pasten in deze themareis, net als rivieren, bruggen en andere manieren om over water te geraken.

 

 

 

Het was in eenen tsinxendaghe

Dat beede bosch ende haghe

Met groenen loveren waren bevaen”          

 

Zo luidt de aanhef van het dierenepos van 'Willem die Madocke maecte' namelijk 'Van den Vos Reinaerde' uit circa 1250. En zo was het ook op woensdag 9 mei 2018, de dag vóór Hemelvaart, bij de uitstap van de vrienden van de Orde van den Prince Limburg I. Onder een fraai blauw baldakijn met hier en daar wat witte bloemkoolwolkjes vertrokken we op verkenning, in de sporen van Willem van Oranje-Nassau en van de Romeinen. Het gezelschap bestond uit zestien Princeleden en elf partners van Limburg I en van de bevriende afdelingen Graafschap Loon en Haspengouw. Die namen negen gastenvrienden van Princeleden mee. Het concept van deze themareis is van Jos Wilmots en door hem uitgewerkt, met steun van Marc Hertens, Freddy Goens en Wim Van Looy.

 

Rivier

 

Rustig en een beetje weggedoken ligt de Lahn, maar dat betekent niet dat ze verveelt of weinig te bieden heeft. Integendeel de 245 kilometer lange rivier, die in het Rothaargebergte ontspringt en bij Niederlahnstein in de Rijn uitmondt, doorloopt een cultuurlandschap met steden zoals Marburg, Wetzlar, Weilburg en Limburg an der Lahn. Hij laat zachte hoogten steil in zijn waterspiegel afdalen. Aan de hellingen waken burchten en kloosters over de dalen en op menige plaats groeien druiven voor de zeldzame Lahnwijn. Het Lahndal is voor rustige genieters.

 

Panorama

 

 

Van op de autosnelweg over de rivier de Lahn hebben we een schitterend panorama op Limburg en zijn Domkerk. Limburg is een kostelijk oud stadje, waar de glasfabricage wordt beoefend. De binnenstad met de Kornmarkt, de Salzzeile en de Fischmarkt is uiterst schilderachtig. De grootste bezienswaardigheid is de laat-romaanse Domkerk met de zeven torens, die majesteitelijk het stadje beheerst. Als een open tulp die oprijst uit een rots tussen het groen, boven de rivier de Lahn, is zij een landmark voor de streek.

 

Domkerk

 

De Domkerk, gewijd aan St. Georg, is een van de mooiste creaties van de religieuze kerkenbouw in Duitsland. Al vroeger had Graf Konrad Kurzbold, die volgens de kronieken de vrouwen evenzeer haatte als het eten van appelen, er in de tiende eeuw een kerk laten bouwen. De huidige Dom werd in 1235 als kloosterkerk gewijd, ten tijde van keizer Friedrich II (1194 - 1250), kleinzoon van Friedrich Barbarossa (1122-1190). De stijl is Rijnlands laat-romaans. In de kerk is een rijkelijk versierde doopvont en zijn er muurschilderingen uit de dertiende tot de zestiende eeuw te bewonderen.

 

 

Slot

 

Achter de kerk staat het vroegere grafelijk slot uit oorspronkelijk de 13e eeuw waarin thans het diocesaan museum is gehuisvest. In de Brückengasse staan op huis nummer 9 uit 1567 'die Sieben Laster' oftewel de zeven hoofdzonden afgebeeld. Je zou kunnen zeggen dat het een 'smoelenboek' is van zeven houten koppen die respectievelijk de hoogmoed, hebzucht, nijd, onkuisheid, gulzigheid, toorn en luiheid moeten uitbeelden.

Ons hotel 'Nassauer Hof' was schitterend gelegen aan de oude Lahnbrug met uitzicht op de overzijde en het beeld van Nepomuk, die samen met de St. Georgsdom de ingang van de stad bewaakt.

 

 

 

Hoogmis

 

De tweede dag brachten we een bezoek aan de Domkerk en de oude binnenstad. De pontificale hoogmis van Hemelvaartsdag, opgedragen door Dompfarrer Gereon Rehberg, was zeer mooi en werd opgeluisterd door de Limburger Domsingknaben, de Schola Wilhelm Gries.

"Mein Gott, wie schön ist deine Welt

 Der Wald ist grün, die Wiesen blühn…"

klonk het onder de oude gewelven.

 

Kunstbäckerei

 

Na afloop van de eucharistieviering wandelden we terug naar beneden via de Domplatz, Kleine Domtreppe en Kolpingstrasse, waar we de bizarre beelden aan de gevel van Kunstbäckerei Hensler konden bewonderen. Die stellen fabeldieren voor uit de Griekse mythologie zoals Minotaurus (kop en staart van een stier, lichaam van een mens), Chimaera (vermenging van verschillende dieren zoals onder meer in de Ilias van Homeros) en Panotti (van de Griekse woorden πᾶν en οὖς voor 'een en al oor'), een mythisch ras dat gekenmerkt werd door lange oren die het hele lichaam konden bedekken. Bakker Hensler heeft ze dus niet uitgevonden. Sommige komen ook aan de basiliek van Vézélay voor. Vandaar wandelden we verder over de Barfüssertrasse naar 'Zum Batzewert' aan de Korenmarkt voor het middageten, met onder andere brood van bakker Hensler.

 

Wetzlar

 

Omstreeks 14 uur vertrokken we naar Wetzlar. Dat is de hoofdstad van het Kreis Lahn-Dill en telt 52.000 inwoners. Er zijn historische vakwerkhuizen en gebouwen te bezichtigen in romaanse, gotische en rennaissancestijl. Met de domkerk werd begonnen in 1230 en de bouw is nog steeds niet voltooid. Het is een kakofonie van een bouwsel, een grap in de aard van onze Bocholtse torenkruiers. Het was nooit een bisschopskerk, maar werd toch Dom genoemd. In 897 vond de inwijding plaats van de vroegste kerk, de Salvatorkerk. Reeds rond 1000 was er een ombouw en vergroting. In 1170-90 begon men aan een grotere laat-romeinse Basilica. De werken werden af en toe onderbroken door onenigheid, geldtekort, oorlogen en blikseminslagen.

 

      

 

Aartsbisdom

 

Later hadden de Konradische graven er een kloosterkerk opgericht gewijd aan Maria (1142). Wetzlar werd het middelpunt van het aartsbisdom Trier en werd Reichsstad, ook verblijf van de Duitse Orde. De bedoeling was twee torens te bouwen zoals in Keulen of elders, doch het bleef bij één toren. Het is een van de kerken in Duitsland waar zowel katholieke als protestantse diensten gehouden worden. Als bezienswaardigheden zijn er een romaanse doopvont uit basalt, een mooie oude piëta of vesperbeeld uit 1370-1380, een laatgotische madonna met kind, een figurengroep van de Moeder Gods met zeven engelen en een barokke kansel.

 

Reichskammergericht

 

Het Reichskammergericht was naast de Reichshofrat de hoogste gerechtelijke instantie in het Heilige Roomse Rijks. Het werd door keizer Maximiliaan I ingesteld als onderdeel van zijn rijkshervorming. Het Rijkskamergerecht moest een gerechtelijk alternatief bieden voor de onderlinge oorlogen die het Heilige Roomse Rijk teisterden.

 

Goethe

 

Goethe was student in de rechtswetenschappen in Wetzlar, maar ook een boemelaar. Later werd hij Praktikant bij het Reichskammergericht. Daar deed hij inspiratie op voor zijn brief- of tederheidsroman 'Die Leiden des jungen Werthers', het verhaal van een onbeantwoorde liefde. De jonge Werther leed aan een narcistische zielsziekte en was verliefd op Lotte, de verloofde van ene Albert. Hij projecteert in Lotte al zijn opgeschroefde verlangens en grijpt haar onbereikbaarheid aan om zichzelf het graf in te jagen. Het huis van Lotte bestaat nog en in het stadspark (vroeger het kerkhof) ziet men de grafstenen van Lotte en de ongelukkige Werther.

 

Leica

 

 

Wetzlar is ook de stad van Leica, producent van hoogwaardige optische apparatuur, in het bijzonder bekend van de gelijknamige meetzoekerscamera’s.

We bezoeken het 'Erlebniswelt Leitz-Park' even buiten de stad, waar we alle nieuwigheden op gebied van fotografisch materiaal kunnen bekijken.

 

Schifffahrttunnel

 

Bij onze terugkeer stoppen we even aan de Schifffahrttunnel, de oudste en langste nog bevaarbare tunnel in Duitsland. Hij is 195 meter lang en loopt van noord naar zuid onder de stad Weilburg door. Op die manier wordt het tracé van de Lahn, die in een boog rond de Stad loopt twee kilometer korter. De tunnel werd tussen 1844 en 1847 gegraven. Een auto en spoortunnel lopen parallel. De scheepvaarttunnel heeft niet lang gediend. Al tien jaar na de opening verloor de scheepvaart op de Lahn aan belang vanwege de spoorlijn die in 1857 werd aangelegd. Tegenwoordig wordt hij hoofdzakelijk gebruikt door kanovaarders en andere sportbeoefenaren.

 

Oranienstein

 

Op vrijdagochtend 11 mei rijden we naar Oranienstein. Het Slot Oranienstein, gelegen op een kalkrots bij Diez an der Lahn in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts, is een van de vier kastelen van de familie Oranje-Nassau die op Duits grondgebied werden gebouwd. Net als de andere kastelen werd ook dit slot genoemd naar Willem van Oranje. De andere kastelen zijn: Oranienburg, Oranienbaum en Oranienhof bij Kreuznach. Dat laatste bestaat echter niet meer.

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bonbonnière

 

Oranienstein werd in de jaren 1672-1684 gebouwd. Het is een van de stamsloten van het Nederlandse koningshuis en ligt als een reuze gele bonbonnière tussen het groen. In de achttiende eeuw leefden hier de directe voorouders van de Nederlandse koningen en koninginnen. Men kan er schitterende stucplafonds en kostbare plafondschilderingen bewonderen. De tuinen rondom het kasteel werden aangelegd op initiatief van prins Willem V, die daar als banneling woonde van 1801-1806.

 

Pruisen

 

Na het Congres van Wenen (overleg van Oostenrijk, Pruisen, Rusland en het Verenigd Koninkrijk in 1814-1815 na de val van Napoleon) kwam het kasteel in handen van Pruisen. Toen de Pruisische regering er in 1866 een psychiatrische inrichting in wilde herbergen, stuitte dit op verzet van het Nederlandse koningshuis, waarna besloten werd er een school voor cadetten van te maken. Nu nog ligt het kasteel in een domein van de Bundeswehr. Vandaar dat aan de ingang onze identiteitskaarten aandachtig worden gecontroleerd. In de negentiende en twintigste eeuw maakte het slot een bewogen periode door. Er was dus eerst die Pruisische cadettenschool en later een Politiek Opleidingscentrum van de Nazi’s. Na ’45 werd het door de Franse bezettingstroepen als onderkomen gebruikt. Sinds 1962 is de Duitse Bundeswehr er thuis.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hadamar

 

Op onze tocht naar Ringhotel Nassau-Oranien houden we halt bij de gebouwen van het voormalige euthanasiecentrum van de Nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog. Naar schatting werden in de kelder, in een als stortbadruimte gebouwde gaskamer, meer dan 10.000 kinderen, vrouwen en mannen met koolmonoxydegas om het leven gebracht en vervolgens gecremeerd. Er werd een minuut stilte gehouden ter nagedachtenis van de slachtoffers.

 

Dillenburg

 

 

“Wilhelmus van Nassouwe

ben ick van Duytschen Bloedt

den Vaderland ghetrouwe

blijf ick tot in den doet…“

 

 

 

Na een fijn middagmaal in het hotel ging de tocht verder naar Dillenburg, de geboorteplaats van Willem van Oranje. De Wilhelmsturm werd in de jaren 1872–1874 gebouwd op het voormalige burchtterrein, met financiële steun van Duitse en Nederlandse kant. De totale bouwkost bedroeg 29.122 daalders. Daarvan droeg prinses Marianne der Nederlanden met 18.000 daalders het grootse deel. Deze toren, het symbool van de stad Dillenburg, zou een monument zijn voor Willem van Oranje, die hier geboren werd. Ooit schreef een kritische pen over de toren als een product van romantiek en architectuur. Het 41 meter hoge gebouw heeft vier verdiepingen. Tot helemaal boven zijn het 167 treden. Nu is er in de toren een museum met voorwerpen uit de geschiedenis van de huizen Nassau en Oranje-

 

 

Bergfried

 

Op zaterdag 12 mei bezochten we hoog boven de stad Nassau het terrein van een middeleeuws kasteel. Onze bus moest beneden bij de rivier parkeren, terwijl wij opgehaald en naar boven gebracht werden door een taxi-shuttle. De 'Bergfried' is een overgebleven toren van het middeleeuwse kasteel. Hij steekt 120 meter boven de rivier de Lahn uit en kijkt uit over de stad. Eeuwenlang werd het kasteel bewoond door het huis van Nassau, waar de huidige vorsten van Nederland en Luxemburg van afstammen. Het kasteel werd rond 1100 gebouwd door graaf Dudo van Laurenburg, tevens de stichter van het Huis van Nassau in 1093. Later, in 1124, verbouwden en breidden zijn zoons Ruprecht I en Arnold I het kasteel uit. In een herbouwde Schloss-Rittersaal kregen we een toelichting bij de Stammtafel van het huis Nassau met de Walramische en de Ottonische linie. Willem de Zwijger is zowat in het midden van de vele generaties gesitueerd. Buiten werden we onthaald op doedelzakmuziek, gespeeld door Nederlanders uit Roermond.

 

Limeskastell

 

Na afloop begaven we ons naar Pohl, waar we een reconstructie van een versterkte plaats op de Germaanse grens van het Romeinse Rijk bezochten.

Het middagmaal was een Romeins buffet. Dat bestond uit eenvoudige historische kost, een slok mulsum (Romeinse kruidenwijn met honing), vegetarische soep, een knoflookbroodje met moretum (verse schapenkaas met kruiden), brood met Romeinse leverworst en gemengde sla met schapenkaas.

 

 

Bad Ems

 

's Middags rijden we naar Bad Ems, bekend als kuuroord en keizerlijke badplaats. In Bad Ems bevindt zich de zogenaamde Benedetti-steen ter nagedachtenis aan de dramatische ontmoeting tussen de Franse ambassadeur graaf Benedetti en de Duitse koning Willem I. Het verstrekkende gevolg van de 'Emser Depesche ' (het Emser telegram) over deze ontmoeting was het uitbreken van de Duits-Franse oorlog van 1870-1871.

We wandelen langs de zonnige oevers van de Lahn, proeven van het kuurwater van de Römerbrunnen en rusten met een drankje uit op de terrassen voor het beroemde Grand Hotel Hackers.

 

 

Ehrenbreitstein

 

De laatste dag: terugreis via Koblenz. Vanuit de fortificatie Ehrenbreitstein uit de negentiende eeuw laten we ons met de 'Seilbahn' vanaf het Bergstation naar het Talstation brengen. Dat ligt vlakbij het Deutsches Eck, de landtong bij de samenvloeiende Mosel(la) en Rijn. De naam Koblenz komt van het Latijnse ‘confluentes’. Gidsen begeleiden ons naar onder meer de romaanse kerk Sankt-Kastor en de Altstadt. De zware stortregen was een spelbreker, zodat alleen de moedigsten de tocht tot het einde volhielden. Culinair nagenieten doen we ten slotte in restaurant ‘ADACCIO’ gevestigd in een voormalige meubelzaak opgetrokken in Art Nouveau stijl. Veilig en wel bereikten we terug Belgisch Limburg en Diepenbeek.

 

      

 

 

Freddy Goens

Joris Lucyckx

 

Voor dit verslag baseerde secretaris van Limburg I Freddy Goens zich op het progammaboekje, terwijl Joris Luyckx van de afdeling Haspengouw voor de poëtische noot zorgde en interessante historische en geografische aanvullingen en weetjes optekende.



17 mei 2018

Laaggeletterdheid,  medicijnenetiketten en de ALD


 

Veel medicijnetiketten zijn niet specifiek genoeg. Ze bevatten moeilijke woorden en onduidelijke instructies. Onderzoek heeft uitgewezen dat patiënten aangepaste etiketten beter begrijpen. Wat is beter? '2x per dag' of '’s morgens en ’s avonds innemen'? Ook dit onderwerp komt zaterdag 6 oktober aan bod op de Algemene Ledendag, bij de bijeenkomst 'Voorkomen is beter dan genezen! Hoe leren we begrijpelijk communiceren om problemen te voorkomen?'

 

Laaggeletterde patiënten hebben vaak moeite met het begrijpen van schriftelijke informatie over hun ziekte, met de mondelinge voorlichting van hun zorgverleners en met zelfmanagement bij hun chronische aandoeningen. Onjuist gebruik van medicatie en therapie-ontrouw komen veel voor onder laaggeletterde patiënten. Een etikettekst staat natuurlijk niet op zichzelf. Het etiket is onderdeel van de patiëntvoorlichting als geheel. Daarom heeft de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (de beroeps- en brancheorganisatie voor apothekers in Nederland) ook cursussen gemaakt om laaggeletterdheid te herkennen en communicatie op maat te verbeteren.

 

Overzicht

 

Enkele maanden geleden publiceerde het Pharmaceutisch Weekblad, orgaan van de Nederlandse apothekers, onderstaande overzicht: hoe maak ik een zo duidelijk mogelijk medicijnetiket? In het kort: omschrijf het innamemoment zo duidelijk mogelijk, gebruik geen termen als 'zo nodig', schrijf in de gebiedende wijs, vermijd jargon en moeilijke woorden, schrijf cijfers voluit, geef maar één boodschap per regel en gebruik zo weinig mogelijk ontkenningen.

 

Op de Algemene Ledendag kan over dit thema (en aanverwante thema's) verder gediscussieerd worden.

 

 

 

   

 

    Om dit overzicht leesbaar te zien te krijgen, klik op het document hieronder.




Documenten


17 mei 2018

‘Nie wiadomo’ op gewestdag Schelde-Mark


Nie wiadomo, oftewel: ik weet het niet. Deze woorden stonden centraal op de gewestdag Schelde-Mark eind april, waar ruim honderd Nederlandse en Vlaamse Princevrienden uit dertien afdelingen aanwezig waren. Spreekster was filosofe Alicja Gescinska, in Vlaanderen bekend van haar televisieprogramma Wanderlust, waarin ze op heel eigen wijze intellectuelen in binnen- en buitenland uitgebreid interviewde. Wat is de meerwaarde van het niet-weten? Kan de ander gelijk hebben?

 

Afspanning De Jachthoorn was in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw nog een 'maison de plaisance', waar adellijke lieden zich konden vermaken, onder andere door het luisteren naar muziek uit de renaissance en de vroege barok en door zich op een aangename manier met elkaar te onderhouden. "Dat is dus precies hetgeen wij onder andere van plan zijn vandaag", opende gewestpresident Schelde-Mark Hubert Sturtewagen eind april de gewestdag. De muziek gaat, zo kondigde hij aan, onder andere zijn van J.P. Sweelinck, destijds beschreven als 'weerdigh een Prince der Musijcken genoemt te worden'. "Zonder muziek zou het leven overigens een vergissing zijn." Hij keek uit naar de gastspreker, filosofe Alicja Gescinska. "Een filosofe die komt spreken – dat is voor ons vrij uniek: slechts 1,8% van de referaten in de Orde van den Prince werd gebracht door filosofen."

 


Muzikaal intermezzo door Bart Rodyns, klavecimbel.

 

 

 

Inleiding gastspreker: van vluchtelingenkind tot gevierd presentatrice

 

In de nagalm van de hemelse klavecimbelklanken van het eerste muzikaal intermezzo was het de beurt aan Arnold Herman (Antwerpen-Plantiniana) om de gastspreekster voor te stellen: "Bloed, zweet en tranen heeft het mij gekost om een originele invalshoek te vinden, van waaruit ik enkele aspecten van doctor Alicja Gescinska’s merkwaardige persoonlijkheid zou kunnen belichten."

 

 

Actrice

 

Alicja, je wilde aanvankelijk actrice worden, maar uw ingangsexamen tot de toneelschool was geen succes. Je koos dan voor een opleiding in de journalistiek, maar door een conflictsituatie met een docent heb je ook die piste verlaten. Eigenlijk wilde je altijd al filosofie gaan studeren, maar dat zagen jouw ouders niet zitten, want volgens hen 'werden filosofen cafébazen'. Je hebt dan met succes de cursus moraalwetenschappen gevolgd en hebt uiteindelijk kunnen doctoreren in uw lievelingsvak filosofie.

 

Wanderlust

 

Uw gedeeltelijke opleiding in de journalistiek en uw kennis van en uw interesse in de filosofie hebben er zeker toe bijgedragen dat de Vlaamse televisie je verzocht om een twintigtal uitzendingen te maken voor het programma Wanderlust, waarin je nationale en internationale kunstenaars, filosofen, schrijvers en wetenschappers kon interviewen. Wat mij daarin vooral getroffen heeft, is niet zozeer dat je de juiste vragen op het juiste ogenblik wist te stellen, maar dat je van de stilte een essentieel onderdeel van het interview hebt gemaakt en getoond hebt dat 'stilte meer is dan de afwezigheid van geluid'.

 

Holocaust

 

In een van de meest aangrijpende uitzendingen trok je met de Joods-Nederlandse schrijver Marcel Möring op een bepaald ogenblik van het interview naar de Joodse begraafplaats voor de slachtoffers van de holocaust. Möring, die eigenlijk geen weg weet met zijn verdriet, laat je zonder enige tussenkomst van uwentwege in een drie minuten durend fragment uiting geven aan zijn plaatsvervangende schaamte tot hij uiteindelijk breekt bij het vertellen van al die miserie. Wanneer hij na minuten stilte zelf voorstelt 'Zullen we wat verder wandelen?', is het enige wat je doet hem even over de schouder strijken en hem meetronen om verder te wandelen. Grootste televisie, Alicja! De Nederlandse presentator Jeroen Vullings sprak recent in zijn boekenprogramma over deze uitzending als 'historische televisie'.

 

Krasse uitspraken

 

Je schuwt ook het gebruik van krasse uitspraken niet; ik wil er kort slechts één citeren: “Succes in het leven is, zeg je, een kwestie van geluk en wordt in belangrijke mate bepaald in welk nest je geboren wordt en in welk gezin je opgroeit.” Ook in Vlaanderen is het volgens jou als Poolse immigrante niet eenvoudig om van klasse te veranderen en glazen plafonds te doorbreken, hetgeen reeds vroeg in het onderwijs tot uiting komt. Je pleit ervoor dat men zou ophouden bij het begin van het schooljaar aan kinderen de typische vraag te stellen: “Wat doen je ouders?”. Die vraag is niet onschuldig en je hebt ze gehaat omdat je telkens opnieuw moest antwoorden dat je moeder als Poolse vluchtelinge hier poetsvrouw was en jouw vader, een ingenieur, onderhoudsman – niet dat je je daarvoor schaamde, maar daarna leek je niet meer te ontkomen aan dat hokjesdenken. Aan dat hokjesdenken heb je tevens een gruwelijke hekel en dat komt steeds terug in uw systematische weigering om in te gaan op de vraag of je gelovig bent of niet.

 

Debat of wedstrijd?

 

Alicja, zoals ik reeds vroeger liet weten, is de Orde van den Prince een pluralistische organisatie, die mensen van verschillende filosofische overtuigingen samenbrengt in vriendschap en verdraagzaamheid. Dat is een verheven ideaal, maar helaas, ook wij voeren nog al te dikwijls het debat dat meer weg heeft van een wedstrijd van wij tegen zij, waarbij wij dan dikwijls uit het oog verliezen dat de ideologische tegenstander ook wel eens zinvolle zaken kan zeggen. Alicja, aan jou het woord en de tribune om ons uw visie over 'de ander kan gelijk hebben' te laten kennen.

 

Arnold Herman

 

 

 

 

        

         

           Filosofe Alicja Gescinska: “De ander kan gelijk hebben”

 

Alicja Gescinska begon haar betoog met een verwijzing naar de filosoof Hans-Georg Gadamer (1900-2002). Hij vond dat ‘verstaan’ goede wil en openstaan voor de gesprekspartner vereist en van hem komt ook de uitspraak 'Der Andere könnte Recht haben'. Zo weten we meteen aan wie ze de titel van haar lezing 'De ander kan gelijk hebben' ontleend heeft. 

 

Volgens Alicja is openstaan voor de gesprekspartner zeldzaam in het politieke en publieke debat, waar veeleer de retoriek van de gebalde vuist heerst. Het debat is op die manier meer een duel dan een dialoog. Als we onze eigen vrienden- en kennissenkring bekijken, valt het op dat die samengesteld is uit mensen met een zelfde sociale achtergrond en gelijksoortige politieke en levensbeschouwelijke opvattingen. Kortom: we omringen ons vooral met gelijkgezinden.

 

 

Persoonlijke ervaring

 

Het citaat 'if you only read what other people read, you will only be able to think what other people think' van Haruki Murakami vormde de overgang van deze algemene vaststelling naar haar persoonlijke ervaring op dit gebied. Toen Alicja Gescinska aan de universiteit van Gent opperde om voor haar proefschrift 'Freedom and Persons' de filosofen Max Scheler en Karol Wojtyła te bestuderen, stuitte ze op een enorme vooringenomenheid. Het idee twee katholieke filosofen te willen bestuderen, werd aan die duidelijk niet-katholieke universiteit met argwaan bekeken. Ze verdeed er haar tijd mee, vergooide haar talenten, zo vond men. Terwijl het gewoon een studie van ideeën betrof: wat iemand denkt en waarom iemand dat denkt.

 

Wanderlust

 

Het maken van het programma Wanderlust, een ontmoeting met verschillende mensen (moslim, protestant, katholiek, atheïst, jood) en denkbeelden, leerde dat de verschillen vaak kleiner zijn dan hetgeen verbindt. Dat besef gaat het ‘pakketjesdenken’ tegen. Bij vele vragen tijdens het programma kwamen antwoorden als 'Het kan, het is waarschijnlijk' en bij vermeende conflicten tussen verschillende overtuigingen (interreligieuze dialogen) bleek het vaker te gaan om 'conflicten tussen open en gesloten geesten'.

 

Zelftwijfel

 

Alicja Gescinska stelde dat filosofie de kunst van de twijfel is, te begrijpen als ‘zelftwijfel’. Dat heeft niets te maken met negatieve connotaties als onzekerheid, besluiteloosheid of gebrekkig inzicht, maar alles met 'Nie wiadomo; ik weet het niet' – de ‘lijfspreuk’ van de Poolse filosoof Leszek Kołakowski (1928-2009). Enkele voorbeelden en citaten illustreren wat Alicja Gescinska bedoelt: “Le doute n'est pas une condition agréable, mais la certitude est absurde” (Voltaire); “Enkel een dwaas verandert nooit van mening”; “Wanneer de feiten veranderen…”; “Je vroegere meningen herzien, is geen teken van onstandvastigheid, maar van intellectuele vooruitgang.”

 

Vrijheid

 

Ze verbond vervolgens de kunst van de twijfel met de vraag: 'Wat is vrijheid?' Ze noemde daarbij twee concepten van vrijheid: ‘negatieve’ en ‘positieve’. Bij negatieve vrijheid betekent vrijheid de afwezigheid van externe begrenzingen, non-interference, het met rust gelaten worden door anderen, het feit dat er geen verboden of geboden zijn. De term ‘negatief’ is geen waardeoordeel, maar slechts een manier van definiëren: “Er is meer van x (vrijheid) wanneer er minder is van y (begrenzingen).” Bij positieve vrijheid gaat vrijheid niet alleen over wat je mág van anderen maar om wat je zelf kúnt. Echt vrij zijn betekent zelfmeesterschap, zelf richting en vorm geven aan je leven: 'being a master of one’s own'.

 

Nie wiadomo

 

Deze lastige begrippen werden verder toegelicht, waarna we weer terugkwamen bij 'Nie wiadomo' (Ik weet het niet), als het gaat om praten over vrijheid en moeilijke problemen waarvoor geen zwart-witoplossingen zijn. Denk aan de discussie over energie en milieu, aan de worsteling met het verleden (bijvoorbeeld standbeelden en symbolen uit het verleden) en tolerantie bij extreme meningen. Een uitspraak als 'Enkel een despoot weet waar precies de grenzen van de vrijheid liggen' doet ons glimlachen, maar geeft meteen ook aan dat het afbakenen van vrijheid altijd een moeilijke afweging is. Alicja Gescinska noemde in dit verband twee paradoxen die ons (opnieuw) te denken geven:

-  De vrijheidsparadox: vrijheid geven aan hen die onvrijheid willen, doet de vrijheid sneuvelen (Kołakowski).
-  De tolerantieparadox: tolerant zijn voor de intoleranten, zal de tolerantie doen sneuvelen (Karl Popper).

 

Ervan overtuigd dat we de twijfel moeten omarmen, dat we moeten durven níet  te weten, besluit Alicja Gescinska haar lezing met 'nie wiadomo'. Ze noemde 'nie wiadomo' eerder in haar lezing de ‘lijfspreuk’ van Leszek Kołakowski, maar het is duidelijk ook de lijfspreuk van Alicja Gescinska zelf. 'Nie wiadomo - Ik weet het niet': woordjes die haar dierbaar zijn, klein, maar met sterke vleugels.

 

Samenvatting door Marianne van Scherpenzeel

 

 

 

 

 

Discussie

 

Onder leiding van Hans Romaen, voorzitter van de afdeling Antwerpen-Plantiniana, volgde een boeiende interactieve discussie- en vragensessie, die te ver gaat om hier samen te vatten. Daarna sprak Hubert Hellraeth, voorzitter van de afdeling Antwerpen-’t Wit Lavendel het slotwoord uit en bedankte hij gastspreekster Alicja Gescinska en klavecinist Bart Rodyns. Vervolgens nodigde hij alle Vlaamse en Nederlandse vrienden uit voor een schitterend lunchbuffet.

 

Louis De Troij
Secretaris Antwerpen-Plantiniana

 

 

 

 



17 mei 2018

Historicus Johan Huizinga op gewestdag Oost-Nederland


De traditionele domtorentjes en de krentenbollen lagen klaar voor de 65 leden die eind april naar de gewestdag Oost-Nederland kwamen, die begon in de Pieterskerk, de oudste kerk van Utrecht. Klaar voor een speech over het werk van historicus Johan Huizinga en de betekenis van zijn werk voor de eigenheid van de Nederlandse cultuur.

 

      

 

Voor de lezing en daarop volgende discussie ging iedereen keurig bijeen in de voorste kerkbanken zitten. Zoals gebruikelijk opende gewestvoorzitter Jeanette van Nigtevegt-de Graaff de gewestdag. Na het lezen van de Keure door secretaris Albert de Bruijn, volgde het programma dat geleid werd door Antoinette Vietsch.

 

 

Johan Huizinga

 

Een belangrijk programma-onderdeel van de gewestdag was de lezing van dr. A. van der Lem over het werk van professor Johan Huizinga en de betekenis daarvan op de eigenheid van de Nederlandse cultuur. Het belangrijkste werk van Huizinga was zijn boek Herfsttij der Middeleeuwen, gepubliceerd in 1919, waarvoor hij bewust geen archiefstukken gebruikte als bron, maar kronieken en literatuur. Met vragen na de lezing hield de spreker ons anderhalf uur geboeid. De president van de Orde van den Prince, mevrouw Godelieve Laureys, sloot het ochtendprogramma af met hartverwarmende woorden. Daarna wachtte ons de lunch en de voorbereiding voor de excursies, de 'Amicitia'. Het weer was zonnig met een temperatuur van 23 graden.

 

 

          

 

Rondleidingen

 

 

De rondleidingen omvatten ontmoetingen met de Romeinse periode van de stad Utrecht, de kerken in de bisschopsstad of moderne architectuur in het zich ontwikkelende stationsgebied. Andere keuzes waren een bezoek aan de kerkelijke kunstschatten in het Catharijne Convent, de sterrenwacht Sonnenborgh en muziek uit alle tijden in het Museum Speelklok. Onderweg hier naar toe vertelden de begeleiders nog veel over de fraaie historische gebouwen en het leven van vroeger en zo voelden de leden van de verschillende afdelingen zich verbonden met de stad.

 

 

 

Borrel

 

De borrel in de Pieterskerk werd afgesloten door Theo Kralt, voorzitter van de afdeling Utrecht. Hij bedankte alle leden voor hun geweldige inzet voor deze dag en overhandigde de leden van de organisatiecommissie bestaande uit Antoinette Vietsch (voorzitter), Aart de Veer en Bartho Pronk een VVV-bon. Antoinette, Aart en Bartho hebben de uitdaging waargemaakt. De voorzitters en Jacques Dorleijn van de Pieterskerk ontvingen het boek 'Levende Monumenten en Muren van alle Tijden' voor de gegeven steun. Een aantal leden bleef na voor een maaltijd in het restaurant 'Bij Luc' . De anderen die van verre kwamen, keerden huiswaarts.

 

   

 

Albert de Bruijn

Secretaris afdeling Utrecht



16 mei 2018

Waregem centraal op gewestdag West-Vlaanderen


Waregem herdenkt, stapt, galoppeert, smult, toont en zwermt uit. In het kader van deze thema's konden de deelnemers aan de gewestdag West-Vlaanderen het stadje Waregem en haar omgeving ontdekken. En dat deden ze. Van de enige Amerikaanse Eerste Wereldoorlog begraafplaats in Vlaanderen tot Waregem Koerse en van de moderne 'bib' tot het André Demedtshuis.

 

 

De Waregemse afdeling van De Prince hoopte voor zijn gewestdag op een aangename lentedag, maar kreeg van de ons zeer gunstig gezinde weergoden een stralende zomerdag. Een ideaal weertje voor de vele activiteiten die de organiserende werkgroep voor de iets meer dan honderd deelnemers in petto had.

 

 

Welkomwoord

 

Burgemeester Vanrijckeghem moest in extremis afzeggen voor de aftrap van deze gewestdag, maar we konden hiervoor rekenen op een enthousiasmerende Godelieve Laureys. Als President van de Orde sprak ze in de ceremoniezaal van het Waregemse stadhuis een inspirerend welkomwoord. Gewestpresident Jan Vandromme had het in zijn toespraak onder andere over de sterk veranderende maatschappij waar de Orde op moet durven inspelen. Voorzitter Renaat Vaes stuurde vervolgens de naar Waregem afgezakte Princeleden het pad op om, onder leiding van de Waregemse Gidsenkring, kennis te maken met onze kleine maar knusse stad.

 

       

 

Waregem herdenkt

 

De groep ‘Waregem herdenkt’ verplaatste zich naar Hippo.War. Dit gratis toegankelijk bezoekerscentrum in het tribunegebouw van de hippodroom vertelt het verhaal van het paard in de Eerste Wereldoorlog én het focust op de rol van de Amerikanen in die oorlog. De tweede halte van dit herdenkingsparcours kon dan ook niet elders zijn dan Flanders Field American Cemetery, de enige Amerikaanse begraafplaats van de Eerste Wereldoorlog in België. Voor de Verenigde Staten is het een belangrijke plek. Het bewijs daarvan is het bezoek van toenmalig president Obama in 2014.

 

 

Waregem stapt

 

De intekenaars op ‘Waregem stapt’ gooiden het over een totaal andere boeg. Zij verkenden het stadscentrum van Waregem met onder andere het mooie stadspark Baron Casier, de pas aangelegde Zuidboulevard en uiteraard de hippodroom. Dat laatste was een halte die niet kon ontbreken in een wandeling doorheen een stad die zichzelf bestempelt als ‘in galop’.

 

 

Waregem galoppeert

 

‘Waregem galoppeert’ zette helemaal in op de wereld van het paard. De deelnemers aan deze groep kunnen zeker stellen dat ze na de gewestdag meer te weten zijn gekomen over dat paard. Het bezoek aan Hippo.war catapulteerde hen terug in de tijd en de uitgebreide rondleiding op de zonovergoten hippodroom maakte hen tegelijkertijd op 5 mei al toeschouwer van de befaamde jaarlijkse Waregem Koerse die op 28 augustus aanstaande voor de 171e keer al gelopen zal worden.

 

 

Waregem smult

 

De Bourgondiërs onder ons kozen dan weer voor ‘Waregem smult’. Neen, deze activiteit beperkte zich niet tot een passief degusteren van een aantal lokale lekkernijen. Deze degustatie vormde wel de rode draad doorheen een wandeling die deze smulpapen natuurlijk ook een indruk meegaf van onze gezellige winkelstad.

 

Waregem toont

 

 

‘Waregem toont’. Onder deze cryptische vlag gingen twee dingen schuil. Naar aanleiding van de aanleg van de Zuidboulevard verhuisde de stadsbibliotheek naar een nieuwbouw aan de rand ervan. De gewestdag was dan ook een ideaal moment om onze bezoekers een blik te gunnen voor en achter de schermen van een hedendaags gerunde bib. Voor het tweede luik van dit toonprogramma verhuisde ook deze groep - uiteraard zou ik zeggen - naar de hippodroom.

 

Waregem zwermt uit

 

‘Waregem zwermt uit’ tenslotte. Deze groep kreeg een cultuurbad. Daarvoor staken we de grens van onze stad over en zwermden we uit naar het naburige Sint-Baafs-Vijve. Daar vind je, aan de boorden van de Leie, het mooie André Demedtshuis. Schrijver-dichter en cultuurminnaar Demedts (1906-1992) zei over dit huis ooit zelf: “Dat het een symbool moge zijn voor alle mensen, die over alle verschillen heen, toch één en hetzelfde verlangen hebben: een beetje gelukkig zijn.” Een pleidooi eigenlijk voor wat ook wij als Orde zo belangrijk vinden: ‘amicitia en tolerantia’. Na dit bezoek genoten de intekenaars voor deze activiteit in het nabijgelegen pittoreske Romaanse kerkje van een stemmig harpconcert. Daarbij trad op Daphne Vandemeulebroucke, dochter van één van de Waregemse leden.

 

Tongen

 

Toen was het tijd om met z’n allen te verzamelen op het zonnige terras van restaurant Improviste. Het aperitief maakte, mocht dat nog niet gebeurd zijn, de tongen verder los én prepareerde die voor de heerlijke maaltijd die chef David Selen ons daarna voorschotelde. De werkgroep die deze gewestdag had voorbereid, kon het niet nalaten om, meteen na afloop, al een eerste algemene evaluatie te doen. Die was positief, een bilan dat ook bleek uit de vele deugddoende reacties.

 

       

 

Het is een cliché, maar ook nu hadden de afwezigen ongelijk.

 

Philip Demuynck

Secretaris afdeling Waregem



19 april 2018

Inspirerende presentaties op studiedag gewestcoördinatoren NT&C


Niet minder dan 35% van alle afdelingen van de Orde van den Prince ondersteunt projecten rond taal- en cultuurverwerving voor laaggeletterden, nieuwkomers en/of kansarmen. 30% van de afdelingen ondersteunt projecten rond taal in het hoger onderwijs, zowel op het gebied van Nederlands in het buitenland als met betrekking tot de onderwijstaal in de Nederlanden (verengelsing). Om ervaringen uit te wisselen en deze thema's inhoudelijk uit te diepen kwamen de gewestcoördinatoren NT&C op 17 maart 2018 bijeen. De presentaties van de drie gastsprekers waren zeer de moeite waard.

 

 

De presentaties en/of powerpoints van de Studiedag gewestcoördinatoren NT&C op 17 maart 2018 zijn allemaal als Word-document of Powerpoint onderaan deze pagina te vinden, net als het verslag van de bijeenkomst en een schema van alle NT&C-projecten binnen de Orde.

 

 

Hieronder vindt u alvast enkele citaten uit de presentaties.

 

"Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. Ik wil hier vandaag een pleidooi houden voor een goed doordachte omgang met onze culturele identiteit en taalidentiteit en tegen een cultuurrelativistisch kosmopolitisme."

 

“Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt. Een samenleving die zichzelf verloochent, heeft nieuwkomers niets te bieden.” (Ludo Beheydt citeert hier met instemming Paul Scheffer, Nederlands publicist, hoogleraar en partij-ideoloog van de PvdA.)

 

"Het is een uitdaging voor het onderwijs van de toekomst om ook in de komende decennia een alternatief te bieden voor de met flarden internet bij elkaar geknutselde identiteiten die nu jammer genoeg de leegte van een generatie jongeren dreigen te vullen. Dat alternatief zal twee uitgangspunten moeten hebben: 1. de onvoorwaardelijke acceptatie van de superdiversiteit en 2. het vrijmoedig uitspreken van het geloof in de waarde van de eigen Nederlandse taal en cultuur."

 

"Het voorstel van het Vlaamse Gemeenschapsonderwijs om kinderen toe te laten om een andere taal dan het Nederlands in de klas te spreken is een symptoom van een ongepast cultuurrelativisme."

 

"Voor heel wat beroepen is juist een uitstekende beheersing van de moedertaal een eerste vereiste: in het openbaar bestuur, de rechtspraak, de medische wereld, de media, de politiek, het onderwijs, enzovoorts. Als het hoger onderwijs die maatschappelijk meerwaarde van kwaliteitsvorming in de moedertaal verwaarloost, wordt dan niet die notoire sociale kloof gecreëerd tussen de Engelstalige elite en de moedertaalsprekende rest van de maatschappij? Tussen de ‘haves’ en de ‘have-nots”: zij die wel het Engels beheersen en de jammerlijke heffe des volks die daarvan ontriefd is. "

 

"Het Standaardnederlands moet de lingua franca zijn als beleidstaal, cultuurtaal en onderwijstaal. Dat is een voorwaarde voor een dynamische cultuur in Nederland en Vlaanderen."

 

Ludo Beheydt, emeritus professor Nederlandse Taalkunde aan de Université Catholique de Louvain en lid van de afdeling Leuven in zijn presentatie 'Het spanningsveld tussen superdiversiteit en culturele identiteit en de gevolgen voor taalgebruik in lager onderwijs, middelbaar onderwijs en hoger onderwijs en buitenlandse neerlandistiek'.

 

-------- 

 

"In zo'n 150 universiteiten in zo'n 40 landen geven 600 docenten Nederlands als vreemde taal aan zo'n 150.000 studenten. In honderden instellingen van niet-universitair niveau geven zo'n 6.000 leraren Nederlands als vreemde taal aan zo'n 400.000 leerlingen."

 

"De onderwijstaal in het hoger onderwijs in Vlaanderen is Nederlands, tenzij het vak een andere taal betreft of de anderstaligheid duidelijk meerwaarde heeft voor studenten, het afnemende veld of de functionaliteit van de opleiding. Het maximum aantal anderstalige bacheloropleiding is 6%, bij masteropleiding is dat 35%. Het maximumpercentage voor anderstalige vakken in Nederlandstalige opleidingen is bij bachelors 18,33 % en bij masters 50%."

 

 

Argumenten voor verengelsing:

  • Internationalisering van onderwijs en wetenschap is een meerwaarde voor studenten en het hoger onderwijs.
  • Een lingua franca bevordert delen en overbrengen van kennis.
  • Verengelsing is positief en zelfs noodzakelijk voor de instroom van talentvolle buitenlandse studenten en professoren.
  • Confrontatie met andere talen en culturen werkt verrijkend.
  • Meer studenten betekent meer inkomsten voor hogeronderwijsinstellingen.
  • De arbeidsmarkt is in toenemende mate internationaal georiënteerd.
  • Verengelsing is een troef in de concurrentie tussen de universiteiten onderling.

 

Argumenten tegen verengelsing:

  • De kwaliteit van de kennisoverdracht vermindert.
  • Verengelsing gaat in tegen de democratisering van het hoger onderwijs.
  • Verengelsing zal een duale maatschappij creëren (elite versus 'plebs').
  • Verengelsing veroorzaakt verschraling van het Nederlands als wetenschapstaal.
  • Verengelsing zal een watervaleffect hebben op het secundair en lager onderwijs.
  • Nederlands is noodzakelijk voor het werkveld dat nog altijd hoofdzakelijk Nederlands als voertaal heeft.
  • Verengelsing gaat tegen het Europese principe van meertaligheid en eenheid in verscheidenheid.
  • Zorg voor de taal en cultuur is een maatschappelijke taak voor het hoger onderwijs.

 

 

"De zestiende eeuwse wiskundige en natuurkundige Simon Stevin vond het Nederlands geschikt voor kennisoverdracht. Hij bedacht woorden als evenaar, evenwijdig, loodrecht, scheikunde, wiskunde en wijsbegeerte. Zo kreeg het Nederlands eigen wetenschappelijke woorden, waar andere Europese talen leenwoorden gebruiken."

 

An De Moor, voorzitter vzw 11-Daagse Vlaanderen Europa, taalbeleidscoördinator in hogescholen en universiteiten in Nederland en Vlaanderen, bestuurder De Brakke Grond Amsterdam en lid van de afdeling Gent I in haar presentatie 'Verengelsing van het hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten) in Vlaanderen en Nederland'.

 

--------

 

"Zowat 15% van de bevolking in Nl en Vl is laaggeletterd. Er is een kloof tussen hoog- en laagopgeleiden. Laaggeletterden zijn uitgesloten van sociale deelname aan de maatschappij. Wie problemen heeft met lezen en schrijven, heeft problemen met werk en werkloosheid, problemen met zijn/haar sociale omgeving, krijgt vaak te maken uitsluiting, heeft vaker gezondheidsproblemen en is vaker een kost aan de maatschappij."

 

"Getuigenis van een asielzoeker: Met de fiets reed ik van het asielcentrum naar Lier voor de avondles in het CVO, maar nadien was er geen sneetje brood meer te krijgen… De moeite die ik deed om Nederlands te leren kon op geen enkele empathie rekenen bij het personeel van het asielcentrum."

 

"Asielzoekers zijn niet zomaar alleen mensen die wachten op papieren… Het zijn mensen die noodgedwongen uit hun eigen wereld zijn gerukt en vaak gebukt gaan onder stress en verdriet. Velen hebben have en goed achtergelaten en missen hun gezin en familie. De kwaliteit van de inburgeringscursussen en van het aanleren van onze taal zal erop vooruitgaan als we deze achtergrond er mee een plaats in geven."

 

“Getuigenis van een asielzoeker: De leerkracht sprak ons de hele tijd aan met de intonatie van een kleuterjuf. De meesten onder ons spraken vrij goed Engels, waarom dan niet meteen gezegd: een boom = a tree? Natuurlijk kan niet iedereen op dezelfde manier worden behandeld, maar een minimum aan differentiatie zou wonderen doen. We worden allemaal over dezelfde kam geschoren. Als analfabeten! Choquerend vond ik dat! Zelfs als je niet kunt lezen of schrijven, je bent toch een volwassen mens en geen kleuter?"

 

"Wie in Nederland niet op tijd klaar is met inburgeren krijgt een boete. De boete is lager voor wie de inburgeringscursus deed op een goedgekeurde school. "

 

Jan Geens, voormalig directeur Internationalisering bij de Vlaamse Hogescholenraad, oud-directeur van het huidige Thomas More Hogeschool in Mechelen en lid van de afdeling Keerbergen in zijn presentatie 'De inspanningen die door verschillende instanties worden ondernomen om nieuwkomers thuis te brengen in het leren en hanteren van de Nederlandse taal zowel in Vlaanderen als in Nederland'.

 

 

 

 

 

 

 

Bijlagen:

- Verslag van de studiedag.

- De overzichtslijst met alle NT&C projecten.

- De speech van Ludo Beheydt.

- De powerpointpresentatie van Ludo Beheydt.

- De presentatie van An De Moor.

- De presentatie van Jan Geens.




Documenten


19 april 2018

Tears from heaven: gedichten, beelden, tekst en muziek


Het was een soms bijna adembenemende muzikaal-literair-poëtische herdenking van het einde van de Eerste Wereldoorlog. Plaats van handeling: het zonovergoten Hulst in Zeeuws-Vlaanderen, één van de grensregio’s van het toentertijd neutrale Nederland. Gedichten, beelden, tekst en muziek kwamen samen. De naam Tears from heaven bleek goed gekozen te zijn.

 

 

Zeeuws-Vlaanderen fungeerde na het uitbreken van de Grote Oorlog in 1914 als eerste halteplaats voor honderdduizenden Belgische vluchtelingen. Een speciale gedenkplaat aan de muur van het stadhuis van Hulst, recentelijk geschonken door afdelingen van het gewest Oost- en Zeeuws-Vlaanderen van de OvdP, evoqueert de lotgevallen van deze vluchtelingen.


   Afdelingsvoorzitter Theo Mattheeuws heet de aanwezigen welkom.

 

Groote Oorlog

 

De Groote Oorlog rukte alle staatkundige-, sociale- en economische verbanden in West- en Oost-Europa wreed uiteen. De enorme gevolgen zijn nu nog altijd merkbaar en voelbaar. Of zoals Luc Devoldere, de eloquente hoofdredacteur van Ons Erfdeel dit tijdsgewricht tijdens Tears from heaven heeft ingekaderd: “In 1914 marcheerde de bloem van de Europese naties, slaapwandelend en /of fataal struikelend, maar in elk geval euforisch de oorlog in die niemand en iedereen had gewild. In de modder van de loopgraven kwamen de ontnuchtering en de wanhoop snel. Toch dronk men op alle fronten de bittere beker van plichtsbesef en fatalisme tot op de bodem. Toen de rook optrok en de kanonnen zwegen, telde Europa zijn illusies bij elkaar op, kwam Dada uit de loopgraven gekropen en begon men aan de bouw van kerkhoven, monumenten en herinneringen.”

 


Hoofdredacteur Luc Devoldere van Ons Erfdeel zet uiteen hoe de Eerste Wereldoorlog Europa getekend heeft.

 

Hoop bieten

 

Zo’n plaats van herinnering kan ook een slordige hoop bieten zijn. Via een grote geprojecteerde foto voerden ceremoniemeesters Pol van de Vijver en Antoine Haers de aanwezigen mee naar de groene bietenvelden in de Westhoek waar boeren vrijwel dagelijks nog op talloze overblijfselen van WO1-oorlogstuig stoten. Dodelijke artefacten die nog altijd slachtoffers vergen.

 

 

Vlaamse dichters

 

De ochtend van zondag 15 april 2018 beitelden in de beschutting van het protestantse kerkje in Hulst veelal Vlaamse dichters en auteurs intergenerationeel hun eigensoortige beelden uit met betrekking tot de verschrikkingen van deze wereldbrand. Beelden die ’s middags doorrolden in de klankrijke samenspraak van het Zeeuws kamerorkest Ty met de Cantorij van de Basiliek in Hulst, gevangen in het unieke concert Tears from Heaven. Het vormde, mede gedrenkt in de hedendaagse thematiek van memorie-activiteiten WOI, een waardige afsluiting van de muzikale herdenkingen die in 2014 zijn aangevangen. Toen werd in dezelfde basiliek ‘The Armed Mann - a Mass for Peace’ van de componist Karl Jenkins uitgevoerd. Beide opvoeringen zijn gedirigeerd door Anton de Kort, lid van de OvdP-afdeling Hulst.

 

Ook woord

 

Niet alleen muziek, ook woord, taal en poëzie kunnen bijdragen aan het vertolken van Tears from Heaven-thematiek als rouw, afscheid en eenzaamheid. Deze gevoelens zijn - samen met het thema hoop - in deze tijd meer dan ooit relevant en/of herkenbaar. Zowel bij jong als oud en bij mensen van alle gezindten en herkomst. Met deze afwegingen in gedachten groeide in 2017 de wens vanuit het gewest Oost- en Zeeuws-Vlaanderen actief bij te kunnen dragen door middel van een grensoverschrijdend poëzie-evenement. De afdeling Hulst was dan ook samen met Heerlykheid Bevere, Land van Waas en Dendermonde I en II verantwoordelijk voor dit initiatief, dat verder is geschraagd door het cluster van Meetjesland, Gent I en II en Schelde-Leie. Mede tegen die achtergrond verwelkomde het gewest Oost- en Zeeuws-Vlaanderen die zondagmorgen meer dan honderd leden voor een speciaal OvdP-programma.

 


De al veelvuldig gelauwerde dichteres Charlotte van den Broeck.

 

Gelauwerde dichteres

 

In de basiliek waren 's middags zelfs bijna 500 aanwezigen, die allen de kernthema’s rouw, verdriet en hoop ingetogen omarmden. Thema’s die in de twee intieme kerken verder zijn ingekleurd, onder andere door de jonge maar al veelvuldig gelauwerde dichteres Charlotte van den Broeck. De lange complexe en pakkende woordenstroom van Charlotte, het ongemodificeerde DNA van de levenskunst, baande in Hulst een weg voor het narratief en de lyriek van de andere voordrachtkunstenaars. Patricia Goemaere, Marjolein Metsers (gedichten van Vasalis namens de OvdP-afdeling Heerlen), Jan Vantoortelboom, Tine Ruysschaert, Roel Richelieu van Londersele en Piet Chielens (videoboodschap) voerden - welluidend en in separate composities - de toehoorders mee in een eigensoortige getijdenstroom van verstilde emoties, die ongetwijfeld nog lang na blijven zinderen. Dit alles muzikaal verfijnd omlijst door Vagantenkost, een muzikaal duo dat bestaat uit de harpiste Anna Clijsen en de gitarist Peter Clijsen.

 

Horreur

 

Maar hoe zich de horreur herinneren? De Engelse dichter Ivor Gurney wist al in 1917 in een Schots hospitaal hoe dit moet:

 

 

 

Memory, let all slip

 

Memory let all slip save what is sweet

Of Ypres plains.

Keep only autumn sunlight and the fleet

Clouds after rains.

 

Blue sky and mellow distances softly blue;

These only hold.

Lest I my panged grave shall share with you.

Else dead. Else cold.

 

 

In de vertaling van Luc Devoldere:

 

 

Geheugen, laat alles los

 

Geheugen, laat alles los behalve wat zoet is

Van Iepers velden.

Hou alleen de zon in de herfst over en de vloot

Wolken na de regen.

 

Blauwe lucht en zacht getinte blauwige verte

Hou alleen deze vast

Anders moet ik mijn knagend graf met je delen

Anders dood. Anders koud.

 

 

 

Geïnteresseerde lezers kunnen desgewenst fragmenten van deze bijeenkomst terugkijken en/of beluisteren via de Facebookpagina van Orde van den Prince Hulst, waar bijna twintig korte en langere video's te vinden zijn. OvdP-leden, aanwezig bij de poëzie-bijeenkomst van 15 april 2018 in Hulst, krijgen binnenkort een e-boekje toegestuurd waarin alle voordrachten zijn gebundeld.

 

Frank Lafort

Afdeling Hulst



18 april 2018

Enthousiaste presentatie kinderboeken van de afdeling Curaçao


In de vorige PrincEzine schreef voorzitster Gerry Lendering van de afdeling Curaçao een artikel over de kinderboeken die de afdeling had laten maken om de taalontwikkeling van de kinderen op het eiland te stimuleren. Vorige maand was de officiële presentatie. Gewestpresident Schelde-Dommel Mia Lodewijckx was aanwezig en doet zeer enthousiast verslag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


De enthousiaste gewestpresident Schelde-Dommel  
Mia Lodewijckx (helemaal rechts).  

 

Bij de officiële boekvoorstelling van de kinderboeken 'Juny i Gerald ku fakansi' en ' Juny en Gerald op vakantie' was een groot aantal genodigden aanwezig: kinderen, familie, kennissen, collega's, taalkundigen, onderwijskundigen, sponsoren, leden van de afdeling, de Curaçaose minister van onderwijs, docenten Nederlands, schrijvers, acteurs en daarnaast nog vele genodigden uit de culturele wereld en het bedrijfsleven. Het kindermuseum van Curaçao was helemaal gevuld.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Secretaris Frans heiligers heet de aanwezigen welkom.          

 

Getuige

 

Ik was bevoorrechte getuige van de boekvoorstelling en ik ben nog steeds onder de indruk van de enorme participatie van de leden van de afdeling, van hun toewijding, hun creativiteit en hun volharding. Hoe mooi was de locatie aangekleed door de Prince-afdeling! Onmiddellijk klopte mijn hart wat sneller toen ik, tussen de bomen, heel centraal, de Princevlag zag hangen, zo authentiek en zo puur, ontdaan van formele franjes, eenvoudig getuigend van wat ons Genootschap betekent (en schoon, want gewassen en gestreken door de voorzitster).

 

Kinderen

 

Frans Heiligers, secretaris van de afdeling, zette in het welkomstwoord onmiddellijk de juiste toon met de aanhef 'lieve kinderen'. De talrijk aanwezige kinderen kregen dan ook de hoofdrol op de boekvoorstelling. Alle andere aanwezigen, waaronder gezagsdragers en sponsoren, begrepen allemaal met een milde glimlach waar het echt om ging.

 

Totstandkoming

 

Afdelingsvoorzitter Gerry Lendering vertelde, met grote passie, over de totstandkoming van het boek. Over het schrijfproces met de leden van de afdeling, over de illustraties door en voor kinderen, over de doelstellingen en over wat er met de twee kinderboeken ging gebeuren. Hoe meer ze vertelde, hoe groter de bewondering van de toehoorders. Vreugde, verdriet en verbondenheid omringden haar verhaal. En hoe stil kan een publiek zijn als de medewerkers aan het boek worden genoemd, die tijdens het schrijfproces overleden zijn.

 

   Afdelingsvoorzitter Gerry Lendering vertelt over de totstandkoming van de kinderboeken.

 

Boekfragmenten

 

Gerry wist beter dan wie dan ook voor wie de hoofdrol was weggelegd en ze gaf dan ook vol enthousiasme het woord aan de kinderen. Gabriella en Shaydee lazen boekfragmenten voor in het Nederlands en het Papiamentu. Alle kinderen zaten bij hen, en luisterden aandachtig. En boven de kinderen hing de vlag van de Orde, als een canvas, misschien ooit ook als een baken, dat hun toekomst richting geeft.

 


De kinderen worden stukken uit de boeken voorgelezen.

 

NT&C

 

Na het voorlezen mocht ikzelf enkele woorden richten tot de genodigden. Met veel genoegen sprak ik over de doelstellingen van de Orde en vooral over NT&C. Op vraag van de afdeling stond ik ook even stil bij het belang van meertaligheid. Daarnaast opstapjes naar belangstelling voor taal in het algemeen, naar flexibiliteit van de geest, naar respect voor andere culturen en naar een verdraagzame samenleving.

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewestpresident Schelde-Dommel Mia Lodewijckx over  
de Orde, NT&C en meertaligheid.  

 

Buurvrouw broodtrommel

 

Wat een verfrissing bracht Buurvrouw broodtrommel daarna, met haar koningsblauwe rubberen laarsjes aan en een roze strohoed op haar hoofd. Onmiddellijk veroverde ze het hart van de kinderen en speelde ze in op een verhaal uit het boek, over winnen en verliezen. En vooraleer de kinderen spelend het bos introkken, zongen we samen met hen een liedje, iedereen zong mee, ook de minister!

 


Buurvrouw broodtrommel over winnen en verliezen.

 

Plechtig

 

Het was een plechtig moment toen alle schrijvers op het podium geroepen werden, samen met de minister, de illustratoren, de sponsoren en de directeur van het Kindermuseum. Iedereen kreeg het kinderboek aangeboden en zag de schoonheid ervan. En hoe ontzettend trots waren we toen we op de achterzijde lazen: 'Uitgegeven door Orde van den Prince, afdeling Curaçao'.

 

   
Minister van Onderwijs Alcalá-Wallé (rechts) bedankt alle betrokkenen en vooral de zeven schrijvers van de verhalen.

 

Minister

 

Minister van Onderwijs Alcalá-Wallé dankte allen die aan het NT&C-project hebben meegewerkt en met name de zeven schrijvers van de verhalen Guy Cozijns, Sidney Joubert, Diana Lebacs, Eric de Brabander, Margreet Joubert, Henri Burgers en Gerry Lendering. Penningmeester Fred Rabeling van de afdeling gaf een kort financieel overzicht en bedankte ook alle sponsoren, waaronder de Taalunie, het Prins Bernhard Cultuurfonds Caribisch Gebied en de Orde van den Prince. Op het einde van het officiële gedeelte kreeg Gerry Lendering, meer dan verdiend, een prachtig boeket bloemen, een uiting van waardering voor haar ijver, haar enthousiasme en haar toewijding. Zonder haar, als spil van het project, waren de twee kinderboeken er nooit gekomen.

 


Illustrator Joy Kloppenburg wordt geprezen voor de prachtige illustraties, die zij met Naomi Noort maakte.

 


Schrijver Eric de Brabander krijgt de poster van de illustraties van zijn Bonaire-verhalen.

 

 

Feest

 

En dan was het feest! Borrelen, hapjes proeven, genieten van de swingende muziek van een live orkestje, aangename gesprekken voeren, boeken kopen, boeken laten signeren, ... Wat een avond! Toen de genodigden naar huis gingen, hielpen alle leden opruimen. Ook dan voelde je de verbondenheid, de oprechtheid, de amicitia, die zo sterk aanwezig was en is in de afdeling Curaçao. Het unieke NT&C-project reikt veel verder nog dan de krachtige taal- en cultuurdoelstellingen.

 


 

 

TV-journaal

 

Het hele eiland was 's avonds, via het TV-journaal, op de hoogte van het kinderboek en de voorstelling ervan. Men zag mooie beelden van de kinderen, de auteurs, de minister en... van de vlag van de Orde.

Dit kinderboekenproject zal afdelingen hopelijk inspireren om nieuwe NT&C-projecten tot stand te laten komen, met veel ledenparticipatie, verbondenheid en resultaat. Zo zullen de doelstellingen van ons Genootschap waargemaakt worden in creatieve projecten met concrete gevolgen over de hele wereld!

 

Hoe een klein eiland groot kan zijn, dat hebben we mogen ervaren en dat wil ik delen om te inspireren! Danki, y mashi mashi pabien, afdeling Curaçao.

 

Een zeer dankbare en trotse gewestpresident Schelde-Dommel (of had je dat nog niet gemerkt?).

 

Mia Lodewijckx

Gewestpresident Schelde-Dommel

 


Penningmeester Fred Rabeling verkoopt boeken. Hier aan Ronald Severing, medelid van de afdeling.

 

 

Of leden van de Orde de boeken kunnen kopen? Natuurlijk! Je kan eruit voorlezen en kinderen kunnen ze zelf ook lezen. Er komt zeker nog een praktische mededeling hierover.



18 april 2018

Het zondagprogramma van de ALD


 

 

De Algemene Ledendag vindt plaats in Ede, op de Veluwe en aan het stroomgebied van de Rijn. Na een zaterdag over laaggeletterdheid, taalverwerving en alfabetisering zou het zonde zijn op zondag niet ook nog van het prachtige Gelderland, voortgekomen uit het Hertogdom Gelre, te gaan genieten. De organisatoren hebben alvast wat tips over natuur, cultuur en kunst op een rijtje gezet en helpen de bezoekers op zondag 7 oktober graag verder op weg.

 

 

Slag om Arnhem

 

Op de Ginkelse heide, op een steenworp afstand van Congrescentrum 'de Reehorst', vonden de geallieerde luchtlandingen plaats waarmee in de Tweede Wereldoorlog de slag om Arnhem begon. Het vernieuwde Airborne Museum te Oosterbeek, het voormalige hoofdkwartier van de geallieerden tijdens de slag om Arnhem, houdt de herinnering hieraan levend. Ook zonder dit historische besef is de Ginkelse heide een prachtige plek voor een heerlijke herfstwandeling. Er zijn uitgezette wandelroutes.

De gemeente Ede heeft tijdens de Eerste Wereldoorlog trouwens ruim 5300 Belgische vluchtelingen opgevangen in een speciaal gebouwd centrum op de Ginkelse heide. Een bescheiden monument herinnert daar nog aan.

 

De Hoge Veluwe

 

        

 

Een klassieker is de combinatie van het Nationaal Park De Hoge Veluwe met het Kröller Müllermuseum in Otterlo, midden in het natuurgebied. Het gaat hier om enerzijds het grootste Nationale Park van Nederland en anderzijds om een wereldberoemde verzameling werken van Vincent van Gogh en van vele 20e-eeuwse Nederlandse en gerenommeerde buitenlandse schilders. De beeldentuin herbergt een topcollectie van moderne kunstenaars.

 

Openluchtmuseum

 

 

In het Openluchtmuseum te Arnhem kunt U op een inspirerende wijze kennis maken (eventueel hernieuwd) met de cultuur van de gewone Nederlander. Recent is daar de Canon van de Nederlandse geschiedenis aan toegevoegd, in een moderne presentatie. Deze Canon beoogt een aanvulling te zijn op het verhaal over de geschiedenis van Nederland dat te zien is in het Rijksmuseum te Amsterdam. Willem van Oranje is daar natuurlijk ook aanwezig. Onze gezamenlijke geschiedenis komt ook ruimschoots aan de orde.

 

 

Het Depot

In één van de voormalige gebouwen van de Wageningen Universiteit is nu 'Het Depot' gevestigd. In wisselende presentaties zijn daar beeldhouwwerken te bewonderen die allemaal (vaak op zeer bijzondere wijze) verwijzen naar het menselijk lichaam. Het gebouw ligt niet alleen midden in een prachtig arboretum, dat voorheen in beheer was bij de Wageningen Universiteit en vrij toegankelijk is, maar ook in het bijzondere overgangsgebied van het Veluwemassief naar het stroomgebied van de Rijn.

 

                 

 

Nadere informatie

 

Over het verkrijgen van toegangsbewijzen voor Nationaal Park De Hoge Veluwe en het Openluchtmuseum vindt U te zijner tijd nadere informatie op de website van de Algemene Ledendag. Het Depot is gratis toegankelijk. Er zullen op deze drie locaties leden van de Orde van den Prince aanwezig zijn om U welkom te heten, informatie te geven en de weg te wijzen.

 

Architectuur

 

Voor wie wat langer in Ede en omgeving wil blijven, is vooral voor liefhebbers van moderne architectuur Arnhem zeer aan te bevelen. Toparchitecten hebben de stad een metamorfose doen ondergaan. In korte tijd is er een futuristisch ogend station gebouwd. Het Rozet (van hetzelfde architectenbureau als het MAS te Antwerpen) heeft een belangrijke architectuurprijs gewonnen en biedt onderdak aan veel culturele instellingen. Musis Sacrum geeft een zeer modern onderdak aan Het Gelders orkest. Filmhuis Focus heeft een nieuw onderkomen aan de voormalige markt (nu omgedoopt tot het Audrey Hepburnplein). Al deze parels liggen in het stroomgebied van de historische Jansbeek, die voor een groot deel weer bovengronds door de stad loopt. U kent Arnhem niet meer terug!

 

Peter Manders

Voorzitter afdeling Arnhem



14 maart 2018

Eenders & Anders: Afrikaans-Nederlandse lespakket vir Afrikaans in Afrika


Wie van de leden van de Orde van den Prince wist dat het Nederlands tot 1984 een officiële taal in Zuid-Afrika was? Hoe zit het met het Afrikaans in Zuid-Afrika, in het verleden en het heden? Wat doet de Orde in Zuid-Afrika om de banden met Nederland en Vlaanderen aan te halen en hoe ondersteunen afdelingen in de Lage Landen dat streven? Lees hierover een achtergrondartikel dat is opgesteld door de afdeling Kaap de Goede Hoop. In het Afrikaans. En ja, dat is een stuk makkelijker dan het lijkt.

 

In 1652 sit die Nederlandse taal voet aan wal aan die suiderpunt van Afrika toe ’n handjievol Nederlandse skepelinge in opdrag van die V.O.C. (Vereenighde Oostindische g’octrooijeerde Compagnie) aan die Kaap de Goede Hoop ’n “rendezvous en sterckte” kom vestig wat mettertyd sou uitgroei tot ’n kolonie. Tot in die twintigste eeu is Nederlands as kultuurtaal gebruik in Suid-Afrika, later sy aan sy met Afrikaans, die algemene omgangstaal wat deur kontak met die ander tale aan die Kaap ontstaan het. Tot so onlangs as 1984 was Nederlands nog een van die amptelike tale van Suid-Afrika, en tot sowat dertig jaar gelede was dit nog deel van die skoolvak Afrikaans Eerste Taal in die hoërskool, waarna dit uitgefaseer is.

 

Ontstaansgeskiedenis

 

SASNEV, die Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland en Vlaandere, het sy oorsprong in die testament van die Nederlandse mynmagnaat Ebel Hero Ebels (1897-1976), iemand wat Suid-Afrika sy tuiste gemaak het. SASNEV ontstaan in 1997 uit Ebels se erflating en is die tuiste van kulturele gemeenskaplikheid tussen Suid-Afrika, Nederland en Vlaandere.

In onlangse jare, ná die einde van apartheid in 1994, is daar toenemend belangstelling in die (her)verkenning van Afrikaanse en Nederlandse taal- en kultuurbande. Dit het by SASNEV die besef laat ontstaan dat ʼn goed saamgestelde lespakket hieroor ʼn uiters waardevolle bydrae sou kon maak, en hierdie besef, op sy beurt, het gelei tot die ontstaan van Eenders & Anders, ’n Afrikaans-Nederlandse lespakket vir moedertaalsprekers van Afrikaans.

 

 

Doelgroep

 

Toe met navorsing hiervoor begin is, was die eerste gedagte dat die pakket op eerstejaarstudente aan universiteite gemik moet word, omdat dit in daardie stadium slegs op universiteit was dat studente formeel met die Nederlandse taal en letterkunde kennis kon maak. SASNEV het dus met studente en dosente aan Suid-Afrikaanse universiteite begin konsulteer, asook met buitelandse taal- en opvoedkundiges, waaronder ook lede van die Orde van den Prince. Gou het die sentrum egter besef dat die lespakket se doelgroep hoërskoolleerders moet wees en nie universiteitstudente nie. Veral omdat daar die afgelope dertig jaar geen Nederlands op skool was nie, het die deur vir die Nederlandse taal op skoolvlak stadigaan begin toegaan. Dit het duidelik geword dat daar ’n veel groter rendement op belegging sou wees indien Suid-Afrikaanse jongmense reeds op ’n veel vroeër leeftyd met die Nederlandse taal en letterkunde in aanraking gebring kon word.

 

Skool en klaskamer

 

Met dié nuwe insigte verskuif die fokus toe weg van die universiteit en lesinglokaal na die skool en klaskamer, met inagneming van die feit dat die materiaal en aanbiedingswyse sou moes voldoen aan die vereistes van die amptelik neergelegde onderwyskurrikulum.

In Suid-Afrika is die skoolsisteem effens anders as in Nederland en Vlaandere. Graad 7 is die finale klas van die laerskool en is vergelykbaar met die 'brugklas' in Nederland. In die Suid-Afrikaanse laerskool is daar drie fases: Grondslagfase (Gr. 1 – 3); Intermediêre fase (Gr. 4 – 6) en Senior Fase (Gr. 7). In Suid-Afrika het die hoërskool (in Nederland word verwys na die 'middelbare skool') vyf leerjare (Gr. 8 – 12), terwyl Nederland ses het.

 

Doel en temas

 

Eenders & Anders het ten doel om Suid-Afrikaanse leerders wat Afrikaans as huistaal neem aan die Nederlandse en Vlaamse taal, kultuur en letterkunde bekend te stel. Enersyds word op ooreenkomste gelet – dinge wat in Suid-Afrika, Nederland en België (Vlaandere) dieselfde is. Andersyds word ondersoek in watter opsigte dié lande en tale van mekaar verskil. Eenders & Anders is ’n reeks lespakkette vir graad 6 tot graad 11. Vir elke graad is daar ’n relevante tema, ’n leerderboek en ’n onderwysersgids wat saam ’n pakket uitmaak. Die hele reeks bestaan dus uit 12 boeke.

 

Graad 6 (vergelykbaar met groep 8): Aangename kennis! – Prettig met je kennis te maken!

Graad 7 (laaste jaar laerskool, vergelykbaar met die “brugklas”): Koningskos – Een koningsmaal

Graad 8 (1e jaar middelbare skool): Ridders en rolmodelle – Ridders en rolmodellen

Graad 9 (2e jaar middelbare skool): Fietsry – Fietsen

Graad 10 (3e jaar middelbare skool): Kampeer – Kamperen

Graad 11 (4e jaar middelbare skool): Sprokie vir ’n stadskind – Sprookje voor een stadskind

 

Dit is dus met groot genoegdoening dat SASNEV in Januarie 2018, nadat Nederlands sowat dertig jaar lank heeltemal afwesig was uit Suid-Afrikaanse skole, die heel eerste Afrikaans-Nederlandse lespakket vir skole in Suid-Afrika van stapel kon stuur.

 

Bestuur en finansies

 

SASNEV is ’n private nieregeringsorganisasie sonder winsoogmerk wat die Nederlands-Vlaamse taal en kultuur op ’n permanente, deurlopende grondslag in Suid-Afrika bevorder. Die sentrum se betrokkenheid by die Nederlandse taal is nie maar net ’n Wes-Kaapse verskynsel nie – dit blyk uit onder meer SASNEV se jaarlikse nasionale boektoer en die landwye bekendstelling van die lespakkette. Die organisasies wat tans finansieel tot SASNEV bydra, is die oprigter van SASNEV, die Willem de Zwijger-stichting, en die Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland, hoof-finansier van SASNEV se projekte. Die ander enkele grootste bydraer tot SASNEV se projekte is die Orde van den Prince, wat sedert 2011 elke jaar die lespakketprojek finansieel ondersteun het.

Oor die afgelope twintig jaar het die bystand van beide stigtings hierbo genoem bygedra tot ’n groot uitstraling van die 'Nederlandse' ruimte in en ver buite die Kaapse hoofkwartier van die organisasie. SASNEV is vandag, ná meer as twintig jaar, ’n onmisbare spilpunt van Nederlands-Vlaamse en ook Afrikaanse kulturele aktiwiteite.

 

30 miljoen

 

Eenders & Anders het ons geleer dat Afrikaans die moedertaal is van 7 miljoen Suid-Afrikaners. Nederlands is die taal van ongeveer 17 miljoen Nederlanders in Nederland en sowat 6 miljoen Vlaminge in België. Dus is ons altesaam 30 miljoen mense wat almal mekaar so min of meer verstaan. Die uitwissselingsmoontlikhede in hierdie taalgemeenskap is onbeperk – en ook grootliks onontgin.

’n Interessante bonus is die 'kwartetspel' wat as deel van die pakkette ontwikkel is. ’n Stel volkleurkaarte wat by die onderwysersgidse vir graad 6 tot 8 ingesluit is, word gebruik vir ’n tipies Hollandse kaartspel wat die leerders op ’n prettige manier aan Nederland en België bekend stel.

 

Drietalige webwerf

 

Die drietalige webwerf (Afrikaans, Nederlands en Engels) www.lespakket.co.za is spesiaal vir die lespakket ontwikkel. Hier kan besonderhede oor die ontstaan en inhoud van die lespakkette gevind word en kan ook bestellings geplaas word.

Die omvangryke taak om die lespakkette landwyd bekend te stel lê nou voor. Op streekvlak is skole en vennote oor die afgelope sewe jaar geïdentifiseer om saam met SASNEV hierdie groot taak aan te pak.

 


Die bekendstelling van Eenders & Anders op die jaarlikse Woordfees van die Universiteit van Stellenbosch. Jan Mutton (voorsitter SASNEV), Eureka Barnard (direkteur SASNEV), Elmari Rautenbach (hoof US Woordfees Skrywersprogram), Marieta Nel (skrywer Eenders & Anders), Bonnie Horbach (konsulgeneraal Nederland), Carla Lang (eindredakteur Eenders & Anders) en Nicol Stassen (hoofdirekteur Protea Boekhuis).

 

 

Orde van den Prince

 

Die Orde van den Prince befonds sedert 2011 SASNEV se lespakketprojek. Oor ʼn periode van sewe jaar – dus, tydens die kritieke ontwikkelingsfase – het ʼn konstante finansiële bydrae van die Orde dit vir die sentrum moontlik gemaak om die projek op koers te hou nieteenstaande potensieel problematiese verwikkelinge soos die verskuiwing in doelgroep en die verandering van uitgewer. Dié steun het SASNEV in staat gestel om nou, in 2018, een van die innoverendste taalverruimingsinisiatiewe in ʼn lang tyd vir Afrikaans en ook Nederlands in Suid-Afrika te loods.

Uit erkenning vir hierdie onvoorwaardelike steun is die logo van die Orde van den Prince aangebring op al die lespakkette en alle publisiteitsmateriaal. Hierdie steun aan SASNEV deur die Orde, asook die ondersteuning van die lede wat hulle tyd vir proeflees beskikbaar gestel het, bewys dat dit inderdaad vir die Orde gaan om die uitdra van die sleutelbegrippe 'amicitia' (vriendskap) en 'tolerantia' (verdraagsaamheid). Sonder hierdie vriendskap en verdraagsaamheid van die Orde van den Prince, soos betoon deur sy bestuurstrukture en lede-netwerke oor ʼn hele aantal jare heen, sou dié mooi eindproduk nie moontlik gewees het nie. Gratias vobis ago!

 

Eureka Barnard

 

 

Opgedra aan Guido Dutry vir sy versiendheid

 

 

 

Eureka Barnard

 

Is die bestuurshoof en projekbestuurder van die Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland en Vlaandere (SASNEV) in Pinelands, Kaapstad. Voordat sy betrokke geraak het by die sentrum was sy reeds jare lank werksaam as kultuurpraktisyn in verskeie staats- en ander kultuur- en erfenisstrukture in die Wes-Kaapprovinsie. Sy verwerf in 2003 aan die Universiteit van Stellenbosch Suid-Afrika haar meestersgraad, wat handel oor die Volksboukunde van Swellendam en omgewing. Sy is lid van die Orde afdeling Kaap de Goede Hoop.

 

Bronne

https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlands_in_Zuid-Afrika

http://voertaal.nu/kaapse-sentrum-n-kulturele-tuiste-vir-die-nederlandse-taal-en-letterkunde-suid-afrika/



14 maart 2018

Betere taalontwikkeling kinderen Curaçao door een kinderboek van de Orde


De afdeling Curaçao heeft een kinderboek met verhalen laten schrijven door leden van de Orde. Het is verschenen in het Nederlands en in het Papiaments. Het doel: de taalontwikkeling van Curaçaose kinderen ondersteunen en stimuleren. Daarnaast kunnen de kinderen zich door de verhalen ook verbazen over de cultuurverschillen tussen Curaçao en Nederland.

 

     

 

De ontwikkeling van taal bij onze jeugd en jongeren vormt een belangrijke pijler voor de afdeling Curaçao van de Orde van den Prince. In 2012 en 2013 hebben we schrijfwedstrijden voor 15-jarigen georganiseerd en een gedichtenwedstrijd voor eindexamenkandidaten havo/vwo van twee scholen. Daarna ontstond het plan voor een boek. Een kinderboek. Een ambitieus plan, maar het proberen waard, dacht ik, met zoveel schrijvers en verhalenvertellers bij onze Orde. En in ieder geval allemaal kindervrienden.

 

Doel

 

Het 'project kinderboek' had en heeft als doel het ondersteunen en stimuleren van de taalontwikkeling van Curaçaose kinderen. Het middel: een boek uitgeven in twee talen, het Nederlands en het Papiaments. Beide talen zijn instructietalen tijdens het funderend onderwijs op Curaçao en verplichte eindexamenvakken in het secundair onderwijs. Bovendien zijn het op Curaçao allebei officiële talen. De boeken bevatten twaalf hoofdstukken met actuele verhalen. Ze laten de culturen van Curaçao en van Nederland zien door de ogen van twee jongens van tien jaar. Juny, die op Curaçao woont en Gerald, die er op vakantie komt. Gerald is vanuit Curaçao naar Nederland verhuisd, toen hij vier jaar oud was.


Avontuur

 

De 9 tot 12-jarigen voor wie de boeken 'Juny en Gerald op vakantie' en 'Juny i Gerald ku fakansi' bestemd zijn, gaan met de jongens op avontuur en verbazen zich met hen over de cultuurverschillen tussen beide landen. Ze worden meegevoerd naar de geschiedenis van Curaçao en Bonaire, beleven spel- en sportavonturen en genieten van de wonderschone natuur boven- en onder water. De boeken zijn overigens ook uitstekend geschikt om te worden voorgelezen aan kinderen vanaf zeven jaar.

 

Eigen leden

 

De verhalen zijn in het Nederlands geschreven door onze eigen leden, onder wie enkele gerenommeerde schrijvers: Eric de Brabander, Henri Burgers, Guy Cozijns, Margreet Joubert, Sidney Joubert, Els Langenfeld, Diana Lebacs, Gerry Lendering en Rudy Valter. Eric de Brabander heeft de verhalen afgeschreven van Els Langenfeld en Rudy Valter, die allebei helaas tijdens het project overleden. Eric droeg ook zorg voor de aansluiting van de diverse onderwerpen in de hoofdstukken. Daarna werden de hoofdstukken vertaald door Lucille Berry-Haseth en Sidney Joubert. En toen kwamen de uitgebreide correctierondes…

 

Illustraties

 

De illustraties bij de teksten zijn gemaakt door getalenteerde schoolmeisjes, Naomi Noort en Joy Kloppenburg. De procedure was: de verhalen bespreken, toepasselijke beelden bedenken, beslissen over de techniek en de kleuren en dan aan de slag. Ze zijn er ruim een jaar mee bezig geweest. De bijdrage van deze illustraties aan de boeken is enorm. Onze grafische vormgever Irving Schenker heeft prachtig werk verzet om de verhalen en illustraties zodanig in elkaar te passen, dat het geheel werkelijk schitterend is. Hij heeft daarbij ook zorg gedragen voor de uitvoering van de kleuradviezen van ons voormalig lid, Marie Lou Schoenmakers.

 

Geschonken

 

Van de twee maal 1250 boeken die gedrukt zijn, wordt het overgrote deel geschonken aan dertig scholen van het funderend onderwijs. Toegevoegd worden enkele lesbrieven, die samengesteld zijn door Christa Weijer (medelid en onze coördinator met de Taalunie) en mijzelf. Na de paasvakantie zullen de leden van de Orde de boeken gaan bezorgen op de scholen. Jeugdcentra, bibliotheken en het Children’s Museum Curaçao ontvangen ook exemplaren. De boeken zijn daarnaast te koop in lokale boekhandels en het Children’s Museum.

 

Waardering

 

Ik heb enorme waardering voor eenieder, die zijn medewerking, kennis en tijd heeft verleend aan deze buitengewone uitdaging: schrijvers, vertalers, correctoren, illustratoren en de vormgever. Onze penningmeester Fred Rabeling heeft als financieel expert op zeer deskundig wijze zorg gedragen voor de sponsoring. Het vertrouwen en de bijdragen van onze sponsoren heeft ons gesteund en gemotiveerd om het project deskundig en volwaardig af te ronden.

 

Aanbieding

 

De feestelijke aanbieding van de boeken vindt plaats op 16 maart 2018 in het kleurrijke en uitdagende Children’s Museum Curaçao. Een boekaanbieding met een kinderprogramma. De prachtige kroon op ons werk! Aanwezig is onze zeer gewaardeerde en betrokken gewestpresident Mia Lodewijckx en haar echtgenoot Marc. Daar zijn we trots op. Later in het jaar 2018 hopen we de boeken aan te kunnen aanbieden aan de Orde van den Prince, de Taalunie en het Curaçaohuis in Nederland.

 

 

Gerry E.F. Lendering-Hermsen

Voorzitter en Secretaris NT&C afdeling Curaçao



14 maart 2018

Gewestlezing Leeuwarden: in het spoor van de taal en de Oranje Nassaus


 
De Oranjezaal in het oude stadhuis van Leeuwarden.

 

Terwijl half Friesland op de schaatsen stond of met de griep in bed lag, kwamen Ordeleden met hun gasten (en dus potentiële leden) begin maart bijeen voor een kleurrijke lezing. Het onderwerp: het ontstaan van de Nederlandse taal, het Fries en de dialecten. Spreker was schrijver en taalkundige Wim Daniëls. Hoe word je taalontmaskeraar?

 

 

 

Voor de lezing konden de aanwezigen, waaronder namens het DB vicepresident Jan Weierink en zijn echtgenote, als echte lettervreters hun tanden zetten in een talig taartje.

 

   

 

 

 

 

 

De liefde van Wim Daniëls (1954, Aarle-Rixtel) voor taal begon bij de paardenbloem. Als hoofd konijnenvoerplukker moest hij vroeger elke dag ertschalle plukken, met wortel en al. Dat woord fascineerde hem, maar wanneer hij zijn vader naar de herkomst vroeg zei deze: 'Dat weet ik niet, jongen, pluk ze nou maar gewoon.' Toch bleef hij naar de betekenis van het woord zoeken. Aarde en gal (vanwege de bittere smaak misschien)? Aardgal? Omdat hij eentalig opgevoed was - thuis spraken ze het dialect van Aarle-Rixtel - kwam hij er pas veel later achter dat ertschalle paardenbloemen waren. Op zijn vijftiende ontdekte hij dat alle woorden een masker op hebben, ze komen altijd ergens vandaan. Vanaf dat moment wist wat hij wilde: de taal gaan ontmaskeren. Dat doet hij nog steeds.

 

Het schrift

 

De spraak is ongeveer 100.000 jaar oud, maar schrijven is een veel jongere bezigheid, ongeveer 7.000 jaar oud. Het begon met tekens in kleitabletten en in rotsen. Omdat 90% van de mensheid rechtshandig is, was het schrift van rechts naar links. Later, bij het schrijven met inkt, heeft men de schrijfrichting omgedraaid, omdat de inkt anders te veel ging vlekken. Aanvankelijk gebruikte men alleen hoofdletters. Er werd veel overgeschreven, dat was echt monnikenwerk! Bij hoofdletters moest de veer telkens opgetild worden. Om sneller te kunnen schrijven werd de kleine letter bedacht, waardoor de veer minder vaak van het papier hoefde te worden gehaald. Monniken zijn voor de ontwikkeling van het schrift heel belangrijk geweest.

 

Vanuit haar lijst hield Maria Louise Van Hessen Kassel (1688-1765) een oogje in het zeil. Marijke Muoi (Tante Marijke), zoals ze liefkozend werd genoemd, is van grote betekenis geweest voor de dynastie van de Oranjes. Alle huidige regerende vorsten in Europa zijn afstammelingen van haar en haar man, stadhouder Johan Willem Friso, prins van Oranje.

 

 

Spellen

 

Het Nederlands kent 40 klanken, maar we hebben maar 22 letters ter beschikking. Daarom is spellen zo moeilijk. Neem bijvoorbeeld de 'e', deze kan uitgesproken worden als é, è en eh, terwijl het dezelfde letter is. Het Fries en de dialecten zijn veel klankrijker dan het Nederlands. Zodra migratie opkomt, verdwijnt de beschermwal van het dialect. Sinds de jaren '50 en '60 trekken steeds meer mensen weg van hun geboorteplaats en komen anderen het dialectgebied binnen. Dialect is niet bestand tegen migratie. Hetzelfde geldt voor de Friese taal.

 

 

    
            Standbeeld van Stadhouder Willem Lodewijk van Nassau (1560-1620), oftewel 'Us Heit'.

 

 

Keramiekmuseum Princessehof

 

Onder de gidsende leiding van enkele Ordeleden liepen we na de lezing door het historische centrum van de Culturele Hoofdstad 2018 naar het Princessehof. In deze recent verbouwde voormalige residentie van Maria Louise van Hessen Kassel is te zien dat keramiek van alle tijden is. Het internationaal gerenommeerde museum bezit, naast de grootste verzameling Chinees porselein in Nederland, een belangrijke collectie Art Nouveau en Art Déco. Hedendaagse keramiek neemt eveneens een prominente plaats in, getuige de huidige tentoonstelling In Motion. Er is zoveel moois te zien, te veel voor een uur. De rondleiding is dan ook meer bedoeld als inleiding en verleiding om snel terug te komen.

 

        
    Peacock 2 Bouke de Vries 2014.              17e eeuwse bloemenhouder.

 

Diner

 

We sluiten de middag af in het Stadhouderlijk Hof, tot 1971 in het bezit van de Koninklijke familie, nu een hotel-restaurant. Het diner wordt afgewisseld met een presentatie van kunsthistorica Rita Radetzky over de betekenis van deze historische plek in relatie tot de Oranje Nassaus.

 

De Nassauzaal van het Stadhouderlijk Hof.

 

 

Nannie Nanning, afdeling Friesland



14 maart 2018

Taal voor allemaal in de praktijk: inzameling kinderboeken op de ALD


 

 

Het thema voor de Algemene Ledendag 2018 is 'Taal voor allemaal'. Met dat onderwerp zijn ze in Oost-Nederland, waar de ALD doorgaat, al langer bezig. In Apeldoorn zamelen ze bijvoorbeeld al jaren kinderboeken in om die weg te geven aan mensen met een laag inkomen. Alle bezoekers aan de ALD kunnen aan deze actie bijdragen: neem kinderboeken die thuis niet meer worden gelezen mee naar Ede en geef ze op die manier een tweede leven.

 

Er zijn tegenwoordig, ondanks de aantrekkende economie, nog steeds heel wat gezinnen die met moeite de eindjes aan elkaar kunnen knopen. Op de website www.voedselbanken.nl is in gegevens van het CBS te lezen dat het bij huishoudens met een (langdurig) laag inkomen vooral gaat om gezinnen met kinderen. Stelt u zich eens voor dat u uw (klein)kinderen niet zou kunnen voorlezen omdat er eenvoudigweg geen boeken in huis zijn…

 

Budget

 

Het spreekt vanzelf dat er bij deze gezinnen in het budget weinig tot geen ruimte is om kinderboeken te kopen. Natuurlijk zijn er voor jongeren tot zestien jaar gratis bibliotheekabonnementen en kan er geleend worden in de schoolmediatheek, maar voor kinderen kan het heerlijk zijn een eigen boek in handen te hebben. Bovendien hoeven ouders zich dan geen zorgen te maken om eventuele boetes vanwege te laat ingeleverde of verloren geraakte boeken.

 

Kledingbank

 

Het belang van lezen voor de taalontwikkeling en de sociale ontwikkeling van kinderen hoeft geen betoog. Vandaar dat de afdeling Apeldoorn een project is gestart om kinder- en jeugdboeken te verspreiden via een kledingbank (een initiatief waarvan met name arme gezinnen gebruik maken, vergelijkbaar met de voedselbank). Kinderen die met hun ouder(s) bij de kledingbank komen, mogen een boek meenemen uit de boekenkasten.

 

Verstoffen

 

Het gaat hier om kinder- en jeugdboeken die nog in goede staat zijn, maar die in boekenkasten of in dozen op zolder verstoffen, omdat de lezertjes ze 'uit' hebben of ze ontgroeid zijn. De afdeling Apeldoorn van de Orde van den Prince benadert een à twee keer per jaar één van de scholen in de gemeente en organiseert in samenwerking met de leerkrachten een inzamelactie. Op deze wijze hebben al zo’n 4000 boeken hun weg gevonden naar nieuwe lezers.

 

Taalontwikkeling

 

Kortom: met een relatief eenvoudige en weinig arbeidsintensieve actie wordt een bijdrage geleverd aan de taalontwikkeling van kinderen uit gezinnen die langdurig moeten leven van een laag inkomen. U kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen hoe blij kinderen zijn als ze zomaar een boek mogen uitkiezen, meenemen en houden!

 

Algemene Ledendag

 

Wellicht hebt u ook een of meer kinder-of jeugdboeken die liggen te wachten op een nieuwe lezer? Brengt u ze vooral mee op onze Algemene Ledendag in Ede, 6 en 7 oktober 2018. Voor een inzamelpunt zal worden gezorgd. Taal voor allemaal in de praktijk!

 

Annemarie Doornbos, gewestcoördinator NT&C gewest Oost–Nederland

 



15 februari 2018

Fel debat in Apeldoorn


"Biologische producten zijn gezonder dan producten zonder een dergelijk keurmerk." "Iedere jongere moet alvorens te stemmen een voldoende halen voor een toets die zijn kennis van de Nederlandse politiek meet." Het was over dit soort stellingen dat teams van vier middelbare scholen debatteerden op de inmiddels vierde debatwedstrijd die de afdeling Apeldoorn in het gemeentehuis organiseerde.

 

In de volle raadzaal namen de vier teams het in vier rondes tegen elkaar op. Na het eerste juryoordeel volgde een slotronde voor de twee finalisten. De leerlingen hadden zich onder leiding van hun coaches en desgewenst een raadslid kunnen voorbereiden op de stellingen. Maar wie moest wat verdedigen tegen wie? Dat werd pas op de avond zelf bepaald, door loting. Er werd fel gedebatteerd. De jury beoordeelde de logica en de relevantie van de argumenten, de structuur van de opbouw- en verweerbeurten en de strategie van de verschillende teams. Het publiek reageerde vooral op de presentatie, waarbij met name de humor scoorde.

 

 

Slotronde

 

In de slotronde bestreden titelverdediger Jacobus Fruytier S.G. en het Christelijk Lyceum elkaar. Het debat ging over de ter plaatse door het publiek gekozen – en dus door de leerlingen niet voorbereide – stelling ‘De steeds grotere bedragen die in het betaald voetbal omgaan, verpesten de sportiviteit’. Het leek een nauwelijks te weerleggen stelling: de voorstanders van de Fruytier S.G. brachten bijvoorbeeld het kopen van hele clubs, matchfixing en doping naar voren. Maar de leerlingen van het Lyceum kwamen met verrassende tegenargumenten. Ze wezen onder meer op de wet van vraag en aanbod, de voorbeeldfunctie van goedbetaalde spelers en de bijdragen van deze spelers aan de clubs van hun jeugd.

 

Zware taak

 

De jury, bestaande uit Fred de Graaf (oud-burgemeester van Apeldoorn, lid Eerste Kamer en Ordelid), Hans van der Perk (advocaat en Ordelid) en Arjen Oudbier (raadslid), had een zware taak vanwege de argumentatie, de sterke interrupties en de overtuigende presentatie van beide teams. Na rijp beraad wezen de juryleden het team van het Christelijk Lyceum als winnaar aan, met in dat team ook de beste individuele debater van de avond, Stein Nelemans.

 

               

 

Tolerantia

 

Het verdedigen van een opgelegd standpunt brengt begrip voor andere meningen – tolerantie – met zich mee. Het is mooi om te ervaren hoe scholieren in een vriendschappelijke ambiance kritisch denken, overtuigend spreken en aandachtig luisteren. Dat zij graag deelnemen aan dit door de Orde georganiseerde evenement blijkt wel uit hun enthousiasme en uit het feit dat ze zich meteen na afloop aanmeldden voor de debatwedstrijd van volgend jaar.

 

Annemarie Doornbos

Afdeling Apeldoorn

 

 

Foto’s: Charles Teerlink, afdeling Apeldoorn



15 februari 2018

Borstbeeld Willem I aan Universiteit Gent geschonken


 

 

 

Naar aanleiding van het 200-jarige jubileum van de Universiteit Gent heeft het gewest Oost- en Zeeuws Vlaanderen een borstbeeld van Willem I geschonken aan de universiteit. Willem I stichtte in 1817 zowel de toenmalige Rijksuniversiteit Gent als de Rijksuniversiteit Luik. Waarom schonk de Orde een borstbeeld?

 

 

 

Er is een Princegeschiedenis verbonden aan dit borstbeeld. In oktober 2015 organiseerde het gewest Oost- en Zeeuws Vlaanderen de Algemene Ledendag  te Gent met als thema 'Willem I. Koning van Noord en Zuid'. 2015 was immers de tweehonderdste verjaardag van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In het programma werd de betekenis van Willem I belicht voor het onderwijs en de havenuitbouw in de Gentse regio. Tevens kwam de actuele Nederlands-Vlaamse samenwerking aan bod.

 

Icoon Algemene Ledendag

 

Het organisatiecomité had toen zijn oog laten vallen op een mooi bronzen borstbeeld van de hand van de Nederlandse kunstenares Ellen Wolff. De kunstenares gaf het beeld in bruikleen en het stond als een icoon mooi opgesteld, zowel in de opera als in de aula, waar de academische zittingen en de feestelijke evenementen plaats vonden. In de aula werden de deelnemers aan de ALD ontvangen door de toenmalige rector Anne de Paepe, die een lezing hield met als titel: 'Universiteit Gent toen en nu'.

 


 

De onthulling van het borstbeeld door voormalig rector Anne De Paepe,
rector Rik Van de Walle en Orde-President Godelieve Laureys.

 

Royaal jubileumgeschenk

 

Nadien werd het plan opgevat door het gewest Oost- en Zeeuws Vlaanderen om het borstbeeld aan te kopen en aan de Universiteit Gent te schenken ter ere van haar 200-jarig jubileum. De Universiteit Gent heeft  een luisterrijk moment uitgekozen voor de overhandiging van het beeld. Het werd op 21 december onthuld op het slotevenement U4U van het jubileumjaar 2017. Bij die gelegenheid hield gewestpresident Jan de Waele een warme toespraak, waarin hij de Orde van den Prince voor een aandachtig luisterend auditorium karakteriseerde. In zijn dankwoord bracht rector Rik van de Walle hulde aan dit initiatief en drukte hij zijn waardering uit voor de Orde van den Prince. Hij beklemtoonde de maatschappelijke betrokkenheid van de universiteit en stelde dat Willem I in die zin een lichtend voorbeeld was geweest.

 

 


President Godelieve Laureys, prorector Universitair Gent Anne de Paepe, kunstenares Ellen Wolff en Johan Beke, secretaris Gent I bij de installatie van het borstbeeld in de aula.

 

 

 

Nis in de aula

 

Enkele weken later kreeg het beeld zijn definitieve plaats in een nis in de aula van de Gentse universiteit. Daar zal het beeld continu, als band met het verleden, de aandacht vestigen op het ontstaan en de wordingsgeschiedenis van de universiteit. De plaquette werd aangebracht in het bijzijn van de kunstenares en de prorector. Het gewest Oost- en Zeeuws Vlaanderen zette daarmee als het ware de kroon op het werk, letterlijk en figuurlijk.

 

Jan de Waele, gewestpresident Oost– en Zeeuws-Vlaanderen

Godelieve Laureys, President

 

Luc Taerwe, voorzitter Gent 1, Jan de Waele, gewestpresident Oost- en Zeeuws-Vlaanderen, Godelieve Laureys, President, Germaan van Verdeghem, voormalig gewestpresident en Ivo Verhaeghe, voorzitter organisatiecomité Algemene Ledendag 2015.

 

 

 

Foto's: Marie-Claire Van der Donckt en Hilde Christiaens (UGent)



09 februari 2018

Inhoudelijk voorproefje over ALD 2018: de impact van laaggeletterdheid


 

 

 

Laaggeletterdheid, waarom is dat niet alleen een probleem voor de mensen die het betreft, maar voor ons allemaal? Maurice de Greef, verbonden aan de Universiteit Maastricht, gastprofessor Leereffecten laagopgeleiden en laaggeletterden aan de Vrije Universiteit Brussel en één van de hoofdsprekers op de Algemene Ledendag 2018, geeft in een kort wetenschappelijk stuk alvast een begin van een antwoord op die vraag.

 

Volgens het CBS (2014a) kent Nederland nog steeds een groot percentage inwoners dat uitgesloten is van sociale deelname aan de samenleving, te weten 15%. Dit zijn mensen die in de meeste gevallen niet kunnen meedoen aan activiteiten, werk, maar ook minder contacten hebben in hun eigen omgeving. Volgens Bijl et al. (2011) komt het probleem van sociale ongelijkheid door het verschil in opleiding. Het verschil in opleidingsniveau veroorzaakt namelijk een kloof tussen hoog- en laagopgeleiden.

 

Werkloosheidscijfers

 

Dit effect zien we ook terug in onze werkloosheidscijfers. Volgens het CBS (2014b) is circa 77% van de werklozen laag- of middelbaar opgeleid. Een bijkomend probleem van mensen die sociale uitsluiting of uitsluiting van de arbeidsmarkt ervaren, is dat deze mensen onder andere de taal vaak niet voldoende meester zijn. Investeren in laaggeletterdheid voor deze laag- en middelbaar opgeleiden zou deze problematiek en de bijbehorende kosten kunnen tegengaan. Laaggeletterdheid heeft een impact op alle levensdomeinen en zorgt ervoor, dat inwoners beperkingen ervaren.

 

Zware ongevallen

 

Men heeft allereerst weinig tot geen toegang tot de arbeidsmarkt. Het taalprobleem is volgens Lindhout (2009) de oorzaak van 10% van de zware ongevallen in de sector van de procesindustrie. De vaardigheden van de werknemers komen dan niet tegemoet aan de eisen van hun baan en de werknemers kunnen de gevraagde werkprestaties in de specifieke werksetting dus niet leveren (Burnaby en Hart, 2001). Onderzoek bevestigt dit en laat zien, dat hoe beter de mate van geletterdheid op de werkvloer is, hoe geschikter men voor de baan is (Li en Hung, 2010).

 

Zelfstandig

 

Ook de huidige ‘participatiesamenleving’ veronderstelt dat er een sociale infrastructuur moet zijn, waarbij burgers zelfstandig kunnen zorgen voor hun bijdrage aan de lokale samenleving. Als men activiteiten in de wijk moet organiseren, moet men in gesprek met partners, dingen noteren en uitwerken en vervolgens regelen. Mensen die problemen hebben met lezen en schrijven ondervinden hierdoor veel hinder om deze activiteiten op te zetten en een bijdrage voor de lokale samenleving te leveren.

 

Gezondheidszorgkosten

 

PWC (2013) geeft ten derde aan dat doordat mensen laaggeletterd zijn er jaarlijks zo’n 127 miljoen euro aan kosten op gezondheidszorg te verwachten zijn. Van der Heide en Rademakers (2015) bevestigen dit beeld door aan te geven dat laaggeletterden onder andere vaker gebruik maken van huisartsenzorg en ziekenhuiszorg. Daarnaast blijkt dat laaggeletterden minder adequaat hun medicijnen innemen en dat ze onder andere boodschappen van de gezondheidszorg en labels van medicijnen slechter kunnen interpreteren (Berkman et al., 2011). Ook blijkt laaggeletterdheid samen te hangen met diverse gezondheidsrisico’s.

 

Het niet goed kunnen lezen en/of schrijven kan gevolgen hebben op verschillende levensdomeinen en ervoor zorgen, dat mensen (deels) worden uitgesloten van deelname aan de samenleving. Als we krachten op deze verschillende levensdomeinen kunnen bundelen en stakeholders uit de arbeids-, zorg-, onderwijs- en welzijnssector intensief laten samenwerken om mensen ook op latere leeftijd onze taal eigen te maken, krijgen ook laaggeletterde mensen weer kansen om deel te nemen aan de samenleving.

 

Dr. Maurice de Greef

 

 

Referenties

 

Berkman, N.D., Sheridan, S.L., Donahue, K.E., Halpern, D.J. & Crotty, K. (2011). Low Health Literacy and Health Outcomes: An Updated Systematic Review. Annals of Internal Medicine 155 (2), p. 97 – 107.

 

Bijl, R., Boelhouwer, J., Cloïn, M. & Pommer, E. (2011). De sociale staat van Nederland 2011. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

 

Burnaby, B. & Hart, D. (2001). Workplace Literacy Problems: Triangulating on Potential Hot Spots. Canadian Journal of Administrative Sciences 18 (3), p. 204 - 220.

 

CBS. (2014a). Nederland presteert bovengemiddeld op thema’s Europa 2020. 07-06-2014. <http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/eu/publicaties/archief/2014/2014-4058-wm.htm>.

 

CBS. (2014b). Beroepsbevolking; Geslacht en Leeftijd. 07-06-2014. <http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71738NED&D1=22,26&D2=0&D3=0&D4=a&D5=31,36,41,46,51,60,65,l&HD=140304-1009&HDR=T,G4&STB=G2,G1,G3>.

 

Li, C-K. & Hung, C-H. (2010). An examination of the mediating role of person-job fit in relations between information literacy and work outcomes. Journal of Workplace Learning, Vol. 22(5), p. 306 - 318.

 

Lindhout, P. (2009). Taalproblemen bij BRZO- en ARIE bedrijven, een onderschat gevaar? Enschede: Gildeprint.

 

PWC. (2013). Laaggeletterdheid in Nederland kent aanzienlijke maatschappelijke kosten. Aangeboden voor publicatie. Amsterdam: PWC.

 

Van der Heide, I & Rademakers, J. (2015). Laaggeletterdheid en Gezondheid. NIVEL: Utrecht.

 

 

 

De ALD wordt georganiseerd op zaterdag 6 en zondag 7 oktober 2018 in Ede (Gelderland). Op zaterdag is het thema: 'Taal voor allemaal: over taalverwerving en alfabetisering'. Zondag is er de mogelijkheid te ontdekken wat Gelderland op het gebied van natuur, kunst en cultuur te bieden heeft. Op veler verzoek zullen er die dag ook gezamenlijke activiteiten worden georganiseerd.


 



19 januari 2018

In memoriam oud-President Karel Van den Bossche


Op 3 december 2017 overleed dr. Iuris Karel Van den Bossche (1933) in zijn mooie Sint-Amands aan de Schelde. Thuis en omringd door zijn dierbaren. Hij was voorzitter van de Prince-afdeling Mechelen van 1967 tot 1970 en President van de Orde van 1972 tot 1975.  "Meulens moalen mit gain wind dei veurbie is." Een Gronings gezegde. Molens malen niet met de wind die voorbij is: maak van de gelegenheid gebruik wanneer ze zich voordoet.

 

Karel Van den Bossche kreeg zijn overtuigende plaats in de geschiedenis van onze Orde dankzij zijn zeggings- en dadenkracht. Hij ving veel wind. Dat had te maken met zijn persoonlijkheid, maar ook met zijn familiegeschiedenis. De goede windvang van Sint-Amands, maakte het dorp aan de Schelde al van in de vroege middeleeuwen bijzonder geschikt voor de bouw van windmolens.

 

Maaldersfamilie

 

In 1909 verhuisde de maaldersfamilie Van den Bossche van Opdorp naar Sint-Amands en nam haar intrek in de Scheldemolen, een graanmolen uit 1780. De familie bouwde in 1932 de bloemmaalderij uit tot de NV. Scheldemolens. Door onder meer de industriële en technologische evolutie verdween de NV. Scheldemolens, maar de zaakvoerder (en later bestuurder van grote concerns in de wereld van bloem) Karel Van den Bossche bouwde er in 1975 zijn Molenmuseum. Als eerste bekeek hij de molen niet louter als een object in het landschap. De molen was een verbindingsteken van sociale, economische en culturele vooruitgang en ontwikkeling. Deze visie resulteerde in het begrip 'molinologie': het onderzoek van de molen als werktuig om natuurlijke energie – duurzame energie – te gebruiken voor praktische doeleinden en het uitdragen van de vergaarde kennis daarover.

 

Molinologie

 

Sinds 2016 bouwt het Vlaams Centrum voor Molinologie dit thema verder uit: ‘De Molen, herkenbaar in onderzoeksvelden’. Karel Van den Bossche ontving voor zijn baanbrekend werk in 2008 de Oorkonde en Professor Eric Suyprijs. De jury loofde hem voor het uitdragen van het culturele erfgoed in Vlaanderen. De bekroning met het  31e Jozef Weyns-eremerk in 2014 – een Vlaamse onderscheiding voor iemand die zich op vlak van heemkunde uitzonderlijk verdienstelijk maakt – betekende een erkenning voor zijn tomeloze inzet via talrijke publicaties en tal van activiteiten in heemkundige verenigingen en organisaties. Van 1977 tot 2017 was hij bestuurslid van Molenzorg Vlaanderen en medestichter en voorzitter van Molenforum Vlaanderen vzw 2008-2015. Dankzij zijn vaardigheden als doctor in de rechten, bekleedde hij tal van nationale, Europese en internationale functies.

 

Orde

 

Vanuit zijn interesse voor zowel cultuur als voor Vlaanderen kwam hij als vanzelfsprekend in contact met de Orde van den Prince. Hij werd een gewaardeerd lid van de afdeling Mechelen en voorzitter van 1967 tot 1970. Ook op het hoogste niveau van de Orde toonde Karel Van den Bossche tijdens zijn presidentschap van 1972 tot 1975 de wilskracht om de Nederlandse cultuur te beleven en uit te dragen. Al in 1970 ontpopte hij zich als een vurig verdediger en pleitbezorger van de neerlandistiek-gedachte. Dat was een vorm van het ‘naar buiten treden van de Orde’, door het peterschap van een Prince-afdeling over een buitenlands leerstoel neerlandistiek te promoten.

 

Werkgroep neerlandistiek

Tijdens zijn presidentschap kwam er een werkgroep neerlandistiek. Die evolueerde langzaam tot een belangrijk project en een essentiële pijler van de Orde, om de doelstellingen van de Keure te realiseren. Ook kwam er onder zijn impuls in 1975 een Fonds voor Neerlandistiek, gefinancierd uit vrijwillige bijdragen van de leden. Na zijn presidentschap volgde Karel Van den Bossche in januari 1977 Marc Galle op als voorzitter van de werkgroep. Op 7 februari 1977 ontvingen de afdelingsvoorzitters de richtlijnen van de werkgroep neerlandistiek. Daarin viel vooral het dringende verzoek van de voorzitter op, om in elke afdeling een verantwoordelijke neerlandistiek aan te duiden en het beschermheerschap van een leerstoel Nederlands van een buitenlandse universiteit op zich te nemen.

 

Vriendenkringen

 

Deze gedachte zette zich in 1980 door in een ander initiatief: het oprichten van ‘vriendenkringen’ aan buitenlandse universiteiten. Door zijn toedoen kwam er in 1981 een dergelijk vriendenkring aan de Parijse Sorbonne en hij hoopte dat in Londen ook te realiseren. Op het vlak van ledenwerving en de aanwezigheid van vrouwelijke leden, nam president Karel Van den Bossche initiatieven door specifieke werkgroepen op te richten. Hij nodigde iedereen uit om na te denken over ‘wat nu precies de zin en de betekenis van de Orde is’. Zelf zei hij daarover in 1975: "De Orde is misschien een der weinige vormen van gemeenschapsleven, die er in slaagde principieel op volwassen wijze de verzuiling te doorbreken."

Ook de thema’s ‘het naar buiten treden van de Orde’ en de bezinning over het ‘eigentijdse karakter van de Orde’ hielden hem bezig. Door de snel uitbreidende Orde in Vlaanderen en de verwachte uitbouw in het buitenland, waaronder op de eerste plaats in Nederland, drong zich een grondige bestuursorganisatie op.

 

Radicale standpunten

 

President Van den Bossche formuleerde steeds rechttoe rechtaan zijn overtuiging. De soms heftige discussies en formuleringen van radicale  standpunten zorgden, wars van de tolerantiageest, voor de nodige opschudding en beroering. De Landdagrede van 1973 – vandaag is dat de Algemene Ledendag – kreeg veel aandacht. Niet zozeer omwille van de inhoud – beleidsopties in verband met de structuur en de vraag naar het wezenlijke van de Orde – dan wel door de wijze van formulering. De statutenhervorming kreeg de goedkeuring van de Algemene Raad op het einde van zijn mandaat als President.

 

Kunstveiling

 

In Mechelen toonde Karel Van den Bossche zich een gedreven Princevriend. Onder zijn bezielende leiding trad de afdeling in 1970 op een onverwachte manier naar buiten. Om het financieel noodlijdende Mechels Miniatuur Theater (MMT) te steunen en zijn artistieke toekomst veilig te stellen, organiseerde de afdeling een kunstveiling. Secretaris Alfons Michiels en penningmeester Leon Rochtus schreven de Princeleden van alle afdeling aan met het vriendelijke verzoek om kunstwerken uit hun bezit, te koop aan te bieden op de veiling. Daarnaast onderhandelde het bestuur van voorzitter Karel Van den Bossche met een waaier van kunstenaars om de te veilen collectie samen te stellen.

 

50.000 BEF

 

In het Cultureel Centrum van Mechelen vond de tentoonstelling van de kunstwerken plaats van 1 tot en met 3 december 1970. De kunstveiling zelf was op 12 december 1970. Het MMT drukte haar dankbaarheid voor deze mooie geste uit door het Princelijke gezelschap van de afdelingen Mechelen, Vilvoorde en Keerbergen te vergasten op de opvoering van ‘The Death and Resurrection of Mr. Roche’ van de Engelse schrijver Thomas F. Killroy, in een regie van Jan Materne. Na de voorstelling overhandigde Karel Van den Bossche een cheque van 50.000 BEF (1.239,- €) aan Frans Dijck, voorzitter van het MMT. Dit bedrag stemde overeen met de eerste resultaten van de veiling. Ook de firma Pauwels- Fulton schonk een cheque van 25 000 BEF (619,- €). In zijn gelegenheidstoespraak beklemtoonde voorzitter Van den Bossche dat deze kunstveiling wel degelijk een Prince-opdracht was, omdat ‘zij rechtstreeks bijdroeg tot het in stand houden van een culturele instelling die financieel bedreigd is en waarvan de waarde voor onze gemeenschap buiten discussie staat.’

 

Windvanger

 

 

Karel Van den Bossche verliet onze afdeling in de jaren negentig van vorige eeuw. Hij liet niemand onverschillig en was een windvanger. Als meestermaalder benutte hij op het juiste moment de windkracht om met zijn molen en de opbrengsten ervan het verschil te maken. Zo blijft ook voor de Orde vandaag zijn erfenis betekenisvol. Hij kreeg soms de wind van voren, maar handelde standvastig en trouw aan zijn overtuiging. De thema’s die hij op de kaart zette, blijven actueel. Meer dan ooit is de zorg en aandacht voor de Nederlandse Taal en Cultuur een van onze kerntaken. Samen met de bekommernis voor verjonging, vervrouwelijking en verbreding in amicitia en tolerantia.

 

Princevriend Herman Candries van de afdeling Mechelen en president van 1978 tot 1981, schreef zoals hij alleen dat kan, een ontroerend envoi voor Karel en voor ons:

 

    De vele vrienden in rouw

    Karel Van den Bossche

    meestermaalder

    molinoloog

    keihard

    rotsvast en trouw

    monumentale molensteen

    voor de kenner

    de meelgroeven

    orde

    onvoorwaardelijke  rechtlijnigheid

    voor de vrienden

    het innig warme meel

    van net gebroken graan

    Hij blijft bestaan ...                                                                     

 

    HC

 

 

Karel Van den Bossche zal altijd voortleven in de herinnering van de Princevrienden. We blijven zijn naam noemen.

 

Mieke Meskens

Voorzitter afdeling Mechelen

 

 

 

Noot van de redactie

 

Mieke Meskens heeft Karel Van den Bossche niet persoonlijk gekend. Zij heeft zich voor dit In memoriam gebaseerd op het volgende bronnenmateriaal:

 

www.molenmuseum.be/index.html

www.molenmuseum.be/tijdschriften/001%20molinodialoog%20maart2016.pdf

nl.wikipedia.org/wiki/Karel_Van_den_Bossche

 

Kristien Van der Wee en Edward De Maesschalck, Vlaanderen ontmoet Nederland. De geschiedenis van de Orde van den Prince, Lannoo, 2005.

 

Mieke Meskens, Van een pekton en van Maneblussers. Historie van 50 jaar ‘Orde van den Prince’ in Mechelen (1963-2013), in Frank Hellemans, Wim Hüsken en Mieke Meskens, Kroniek van 50 jaar princelijke geschiedenis in de Dijlestad, Mechelen, 2013, p. 7-35.



19 januari 2018

De culturele identiteit van Vlaanderen en Nederland in kunst en taal


De culturele identiteit van Vlaanderen en Nederland in kunst en taal

 

 

“De komende Nederlandse cultuur zal divers zijn of zal niet (meer) zijn!” Deze uitdagende woorden vuurde professor Ludo Beheydt in 2016 af in de richting van de deelnemers aan de gewestdag van de gewesten Brabant-West en -Oost. Een vaststelling die er staat. Om te kunnen spreken over 'zal zijn' is het goed om naar 'toen was het' of 'hoe het groeide' te kijken. We kunnen slechts spreken over cultuur in het algemeen en de Nederlandse cultuur in het bijzonder, wanneer we de diepere betekenis van deze woorden kennen, begrijpen en kunnen benoemen.

 

Van toen naar straks

 

Ludo Beheydt is bij uitstek dé man die ons kan meenemen naar ons historisch verleden: het verhaal van noord en zuid, van wat ons bindt en waarin we verschillen van elkaar, het verhaal van wie we zijn. Vanuit 'toen' kunnen we kijken naar 'nu', het nu trachten te begrijpen om gemotiveerd de noodzakelijke stappen naar 'morgen' te kunnen zetten. Hij is voormalig hoogleraar Civilisation néerlandaise aan de Universiteit van Louvain-la-Neuve en bijzonder hoogleraar Cultuur der Nederlanden aan de Universiteit van Amsterdam en de Rijks Universiteit Leiden. In oktober 2017 gaf hij een lezing voor de afdeling Mechelen getiteld: “De culturele identiteit van Vlaanderen en Nederland in kunst en taal”. Ludo is als geen ander thuis in dit onderwerp, getuige zijn rijke en boeiende loopbaan in de academische wereld van onderwijs en onderzoek, de talloze publicaties van zijn hand en de nationale en internationale erkenning die hij daarvoor ontving. Koning Willem-Alexander bekleedde hem in 2015 met de eretekenen van Officier in de Orde van Oranje Nassau. Als lid van de afdeling Leuven is hij een echte vriend van de Orde, die opereert onder de naam van onze 'Prince', Willem de Zwijger. Reden temeer om een artikel te wijden aan zijn lezing.

 

Moed

 

De tekst van onze Keure (“De Prince is een Orde die tot doel heeft: de studie, de beleving en de uitbouw van de Nederlandse aard in het persoons-, gezins- en gemeenschapsleven”) is, zo begon Beheydt zijn uiteenzetting, een aansporing tot moedig opkomen voor de culturele identiteit. In deze tijden van superdiversiteit is het van belang om in voortdurende interactie met de ons omringende wereld onze culturele identiteit als cultureel erfgoed te profileren. Maar wat is nu eigenlijk die 'culturele identiteit'? Volgens de Amerikaanse cultuurhistoricus Stephen Greenblatt is culturele identiteit het resultaat van culturele mobiliteit: het (voorlopige) product van de dialectiek tussen culturele behoudsgezindheid en culturele verandering. Culturele identiteit ontwikkelt zich dan ook in voortdurende interactie met culturele diversiteit. Daarbij vergt het moed om onbeschroomd voor je culturele identiteit op te komen.

 

Kernwaarden

 

Culturele identiteit steunt in hoofdzaak op drie kernwaarden: een gedeelde taal, een gedeeld verleden en een gedeelde kunst. In dit opzicht zijn er duidelijke verschillen tussen Nederland en Vlaanderen. In het noorden heeft de taal vooral gebruikswaarde terwijl zij in het zuiden veeleer een symboolwaarde kent. Historisch gezien profileren Vlamingen zichzelf sinds de 19e eeuw, door de concurrentie met het naburige Frans, steeds nadrukkelijker via hun taal. Voor de Nederlanders, de Hollanders in het bijzonder, fungeerde de zich ontwikkelende standaardtaal in de 17e eeuw als vehikel voor een ontbolsterende culturele identiteit. De hele culturele elite, niet alleen de literaire, voelde zich betrokken bij die talige onderbouwing van de eigenheid. Zo benadrukte de Amsterdamse koopmandichter Roemer Visscher de gelijkwaardigheid van het Nederlands aan de cultuurtalen bij uitstek: het Latijn, het Frans en het Italiaans. Simon Stevin verrijkte de taal met termen die de plaats innamen van begrippen die aan andere talen zijn ontleend: 'wiskunde' in plaats van mathematiek en 'middellijn' voor diameter. Niet al zijn voorstellen haalden het evenwel: 'bijl' moest het afleggen tegen 'trapezium' en in plaats van 'naelde' ging de voorkeur toch uit naar het Griekse woord 'piramide'. In Vlaanderen verhevigde dat gevoel voor de eigen taal pas in de 19e eeuw bij coryfeeën als Jan David en Jan-Frans Willems als verzet tegen de overheersing van het Frans: “Triumph! – onz’ Nederduytsche tael is van het Fransche juk onthéven,” schreef Willems in 1814.

 

Lieux de mémoire

 

In de 17e eeuw voelt het noorden de behoefte om aan zijn ontluikende culturele identiteit ook een historisch fundament te geven. De dichter Pieter Corneliszoon Hooft, drost van Muiden en zoon van de Amsterdamse burgemeester Cornelis Pietersz. Hooft, werkte van 1628 tot 1647, het jaar van zijn dood, aan zijn omvangrijke Neederlandsche histoorien, een cultureel cadeau voor de jonge natie. In het zuiden was de nieuwe staat die België heette vanaf 1830 aanleiding tot een reconstructie van de glorieuze Vlaamse middeleeuwen. Hendrik Conscience gaf de Vlamingen met zijn Leeuw van Vlaenderen in 1838 een gevoel van trots en eigenwaarde. De Franse historicus Pierre Nora betitelt dergelijke mijlpalen in de totstandkoming van een culturele identiteit als 'lieux de mémoire': plaatsen van herinnering nauw verbonden met een gedeelde geschiedenis, met gebeurtenissen, maar ook met symbolen, historische figuren (Willem van Oranje!) en organisaties zoals de Kerk of het onderwijs, die een saamhorigheidgevoel teweeg brengen in een volk.

 

En de kunst?

 

In hoeverre speelt de kunst in de vorming van een culturele identiteit een rol? Traditioneel wordt de kunst in het noorden als wezenlijk anders gezien dan die in het zuiden. Tegenover de triomfantelijke Roomse barok ontwikkelt zich in het noorden een protestantsburgerlijke kunst. Enerzijds kunnen we ten noorden van de grote rivieren niet om begrippen als 'calvinistisch' en 'memento mori' heen, terwijl zich voor de situatie in het zuiden termen als 'katholiek' en 'carpe diem' opdringen. Zo staan de weelderige praal van de levensluchtige verfkwast van Rubens tegenover het ingehouden palet van de minutieus penselende Johannes Vermeer. Ook vandaag zijn de verschillen opvallend: de bizarre sensualiteit van Berlinde De Bruyckere en Jan Fabre’s even bizarre fantasieën wijken hemelsbreed af van Henk Helmantels hyperrealisme en Jeroen Hennemans constructivisme.

 

Scheiding

 

Zowel qua geschiedenis als qua kunst zijn noord en zuid twee onderscheiden gebieden en is (of lijkt?) er geen gemeenschappelijke culturele identiteit te bestaan. Wat dan met de taal? Delen Vlaanderen en Nederland nog wel één cultuurtaal? Nederland en Vlaanderen groeien meer naar elkaar toe in de schrijftaal. In de spreektaal groeien zij allengs verder uiteen. Het groene boekje (de Woordenlijst Nederlandse Taal) en de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) normeren boven en onder de Moerdijk de standaard. Maar daartegenover vormen het Poldernederlands in het noorden en het Verkavelingsvlaams in het zuiden twee divergerende varianten in de gesproken taal. Aan de ene kant van de grens manifesteert dit zich in een klankverschuiving en -verlenging van de tweeklanken ei, ui en ou ('Laaidse maajden' in plaats van 'Leidse meiden') en in grammaticale aberraties ('hun hebben', 'hij heb'), aan de andere kant in een Brabants gekleurde tussentaal ('ik vin ekik da nie plezant meer da gijlle lacht mee ons camions en ons taskes koffie'), nieuwvormingen ('rondpunt') of woorden die, in vergelijking met het Noord-Nederlands, een andere invulling krijgen ('goesting', 'poepen').

 

Twee culturele identiteiten?

 

De Nederlandse literatuurhistorica Jacqueline Bel merkte in haar in 2015 gepubliceerde boek Bloed en rozen, het achtste deel in het nieuwe standaardwerk over de geschiedenis van de Nederlandse literatuur, op: “Het Nederlandse taalgebied is te klein om daar nog eens een scheiding in aan te brengen.” Maar denken Vlaamse auteurs daar ook zo over, vraagt Beheydt zich af. Hij laat Saskia De Coster, schrijfster van onder andere Wij en ik (2013) en Wat alleen wij horen (2015), aan het woord: “Een corrector is iemand die de Vlaamse woorden uit de tekst filtert en mij somtijds het gevoel geeft dat ik van een ander melkwegstelsel kom.” De genoemde romans verschenen bij de Nederlandse uitgeverij Prometheus – vandaar haar verzuchting. Als het gaat over een andere Nederlandse en Vlaamse cultuurtak, die van de filmkunst, zien we dat er blijkbaar behoefte is aan twee versies van hetzelfde verhaal: twee jaar nadat in Vlaanderen de film Loft op het doek verscheen, werd hiervan in 2010 een Nederlandse remake gemaakt. Omgekeerd kwam Jan Verheyen in ditzelfde jaar in Zot van A met een Vlaamse variant van de Nederlandse rolprent Alles is liefde.

 

Amicitia et tolerantia

 

Als we de zaak op de keper beschouwen, zo besloot Beheydt, valt er dus veel in te brengen tegen één gemeenschappelijke culturele identiteit voor noord en zuid. Dat er in de taal een noordelijke en een zuidelijke variant kan worden onderscheiden hoeft ons echter niet te beangstigen. Dat is wel voor meer talen het geval: het Duits, het Frans, het Italiaans… En dat er een herkenbaar cultuurverschil kan worden geconstateerd tussen Vlaanderen en Nederland hoeft niet te betekenen dat Vlaanderen en Nederland niet een gemeenschappelijke cultuurpolitiek kunnen voeren. En in de geest van de Orde concludeerde de spreker: “Het is mijn weloverwogen mening dat in het superdiverse Europa en in de vervlakkende culturele globalisering de overlevingskansen van de culturele eigenheid van de Nederlanden gedeeltelijk zullen afhangen van een gezamenlijke, in ‘amicitia et tolerantia’ gevoerde cultuurpolitiek, gebaseerd op de onbeschroomde verdediging van het Nederlands en van de Vlaamse en Nederlandse culturele identiteit.”

 

Wim Hüsken

Afdeling Mechelen



18 januari 2018

Dichterssalon Nederlands-Vlaams-Afrikaans in Tilburg


Mag je na vier keer al van een traditie spreken? Hoe dan ook: het was een markante gebeurtenis, eind vorig jaar in Tilburg. Een dichterssalon en een dichterlijke salon in het wevershuisje dat dichter en Ordelid Carina van der Walt bewoont in de oude wolstad Tilburg. Carina stamt uit Zuid-Afrika. Zij is er voor de vierde keer in geslaagd een gekend dichter uit Zuid-Afrika naar Nederland te halen om samen met enkele Nederlandse en Vlaamse dichters de gezamenlijke, maar onderling o zo verschillende taal te vieren.

   Carina van der Walt

 

Bijeen waren: René Bohnen uit Zuid-Afrika, Miriam van Hee uit België en de Nederlandse dichters Vicky Franken, winnares van de C. Buddinghprijs 2017 voor de beste debutant, Paul Meeuws, genomineerd voor diezelfde C. Buddingh-prijs en Theo Rikken, vooral vertaler van Franse poëzie. Zij gaven inzicht in de beweegredenen en achtergronden van hun werk en droegen voor uit eigen werk.

 

 

Zuid-Afrika

 

Carina nodigt elk jaar als speciale gast een dichter uit Zuid-Afrika naar haar Salon. Daarbij zoekt ze tenminste één Vlaamse en één Nederlandse dichter. Die moeten een beetje ‘passen’. Het gaat om dichters die nog niet zo bekend zijn, maar die toch ‘al enig spoor hebben achtergelaten’. De salon is niet open voor het publiek. Het is geen dichtersavond, maar vooral een werkbijeenkomst, bedoeld om de dichters met elkaar kennis te laten maken, om een sfeer te scheppen waarin ze elkaar kunnen inspireren.

 

Verwantschap
 

Carina van der Walt, zelf dichter, speelde haar rol als gastvrouw met verve. Ze stelde de dichters aan elkaar voor, ze leidde hen in en ze bleek vrijwel al het dichtwerk van haar collega’s gelezen te hebben, mede omdat ze in het werk van de verschillende dichters naar het gemeenschappelijke wilde speuren. Ze probeerde hiermee, met succes, haar gasten te verleiden om samen een poëzieslinger te maken, een keten van gedichten die een onderlinge verwantschap vertonen en die bij voorlezing samen als het ware een guirlande zouden vormen.

 

Klank/water en camera

 

Het thema dat zij koos voor dit jaar luidde ‘klank/water en camera’. Hierop gebaseerd stelde ze een lijst samen van gedichten en nodigde haar gasten uit die gedichten in een door haar bepaalde volgorde voor te dragen. De titels op het thema ‘water’ geven een voorbeeld.

 

Water:

 

     Francken:   Ik lig in de bocht van de rivier
     Bohnen :   Vanaf Mont aux Sources dieTugela
     Francken:   Van beddegoed vouw ik een vrouw
     Bohnen: ·   Waterlelie
     Van der Walt:   Hoe Eybers en Tutu kyk
     Rikken:   Canal Saint Martin
     Van Hee:   Les Gorges du Verdon

 

Tegenstelling
 

Er zijn ook contrasten. Zo is er de geografische tegenstelling: noord–zuid en de taalkundige tegenstelling Nederlands–Vlaams–Afrikaans. Ook in de thematiek zitten tegenstellingen, bijvoorbeeld tussen de maatschappelijke geëngageerdheid van René Bohnen over schaliegas versus het kleine universum van Mirjam van Hee. Al bij al was er voldoende verbondenheid en tegenstelling om een bijeenkomst te laten ontstaan waar professionaliteit, vriendschap en inspiratie ruim voorhanden zijn en groeien. En waar – last but not least – vertalingen uit voortkomen.

 

Vertalingen


Een van de doelen van de Salon is om te komen tot vertalingen van elkaars werk van en naar het Afrikaans. Een voorbeeld daarvan is het gedicht Tuisresep (thuisrecept) van de Zuid-Afrikaanse dichter Charl-Pierre Naudé, waarmee hij in 2015 meedeed aan de Salon. Dit gedicht werd spontaan door drie andere deelnemers in het Nederlands vertaald, of zo u wilt herdicht, én gepubliceerd. Tuisresep, een ode aan ma’s stoofschotel met groenten en vruchten (bobotie), verscheen in viervoud, in Awater, winter 2015.

 

Welwillendheid

 

Opvallend tijdens de bijeenkomst was de welwillendheid waarmee de dichters elkaar bejegenden. Er was geen sprake van na-ijver of elkaar vliegen afvangen. Integendeel, de dames en heren gingen op in elkaars werk en praatten lang na over ‘die heerlijke middag’ waarvoor sommigen toch van héél ver (Gent!) naar Tilburg waren gekomen. En zonder dat daar een noemenswaardige financiële vergoeding tegenover stond. De Salon in ’t Wevershuisje is in 2015 éénmaal gesponsord door de Skool vir Tale van de Noord-West Universiteit in Potchefstroom, Zuid-Afrika. Carina van der Walt gaat na deze eerste successen voor volgende gelegenheden wat kapitaalkrachtigere fondsen benaderen.

 

Oogst


Uit de oogst van 2017 moet de keuze nog gemaakt worden. Zeker is al wel dat de vertalingen zullen worden gepubliceerd. Zo wordt het resultaat van de Salon meetbaar. De dichters die uitgenodigd worden, moeten bereid zijn om aan deze opzet mee te werken. ‘Je werkt, je gaat met elkaar in gesprek en je zoekt de diepte op. Dat komt de vertalingen ook ten goede’, zegt René Bohnen, dit jaar de gast uit Zuid-Afrika. Dat is ook hard nodig, zoals blijkt uit haar onderstaande gedicht. Als ik al dacht dat ik het Afrikaans enigszins kon lezen, kwam ik nu toch bedrogen uit. Samen met de dichter ben ik in Nieu-Bethesda 2020 gedoken. Hieronder neem ik, naast het gedicht, enkele verklarende woorden op. En na het gedicht schets ik de context. Waarschijnlijk blijft er desondanks nog wat te puzzelen over. 
 

 

                                                                                                                                                                                          René Bohnen                                                                                                                                                                                                                                      

Nieu-Bethesda 2020

 

Radioaktiewe kraaie sit in klosse op Shell se torings,
hulle gekrys verdring deur bore se ra-ta-tat-tat, deur
vierhonderd tenkwaens wat druis op die ubbellaanpad.
’n Meermin se uitgestrekte handjies verweer
in die suurreën, haar bierbottel-oë bars,

 

rapat; rapat breek die watertafel. Sien is glo
protesplakkate tolbos soos orakels
oor fracking in die Oos-Karoo.

 

Moederaarde hoes ondergrondse gas, sy het gif in haar are.
Veelvermoedend blêr dragtige ooie sonder ophou in die gras.

 

Die vorige armes is nog armer, die lug is maalglas
bokant Helen se vaal jaart met krippe en kamele.
Deur die krake in Koos Malgas se gemesselde uile
glip ’n gladde tweekopakkedis. Sien is glo –
protesplakkate verbleik langs magnate se beloftes
oor fracking in die Oos-Karoo.

 

In die broeines hoog teen Kompasberg lê ’n witkruisarend
haar eerste eier – dit is grof, dit gloei in die donker.

 

René Bohnen


Voor wie er niet uitkomt:

 

tenkwaens: tankwagens
suurreën: zure regen
bierbottel-oë : bierflesbodem-ogen
bars: barsten
tolbos: tumbleweed
oor: over
hoes: hoest
are: aderen
maalglas: gruis van geslepen glas
bokant: bovenkant
jaart: tuin
krippe: kribbe
krake: scheuren
tweekopakkedis: tweekoppige hagedis
magnate: oliemagnaten
teen: tegen
lê: legt
grof: grof (van het glasgruis)

 

 

Uilenhuis

 

 

Desgevraagd legt René Bohnen uit dat in Zuid-Afrika iedereen dit gedicht begrijpt. Voor Zuid-Afrikanen zijn de beeldentuin – het ‘Uilenhuis’ – van Helen (Martins) in Nieu-Bethesda in Oost-Karoo en het werk van beeldhouwer Koos Malgas een begrip. Nieu-Bethesda was het thuis van Helen Martins (1897-1976). Ze begon met het versieren van huis en tuin met cement, glasgruis en draad. Later maakte ze beelden, geïnspireerd door de bijbel, de poëzie van Omar Khayyam en het werk van William Blake. Beeldhouwer Malgas begon in 1964 voor haar te werken en hielp haar beelden van uilen, kamelen en mensen te ontwerpen. Máár… de tuin ligt in het gebied waar Shell wil fracken, het procedé om onderaardse steenlagen met water en chemicaliën te kraken voor de winning van schaliegas. De beelden in de tuin (jaart, yard) worden vaal door het gruis dat hierbij vrijkomt. De ogen van een uil, gemaakt van bodems van bierflessen, barsten. Er kruipen hagedissen uit met twee koppen als gevolg van de giftige omgeving. En de eieren van de arend zijn zo giftig, dat ze gloeien in het donker….

 

Onverwacht vervolg
 

Een eerdere Salon heeft overigens nog een totaal andere en volstrekt onverwachte spin off te zien gegeven. In 2014 waren onder meer de dichters Willy Martin uit Vlaanderen, Emma Crebolder uit Maastricht en Van Pamelen uit Tilburg aanwezig. Nu doen dichters in hun dagelijks leven vaak ook minder poëtisch werk. Martin is ook (emeritus) hoogleraar taalkunde en hij publiceerde onlangs een boek over ‘Vak-Taal’.

Daarin publiceren Van Pamelen, die ook nog cabaretier is, en Emma Crebolder, die houdt van golf, bijdragen over respectievelijk de theatertaal en de taal van het golfspel. Carina is zeer trots op deze ontwikkeling: "Dat is toch allemaal maar mooi het gevolg van de Salon in ’t Wevershuisje!"

 

Gerard van den Heuvel

Afdeling Tilburg



17 januari 2018

Nederlandse scholen in het buitenland gered van bezuiniging


 

 

Aan welke moeilijkheden zijn de Nederlandse scholen in het buitenland, die met ingang van 2017 bijna al hun subsidies verloren, ontsnapt dankzij de hernieuwde subsidiëring per 2018? Wat kunnen afdelingen van de Orde nog steeds doen om deze scholen te ondersteunen? Een artikel van gewestpresident Buitenland Rutger Hornikx.

 

In 2015 werd bekend dat de Nederlandse scholen in het buitenland bijna geen subsidie meer zouden krijgen van de Nederlandse overheid. De subsidie voor de ruim 14.000 leerlingen ging per 1 januari 2017 terug van 400 euro per leerling naar 22 euro. Bovendien stopten het Institut Néerlandais in Parijs en de school in Londen. In Londen en Parijs werden alternatieve lessen opgezet.

 

Symposium

 

Een kleine twee jaar geleden organiseerde de Orde van den Prince een symposium met de Taalunie, de Stichting Nederlands Onderwijs Buitenland (NOB) en de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN). De grote vraag: welke mogelijkheden zijn er vanuit de Orde van den Prince om NOB-scholen en buitenlandse docentschappen te ondersteunen?

 

Artikel
 

In september 2017 publiceerde het NOB een artikel met als titel 'Zorgwekkende daling aantal Nederlandse scholen wereldwijd'. Een citaat: "Wij zien dat de rek er bij een toenemend aantal NTC-scholen uit is. Een aantal scholen is gestopt; het totale beeld is zeer verontrustend. De kracht van het Nederlandse model voor wereldwijd goed moedertaalonderwijs ligt in het diverse network van grote tot kleine scholen in zeer uiteenlopende internationale contexten. Dit netwerk brokkelt af door het wegvallen van genoemde subsidie. De kwaliteit van het onderwijs loopt steeds meer gevaar."
 

Subsidie
 

De Nederlandse minister van onderwijs Ingrid van Engelshoven maakte op 12 december 2017 tijdens een ontmoeting met haar Vlaamse collega Hilde Crevits in Brussel bekend dat met ingang van 2018 alle bij NOB aangesloten scholen weer een leerlinggebonden subsidie ontvangen, vergelijkbaar met de situatie zoals die voor afschaffing van de aanvullende subsidie was. Het kabinet trekt hier jaarlijks drie miljoen euro voor uit.

 

Buitenlandse afdelingen

 

Wat weten onze buitenlandse afdelingen over deze Nederlandse scholen in het buitenland? In het kader van de bezuinigingen vroeg ik, in overleg met de redactie van PrincEzine, aan de relevante contactpersonen van de Orde om inzake de hen bekende scholen een actuele stand van zaken te geven over hun financiën en hun voortbestaan. Het bleek op dat moment écht 'Luctor et emergo': ik worstel en kom boven. In Parijs was het moeilijk om het hoofd boven water te houden. Londen leed er (nog) niet zo onder. Luxemburg had een echt budgettair tekort. In Manhattan was het een dagelijkse strijd. Directeur Loura Zijdel: “Ik werk 70-80 uur per week aan ’t Klokhuis. Onze voormalige living room is het Klokhuiskantoor en mijn kelder en garage zijn opslag voor onze spullen.” Voor al die jaren inzet is zij in 2017 overigens geridderd in de Orde van Oranje Nassau. In Kaapstad was alleen een – welkome - cursus, geen Nederlandse school.

 

Inmiddels is de situatie door de beslissing van minister Van Engelshoven dus radicaal anders. De vraag blijft (misschien iets minder urgent dan het vorig jaar leek): wat kunnen afdelingen van de Orde van den Prince doen om deze scholen te ondersteunen? Om hier meer informatie over te geven, publiceren we hieronder de oorspronkelijke reacties van de buitenlandse afdelingen over scholen in hun stad.

 

Rutger Hornikx

Gewestpresident Buitenland

 

 

 

 

De oorspronkelijke reacties op de enquête

 

Voor de fijnproevers geven we hieronder de reacties weer zoals Rutger Hornikx die binnenkreeg als reactie op zijn enquête. Voor de goede orde: dit waren de reacties voordat de Nederlandse minister van onderwijs besloot de subsidie terug te verlenen.

 

 

Parijs: fantastisch en moeilijk

 

Lesgeven op een Nederlandse school in het buitenland is echt fantastisch. Omgaan met twee- of meertalige leerlingen is heel bijzonder en erg leuk. De Nederlandse School Parijs geeft les aan Nederlandse kinderen in Parijs. Door het wegvallen van de subsidies, en dus een klein schoolbudget, is het helaas moeilijk om het hoofd boven water te houden.

 

Toch merken wij dat ouders het belangrijk vinden en bereid zijn hun kinderen op een Nederlandse school te plaatsen. Het is erg belangrijk om een goede aansluiting te hebben bij terugkeer naar Nederland. Voor de school houdt het in dat het tarief zo laag mogelijk moet zijn. Er zijn ook veel Nederlanders die niet op expat-basis in het buitenland zijn en het onderwijs dus uit eigen zak moeten bekostigen.

 

Het is heel belangrijk om de kwaliteit van het onderwijs op niveau te houden. Aanschaf van leermiddelen zoals schoolboeken en toetsen zijn vrij prijzig. Daarbij sta je onder toezicht van Stichting NOB en komt regelmatig de inspectie langs om te zien of je aan een reeks van eisen voldoet. Helemaal mee eens maar met een klein budget is dat erg moeilijk.

 

 

 

De leerkrachten hebben een grote combigroep van verschillende jaargroepen en daarbinnen hebben leerlingen vaak ook nog verschillende niveaus. Een extra klassenassistente zou zeer welkom zijn, maar helaas is daar financieel geen ruimte voor. Activiteiten na school vallen vaak als eerste af. Het wordt vervelend om steeds maar 'vrijwillige bijdragen' aan ouders te moeten vragen. Maar bijvoorbeeld Sinterklaas en Kinderboekenweek zijn gewoon een must op een Nederlandse school in het buitenland. Uiteraard blijven wij aan Sinterklaas en de kinderboekenweek veel aandacht besteden en maken we er een leuke dag van, omdat cultuur hoog in ons vaandel staat. 

 

   

 

Fijn om te zien dat er nog zoveel leerkrachten passie tonen voor het werken op een Nederlandse school in het buitenland en met weinig middelen bergen werk verzetten. Al is het niet leuk om steeds maar te moeten horen dat er geen budget voor is zodra je iets wilt ondernemen of andere/nieuwe leermaterialen nodig hebt.

 

Het Damesakkoord uit 2016 zou weer opgeheven moeten worden. Door dit rapport en de bezuinigingsmaatregelen wordt het voor Nederlandse families in het buitenland erg moeilijk om voor hun kinderen bij terugkeer naar Nederland een goede aansluiting te vinden, maar ook voor Nederlanders die zich voorgoed of lange tijd in het buitenland gevestigd hebben. Terwijl dat vaak de eerste vraag van ouders is. Kan mijn kind weer zonder problemen terug naar zijn klasgenootjes bij wie hij/zij drie jaar geleden in de klas zat? Laten we hopen dat wij dat in de toekomst deze vraag met een volmondig 'ja' kunnen beantwoorden.

 

De Nederlandse School Parijs

Vicenta Roozendaal (via Monique den Hartog, voorzitter afdeling Parijs)

 

 

 

Londen: minder schoolgeld, meer leerlingen

 

Brit Beckers, secretaris van de afdeling Londen, heeft van acht van de tien Nederlandse scholen/Moedertaalprogramma's/NTC-locaties in de ‘regio Londen’ antwoord gekregen op haar enquête. Blijkbaar heeft het hogere schoolgeld weinig of geen invloed op het aantal leerlingen, het aantal neemt zelfs toe.


Op de vraag of het wegvallen van de subsidies en derhalve het verhogen van het lesgeld enige impact heeft gehad op de werking en het aantal studenten, hebben de meeste scholen een onverdeeld 'neen' geantwoord. Het gaat dan vooral over de onafhankelijke NTC-locaties en de een-op-een online cursus. Meer nog, de meeste scholen zijn zelfs gegroeid gedurende de laatste twee tot drie jaar. Eén school heeft zelfs nood aan nieuwe organisatorische plannen om hun groei praktisch het hoofd te kunnen bieden.

 

Toch blijven er een aantal punten die extra aandacht verdienen, zoals het toenemend aantal Internationale en Engelstalige onderwijsrichtingen (vooral in Nederland) die het beheersen van de Nederlandse taal minder belangrijk maken omdat studenten uit een internationaal milieu daar dikwijls terechtkomen bij terugkeer. Ouders hechten soms ook minder belang aan de eigen moedertaal en kiezen eerder voor integratie en het ‘spelenderwijze’ aanleren van een nieuwe taal (zoals vooral Vlamingen doen).


Voor de echte fijnproevers: hier is het uitgebreide  verslag van de enquête in Londen en omgeving te lezen.

 

 

 

Manhattan: verhoging eigen bijdrage

 

’t Klokhuis in New Jersey en New York is een school met bijna 400 leerlingen. De leerlingen zijn peuters van 2,5 jaar tot en met leerlingen van het vijfde middelbaar, maar er zijn ook volwassen leerlingen. Op deze allesomvattende naschoolse school komen de leerlingen eens per week naar bijna drie uur Nederlandse taalles.

 

 

Bij de eerste ronde van de subsidiestop – waar het eerst leek dat we helemaal geen subsidie meer zouden ontvangen – hebben we het lesgeld verhoogd met $250. De totale subsidie was ongeveer $500 per kind per jaar. Uiteindelijk bleef de subsidie in een afvloeiingsregeling en met onze verhoging en de gehalveerde subsidie van de laatste drie jaar konden we ons lesgeld op hetzelfde niveau houden. We geven les onder de rook van New York City en we betalen ongelooflijk veel geld aan huur en verzekeringen. De 35 juffen en directieleden hebben al vier jaar geen verhoging gehad. Het belangrijkste is dat we de nieuwste methodes in huis hebben en kwaliteit kunnen blijven bieden. Er zijn nog steeds sommige groepen met te weinig kinderen, maar we willen niet meer dan een dubbele gemengde groep.

 

Nu de subsidie in het geheel is vervallen, hebben we het verlies van $250 per kind per jaar voor de helft in het lesgeld verrekend. Ons lesgeld is hoog. Ik denk dat we een van de hoogste lesgelden hebben. Doordat we nu maar de helft hebben doorberekend, betekent dit een gat van $40.000. We zijn juist voor de kerst gestart met het opzetten van een Annual Fund. Tot nu toe heeft dit ons ruim $6.000 opgeleverd, dus het begin is er, maar moeten we er nog meer achteraan. Voor de rest is het proberen zuinig te zijn, maar zonder te beknibbelen op materialen. Op de kleintjes letten, dus.

 

In het onderwijs is het veel liefdewerk oud papier en we proberen de vergoedingen zo laag mogelijk te houden. Mede daarom kunnen we tot nu toe blijven doorgaan, maar we moeten ons best doen het overige geld in sponsoring binnen te halen.

 

Met vriendelijke groet,

 

Loura Zijdel-Eelkema, directeur het Klokhuis

 

 

 

 

Luxemburg: bijna verdubbeling leerlingbijdrage

 

Voor informatie over onze school, onze doelstellingen, onze leerlingen en ons team en bestuur verwijs ik je graag naar onze website www.ntc.lu.  Heel kort gezegd: wij verzorgen Nederlandse taal- en cultuurlessen aan Nederlandstalige kinderen (in de leeftijd van 4 tot en met 12 à 14 jaar), die naar een anderstalige dagschool gaan. Wij streven ernaar dat onze leerlingen aansluiting houden met het programma en niveau van de Nederlandstalige dagschool, zodat zij bij terugkeer naar Nederland of Vlaanderen gemakkelijk kunnen instromen in het Nederlandstalig dagonderwijs aldaar.

 

Wij hebben gekozen voor een Akte van Aansluiting met de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (Stichting NOB). De Stichting NOB verleent steun aan NTC-scholen zoals wij, teneinde onze (ambitieuze) doelstelling te handhaven en de kwaliteit van ons onderwijs en leerlingenzorg te bewaken en te verbeteren. Om dat kwaliteitslabel te behouden, staat onze school eveneens onder toezicht van de Nederlandse onderwijsinspectie.

 

Tot en met het schooljaar 2012/2013 ontving onze school een jaarlijkse subsidie van het Nederlandse Ministerie van onderwijs van ongeveer €500 per leerling per schooljaar. In verband met bezuinigingen is die subsidie helaas stopgezet. In de afgelopen drie schooljaren hebben wij nog een overgangssubsidie ontvangen van €250 per leerling per leerjaar. Met ingang van dit schooljaar 2016/2017 ontvangen wij geen enkele subsidie meer. Ten tijde van de subsidie bedroeg het lesgeld €500 per leerling. Door de subsidiestop hebben wij dat moeten verhogen naar €850 per leerling per leerjaar nu. Dit jaar zullen wij bovendien moeten interen op reserves. Wij merken dat het huidige lesgeld voor sommige families een financiële barrière is om hun kinderen op het NTC in te schrijven. Het leerlingenaantal is teruggelopen van hoogtijjaren net voor de subsidiestop (rond de 63 leerlingen) naar rond de 46 leerlingen nu.

 

Om aan de nodige kwaliteitseisen van onderwijs en leerlingenzorg te blijven voldoen, streven wij ernaar om in de naaste toekomst een nieuwe onderwijsmethode aan te schaffen. Afhankelijk van de definitieve keuze, begroten wij de kosten daarvoor op ongeveer €5.000,-. Een nieuwe onderwijsmethode moet zorgvuldig worden geselecteerd, getest en vervolgens gefaseerd worden ingevoerd. Daar willen wij het komende schooljaar aan beginnen in de verwachting dat wij dan in het voorjaar van 2017 een definitieve keuze en kostenbegroting kunnen maken.

 

Een financiële ondersteuning van de Orde van den Prince bij dit project zou meer dan welkom zijn en daadwerkelijk helpen om het NTC-onderwijs kwalitatief op niveau te houden en voor zoveel mogelijk families betaalbaar te maken.

 

Laura Bovagnet, voorzitter NT&C-Luxemburg, via Peter Smets

 

 

Kaapstad: geen Nederlandse subsidie

 

 

In Kaapstad bestaan die bedryf Learn Dutch, wat hul Nederlands-klasse in SASNEV (SA Sentrum vir Nederland en Vlaandere) gee. Hulle kry geen subsidie van die Nederlandse of Vlaamse regering nie.

Hul kontakbesonderhede is: www.learndutch.co.za.

 

Hartlike groete van Erwin Rode
Orde van den Prince Voorsitter afdeling Kaap de Goede Hoop

 

 

Voor alle duidelijkheid: deze bovenstaande vijf bijdragen werden geschreven voordat de Nederlandse minister van onderwijs besloot de subsidies per 1 januari 2018 weer te verlenen. Nieuws hierover stond in de vorige PrincEzine.



12 januari 2018

De Algemene Ledendag 2018: anders dan anders


De Algemene Ledendag, die op zaterdag 6 oktober 2018 georganiseerd wordt in Gelderland, gaat anders zijn dan voorheen. In welke opzichten? De gewestpresident van Oost-Nederland licht een tipje van de sluier op.

 

Nu wij met een grote groep uit het gewest Oost–Nederland en met assistentie van het gewest Holland druk bezig zijn met de organisatie van de Algemene Ledendag 2018, merken wij tot onze verrassing dat het thema 'Taal voor allemaal: over taalverwerving en alfabetisering' nog meer interessante en hoopvolle aspecten biedt dan wij van tevoren hadden kunnen bedenken.

 

Beleidsplan

 

Bij de keuze van ons thema zijn wij uitgegaan van de kerntaak van de Prince, namelijk de bestudering, de beleving en het naar buiten brengen van de Nederlandse taal en cultuur.  Bovendien sluit dit thema naadloos aan bij het Beleidsplan 'Het gaat niet alleen over nu, maar vooral ook over straks', met klemtoon op taal als 'sleutel tot identiteit' en samenwerken in 'eenheid in verscheidenheid'.

 

Eén NT&C-project

 

Op de Algemene Raad van 25 november 2017 werd door één van de gewestvoorzitters het verlangen geuit om nou eens één gezamenlijk NT&C-project, dus met de hele Prince aan te pakken. De keuze van ons thema is heel geschikt als opmaat voor een dergelijk project. Elke afdeling kan dan naar eigen inzicht en met de eigen mogelijkheden de opgedane kennis inzetten.

 

Congres

 

Anders dan U gewend bent op een ALD krijgt de dag de vorm van een congres. We zullen dan ook de hele dag en avond doorbrengen in congrescentrum De Reehorst in Ede. Men kan hier desgewenst ook overnachten. Na de inschrijving en koffie volgt een presentatie van minstens twee inleiders, die een aantal aandachtspunten zullen presenteren en toelichten. Het is de bedoeling dat deze punten het startpunt vormen voor bespreking in de middag.

Voor de lunch wordt ruim de tijd genomen.

 

 

Deelsessies

 

's Middags zijn er diverse op de praktijk gerichte deelsessies onder leiding van deskundigen uit beide landen en van binnen en buiten de Prince. Het doel daarvan is om concrete informatie te verschaffen en belangstelling te wekken voor de problemen - en vooral de oplossingen - rondom de besproken onderwerpen. Tussendoor muziek en verfrissingen.

 

Samenwerkingsverbanden

 

Tijdens de deelsessies zal de onderlinge discussie aangemoedigd worden over mogelijke samenwerkingsverbanden, knelpunten en succesfactoren voor projecten van taalverwerving en alfabetisering. Enkele voorbeeldprojecten zullen worden gepresenteerd. Aangezien Princeleden niet onverschillig zullen kunnen staan ten opzichte van deze onderwerpen en iedereen hierover wel een mening moet hebben, verwachten wij een actieve inbreng van de deelnemers. Daarna is het tijd voor de borrel en het diner.

 

Gezelligheid

 

Het wordt een inspirerende ledendag, die voor het eerst direct een verband legt met het Beleidsplan. Daarnaast is er volop tijd ingeruimd voor gezelligheid, ontspanning en zowel culinair als muzikaal genieten. De dag na de ALD is een mooie kans om op eigen gelegenheid of met tips uit een speciale brochure te genieten van wat Gelderland op het gebied van natuur, kunst en cultuur te bieden heeft.

 

De organiserende commissie ziet ernaar uit U op 6 oktober in Ede te mogen verwelkomen.

 

Namens de gewesten Oost–Nederland en Holland,

 

Jeanette van Nigtevegt–de Graaff

Gewestpresident Oost–Nederland



13 december 2017

Spontane, spitante en sympathieke optredens op Festival van het woord


 

 

 

Wie de eerdere edities van het 'Festival van het Woord' te Oostende en te Brugge had meegemaakt, wist al dat dit evenement de moeite waard is. Jongeren die hun talent demonstreren en daarbij blijk geven van taalvaardigheid, assertiviteit en grote persoonlijkheid. Soms ook van hun dromen en hun kwetsbaarheid. Ze verbergen magistraal dat ze hier hard voor hebben moeten werken, want hun optredens zijn spontaan, spitant en sympathiek.

 

Het thema bij het Festival van het Woord dat afgelopen maand in Kortrijk werd georganiseerd, was de digitale wereld. De jongeren speelden dus wel op eigen terrein. Eénentwintig acteurs uit acht academies brachten in monoloog, dialoog of in kleine groep hun levendige acts. Het ging over veel meer dan over digitale speeltuigjes, getuige titels als 'Wat ik leuk vind aan vrouw zijn', 'Liefde' of 'Gemeentehuis'. En ze hebben er wat over te zeggen! Voordien was mijn overtuiging dat jongeren vandaag over alles kunnen meepraten. Nadien, verbluft door zoveel welsprekendheid, vrees ik dat volwassenen al van goeden huize moeten zijn om nog te kunnen meepraten…

 

   

 

Nergens op

 

Maar goed, we hoorden een elite, die zich in een rol hadden ingeleefd. Mooi was hun ironie en relativering van het wereldje van de sociale media waarin ze rondzwemmen en soms hun vrienden zien verdrinken. De voorgewende spot om een vriend 'die nergens op zit': niet op Facebook, niet op Snapchat noch op Instagram - zelfs niet op LinkedIn: "Bestáát die eigenlijk wel?" Of het doorprikken van de over-ge-erotiseerde maatschappij waarin zelfs vrouwen zich machogedrag aanmeten, tot de nuchtere conclusie valt: "Is dit alles?" Er was een duidelijk overwicht aan girl power. Alleen in Brugge en in Veurne konden zeldzame mannelijke exemplaren worden gevangen om er zich (waardig) met de meisjes en meiden te meten.

 

 

 

Art'Iz

 

 

Na de pauze werd kakelvers werk voorgelezen van een negen-koppig team snelschrijvers van 'het schrijfkraam' uit Izegem of 'Art'Iz'. Zij hadden zowaar tijdens de adembenemende optredens de concentratie weten op te brengen om, op bestelling van het publiek, poëzie te produceren. Tenslotte was daar uit Nijmegen een Nederlandse toets van schrijfster Elske van Lonkhuyzen, die alle optredens geobserveerd had en daar een instant literaire reflectie over bracht.

 

 

 

Ontdekt

 

Tijdens de receptie ving ik aan vele tafeltjes op dat de mensen blij waren dit festival 'ontdekt' te hebben. Dank aan de performers, hun coaches en aan Josette Van Hooydonck en haar team vrijwilligers om dit verfrissende festival georganiseerd te hebben.

 

 

Luc Van Dorpe
Secretaris afdeling Kortrijk



08 december 2017

Vak-Taal: wat is een kabinet?


 

 

 

 

 

Naar aanleiding van het twintig jaar bestaan van de Nederlands-Vlaamse vereniging voor terminologie, afgekort NL-Term, verscheen vorige maand het boek ‘Vak-Taal’. Waar komt die rare titel vandaan? Wat maakt een taal een 'volledige taal'? En wat was vroeger een 'taelman'? Op deze en nog veel meer andere vragen geeft het boek Vak-Taal antwoorden.

 

 

 

 

 

Vak-taal is de titel die Princelid en NL-Term-voorzitter Willy Martin en Marcel Thelen gaven aan het boek waarin ze de bijdrage van tweeëndertig auteurs bundelen. In het voorwoord lezen we waarom ze voor deze titel hebben gekozen. Ze wilden weergeven dat in die titel twee zaken samenkomen: “Vak en taal, vakkennis aan de ene, taal aan de andere kant …” “Vaktaal is alomtegenwoordig: zij is een onvervreemdbaar en essentieel deel van onze taal, in casu het Nederlands.”

 

Blijven

 

De auteurs vinden dat dit zo moet blijven. “Zó: dat houdt niet in dat wij in Nederlandse vaktalen geen vreemde woorden of leenwoorden (zoals Engelse) zouden mogen gebruiken, in de algemene taal doen we dat immers ook. Wél achten wij het belangrijk dat wij op alle gebieden, over alle onderwerpen met elkaar in onze moedertaal moeten kunnen blijven communiceren. “ Zo blijft het Nederlands een ‘volledige’ taal.

 

Ernst en luim

 

De bijdragen van de diverse auteurs balanceren tussen ernst en luim. Ernst vinden we bijvoorbeeld in de bijdrage van de jurist (en Princelid) Frank Judo. We lezen op pagina 79 van het boekje: “Wie recht wil ontdoen van zijn talige inhoud, zal tot de onthutsende conclusie komen dat wat overblijft … niets is. Het is dus geen toeval dat de verre voorgangers van onze advocaten en procureurs de titel ‘taelman’ droegen. Wie het recht beoefent, hanteert een taal, die we rechtstaal noemen. Zo simpel is dat. … Dat kan inderdaad, als je er als beoefenaar van het recht genoegen mee neemt le droit pour le droit te beoefenen en in een laboratoriumsituatie wil nagaan hoe rechtsbegrippen en rechtsregels zich onderling verhouden. Het wezen van het recht – namelijk het ‘regel-en’, het sturen van menselijk gedrag – blijft dan echter weg. “

 

Dode letter

 

Enkele regels verder lezen we: “Rechtstaal die niet wordt begrepen door de personen die er gevolg moeten aan geven, is gedoemd dode letter te blijven. Van zo’n rechtstaal gaat niet het minste sturend effect uit, zodat je je met recht en rede kunt afvragen of er in die situatie wel sprake is van recht.” Petra De Sutter analyseert op een vergelijkbare wijze geneeskundige terminologie voor vakgenoten onderling enerzijds en voor de communicatie met patiënten anderzijds.

 

Kabinet

 

Met deze en dergelijke invalshoeken illustreren de auteurs dat onzorgvuldig gekozen woorden struikelblokken kunnen zijn. Ze kunnen voor vakgenoten iets anders betekenen dan voor het grote publiek: zo zijn kabinet en regering voor de meeste Nederlanders grofweg synoniem, maar voor Haagse ingewijden allerminst. En in België is een kabinet weer iets heel anders dan in Nederland.

 

Gedicht

 

Luim ervaren we bijvoorbeeld bij het lezen van het gedicht van Gaston Durnez. Alhoewel, alleen maar luim? Oordeel zelf.

 

De Vlaming woont nu in Flanders

In een Loft met een Kitchen en Bar,

Met de Kids van zijn nieuwe Lover

En zijn eigen Nearly New Car

 

Wiskundigen

 

Voor de wiskundigen onder ons zal de tekst van Jean Paul Van Bendegem ernst zijn, bij de ‘gewone’ lezer zal hij een glimlach opwekken, en wellicht ook gefronste wenkbrauwen. Zijn bijdrage begint als volgt. “De getallen 6 en 25 zijn perfect maar niet vriendelijk; dat zijn de getallen 220 en 284 dan weer wel voor elkaar, maar 5 is jammer genoeg noch perfect noch vriendelijk met een ander getal en dus solitair. Wie deze zin leest (en ik vermoed herleest) kan denken dat dit ofwel onzin is, ofwel een vorm van experimentele poëzie. …” Geloof het of niet, maar wat Van Bendegem in deze zinnen beweert, bewijst hij effectief op pagina 151 en volgende.

 

Achterflap

 

Op de achterflap van het boek lezen we: “Wat hebben golfers met juristen gemeen? En wetenschappers met zeilers? En waarom tref je muziekliefhebbers in de buurt van liefhebbers van paardendressuur aan? Dit boek geeft op deze en tal van andere vragen een antwoord.” Het is een boek om binnen handbereik te liggen, met korte opstellen en gedichten om tussendoor te lezen. Daarnaast hebben vijf leden van de Orde van den Prince aan Vak-Taal meegewerkt: Veerle Windels, Christa Weijer, Gaston Durnez, Frank Judo en Willy Martin zelf.

 

Jan Umans

 

 

 

Vlaams cultuurminister Sven Gatz krijgt eerste exemplaar van Vak-Taal

 

Samen met een honderdvijftigtal aanwezigen, onder wie heel wat Princevrienden, werd begin november in Antwerpen het boek Vak-Taal voorgesteld. Dat gebeurde tijdens het twintigjarig jubileum van de Vereniging voor Nederlandstalige Terminologie, afgekort NL-Term, een belangenvereniging opgericht met steun van de Taalunie.

 

Princevriend en NL-Term voorzitter Willy Martin begroette ons en de vele anderen als gastheer handenschuddend, maar met één oog gericht op de deur. De deur waardoor minister Sven Gatz, Vlaams minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, en voorzitter van het Comité van Ministers dat het beleid van de Nederlandse Taalunie vaststelt, maar niet wilde binnen komen. Marcel Thelen, vicevoorzitter van NL-Term, heette vervolgens de aanwezigen welkom. Daarna opende Willy Martin zijn inleiding met een kwinkslag en een aangepast welkom aan iedereen, de afwezige minister incluis. De minister kwam ondertussen aan, maar had wel een gedeelte van de inleidende toespraak van Willy moeten missen.

 

Doelen

 

Willy Martin informeerde de aanwezigen intussen over de ontstaansgeschiedenis van de vereniging en over het belang van het bewaken van terminologie, ook in onze Nederlandse taal. NL-Term stelt zich drie doelen: het bevorderen van de samenwerking in het vakgebied, het vertegenwoordigen van de belangen van Nederlandstaligen inzake terminologie en bevorderen van de bekendheid van het vakgebied en het belang ervan binnen het Nederlandse taalgebied.

 

Bier

 

Minister Gatz ging gevat in op het thema en speelde met diverse spreuken die verband houden met bier en brouwerijen (zijn werkveld voordat hij minister werd). Die benaderingswijze leek hem op het lijf geschreven. Het was voor hem blijkbaar ‘klein bier’. Willy Martin mocht aan de minister het eerste exemplaar van het boek, tot stand gekomen door de inzet van velen en financieel ondersteund door de Taalunie, overhandigen.

 

 


Willy Martin geeft Vak-Taal bijna
aan minister Sven Gatz

 

Trots

 

De trots van NL-Term naar aanleiding van dit evenement was volkomen gewettigd en bleek tevens uit de ludieke culturele programmaonderdelen. Van hoog cultureel niveau, guitig en speels, was het optreden van het gemengd a-capellakoor Cantamici uit Leuven, onder leiding van Jan Convents. Frank van Pamelen is dichter, columnist, cabaretier en tekstschrijver. Over het feit dat hij al die eigenschappen in zich verenigt, liet hij tijdens zijn optreden geen twijfel bestaan. Een interactief, speels, hartverwarmend optreden, een spelen met taal.

 


Willy Martin met dichter, columnist, cabaretier en tekstschrijver Frank van Pamelen

 

Receptie

 

Na het slotwoord door voorzitter Willy Martin, genoten we van een zeer verzorgde receptie. Voor de aanwezige Princevrienden van diverse afdelingen was het een gelegenheid om samen na te genieten en elkaar beter te leren kennen. Maar tevens een gelegenheid om niet-leden van de Orde van den Prince te leren kennen. Een mooi voorbeeld ook van hoe samenwerking tussen Noord en Zuid tot een succesvol eindresultaat kan leiden.

 


Willy Martin met Princevriend Stijn Verrept

 

 

Jan Umans

 

 

 

 

 

Vak-Taal, onder redactie van Willy Martin en Marcel Thelen

Amsterdam University Press B.V., Amsterdam

ISBN 978 94 6298 547 6

€ 15,00



08 december 2017

Wie wil er nou niet weten wat een ‘padvark’ is?


 

2228 pagina's telt het woordenboek Afrikaans-Nederlands-Nederlands-Afrikaans, samengesteld door een redactieteam onder leiding van Princevriend Willy Martin. De Orde heeft er begin dit jaar een paar dozen van aangeschaft om ze aan geïnteresseerde leden te verkopen voor de uitzonderlijke prijs van 25 euro. Volgens Willy Martin is het een ideaal boek voor op de koffietafel, om af en toe eens in te bladeren en je te verwonderen. Een kleine test.

 

 

Wij sloegen dit unieke 'bladerwoordenboek' willekeurig open op vier pagina's om de bewering te testen dat ANNA, zoals het woordenboek door de samenstellers liefdevol genoemd wordt, een geschikt koffietafelboek zou zijn. 'Paneelwa', ok, geen idee wat dat betekent… 'Stokinsek', die konden we wel zelf vertalen zonder hulp van ANNA, maar het was toch even een klein doordenkertje. 'Padvark', dat lukte niet zonder de vertaling erbij te bekijken. Bij 'veldambulans' viel vooral de Nederlandse vertaling op: 'ambulance ingericht om soldaten op het slachtveld te behandelen'. Nee, die 'ch' in 'slachtveld' is geen typefout (niet van de redactie van PrincEzine dan toch).

 

Quiz?

 

Kortom, Willy Martin had gelijk. Het boek is de 25 euro meer dan waard. Voor een afdeling die eens een quiz Afrikaans wil samenstellen en organiseren voor de leden, is het al helemaal een koopje. U wilt niet alleen weten dat een 'stokinsek' een wandelende tak is, een 'padvark' een wegpiraat en dat een 'paneelwa' een bestelwagen is? Mail dan het secretariaat en reserveer uw eigen ANNA.

 

Practica

 

Aangezien het woordenboek meer dan twee kilo weegt, zijn de verzendkosten van ANNA fors (13 euro in België, rond de 20 euro naar Nederland). Wie het woordenboek onder de kerstboom wil hebben, moet ofwel connecties hebben binnen de Orde die regelmatig naar het secretariaat gaan, of zelf naar Antwerpen afreizen, of de portokosten erbij nemen. De gewestpresidenten kunnen het boek ook naar hun gewest meenemen bij de volgende Presidiumvergadering in februari. Wie wil wachten tot juni kan zijn of haar eigen afdelingsvoorzitter vragen koerier te spelen.

 

U wilt nog eens teruglezen wat we in februari 2017 over ANNA schreven? Dat kan hier.



15 november 2017

Gewestdagen Buitenland in Londen: De Lage Landen in het Verenigd Koninkrijk


Wie had dat verwacht? 150 Princegasten uit de ganse wereld kwamen onze 18 Londense leden vereren met hun aanwezigheid tijdens de gewestdagen Buitenland. Hoewel we op het laatste moment dankzij een serieuze inspanning de groep hebben kunnen uitbreiden, stonden er toch nog meer dan vijftig vrienden op onze wachtlijst. De unieke locaties en veiligheidsvoorschriften lieten ons echter niet toe de groep nog verder uit te breiden.

 

In ons ‘base camp‘, het Club Quarters hotel nabij Trafalgar Square, startten we op vrijdagavond met een uitgebreide welkomstreceptie, ons vriendelijk aangeboden door Nic Van der Marliere, lid van de Orde Londen en Algemeen Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Zowel de (nieuwe) Belgische als de Nederlandse ambassadeur waren aanwezig met hun echtgenotes. Beide Excellenties gaven ons zeer gewaardeerde toespraken, mooi inspelend op de rode draad tijdens deze gewestdagen: De Lage Landen in het Verenigd Koninkrijk – Het Verenigd Koninkrijk in de Lage Landen, gezien doorheen de geschiedenis, taal, cultuur, politiek en levenswijze, nu en straks. Waar de Nederlandse ambassadeur ons met een zeer toepasselijk inleidingsrede vergastte, was de Belgische Ambassadeur dan weer op maandagmiddag terug in ons midden aanwezig om tevens de afsluitingsrede uit te spreken en ons een goede vaart te wensen.

 

 

Dutch church

 

De Nederlandse Kerk in het hartje van de City of Londen – de oudste Nederlandse Gereformeerde Kerk ter wereld, met als hoofd de Engelse Koningin - verwelkomde ons op zaterdagmorgen voor een boeiend en aangenaam programma met drie uiteenlopende lezingen: over de Dutch Church in Londen door Maurits Ruis, de invloed van de Lage Landen in het Verenigd Koninkrijk door reverend Canon Paul Wright (de persoonlijke kapelaan van Hare Majesteit the Queen), gevolgd door een even bijblijvende, doch kritische kijk op ons energieverbruik ten opzichte van de Europese energiepolitiek en –strategie, ons gebracht door ons Londens OvdP-lid professor Jef Ongena.

Tussendoor werden we muzikaal verwend met een historisch zeer toepasselijk repertoire, ons ten gehore gebracht door leden van The Chinthurst Consort, onder leiding van alweer Londens stichtend lid Bruno Stalmans, en de majestueuze stem van de Vlaamse sopraan Cristel De Meulder.

 

          

 

Estafette-systeem

 

Via ons estafette-systeem – met Londense leden met een rode OvdP-paraplu op elke hoek van de straat - werd iedereen dan van de Dutch Church naar de pub Counting House geloodst, voor een fijnproevertje van typische Engelse gerechten. Dit uiteraard om te bewijzen dat er in Engeland wel degelijk goed gegeten kan worden.

Zaterdagnamiddag waren we dan weer te gast in de privé-woningen van het Engelse Vorstenhuis (en de eerste Belgische Koning, Leopold I): St James’s Palace en de Chapels Royal, de Queen’s Chapel, met het nabijgelegen Marlborough House, nu het hoofdkwartier van het Gemenebest. Reverend Canon Paul Wright had speciaal voor de Orde van de Prince in de Kapel van St James’s Palace gouden sieraden en gebruiksvoorwerpen uit de Crown Jewels’ collectie laten aanrukken. Vandaar dat we plots, doch zeer discreet en vriendelijk, twee gewapende lijfwachten in onze groep mochten tellen.

 

Trompetgeschal

 

’s Avonds werden alle stoppen uitgetrokken voor een spetterend banket, in vol ornaat, met decoraties en trompetgeschal, alweer in een exclusieve locatie: de gronden en de Long Room van Armoury House, het Clubhouse van de Honorary Artillery Company in de City of Londen. Gelukkig liet het Engelse zonnige weer het toe om de receptie buiten te genieten, met een spectaculair optreden en een demonstratie van de ‘Pikemen en Musketeers’, begeleid door hun historische militaire muziekband, in vol harnas en met hun lansen en musketten. President Godelieve Laureys, Nic van der Marliere en de Londense voorzitter mochten een musket uitproberen – gelukkig zonder (letterlijk) hun vingers te verbranden. De memorabele tafelrede door Nic Van der Marliere, uit erkentelijkheid voor de Orde in vol uniform, was historisch en een unieke parel voor het oor.

 

 

 

Flanders Fields

 

Zondagmorgen had kapitein Andrew Wallis, de commandant van de Pikemen en Musketeers en de lijfwacht ven de Mayor of the City, als curator van het Guards Museum in de Wellington Barracks nabij Buckingham Palace, ervoor gezorgd dat we een drieluik mochten meemaken. Als eerste was er een speciale Memorial Ceremony aan de Flanders Fields Memorial Garden. Na een ontroerende inleiding over het ontstaan van dit nieuwe monument legde President Godelieve Laureys een krans, uit erkentelijkheid en dankbare herdenking aan allen, zonder onderscheid, die gestreden hebben om onze huidige volkeren, hun taal, cultuur en hun eigenheid te kunnen behouden, ondanks de vreselijke strijd, zowel honderd jaar geleden, als vandaag.

 

 

Berenmutsen

 

Daarna mochten we allen op de eerste rij staan om de Welsh Guards en hun muziekband, met de fameuze berenmutsen, vlak voor onze neus te zien paraderen, alvorens ze de wacht optrokken aan Buckingham Palace. Met militaire precisie was het dan net tijd om in de Guards Chapel, de grootse Britse militaire kapel, bij de aanvang van de dienst te worden verwelkomd door kapelaan reverend Stephen Dunwoody, met prachtige muziek door het koor, met alweer majestueus orgelspel en de band van de Royal Yeomanry.

 

Houses of Parliament

 

Na een verdiende, rustige zondagnamiddag – de voorzitters Buitenland vergaderden ondertussen in base camp met gewestpresident Rutger Hornikx en President Godelieve Laureys – stond ons op maandagmorgen een bezoek te wachten aan de beide Houses of Parliament (de House of Commons en de House of Lords). Dit was ons speciaal aangeboden door de Deputy Leader of the House of Lords, The Earl Howe. De Earl Howe had ons op zaterdagavond, tezamen met Countess Howe, al vergezeld bij het banket, en hij was, met vijf gidsen, onze persoonlijke gastheer in het parlement.

 

Afscheidsbuffet

 

Voor het afscheidsbuffet reden of wandelden we terug naar ons hotel. Ad rem en met voor ieder wat wils werd dit buffet verrijkt door Anne Marie Verstraeten, stichtend lid van OvdP-Londen. Als hoofd van BNP Paribas UK was zij ’s morgens vroeg speciaal uit New York overgevlogen (haar sympathieke echtgenoot achterlatend) om ons te kunnen toespreken onder de zeer actuele titel ‘ Londen, een wereld grootstad – een toekomstvisie’.

Het was druk en veel werk, doch alle Londense leden hebben er oprecht van genoten. De kas is niet leeggeplunderd, de vriendschap en tolerantie is verstevigd, en de Crown Jewels zijn nog altijd op hun plaats. We hopen waarachtig dat al onze gasten er een echte gedachtensouvenir, en geen kater, aan overgehouden hebben. Dank voor jullie komst, en tot ziens in Londen of…!

 

Deze gewestdagen waren niet mogelijk geweest zonder de uitzonderlijke inspanning, steun en begrip van alle instanties en personen die ons geholpen hebben - in de eerste plaats Elisabeth Delahaye-van Odijk, onze penningmeester.

 

Wim Blancke

Voorzitter afdeling Londen

 



15 november 2017

Nieuwe taakverdeling binnen DB


Ondanks de enthousiaste start van Peter-Paul Knops-Gerrits als portefeuillehouder Coördinatie Klankbordgroepen en Ideeënbank/kenniscentrum, in opvolging van Dirk Vanhegen, heeft hij helaas wegens privé-omstandigheden moeten besluiten af te zien van zijn bestuurslidmaatschap.


Vanwege de urgentie heeft het Dagelijks Bestuur beslist de taken onderling te herverdelen. Penningmeester Leo van de Gender heeft nu, samen met de President, de opvolging van de Klankbordgroepen op zich genomen.



09 november 2017

Neerlandistiek, wijn en dino’s in Georgië


De afdeling Heerlen bezocht haar 'project Tbilisi' in Georgië en zette een uitgebreid verslag op haar afdelingswebpagina (zie hieronder). Belangrijkste doel van de reis: het bezoeken van het docentschap aan de universiteit, dat door de afdeling wordt ondersteund (en in de toekomst ook door de afdeling Hulst, die eveneens van de partij was). Het uitgebreide verslag van de Heerlense webbeheerder voor de snelle lezers onder ons samenvattend in enkele steekwoorden: Neerlandistiek, kabelbaan, ambassadeur, vlammend rood, Caravaggio, Kaukasus, bloemenkransjes, military highway, een tunnel van Azië naar Europa, slechte chauffeurs en slechte wegen, een fotografeerverbod, geoormerkte makke straathonden, standbeelden van dichters, dinosaurussporen, de rozenrevolutie, kvevri's (die natuurlijk worden gebruikt om op Georgische wijze wijn te maken) en heel veel kruiskoepelkerken.

 

Een filmpje van een deel van de toespraak van de Nederlandse ambassadeur in Georgië, is hier te vinden.

 

Alle foto's van de reis vindt u hier:

 

 

Verslag bezoek Georgië van de afdeling Heerlen

 

Dag 1


We naderen Tbilisi. Nog 200 kilometer, ik kan het zien op mijn smartphone. Wat een mooie dingen zijn dat toch. Zo'n anderhalve uur vertraging bij vertrek van Kiev. Of dat aan ene heer Spijkers lag? Na lang wachten werd zijn naam omgeroepen, of hij wel aan boord was. Raar. En hij bleek een boardingpass te hebben op naam van ene mevrouw Gielen. Het enige restaurant op luchthaven Kiev was Italiaans en nog goed ook. En een busreis van krap 50 meter op de luchthaven om van de gate naar toestel te komen. Was dat allemaal het nieuwe Oost-Europa?


Goed. Verder alles goed gegaan, nou ja een enkel akkefietje dan, er leek een een paspoort vergeten te zijn in Heerlen. Er was al besloten het taxibusje nog even langs huis te sturen, maar het paspoort werd op tijd gevonden. Ikzelf had mijn paspoort bijna laten liggen op de glasplaat van de scanner. Vlot in Brussel geraakt met een kwieke taxichauffeur die zijn loopbaan begonnen was als chauffeur van paardentransporten, hetgeen niet te merken was overigens, maar vanwege zijn gezondheid naar transport van het menselijk ras was geswitcht. Op Zaventem onze vrienden uit Hulst ontmoet, voor velen een hartelijk weerzien, voor allen een prettige kennismaking.


Al met al was het een reisdag. De stoelmaat bij de Oekraïense luchtvaartmaatschappij vormt een laagterecord. We zullen arriveren in een donker Tbilisi, vol verwachting uitkijkend naar wat de dag van morgen ons zal brengen, de stad, en de ontmoeting met de studenten en de ambassadeur. Maar eerst een goede nacht.

 

 

Dag 2

 

Korte nacht, we waren pas 03.00 in het hotel.

 

Een belangrijke dag vandaag. We gaan Nino Phakadze, docente Nederlands aan de universiteit hier treffen en haar studentes, toch de aanleiding om deze reis te ondernemen. En we zullen lunchen met de Nederlandse ambassadeur hier in Tbilisi.

 

Per bus naar de Sionikathedraal waar we Nino ontmoeten met de studentes Cio Tenadze, Elena Kerikoshvili, Ana Tikaradze. Een hartelijke begroeting. Een van de studentes vertelt iets over de kathedraal. In het Nederlands natuurlijk! Prima voorbereid. Het bezoek is indrukwekkend. Wat een devotie. Wat missen wij dat toch. Dan de wandeling. Door het centrum van de stad. Het blijkt een feestdag te zijn, dat treffen we: muziek en gezellig veel volk op straat. Met de kabelbaan naar de Narikala-vesting hoog boven de stad met prachtig uitzicht. Te voet naar beneden en langs de Nicolaaskapel terug naar de binnenstad. Lunch in restaurant op zesde etage in aanwezigheid van ambassadeur Jos Douma en echtgenote Aleid. Toespraken van voorzitters Ruud Hagenouw (Heerlen) en Theo Matteeuws (Hulst) en de ambassadeur. Dan per taxi naar de universiteit. Met vertraging, de stad zit dicht door het verkeer rond de festiviteiten. Gelukkig weet Nino alles perfect te regelen.

 

Op de universiteit de andere studenten en oud- studenten van de sectie Nederlands ontmoet. Een weerzien met oude bekenden voor velen van ons. Weer korte toespraken, tenslotte zijn we hier voor de Neerlandistiek. Onder andere ook van Ans Aalders. En de toezegging van Theo Matteeuws van Hulst dat ze financieel gaan bijdragen aan project Tbilisi van onze afdeling! Een en ander in het bijzijn van de ambassadeur en diens echtgenote. Diner in nabijgelegen restaurant met onze gidsen. Georgische dansgroep, bijna acrobatisch. Een zeer geanimeerde avond ter afsluiting van een buitengewoon interessante dag.

 

 

 

Dag 3

 

Het zit er al weer op. Het programma in Tbilisi dan. Morgen naar de Kaukasus, de bergen in en een wandeling daar. Niet gek, ik ben toe aan frisse lucht. Tbilisi is toch een drukke stad met veel verkeer, wat te vaak stil staat. En het ligt ook nog eens in een vallei en dat bij windstil weer. Studente Elena was vandaag niet eens in het zwart maar in vlammend rood gekleed, een plaatje. Zij en haar collega's en Nino deden vandaag weer hun uiterste best om Georgië aan ons te presenteren. Eerst het museum van zeventig jaar de Russische bezetting, waarbij bijna een miljoen Georgiërs het leven hebben gelaten. Deprimerend, maar anderzijds voel je ook sympathie voor dat land, ingeklemd tussen grootmachten. En dat gevoel wordt sterker na het bezoek aan hun National Gallery met enkele zalen van werken van naïeve Georgische schilders. Plus zo maar een expositie van Botticelli en Caravaggio. Dat blijkt dan wel een verzameling afbeeldingen op glas te zien, goede reproducties. Maar toch, ze doen het maar! Lunch buiten onder de wijnranken, met dit mooie weer prima plek.

 

           

 

Wandeling door modern Tbilisi, een lange straat waar ook vandaag feest is. Die bloemenkransjes vinden gretig aftrek, schattig is dat toch. Muziek en opvallend veel winkels met bruidsjaponnen. Maar Nino wil ons ook het niet-opgepoetste Tiblisi laten zien, vervallen panden waar menig gezin blijkt te wonen, goedlachs en gewillig tegenover de fotografen onder ons. Terug naar de Kalverstraat van de stad, de Rustavelli Av, met musea, parlementsgebouw, theater, Hilton en ons avondrestaurant met volgens de kenners een uitstekende fluitiste. Een dag met weinig Neerlandistiek, veel Georgië, veel gesprekken, nieuwe plannen (waaronder een aanzet voor een tweedaagse viering van de jumelage van de afdelingen Heerlen en Hulst met een wandeling in het Land van Saeftinge en een bezoek aan andere bezienswaardigheden in het Zeeuws-Vlaamse). Heel veel dank aan Nino, Elena, Cio en Anna voor hun inzet – het is nu al een geslaagde trip. Fijn dat we ze nog treffen na de tour. 

 

 

Dag 4
 

De Kaukasus. Vuurwerk was er gisteravond nog. Alsof het voor ons bestemd was, als afscheidsgroet. Eind deze week komen we terug en het project Tbilisi doet deze trip een vaste plek in ons geheugen geven.

 


We verlaten de stad in westelijke richting door nieuwe wijken - de stad is enorm uitgedijd met zijn anderhalf miljoen inwoners op een totale bevolking van drie en een half miljoen - en langs moderne malls. Dan buigen we af naar het noorden en volgen de military highway, zoals die genoemd wordt. Dat is de weg die via een pas naar Rusland leidt en een belangrijke verbinding vormt tussen dat land en Armenië en Abchazië. Het was overigens ook de route van de Russische bezettingstroepen. Druk met vrachtauto's dus. En niet al te goed bestraat en afgebakend, ook koeien maken er gebruik van. De weg gaat geleidelijk omhoog. We stoppen bij oude vesting Ananuri, gelegen aan de ingang van het dal dat we volgen. Er is een grote koepelbasiliek, het type kerk wat je hier veel ziet, binnen de muren van de vesting.
 

De weg stijgt naar 2400 meter, pashoogte, langs een skigebied en we pauzeren in het stadje Stepansminda. Allerplezierigste lunch bij een aardige familie thuis. Intussen vijftien kilometer van de Russische grens. Hier zullen we ook blijven, maar eerst nog een wandeling. Die blijkt heftiger dan gedacht en levert afvallers op. Ook daar is op gerekend en dus was ook dat geregeld. We lopen naar een klein klooster, een klim van 700 meter over een slecht pad. Het is stralend weer en de inspanningen worden beloond met fraaie vergezichten op de machtige bergen van de Kaukasus en het sfeervolle kerkje. Het fotografeerverbod wordt nauwlettend door een van de monniken gehandhaafd. De dag eindigt in een super hotel waarvan we ons afvragen wat de gasten er komen doen. Naast die wandelroute is er niks behalve het skigebied en de Russische grens is vijftien kilometer verder. De avondmaaltijd is als steeds voedzaam en genoeglijk.

 

 

Dag 5
 

Wat hebben we geboft. Vanmorgen regen en laaghangende bewolking. Het kleine klooster (een van de belangrijkste toeristische attracties in dit land, vandaar het hotel) waar we gister in stralende zon waren, is  nu slechts af en toe zichtbaar tussen de wolkenflarden. De sneeuwgrens is duidelijk gedaald. Op 1700 meter hoogte lag ons hotel. Eerst de Kruispas, dan de Jvaripas weer over, door het indrukwekkende massief van de Kaukasus.


We zijn een uur of vier onderweg, gelegenheid voor onze gids iets over het land te vertellen. Georgië wil graag Europees zijn maar geografisch behoort het eigenlijk maar voor de helft tot Europa. Het inkomen van de gewone Georgiër is laag, 200 dollar per maand, een getal dat we ook al van Nino hoorden. Dat onderstreept het belang van onze bijdrage aan Nederlandse taalonderwijs hier.
 

Dan op weg naar het museum van Stalin, tja, een Georgiër. Vijftig procent van de mensen hier, met name ouderen, vereren hem nog als een groot man, en in het museum zullen we niets zien van de keerzijde van het Stalinregime, dat is wel aanwezig volgens de gids, maar niet toegankelijk... We krijgen een rondleiding. De gids vertelt over de dochter van Stalin dat ze in het buitenland heeft gewoond. "De VS toch?" "Ja, het buitenland zei ik." Portretten van de man, foto's, eerbewijzen, zijn dodenmasker, zijn geboortehuis ingepakt in een soort tempel, de treinwagon waarin hij zich verplaatste met een opvallend grote ruimte voor radioapparatuur. Bezoekers laten zich fotograferen naast een levensgroot beeld. Goed, ook Napoleon krijgt zijn verering in Parijs. Maar toch, in hetzelfde land een museum over zeventig jaar Sovietbezetting met bijna een miljoen slachtoffers en een museum voor de man die daar een belangrijk aandeel in had? Er valt hier nog wel wat te verwerken.
 

Lunch bij de 3000 jaar oude holenstad Uplistsikhe. Helaas te weinig tijd voor bezoek, het programma loopt steeds uit ondanks inspanningen van de gids, we moeten het doen met een video... Een moderne autoweg naar Kutaisi, ons overnachtingsadres. Niet iedereen is daaraan gewend, de buschauffeur moet plots afremmen voor een voor ons rijdende zwaar bepakte en geblutste Ford Escort, die hooguit vijftig kilometer per uur reed. Het comfort van de autoweg is ook eindig, het wordt weer rammelen. Armoedige streek, vrouwen proberen langs de weg brood te verkopen, wat wel succes moet hebben, want het zijn er tientallen. Door een tunnel en dan zijn we ineens van Azië in Europa en in West-Georgië.
 

Na enkele uren, talloze bochten, slechte chauffeurs en langs stilgelegde fabrieksgebouwen - de prijs van de zelfstandigheid van dit land – zijn we om even na 19.00 uur in Kutaisi. Het voordeel van zo'n lange busrit is het kunnen opstellen van dit verslagje, met één vinger, beetje gedoe, dat zeker wel, zodat het vanavond nog op uw scherm arriveert.

 

 

Dag 6

 

Eén ding is duidelijk: in Georgië zijn de vrouwen de baas. Zij voeren het woord en zij zoeken hun danspartner uit. Dat weten we sinds gisteravond, toen we voor de avondmaaltijd belandden bij een gezelschap feestvierende Georgiërs, die ons spontaan betrokken in hun verjaardagsfeestje. Hun muziek was niet direct de onze, zeker niet qua volume. Maar toch, waar vind je dat, dat "feest met ons mee". 
 

Verplaatsen doen we ons per bus. Georgiërs zijn in het algemeen slechte chauffeurs, naar ons verteld wordt en wat ons vanzelfsprekend ook niet ontgaat. De buschauffeur van ons is echter een artiest. Wat hij met zijn bus doet op verharde en onverharde wegen met onmogelijke bochten, het maakt hem niets uit. Wij zouden er in onze eigen auto niet eens aan beginnen. Als passagiers hoeven we maar te kijken en ons af te vragen of we niet steeds de voorste en de mooiste plaatsen bezetten. Een enkeling beschouwt je dan overigens als deel uitmakend van de kreukelzone. Reiscoördinator Ruud geeft zijn positie in de bus enkel prijs als zijn andere taken daarbij ook overgenomen worden. 
 

Er zijn verschillende merkwaardige zaken hier in Georgië, zoals auto's met het stuur rechts en rare bovengrondse gasleidingen. Het eerste door import van gebruikte voertuigen uit Japan. Het tweede doordat gasaanleg pas in 2003 begon, bij de start van de aanvoer van gas uit Azerbeidzjan. Daarvoor was er in de prille periode van onafhankelijkheid sinds 1990 nauwelijks elektriciteit en verwarming. En zet dan maar eens snel een goed transportsysteem op. Dan zijn er nog de massa's geoormerkte makke straathonden en de vele straatvegers en -veegsters in het centrum van de stad. We zien standbeelden, niet zozeer van politici en militairen, maar opvallend juist wel van dichters en schrijvers. En er is armoede. Wat denk je nu te verdienen aan de verkoop van een mandje bessen?


Vandaag bezochten we kleine fraai gelegen kloosters met inspirerende historie en ligging, Motsameta, Gelati en de kathedraal van Bagrati. Een van de vroegere koningen van Georgië koos als graf de poort van een dergelijk kloostercomplex, 'aan de voeten van zijn onderdanen'. Het was voor onze gids een plek die hem met trots vervult. Ook in Georgië hebben dinosaurussen letterlijk voetsporen nagelaten, eromheen is een nationaal park ontstaan, met conservering van de oorspronkelijke vegetatie. Een korte wandeling erdoorheen. De dag eindigde met een goede maaltijd en een goed glas wijn. Beter kunnen we het niet hebben!

 

                    

 

 

Dag 7

 

2003 was een cruciaal jaar voor Georgië. Het jaar van de rozenrevolutie. Daarvoor bittere armoede, daarna opbloei van economie en toerisme, start van presidentschap van Saakashvili, echtgenoot van de Nederlandse Sandra Roelofs. Onze gids vertelt erover. Hij is van 1991, maar kent de verhalen van zijn vader en grootvader. We hebben de tijd ervoor, want we rijden weer oostwaarts richting Tbilisi, een rit van zo'n drie uur. Rammelen dus weer, maar het lijkt vlotter te gaan dan heen.

 


Aan de hand van aantal souvenirshops kun je belang van een monument afmeten. Dan moet ons volgende object wel iets bijzonders zijn en dat is het ook. De kathedraal van Mtskheta. In de vierde eeuw is begonnen met de bouw. De huidige kruiskoepelkerk - een voor Georgië zeer typische bouwstijl – is tot stand gekomen in de elfde eeuw. Ook deze kerk is voorzien van allerlei symboliek. Hoog in een gevel een hand met een beitel. Of de architect had zijn werk niet goed gedaan en zijn hand werd afgehakt (versie van de gids), of hij had zijn werk zo goed gedaan dat zijn opdrachtgever wilde voorkomen dat hij ooit iets nog mooiers zou creëren (versie reisgids). Beeltenis van een pauw, symbool van verrijzenis van Christus en van elf apostelen. De plek van Judas is niet uitgehouwen en vlak gelaten. En de allegorische voorstellingen van de vier evangelisten. 


In de kerk is een kleinere kerk, een kopie van de kerk van het Heilige Kruis op de plaats van het graf van Christus in Jeruzalem. Een optie voor de pelgrims die een bedevaart naar die plek niet konden realiseren. En een fresco van het laatste oordeel waarbij gezichten van heiligen ooit door moslims zijn weggeretoucheerd. Koningsgraven van Gorgasali, stichter van Tbilisi en van de laatste koning van Georgië uit 1801. Een jaar later werd het land deel van het Russische tsarenrijk. 
 

Ik ga er vandaag wat dieper op in dan gister, men zou eens kunnen denken dat kerkinterieurs ons niet zouden boeien. Dat geldt misschien nog sterker voor de volgende kerk die we na lunch bezoeken, de 1500 jaar oude Jvari-kerk, die bovenop een vooruitgeschoven rotspunt ligt. Een zeer sober interieur. Enkele afbeeldingen van Nino, de stichtster (!) van de Georgische kerk, onderwerp van vele boeiende legenden. We worden weer getroffen door de diepe religiositeit van de vele aanwezigen. Enkelen vormen een bescheiden dameskoor, ze blijken uit Wladiwostok te komen. Je gelooft het haast niet. 


Terug naar Tbilisi, het ons reeds bekende hotel in de avondspits. Opnieuw verbazen wij ons over de stuurmanskunst van de buschauffeur. Hij krijgt een welverdiend applaus. En om toch wat spierarbeid te verrichten, lopen we de twee kilometer na het avondeten terug naar het hotel, dwars door de op dit moment zeer gezellige binnenstad.

 

 

Dag 8

Het belangrijkste exportartikel van Georgië is wijn. We gaan het zien. De bus schiet niet erg op, het verkeer verstopt de straten van Tbilisi. Als je er stil voor staat, valt des te meer op hoe achterstallig het onderhoud aan vele panden is. Er valt dus nog een hoop te doen. Helaas is er hier geen donorland als een West-Duitsland om een enorme financiële impuls te geven, zoals na de eenwording met de voormalige DDR.

Door de stad naar Kachetië, het wijnbouwgebied van Georgië. We hebben tijd in de bus voor een vragenuurtje van onze gids.
- Militaire dienstplicht bestaat. Hier 15 maanden, van 18 - 27 jaar. Je mag eerst je studie afmaken. Dat leidt er nog wel eens toe dat die studie lang kan duren.
- 200.000 studenten op 1,5 miljoen inwoners in Tbilisi.
- Gezondheidssysteem: geneesmiddelen vaak onbetaalbaar duur en ook hier zijn er wachttijden, behalve bij particuliere klinieken.
- Vier procent van de bevolking is moslim.
- Criminaliteit is laag. Tbilisi is safe en staat op de zevende plaats van de veiligste steden in de wereld. Prettig te horen natuurlijk.

We rijden stilaan het wijnbouwgebied binnen: wijde en uitgestrekte groene valleien. Aan de noordzijde begrensd door de bergrug van de Kaukasus met daarachter West-Dagestan en Oost-Azerbeidzjan. Een kleine karavaan Iraanse vrachtwagens wordt gepasseerd. Zijn we ook niet op het traject van de Zijderoute? Wat zouden die vrachtwagens nu vervoeren? Het zal geen wijn zijn. Er zijn ook wat meer oude roestige auto's van Russisch fabrikaat, zoals jeeps en Lada's - een gestolen ontwerp van Fiat - en minder BMW's en Mercedessen, zoals in Tbilisi.

Naar een wijngoed, Kindzmarauli. Geen kleintje, er worden per jaar twee miljoen flessen geproduceerd, waarvan 80% voor de export. Er werken 170 man. Apart is dat ze wijn maken volgens twee methodes, de Georgische en de Europese. De laatste kennen we, met grote roestvrijstalen ketels waarin de vinificatie plaats vindt. De eerste is een eeuwenoude Georgische methode en daarvoor worden grote ondergrondse aardewerken vaten gebruikt, de kvevri's. Ze hebben er in dit bedrijf tientallen van. Een wijnproeverij maakt natuurlijk deel uit van het bezoek.

 


Lunch bij eeen aardige familie thuis onder de veranda. Kippen scharrelen om de tafels heen, het is mooi weer. Op een houtvuurtje wordt vlees geroosterd. Speciaal voor gasten heeft de familie een toilet om een hoek in de tuin laten bouwen, conform vermeende toeristen standaard. En men schenkt eigengemaakte wijn en cognac. Dat is dan toch even iets anders dan zo'n wijnfabriek. De lunch is smakelijk. We lopen nog wat rond en zien dat men een eigen kvevri heeft vol witte druiven. Er mag in geroerd worden. Ook vandaag cultuur: naar een oud kasteel en een kerk van een van de koningen van dit gebied, de vesting Gremi. Tot slot bekijken we nog een landgoed met tuin in Engelse stijl van de oude adel van Georgië, het Chavchavadze museum, liefdevol en met aandacht ingericht en onderhouden, Engelstalig uitgelegd.

We hadden op deze reis niet alleen leden van afdelingen Hulst en Heerlen in ons gezelschap, maar ook gewestcoördinator NT&C Josette van Hooydonck van het gewest West-Vlaanderen met haar partner. Zij bedankte ons voor de door haar ervaren gastvrijheid maar maakte ook van de gelegenheid gebruik ons te attenderen op de volgende editie van het Festival van het Woord op 19 november in Kortrijk, Budafabriek / Dam 2 van 14 tot 18 uur. Waarvan acte.

 

 

Dag 9, de laatste dag!

 

Vanmorgen tijd gehad om even op je gemak rond te kijken in de stad, een fikse wandeling te maken, uit te slapen, of achter de balie van het hotel in te checken voor de terugvlucht. We zagen we op de TV al een reportage van een plechtigheid uit een kerk die ik herkende als de kathedraal van Mtsheka, die we deze week bezochten. En dan is je interesse natuurlijk gewekt. Een tijdje gekeken, indrukwekkend door de ingetogenheid van het ritueel. Het is vandaag een feestdag, een religieuze feestdag.

 

Tbilisi ligt in een rivierdal. Aan de zuidzijde begrensd door een vrij steile heuvelrug, waar je van boven af een magnifiek uitzicht hebt op de stad. Daar is natuurlijk handig gebruik van gemaakt. De eerste dag van ons verblijf hier zijn we met een kabelbaantje omhoog gegaan. Vandaag doen we dat met de Funicular, een kabeltrammetje, samen met onze gastvrouwen Nino, Elena, Cio en Anna. Halverwege de rit gaan we eruit. Er is een bezienswaardigheid, een kerkje, fraai in de helling gelegen.

 

 

 

Dat deze dag voor menigeen ook een trouwdag is, blijkt nu we bij dit kerkje arriveren. Ik heb ze niet geteld maar heb de indruk dat er zeker drie of vier bruidsparen aanwezig waren. De kerk hebben we dan ook niet kunnen bekijken, afgeladen vol als die was met bruiloftsgasten. Des te meer hadden we oog voor de bruidsparen, bruidsjongens en -meisjes en al hun families, fraai gekleed en graag voor ons poserend. Ook hier dus, de Georgiër betrekt je graag in zijn feestjes. De dag kan al niet meer stuk na deze hartverwarmende ontmoetingen. 

 

 

 

Op naar de top met mooie vergezichten, versnaperingen en groepsfoto's. Tijdschema al weer overschreden en by the way, het was vandaag alweer mooi weer. Dus naar beneden voor het volgende programmapunt, een bezoek aan de zwavelbaden. Het gaat dwars door de oude binnenstad en langs huizen in bedroevend deplorabele staat. We zagen hele straten waarvan de gevels gestut zijn. Op naar de vrolijkheid van het toeristische centrum. Het zwavelbad is weldadig. Het moet ook goed zijn voor de huid, zegt men. Dat geloven we graag. 


Dan volgt helaas al ons afscheidsdiner. Veel mooie woorden. Ook nog eens het verjaardagsfeestje van Marianne Spijkers. Nog een interview met de drie studentes door Frank Lafort, het wordt op Facebook gezet. Afscheid nemen doet pijn, ook nu. Het is niet anders. 

 


Het was een uitermate boeiende reis. Goed georganiseerd. Dank aan de dames, onze Georgische gids, de buschauffeur en natuurlijk Ruud Hagenouw en Harm Aalders, het zij hier nog eens herhaald. 
En de lezer van dit bescheiden verslag: dank voor zijn of haar belangstelling.

 

Jan Meindersma

Afdeling Heerlen

 



09 november 2017

ALD Leuven: van Collegium Trilingue tot nanotechnologie


‘Leuven. Eeuwenoud, springlevend.’ Zo presenteert de stad zich aan de buitenwereld en zo heeft het gewest Brabant-Oost Leuven ook gepresenteerd aan de deelnemers van de Algemene Ledendag. Met bijna 600 zijn de leden en hun partners naar Leuven gekomen om verleden en toekomst van de stad en de universiteit te leren kennen. Ruud Hendrickx, als gewestpresident de grote gastheer, blikt terug.

 

 

‘Leuven, een universiteitsstad toen en nu’ was het thema van de twee dagen. Zaterdag stond geheel in het teken van het verleden, zondag in het teken van de toekomst. Zaterdag werd opgehangen aan de vijfhonderdste verjaardag van het Collegium Trilingue, met Erasmus als drijvende kracht. Zondag toonden de stad en de universiteit wat ons op het gebied van technologie en gezondheidszorg te wachten staat.

 

Academische zitting

 

Voor mij begint de Algemene Ledendag vrijdagavond laat. Om tien uur ’s avonds breng ik twintig postbakken met congresmapjes naar de Jubileumzaal van de Universiteitshal, zodat die morgen om halfnegen klaarliggen voor de honderden mensen die we verwachten. De cateraar is op dat moment in de warme zaal druk bezig met het installeren van tafels en ander materiaal, voor de grote dag morgen.

Zaterdagochtend loopt de ontvangst als een tierelier. De oude lakenhal, die nu onderdak biedt aan de diensten van de rector van de universiteit, is het indrukwekkende decor van een groot deel van de dag. Voor vele Princeleden is het een prettig weerzien met hun alma mater, voor anderen is het de eerste kennismaking met het architecturale erfgoed van de universiteit.

 

Grootste aula

 

 

Van de Jubileumzaal worden de deelnemers begeleid naar de Pieter De Somer-aula, de grootste aula van de universiteit in het centrum van de stad. Dat doen de leerlingen van de Leuvense circusschool. Toen we hen maandenlang geleden vroegen of ze voor ons wilden laten zien wat ze kunnen, kon hun geluk niet op. Op eenwielers of stelten, jonglerend en dansend, loodsen ze de Princeleden en andere deelnemers door de straten, pleinen en gebouwen van de binnenstad. ‘De lof der zotheid’ van Erasmus is niet ver weg.

 

 

Impressionant

 

Achter het spreekgestoelte ziet de goedgevulde aula er impressionant uit. In mijn openingswoord beklemtoon ik dat het organiseren van een Algemene Ledendag niet meer het werk van één afdeling alleen kan zijn. Het ‘harde labeur’ dat ermee gepaard gaat, kan beter door een gewest gedaan worden. Ik dank dan ook de acht afdelingen van Brabant-Oost voor de prettige samenwerking. Later zal ik horen van leden van het organisatiecomité dat samen werken aan deze ledendag heel wat vriendschappen over de afdelingsgrenzen heen heeft doen ontstaan. De amicitia ten top.

 

 

Collegium Trilingue

 

Katelijne Boon, presentatrice bij Klara en mijn collega bij de VRT, praat de ochtend aan elkaar. De eerste spreker, professor Jan Papy, schetst het ontstaan en het succes van het Collegium Trilingue onder de bezielende leiding van Erasmus. De kwaliteit van het onderwijs dat er wordt gegeven, staat buiten kijf en het college brengt dan ook grote geleerden voort. Nu nog steeds heeft het naam en faam, al blijft er van de gebouwen zelf, weggestopt in een huizenblok midden in de stad, niet veel meer over.

 

 

Veertig colleges

 

Edward De Maesschalck (afdeling Leuven-Arenberg) heeft het als tweede spreker over de veertig (!) colleges die Leuven ooit rijk was. Was Leuven niet door de Fransen en later de Duitsers onder de voet gelopen, dan was het nu volgens hem het Oxford of Cambridge van continentaal Europa. Hij schetst het leven van de rijkere studenten in de colleges en van de armere studenten in de pedagogieën, met namen als de Valk en – niet echt wat je bij een chique universiteit zou verwachten – het Varken.

 

 

Lichtbaken

 

De derde spreker is professor Rik Torfs, voormalig rector van de universiteit. Hij licht de universiteit kritisch door, wat hij zich nu naar eigen zeggen meer kan veroorloven dan toen hij zelf aan het roer stond. Universiteiten zijn volgens hem een lichtbaken, maar soms helaas ook een dwaallicht. Hij breekt een lans voor de maatschappelijke rol van de universiteit, voor een kritische zelfreflectie bij docenten bij de waarheidszoeking en – omdat hij voor een Princegezelschap spreekt – voor Nederlandstalige opleidingen, zeker in de bacheloropleiding.

 

 

 

Presidente Godelieve Laureys sluit af met een overzicht van wat ze samen met het bestuur al gerealiseerd heeft en wat ze nog allemaal wil doen. Bijna terloops zegt ze dat de Orde meer naar buiten moet komen. Geen protest in de zaal, stelt ze later met plezier vast.

 

 

Haute dogs

 

                                        

 

Voor de lunch worden de deelnemers weer in de Jubileumzaal verwacht. Ook culinair mag Leuven er zijn. De deelnemers worden vergast op de ‘haute dogs’ van tv-kok Jeroen Meus, die zijn programma opneemt in het pand ‘De dry coppen’, oorspronkelijk een herberg aan de achterkant van het Collegium Trilingue. Toeval bestaat niet tijdens onze Algemene Ledendag. De dorstigen worden uiteraard gelaafd door de lokale brouwer, Stella Artois.

             

Afgekleumd

 

Na de lunch gaat het gezelschap de stad in. Jammer dat het zo guur en koud is, er wordt wat afgekleumd, maar het is niet anders. De deelnemers kunnen kiezen uit tien activiteiten, waaronder een virtuele wandeling door de stad voor degenen die wat minder goed te been zijn. De Leuvense gidsen, onder wie een aantal Princeleden, brengen de wandelaars naar bekende en minder bekende plekken in Leuven. Uiteraard lopen sommigen langs de Leuvense colleges en de Vismarkt, waar nog een klein stukje van het Collegium Trilingue te zien is.

 

 

 

 

 

 

 

Een symbolisch belangrijk element van dat stukje van het Collegium Trilingue is deze wenteltrap.  Wentelsteen genoemd.  Meteen ook de titel van de historische roman van Princelid Joris Tulkens, onlangs verschenen bij Davidsfonds.

 

 

 

 

 

Ecologische uitdagingen

 

Sommige wandelingen focussen op het verleden van de stad, met een bezoek aan de schatkamer van de Sint-Pieterskerk, het Groot Begijnhof of de oude colleges. Ikzelf doe de ‘CERA-goodwalk’, met oog voor de stadsontwikkeling en de ecologische uitdagingen die daarmee gepaard gaan. De jonge gids hoort me uit over de Prince en stelt dat ze als historica wel belangstelling heeft voor zo’n vereniging. We moeten dringend jonge mensen makkelijk toegang tot de Orde geven, noteer ik voor mezelf.

 

Koor

 

 

Het diner heeft plaats in de Jubileumzaal van de Universiteitshal, waar geen tafel of stoel meer bij kan. En daar wacht de deelnemers een eerste verrassing. Het Leuvens Universitair Koor heeft zich opgesteld op de hoogste treden van de monumentale trap die naar de zaal leidt. Sommige Princeleden zijn zo onder de indruk van het gezang dat ze niet de zaal in willen, ondanks aandringen, zolang het koor zingt. Met een flinke file op de trap als gevolg.

 

Doorgestoken kaart

 

                  

 

Tijdens het diner ontstaat er tumult, als een van de serveersters met een knal een dienblad laat vallen en een andere serveerster haar en plein public de huid vol scheldt. Doorgestoken kaart, uiteraard. Een tweede verrassing voor de gasten. Ongemerkt hebben zes studenten van de operaopleiding van het Lemmensinstituut, een deel van de Leuvense universiteit, zich onder de kelners begeven en de knal is voor hen het sein om aan hun optreden te beginnen. Onder begeleiding van pianist Peter Jeurissen brengen ze nummers uit bekende opera’s en musicals, terwijl ze tussen de tafels door lopen. Een luid applaus is hun beloning.

 

Overblijvers

 

 

Na een extra uurtje nachtrust – de wintertijd is intussen ingegaan – zijn een 300 overblijvers zondagochtend weer paraat bij het kasteel van Arenberg in Heverlee, ook een pareltje van de universiteit. Een deel van hen bezoekt met een gids het kasteel zelf, een andere groep wordt met de bus naar het universitair ziekenhuis Gasthuisberg gebracht (niet wegens ziekte, voor alle duidelijkheid), een derde groep wandelt naar het technologisch onderzoekscentrum IMEC. De operationeel directeur van het UZ Gasthuisberg, dr. Wim Tambeur, geeft toelichting bij de plannen om van Gasthuisberg een Health Science Campus te maken, waar onderzoek, onderwijs en zorg hand in hand gaan. Op ‘de berg’ verrijst een heuse stad.

 

Nanotechnologie

 

Bij IMEC leren de bezoekers en ik van gewezen ceo en Princelid Gilbert Declerck (afdeling Kortenberg) welk onderzoek het bedrijf verricht naar nanotechnologie en de toepassing ervan in de gezondheidszorg. Directeur Johan Merlevede van Leuven MindGate presenteert Leuven als toegangspoort voor de technologische en creatieve sector. Met blauwe beschermhoezen over onze schoenen mogen we ook even kijken naar de ‘clean room’, de stofvrije ruimte waar chips – computerchips, wel te verstaan – worden gebakken en onderzocht.

 

Lodewijk XIV

 

 

De lunch wordt geserveerd in de statige salons van het kasteel van Arenberg. In de tekenzaal van het kasteel, de plek waar de architectuurstudenten hun maquettes maken, wacht de deelnemers nog een verrassing van formaat. De tafels hebben we zondagochtend in alle vroegte aan de kant geschoven voor een concert van Capella Nova, onder leiding van Princelid Marleen Reynders (afdeling Leuven). Ze brengen muziek zoals die aan het hof van Lodewijk XIV klonk, met als hoogtepunt ‘Les plaisirs de Versailles’ van Marc-Antoine Charpentier. Een geslaagde afsluiter van twee dagen vol geschiedenis, technologie en cultuur.

 

 

Nederland-Oost

 

Ik ben een gelukkige gewestpresident. Veel Princeleden hebben me gefeliciteerd voor de Algemene Ledendag. Brabant-Oost geeft nu het stokje door aan Nederland-Oost. Plaats en tijd staan nog niet vast als ik dit schrijf. Het thema min of meer wel: het zal gaan over taalverwerving, laaggeletterdheid, meertaligheid. Als neerlandicus en gewestpresident kijk ik daarnaar uit.

 

Ruud Hendrickx
Gewestpresident Brabant-Oost

 

Foto's: Dirk Dejaeghere

 

 

 

Alle foto's zien (bijna 200 exemplaren)? Klik dan hier .

 

De powerpoints van de presentaties tijdens de academische zitting zijn hier te vinden.



12 oktober 2017

Mechelen brengt Vlaanderen in de wereld in kaart


Vlaanderen herbergt 0,1% van de huidige wereldpopulatie, zo berekende de afdeling Mechelen een paar jaar geleden. Enige zelfreflectie en bescheidenheid is dus wel gepast. Desalniettemin wilde de afdeling de vraag stellen wat Vlaanderen op politiek, wetenschappelijk, literair, religieus en kunstzinnig vlak betekent op Europees en op wereldvlak. Daartoe werden vijf sprekers met grote autoriteit uitgenodigd. De voordrachten werden gebundeld in een digitaal en een papieren cahier, om zo de visies te kunnen delen met een ruimer publiek. Wat hadden politicus Herman Van Rompuy, literair criticus Frank Hellemans, wetenschapper en filosoof Gerard Bodifée, kardinaal Daneels en curator en artistiek directeur Hans Martens te melden?

 

De wereld van vandaag is niet dezelfde als die van een jaar geleden. Halverwege het jaar 2017 zien we, terugkijkend naar de samenleving van een jaar eerder, toenemende onzekerheid over wat de toekomst ons zal bieden. De aanslagen in Parijs, Nice en Brussel en op de Nationale Luchthaven van Zaventem, de Brexit en de verkiezing van Donald Trump tot 45e president van de Verenigde Staten (om nog maar te zwijgen over de niet aflatende stroom van vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika) hebben ons de afgelopen 365 dagen met de neus op de feiten gedrukt: we bevinden ons in een tijd van politieke en maatschappelijke stroomversnellingen.

 

Aanslagen Parijs

 

De plaats van Vlaanderen in de wereld en het zicht op zijn toekomst in Europa verandert bijgevolg voortdurend. Het was juist dit thema dat de afdeling Mechelen van de Orde van den Prince centraal stelde in haar werkingsjaar 2015-2016. In dat kader ontving zij enkele interessante sprekers die, voor zover mogelijk, ingingen op de actualiteit van het moment waarop zij hun voordracht hielden. Zo ging Herman Van Rompuy op 19 november tijdens zijn voordracht in op de nog geen week eerder gepleegde aanslagen in Parijs en memoreerde hij de befaamde uitspraak van Angela Merkel over het vluchtelingenprobleem. Vandaag, na de hierboven aangestipte gebeurtenissen die het aanzijn van 2016 bepaalden, zou hij zijn redevoering stellig anders hebben ingericht.

 

Nobelprijs voor Vlaamse strips?

 

De lezingen die in deze verzameling worden afgedrukt zijn dus momentopnames. In veel gevallen keken de sprekers ook naar de toekomst. Frank Hellemans, lid van de afdeling Mechelen van de Orde van den Prince en sinds 1987 literair criticus voor het opinieweekblad Knack, vroeg zich op 15 oktober af of Vlaanderen ooit een winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur zou leveren. Hij opende de lezingenreeks en kwam daarin tot een interessante suggestie voor eventuele kandidaten. Wie weet is zijn gedachte dat Vlaamse auteurs van strip- en jeugdverhalen kanshebbers zijn, een stap naderbij gekomen nadat de Amerikaanse troubadour Bob Dylan de prijs in de wacht sleepte.

 

Leven op Mars

 

De toekomst stond nadrukkelijk centraal in de lezing van Gerard Bodifée. 'Leven op Mars', de titel van zijn voordracht op 21 januari, laat twee kanten van een medaille zien: zijn de sporen op het oppervlak van de planeet resten van rivieren die ooit het oppervlak hebben bedekt? Was er ooit leven op Mars? We weten dat er ondergronds water in bevroren toestand is. Kunnen we dat gebruiken om er een leefbare wereld tot stand te brengen en hoe lang moeten we daarop dan nog wachten? Technisch gezien is er veel mogelijk maar zijn die inspanningen ook financieel verantwoord? Vlaanderen was in deze lezing even naar de achtergrond verdwenen. Maar tegen de tijd dat plannen om Mars te bevolken concreet worden leven we wellicht in een 'Verenigde Staten van Europa' waarin Vlaanderen haar eigen stem laat horen. Vooralsnog ziet het er evenwel naar uit dat we de richting inslaan van kleine zelfstandige staten. In Schotland en Californië klinkt de stem naar afsplitsing steeds luider…

 

Persoonlijke geloofsgetuigenis

 

Kardinaal Danneels was 21 april 2016 onze gastspreker. Het was zonder meer een aangrijpende gebeurtenis, zijn ‘laatste publieke optreden’ zei hij zelf. "Ik ben moe, lees niet meer en schrijf niet meer: ik eet nog, slaap en bid." Wat hij ons vertelde – erg lucide en bijna op fluistertoon – was een hoogst persoonlijk getuigenis van zijn geloof, over wat hem had aangetrokken tot Jezus van Nazareth, wat hem had aangezet om zijn leven aan Hem te wijden. Al keek hij vooral terug op zijn leven en de wereld waarin hij opgroeide, de toekomst ontbrak in zijn lezing allerminst. De problemen waarvoor de kerk vandaag wordt gesteld ging hij daarbij niet uit de weg en hij ziet een veel grotere rol weggelegd voor de vrouw in de kerk.

 

Vlaamse kunst

 

De laatste spreker in de rij, Hans Martens, plaatste op 19 mei de Vlaamse kunst, zowel die van het verre verleden als die van het heden, in een mondiaal perspectief. Als rechterhand van Jan Hoet en in zijn huidige functie van directeur van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Mechelen heeft hij leren denken als kunstenaar. Schilders en beeldhouwers voeren in hun werk een dialoog met hun omgeving. Dit geldt niet alleen voor hedendaagse kunstenaars, ook de gebroeders Van Eyck trokken op subtiele wijze hun eigen wereld binnen de kaders van het veelluik dat zij ontwierpen voor de Gentse stadsbestuurder en vertrouweling van hertog Filips de Goede, Joos Vijd. Hedendaagse kunst is voor veel museumbezoekers moeilijk te begrijpen, maar in de wetenschap dat kunstenaars vandaag vooral een bijdrage willen leveren aan maatschappelijke discussies en het 'l’art pour l’art' liefst mijden, bieden zij diezelfde bezoekers tevens een uitdaging om zelf over onze samenleving na te denken.

 

Niet navelstaren

 

Dit laatste aspect, reflectie op de huidige tijd en het aangaan van een discussie over hoe het verder moet, is wat de lezingen samenbond. De plaats van Vlaanderen in de wereld is er niet een van navelstaren en zelfvoldaan genieten van de welvaart. In plaats daarvan keken alle sprekers uit naar de toekomst en, gezien vanuit de vele invalshoeken die daarbij betrokken kunnen worden, bieden de teksten meer dan genoeg stof tot nadenken.

 

 

Bovenstaande tekst was de inleiding tot het cahier. Wilt u het hele cahier digitaal lezen, klik dan hieronder op de link.

 

Het cahier zal op de Algemene Raad van 25 november 2017 ook in papieren vorm uitgereikt worden aan alle afdelingsvoorzitters.




Documenten


11 oktober 2017

Met andere woorden: congres van Onze Taal


Welke taal gebruik je wanneer? En wat is het effect van de woorden die je kiest? Die vragen stonden centraal op het congres van Onze Taal, dat plaatsvond op zaterdag 7 oktober in Utrecht, onder de titel 'Met andere woorden'. Zo’n 1400 taalliefhebbers en -deskundigen woonden het congres bij.

 

De Orde van den Prince was goed vertegenwoordigd op het congres: President Godelieve Laureys was uitgenodigd en onder de aanwezigen waren er meerdere Princeleden uit alle hoeken van ons taalgebied. Als secretaris NT&C Afdeling Antwerpen-Plantiniana schreef Marianne van Scherpenzeel een (beknopt) verslag voor de leden van haar afdeling. Nadien klommen zij en Godelieve Laureys samen in de pen voor een wat uitgebreider verslag, dat wij de leden van alle andere afdelingen niet wilden onthouden.

 

Nokvol

 

Het mooie Beatrixtheater zat nokvol. Presentator Wim Daniëls praatte de lezingen op amusante wijze aan elkaar en bewaakte daarbij nauwlettend het tijdschema. Zowel tijdens het ochtendprogramma als tijdens het middagprogramma was er een ludiek optreden. Cabaretier Ronald Snijders en muziektheatergroep LOS legden, elk op hun manier, het accent op ‘taal’. Tijdens de lunchpauze waren er workshops en Taal-tafels, en konden de deelnemers de informatiemarkt bezoeken.

 

  

                    Optreden cabaretier Ronals Snijders                                             Optreden muziektheatergroep LOS

 

Sprekers

 

Hieronder laten we de sprekers op dit zeer geslaagde congres de revue passeren. We hebben onze notitieboekjes geraadpleegd en willen alle Princeleden een beeld geven van de inhoud van de lezingen en hen laten delen in onze indrukken.

 

· Hans Bennis, de nieuwe algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie beet de spits af. Hij rolde de Nederlandse taal in haar volle breedte uit. Hij ging in op vragen als: Wat is de Nederlandse standaardtaal en hoe verhoudt die zich in het brede spectrum van de variëteiten? Hij liet verschillende audiovoorbeelden horen van realisaties van het Nederlands, variërend van het zeer formele Nederlands (gesproken door koningin Beatrix in de troonrede), tot voorbeelden van het Poldernederlands, Surinaamse versies van het Nederlands en Vlaamse versies (waaronder tussentaal). Wat is standaardtaal en wat niet? Met andere woorden: wat is de spanwijdte van de Nederlandse taal? Met zijn lezing gaf hij ook de aftrap voor de Week van het Nederlands, van 7 tot en met 14 oktober, onder de titel 'Iedereen aan het woord'.

 

 

 

 

   

   Openingslezing Hans Bennis, algemeen secretaris
   van de Nederlandse Taalunie.

 

 

 

 

 

 

 

· Ann De Craemer, romanschrijfster en columniste van De Morgen en Onze Taal, was de enige spreekster uit Vlaanderen. In haar boeiende voordracht gaf zij authentieke voorbeelden van de verschillen in taalgebruik in Vlaanderen en Nederland en hoe een auteur daarmee worstelt. Dat we niet allemaal hetzelfde Nederlands spreken, heeft ze regelmatig gemerkt in haar contacten met Nederlandse eindredacteuren bij het uitgeven van haar boeken: soms is het ‘vechten’ om Vlaamse woorden of zegswijzen te behouden. De voorgestelde hertaling door een Nederlandse corrector geeft immers niet altijd weer wat zij bedoelt of klinkt voor haar niet echt. Ze illustreerde dit met het voorbeeld 'mijn hond heeft het zot in de kop', dat door de Nederlandse uitgever was geschrapt en vervangen door 'tureluurs'. “Maar mijn hond was niet tureluurs”, zei ze, “hij had het zot in de kop.” Dat bleef hangen bij het publiek.

 

· Publicist en reclamemaker Jaap Toorenaar onderhield de zaal met voorbeelden van hoe taal ons leidt en misleidt. Ogenschijnlijk kleine nuanceringen (zoals 'ik vind dat…' of 'ik denk dat…', 'ik meen te weten dat…' naast 'ik weet zeker dat…' of 'ik betreur dat…') kunnen een wereld van verschil betekenen. Het kan de uitgesproken bewering in een totaal ander daglicht stellen.

 

Geboeid publiek

 

· NRC-columniste Japke-d. Bouma trok alle registers open en besprak haar verzameling ergste clichés. Ze toonde ons haar 'top tien van de jeukwoorden'. In haar 'doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg'-stijl gaf ze voorbeelden van hoe er op kantoor vaak in clichés gecommuniceerd wordt. Aan 'stuurgroepen' en 'klankborden' zijn we inmiddels al wel gewend, maar wat te denken van 'managers die de regie pakken om hun collega’s in hun kracht te zetten', 'kwaliteitsbewakers die uitdagingen aanvliegen', 'professionals die processen aanjagen', 'gedreven teamplayers die trajecten ingaan' en 'stakeholders die in een constante dialoog met je willen zijn'? Juist door haar droge commentaar erbij lokten die kreten talrijke lachsalvo’s uit.

 

· Peter-Arno Coppen, hoogleraar aan de Radbout Universiteit in Nijmegen, ook bekend als ‘de Taalprof’, behandelde de vraag hoe niet-specialisten over taalverschijnselen discussiëren. Hij liet ons op een onderhoudende manier zien hoe meningen over taal werken. Vaak worden mensen daarbij geleid door hun buikgevoel al spelen rationele en emotionele elementen ook een rol.

 

· Hoogleraar wetenschapscommunicatie en columniste Ionica Smeets stond stil bij het belang van een goede communicatie bij wetenschapsvoorlichting. Ze gaf inzicht in wat er allemaal kan misgaan tussen mensen met een verschillende achtergrond. Ook hier waren er tal van humoristische voorbeelden, zoals de instructie om een pizza op 180 graden in de oven te zetten. Een normaal mens denkt dan aan een temperatuur van 180 graden, maar een wiskundige kan dit ook anders begrijpen. Zo kwam het dat iemand erin slaagde het object 180 graden te roteren en de pizza ondersteboven in de oven te zetten… Het is voor onze verbeelding maar een kleine stap naar wat er kan gebeuren (en: wat er kan misgaan) als wetenschappers hun werk vertalen voor een algemeen publiek.

 

 

 

                                                                                 

 

                                                                                                                                                                                                    Lezing Ionica Smeets

 

 

 

 

 

 

 

· Prinses Laurentien, beschermvrouwe van Onze Taal, sprak het slotwoord. Ze ging in op het probleem van laaggeletterdheid, wees op het belang van praten met je kinderen en van overdracht van woordkennis ('het benoemen van dingen'), en pleitte in het algemeen voor meer ‘echte’ communicatie en empathie.

 

 

 

 

 

 

  Afsluitende lezing door prinses Laurentien.

 

 

 

 

 

 

 

Frits Spits

 

In het rijk gevulde programma was er ook ruimte voor twee warme en inspirerende momenten. Een van de hoogtepunten van de dag was de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijs van het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) aan Frits Spits. René Appel hield de laudatio. ANV-voorzitter Wim van Gelder overhandigde de prijs: een oorkonde en een cheque van 15.000 euro. Spits ontving de prijs vanwege zijn inzet voor de Nederlandse taal tijdens zijn hele carrière.

 

Uitreiking Visser-Neerlandiaprijs aan Frits Spits.

 

Poplimerick

 

Bij het radioprogramma De Avondspits zette de presentator in de jaren zeventig van de vorige eeuw het luisterend publiek al aan tot creatief taalgebruik via de ‘poplimerick’. En in de jaren negentig introduceerde hij ‘Tweespraak’, waarin luisteraars in één uitgebalanceerde zin een dialoog weergeven. Taalcreativiteit voor duizenden.

 

Tegenwoordig (vanaf 2013) maakt én presenteert Spits iedere zaterdag tussen 11 en 13 uur op
NPO Radio 1 De Taalstaat. Het is een vrolijk en informatief programma dat wil vertellen hoe het met onze taal gaat. Alle uithoeken van het Nederlands komen erin aan bod. Het programma is razend populair. In het juryrapport werd het als volgt geformuleerd: “Het programma, waarvan Spits dé organiserende en enthousiasmerende motor is, heeft in drie jaar een grote naam en status verworven in taalland.”

In zijn dankwoord maakte Spits melding van de bestemming voor het geld. Het bedrag gaat voor het allergrootste deel naar prof. dr. Gerard Steen van de Universiteit van Amsterdam, die het geld zal gebruiken voor onderzoek naar de juiste metaforiek voor dementie. Met andere woorden: onderzoek naar de wijze waarop je mensen zo reëel mogelijk kunt voorlichten over deze afschuwelijke ziekte zonder dat je valse hoop wekt. Reële metaforen die de mensen, patiënten en verzorgenden, op de juiste manier kunnen uitleggen wat voor een ziekte het is en hoe je er het beste mee om kunt gaan.

 

Onderscheiding

 

Een ander belangrijk moment tijdens het congres – niet vooraf aangekondigd – was de uitreiking van een koninklijke onderscheiding voor Peter Smulders, afscheidnemend directeur van het Genootschap Onze Taal. Hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Burgemeester Van Zanen van Utrecht reikte de onderscheiding uit.

Peter Smulders (61) kreeg deze onderscheiding voor zijn bijzondere prestaties de afgelopen 27 jaar als directeur van het Genootschap Onze Taal.

 

De Utrechtse burgemeester Jan van Zanen reikt een koninklijke onderscheiding uit aan Peter Smulders

 

Onze Taal

 

Smulders is sinds 1983 verbonden aan het Genootschap Onze Taal. Sinds 1990 is hij directeur. Onder zijn leiding is het genootschap uitgegroeid van een kleine organisatie voor leden naar een landelijke vereniging voor iedereen met 28.000 leden: een vereniging die zich ook qua ledenaantal een van de allergrootste taalverenigingen ter wereld mag noemen. Smulders heeft ervoor gezorgd dat het Genootschap Onze Taal zich de afgelopen 35 jaar heeft ontwikkeld tot hét kennisinstituut voor de Nederlandse taal. Hij stond aan de basis van de Taaladviesdienst, onder zijn leiding is het tijdschrift Onze Taal geprofessionaliseerd en is er een website gekomen met inmiddels ruim één miljoen bezoekers per maand. Door zijn toedoen is er meer oog gekomen voor jongeren. Zo kwam er in 2014 een kinderpagina in Onze Taal, zorgt het genootschap voor een rubriek in de jongerenkrant Kidsweek, brengt het een kindertaalkalender uit en is het betrokken in het onderwijsprogramma. De heer Smulders heeft hiermee veel betekend voor de Nederlandse taal.

 

Foto's: Onze Taal / Eelkje Colmjon



08 september 2017

Roman over het College der Drey Tonghen


Eerder deze maand kwam het nieuwste boek uit van Joris Tulkens, classicus, filosoof en lid van de afdeling Diest: ‘Wentelsteen – Erasmus en de moeizame geboorte van het Collegium Trilingue’. U kunt er niet bij zijn in Leuven op de Algemene Ledendag eind oktober? Met dit boek, kan ook u tot in detail te weten komen waarom dit 'College der Drey Tonghen' een – of zelfs het - kantelpunt in de westerse beschaving was. Onderstaande recensie licht alvast een tipje van de sluier op.

 

 

Op 1 september 1518 gingen in een lokaal van de Leuvense paters augustijnen de cursussen Grieks en Latijn van het Collegium Trilingue van start, terwijl in de onmiddellijke nabijheid de lessen Hebreeuws werden gegeven. Met deze vernieuwende stap in het onderwijs aan de Alma Mater werd uitvoering gegeven aan het testament van Hiëronymus Busleyden, die in 1517 in Bordeaux overleed toen hij op weg was naar Spanje om daar verder zijn taak als raadgever van Keizer Karel V te vervullen. Samen met de executeurs van het testament neemt Erasmus van Rotterdam het voortouw om het College van de grond te krijgen. Hoe veel diplomatie het hem zal kosten, hoe hij de tegenkanting van de ‘klassieke’ theologen en de magistri’ van de ‘artes’ (de klassieke opleiding in de zeven vrije kunsten, van oudsher het programma aan de Alma Mater) moet weten om te buigen tot aanvaarding - zij het allerminst van harte - van het hele project: dit en zoveel meer vernemen we uit de mond van Rutger Rescius, vertrouweling van Erasmus, corrector bij de Leuvense drukker Dirk Martens en eerste docent Grieks aan het nieuw opgerichte College.

 

Wentelsteen

 

Als geen ander heeft auteur Joris Tulkens zich weer ingeleefd in de periode van de zestiende eeuw, het eerste grote kantelmoment in de westerse geschiedenis. De pas opgerichte gebouwen waar de drietalencursussen gegeven gingen worden, hebben een uitsprong die verwijst naar de trap die naar boven wentelt. Rutger Rescius verwijst ernaar als hij het project, samen met Erasmus en diens vrienden uiteraard, beschrijft als het keerpunt in de beschaving: "De naam ‘wentelsteen’ staat voor wat deze school beoogt: een omwenteling teweegbrengen in de geschiedenis van de mensheid. Wie deze school verlaat, heeft de mogelijkheden om het rad van de vooruitgang te doen wentelen." (p. 286) Die clash tussen traditie en vernieuwing heeft Tulkens al altijd geboeid: lees zijn romans over Nicolaes Cleynaerts (‘Christenhond tussen moslims’, ook bewerkt tot monoloog), over de Antwerpse humanist Pieter Gillis (‘De verloren droom van Pieter Gillis’), over ‘Vesalius’ en ‘Thomas More’…

 

Ambigu

 

Net als in zijn roman ‘De schaduw van Erasmus’ (2006) stelt hij in ‘Wentelsteen’ de grote Rotterdamse denker centraal, dit keer focussend op de moeilijkheden rond de oprichting van het Collegium Trilingue en met Rescius als vertellende instantie. Die keuze is in wezen ambigu: waar hij in zijn eerste Erasmus-roman volop aandacht kon besteden aan de psychologische profilering van zijn hoofdpersonage (en vooral dan in diens relatie met zijn dienaar Hovius), blijft die thans enigszins achterwege. Rutger Rescius fungeert misschien iets te nadrukkelijk als spreekbuis van de auteur waar het de spanningen betreft die in de eerste decennia van de zestiende eeuw humanisten en de eerbiedwaardige Alma Mater in diametraal tegenover elkaar gestelde kampen dreigden te verdelen. Slechts bij mondjesmaat vernemen we wat Rescius echt voor ogen heeft: hij wil hogerop – getuige zijn ambitie om echt als ‘graecist’ aan de bak te komen - , maar wat zijn persoonlijk (lees: familiaal) leven aangaat, blijft het bij terloops genoteerde opmerkingen. Ik denk hier aan zijn relatie met Anna (met wie hij, zoals aangestipt in het nawoord, later zal huwen).

 

Mooiste bladzijden

 

Iets verder gaat Tulkens wanneer hij de vriendschapsband tussen Rutger en Nicolaes (‘Klaas’) Cleynaerts beschrijft. Tot de mooiste bladzijden uit de roman behoren die waarin wordt beschreven hoe Cleynaerts zich ertoe leent op te treden als ‘spion’ en medestander van de theologen die Erasmus blijvend dwarsbomen, in ruil voor een postje dat hem als pastor van het Diestse begijnhof wordt beloofd. Betekenisvol hier zijn de woorden van Driedo, een van Rutgers vrienden: "Als er iets is wat ik in Leuven heb geleerd, dan is het wel dat je vriendschappen en overtuigingen uit elkaar

moet houden." (p. 192)

 

Debatten

 

Dat ‘Wentelsteen’ een krachtige roman is geworden, is in de eerste plaats toe te schrijven aan de vlotheid waarmee Joris Tulkens de debatten in kaart brengt die gevoerd worden tussen Erasmus en de ‘overheden’ (lees: de theologen die hoe dan ook hun ‘waarheid’ willen opdringen, daarin bijgestaan door de professoren van de ‘artes’ die aan het Collegium studenten dreigen te verliezen). Wat vaak neerkomt op juridische haarkloverij en uit de lucht gegrepen kerkelijke dogma’s (het primaat van de Vulgaat als Bijbelvertaling), wordt in spitse dialogen en twistgesprekken opgevoerd. Tussen dat alles door komt de figuur van Erasmus volop in het daglicht te staan: "Een mens vraagt zich af waar Erasmus de moed vandaan haalt om dat allemaal over zich heen te laten gaan: de verdachtmakingen, de vijandschappen, de incidenten, de voortdurende bedreiging vanuit theologische hoek, de zorg om het bezet houden van de drie leerstoelen, het verlies van vrienden, de aanvallen vanaf de kansels, het gebedel om steun van hovelingen en kerkelijke autoriteiten." (p. 229)

 

Hoofddoel

 

Zoals Rescius het ziet en samenvat: "Zijn hoofddoel is de vernieuwing van de kerk. Hij wil het christendom centreren op het voorbeeld van Christus en de triomferende kerk laten evolueren naar een dienende." (p.86) Tegen zowat alles en iedereen in zet Erasmus door: zijn collegium is er in de eerste plaats op gericht via de studie van de drie talen het evangelie in zijn authenticiteit te laten herleven. Dat zijn tegenstanders de grove middelen niet schuwen, wordt in ‘Wentelsteen’ ten voeten uit verwoord: van beschuldigingen als zou hij zelf de hand hebben gehad in de dood van Busleyden tot en met de pogingen hem als aanhanger van Luther te laten veroordelen. En dat de boekverbrandingen hier al komen meespelen, doet uiteraard denken aan wat vijf eeuwen later zal gebeuren: "De boekverbranding, de eerste in de Lage Landen, wordt het begin van een ketterjacht die de komende jaren ongehoorde proporties zal aannemen. Wantrouwen, haat en onverdraagzaamheid schieten wortel in de Brabantse bodem en genereren een christelijk geloof dat de liefde afzweert, de angst in het vaandel voert en onnoemelijk veel menselijk leed veroorzaakt. Wat uiteraard blijft het niet bij het vernietigen van wat gedrukt papier: na de boeken komen de schrijvers zelf aan de beurt." (p. 283)

 

De geschiedenis overbrugd

 

Van 1517, het jaar van het Busleyden-testament, tot 2017: Joris Tulkens heeft het goede moment weten te kiezen om zijn ‘Wentelsteen’ te publiceren. Wat ooit het befaamde ‘Collegium Trilingue’ was, krijgt hier de aandacht die het verdient. In zijn nawoord wijst Tulkens erop dat het instituut de fundamenten heeft gelegd voor het wetenschappelijk onderzoek dat gebaseerd is op een kritische houding tegenover het gezag van illustere voorgangers, persoonlijk onderzoek van overgeleverde teksten en terugkeer naar de bronnen. Het college blijft bestaan tot in 1797, het moment waarop het, samen met de hele universiteit, door de Franse bezetter wordt gesloten. Het is nadien nooit meer heropend. Nu is de benedenverdieping tot restaurant omgebouwd, de rest werd ingericht als woonruimte. Erasmus had het moeten meemaken…

 

Joris Tulkens, ‘Wentelsteen – Erasmus en de moeizame geboorte van het Collegium Trilingue’, Antwerpen, Davidsfonds/ WPG-uitgevers, 2017, 320 pagina's.

 

Jooris Van Hulle

Lid afdeling Houtland



08 september 2017

Eén taal, twee atlassen van de Nederlandse taal


Voor de zomer hebben we onder de kop 'Mag je je kind noemen zoals je wilt?' bericht dat we de recent uitgekomen Atlas van de Nederlandse taal gingen laten recenseren door historicus, taalkundige en Mechels Princelid Wim Hüsken. Hij heeft deze zomer zijn best gedaan de Nederlandse en Vlaamse variant van de atlassen nauwlettend en kritisch met elkaar te vergelijken. Princeleden kopen de bijzonder informatieve en aantrekkelijk vormgegeven atlas of atlassen overigens met korting (zie onderaan). Want wie wil nu, om maar één voorbeeld te noemen, niet weten hoeveel dialecten het Nederlands kent?

 

         

 

 

In de lift van het Mechelse appartement waar ik woon staat: “Verboden aan niet-begeleide personen onder de 15 jaar.” In Nederland zou het voorzetsel aan hier niet gebruikt worden maar voor. In dit zinnetje is de invloed van de Franse taal op het Nederlands in Vlaanderen voelbaar: 'interdit à'. Het is maar één van de vele kleinere of grotere verschillen tussen de taal in het zuiden en het noorden.

 

Verboden aan

 

Weinig Vlamingen zullen zich ervan bewust zijn dat zij in de woordcombinatie 'verboden aan' een zeldzame leenvertaling uit het Frans gebruiken. Leenwoorden kennen we allemaal en meestal – niet altijd – zijn we ons bewust van het feit dat het woord dat we gebruiken niet oorspronkelijk uit het Nederlands komt. Naast de vele ontleningen aan het Engels ('computer', 'manager', 'accountant') zijn er ook Franse ('idee-fixe', 'restaurant') en Duitse ('vernuft'). Maar het blijft niet bij zelfstandige naamwoorden; uit het Duits hebben we 'sowieso' geleend, 'helaas' zeggen we de Fransen na en 'wow' is zo Engels als het maar kan.

 

Vreemdgaat

 

De Nederlandse en Vlaamse edities van de recent verschenen Atlas van de Nederlandse taal maken in het hoofdstukje 'Waarom het Nederlands vreemdgaat (en met wie)' nauwelijks verschil in hun besprekingen van het verschijnsel leenwoorden en andere ontleningen. Het enige verschil tussen de twee taalvarianten – want dat het Nederlands en het Vlaams als zodanig aangeduid kunnen worden, is goed te verdedigen – ligt volgens de auteur(s) van dit hoofdstuk in het veel frequenter gebruik van niet-Nederlandse klanken in leenwoorden in het noorden. Zo nemen we zowel in Amsterdam als in Antwerpen de 'tram' maar in het ene geval zeggen we trem en in het andere tram. De 'Editie Nederland' van de Atlas geeft een uitvoerige lijst van klanken die uit vreemde talen in het Nederlands zijn ingeburgerd, terwijl die lijst in de 'Editie Vlaanderen' beperkt blijft.

 

In kaart

 

De samenstellers van de Atlas geven in hun voorwoord duidelijk aan wat zij met deze boeken willen bereiken: “Zoals een klassieke atlas de geografische wereld ontsluit, willen wij de wereld van het Nederlands in kaart brengen.” (blz. 9) Zij doen dit in zestig (60!) korte hoofdstukjes die variëren van het ontstaan van het Nieuwnederlands uit het Oudnederlands en de relatie tussen het Nederlands en het Afrikaans, tot de meest voorkomende spellingfouten en het taalgebruik van politici. Hierbij wordt terdege rekening gehouden met het feit dat de verhoudingen in Nederland en Vlaanderen niet gelijk zijn. In beide atlassen zijn er evenwel slechts vier hoofdstukjes die alleen in de Nederlandse of de Vlaamse editie verschijnen. Zo gaat het vierde 'Over het Fries en andere minderheidstalen', respectievelijk over 'Over de taalwetgeving in België'.

 

Tien iconen

 

Maar ook in hoofdstukken die inspelen op hetzelfde thema, zoals 'Tien iconen voor het Nederlands', liggen de accenten in de beide atlassen verschillend. Van de tien invloedrijke personen die voor deze eretitel in aanmerking komen zijn er zes die in beide edities figureren. De vier oudste komen uit het zuiden, uit een tijd dat Limburg en Vlaanderen het grootste aandeel hadden in de schriftelijke taalproductie: Hendrik van Veldeke, Hadewijch, Jacob van Maerlant en Anna Bijns. Voor de nieuwe tijd delen we, naast Betje Wolff en Aagje Deken, blijkbaar alleen Annie M. G. Schmidt met elkaar. Merkwaardig genoeg wordt de grondlegger van 'de dikke Van Dale', de uit Zeeuws-Vlaanderen afkomstige Johan Hendrik van Dale, alleen in de Vlaamse editie als icoon voorgesteld, terwijl hij in de Nederlandse geenszins zou hebben misstaan.

 

Napoleontische staatshervorming

 

Omgekeerd is de invloed van de Napoleontische staatshervorming op het ambtelijk taalgebruik en de introductie van het metriek stelsel met zijn bijbehorende vocabulaire (liter, kilometer, gram) even groot geweest in het zuiden als in het noorden. De paragraaf over 'Napoleon en Lodewijk Napoleon' zou in de Vlaamse editie dan ook niet hebben mogen ontbreken. Maar welk icoon had daarvoor moeten worden opgeofferd? Hendrik Conscience? Jan Frans Willems? Of Martine Tanghe? Wat de laatste betreft: de Nederlanders kennen haar waarschijnlijk niet of nauwelijks, maar als nieuwslezeres is zij op de Vlaamse televisie misschien zelfs meer dan een icoon voor haar onberispelijke uitspraak van het Nederlands. Het vermakelijke citaat dat de Atlas uit haar mond optekende: “Toen ze klein waren, zeiden mijn kinderen weleens: ‘Mama, wij zijn de enigen van de hele klas die jam zeggen, alle andere kinderen zeggen confituur!’”. Dit gaat echter voorbij aan het feit dat ook 'jam' een leenwoord is…

 

Dt-fouten

 

Hoofdstukken die door veel lezers gesmaakt zullen worden, zijn die welke ingaan op de vraag: “Hoe hoort het nu eigenlijk?” Volgens onderzoekers storen professoren zich vooral aan dt-fouten in de teksten die hun studenten aanleveren, terwijl het grootste mankement juist ligt in het ontbreken van een heldere structuur. Dat de auteurs van de Atlas ook zelf niet altijd oog hebben voor kemels in hun tekst, siert ze misschien maar doet toch klungelig aan. In de samenvatting van een Antwerps onderzoek naar de systematiek in werkwoordfouten bij bepaalde proefpersonen lezen we in de Vlaamse editie 'Bovendien kregen ze enkel de uitdagendste werkwoordvormen invullen (p. 217), terwijl de Nederlandse editie hiervan een correcte zin maakt door 'kregen' te vervangen door 'moesten' (p. 215).

 

Lellebellen

 

Wie in de Atlas op zoek gaat naar allerlei handige spelling- en grammaticale regels, komt bedrogen uit. Maar dit is ook niet de bedoeling van het boek. Toch wordt af en toe een poging in die richting gedaan. Zo wordt in het hoofdstuk 'Hoe bollebozen lellebellen spellen' geprobeerd de regel van de tussen-n uit de doeken te doen. Daarbij komt, vreemd genoeg, ook het woord 'aspergesoep' ter sprake. Dat dit woord zonder tussen-n gespeld wordt, zoals in paragraaf twee van dit hoofdstukje staat vermeld, is een waarheid als een koe. Zou 'aspergessoep', naar analogie van 'pannenkoek', niet logisch zijn, vraagt de lezer zich misschien af. Hier biedt de webstek van het Genootschap Onze Taal (https://onzetaal.nl/taaladvies/tussen-s/) uitkomst. Voor de tussen-s is er, zo lezen we daar, geen regel die vergelijkbaar is met die voor de tussen-n. De analogie met andere samenstellingen is hier maatgevend: omdat we 'stationshal' zeggen, is 'stationsstraat' de aanbevolen schrijfwijze, maar zowel 'kwaliteitcontrole' als 'kwaliteitscontrole' zijn correct. Enige uitleg over de tussen-s zou in de Atlas wenselijk zijn geweest.

 

Afwijkingen

 

Wanneer de afwijkingen van de standaardtaal aan bod komen, zijn de verschillen tussen de twee boeken het grootst. In Vlaanderen is de laatste jaren veel te doen geweest over 'tussentaal', terwijl er in Nederland veel onderzoek is gedaan naar het zogenaamde Poldernederlands. In het eerst geval gaat het om een taalvariant die zich situeert tussen de dialecten en de standaardtaal in, bijvoorbeeld gekenmerkt in het weglaten van eindklanken waardoor na elkaar uitgesproken woorden als één brij klinken: "Eindelijk moge we ne keer iet anders spreken." Bij het Poldernederlands gaat het om een verschuiving van de tweeklanken, een verschijnsel dat zich vanaf de jaren 1970 vooral bij jonge hoogopgeleide vrouwen voordoet. Als gevolg van het verder openen van de kaken klinkt het woord 'tijd' als 'taaid' en 'koud' als 'kaaud'. De beschouwingen over deze recente ontwikkelingen zijn misschien wel de meest interessante in de beide boeken, maar over persoonlijke smaak valt niet te twisten.

 

Vermakelijke boeken

 

De samenstellers van de Atlas van de Nederlandse taal – aan Nederlandse kant Nicoline van der Sijs en Mathilde Jansen en aan Vlaamse kant Johan De Caluwe en Fieke Van der Gucht (let op het hoofdlettergebruik in de achternamen!) – zijn er, kort samengevat, in geslaagd twee aantrekkelijke en vermakelijke boeken over de talrijke aspecten van de Nederlandse taal tot stand te brengen. De beide atlassen zijn gericht op een ruim lezerspubliek en nodigen niet alleen uit om na te denken over de totstandkoming van onze taal – waarbij we ons kunnen afvragen wie we hier met 'onze' bedoelen – maar evenzeer over het Nederlands anno 2017. Voor Nederlandse lezers is de Vlaamse editie even interessant als de Nederlandse. Omgekeerd geldt hetzelfde. Wie erover twijfelt welk van beide boeken aan te schaffen, zou ik willen adviseren: koop ze allebei!

 

Wim Hüsken

Lid afdeling Mechelen

 

 

Atlas van de Nederlandse taal. Editie Nederland; red. Nicoline van der Sijs en Mathilde Jansen, Editie Vlaanderen; red. Johan De Caluwe en Fieke Van der Gucht, 272 blz. Tielt: Uitgeverij Lannoo nv, 2017. ISBN 978 94 014 4205 3 en 978 94 014 3292 4.

 

Leden van de Orde van den Prince kopen tegen gunstvoorwaarden. Dat kan via deze link: www.lannoo.be/taalatlassen (de Nederlandse versie is uitverkocht geweest, maar inmiddels weer beschikbaar).



22 juni 2017

De eerste afdeling boven de rivieren en het eerste vrouwelijke lid: veertig jaar afdeling Den Haag


Een heuse cruise over een kanaal dat nog door de Romeinen is gegraven. Een kennismaking met de zeventiende eeuwse dichter, diplomaat, geleerde, componist en architect Constantijn Huygens en diens zoon Christiaan, vooral bekend als uitvinder van de telescoop en het slingeruurwerk. En natuurlijk een terugblik op de ontstaansgeschiedenis van de eerste Nederlandse afdeling 'boven de rivieren'. Dit was het programma van het veertigjarig jubileum van de afdeling Den Haag op 17 juni 2017.

 

                     

 

Na bijeenkomst in Voorschoten gingen zo'n veertig leden, partners en genodigden aan boord van het schip Rijnland voor een vaartocht over de Vliet richting buurgemeente Voorburg. Daar aangekomen, werd het gezelschap welkom geheten door twee gidsen van buitenplaats Hofwijck, in 1642 gebouwd in opdracht van Constantijn Huygens. Hij was in 1596 geboren in Den Haag als zoon van Christiaan senior, secretaris van Willem van Oranje en na diens dood van de Raad van State, en de Vlaamse moeder Suzanne Hoefnagel, zus van Antwerpse schilder Joris Hoefnagel. Constantijn werd een van de grootste dichters uit de zeventiende eeuw, was diplomaat, geleerde, componist en architect en sprak zeven talen. Het historische Hofwijck onderging in de loop der jaren allerlei verbouwingen, maar na daaropvolgende verwaarlozing werd het begin vorige eeuw ternauwernood van de sloop gered door dr. Van Gelder. Recent werd het gerestaureerd nadat een originele tekening van het gebouw was opgedoken van de hand van de twaalfjarige zoon Christiaan Huygens.

 

                                   

 

Christiaan Huygens

 

Deze zoon Christiaan Huygens heeft belangrijke ontdekkingen en uitvindingen op zijn naam staan. Zo ontdekte hij met een uit zelfgeslepen lenzen samengestelde telescoop in 1655 de eerste maan van Saturnus en concludeerde hij dat Saturnus een ring heeft. Huygens is onder meer ook de uitvinder van het slingeruurwerk, waarvan hij de theorie en het ontwerp in 1673 publiceerde in zijn boek 'Horologium Oscillatorium'. De gidsen gaven ons een uitgebreid inzicht in de veelzijdige activiteiten van Constantijn en Christiaan, die beiden met recht 'homo universalis' genoemd kunnen worden. Er volgde een interessante rondleiding in de tuin, die oorspronkelijk werd aangelegd naar de ideale vorm van de Romeinse architect Vitruvius, maar thans deels onder spoor en weg verdwenen is.

 

                     

 

Cruise

 

Vervolgens werd op een heerlijke cruise in de warme namiddagzon, langsheen de groene boorden van de Vliet en via het gezellige Leidschendam, teruggevaren naar Voorschoten, waar in de tuin van Restaurant Allemansgeest het aperitief wachtte. Gewestpresident Cees de Wit las een stimulerende en verbindende felicitatieboodschap voor van President Godelieve Laureys en installeerde gedegen en met verve drie nieuwe leden (in de volgorde op de foto hieronder): Bert Segier, Marleen Toebosch en Bram Martin. Frans Peeters, die bij de eerste leden van veertig jaar geleden geïnstalleerd was en nog steeds trouw lid is in Den Haag, werd door onze voorzitter Willem Gijsels extra gefeliciteerd in zijn jaarrede.

 

                                          

 

Historisch overzicht

 

Tussen de gangen van een feestelijk en verfijnd jaardiner bracht pro-gewestpresident Johan Draulans een kort historisch overzicht van veertig jaar afdelingsgeschiedenis, dat u hieronder vindt. Er waren ook talrijke gelukwensen, zoals van oud-lid van de afdeling Ingeborg Kristoffersen, van oud-voorzitter Huub Hennekens en oud-secretaris Patrick Vermeesch. Ook de nieuwe zusterafdeling Delft liet zich niet onbetuigd.

 

                     

 

De hele avond was – ondanks of dankzij – de vele sprekers, gezang en prachtige muziek van het blokfluitkwartet, een groot succes. Tenslotte werd het inmiddels bekende lied 'Onze Taal' door alle aanwezigen, inmiddels in de opperbeste stemming, uitbundig meegezongen en werd er nog gezellig nagepraat op deze lange en aangename zomeravond.

 

Afdeling Den Haag

 

 




Korte geschiedenis van de afdeling Den Haag van de Orde van den Prince, 1977-2017
 

Na verschillende voorbereidende vergaderingen in kleinere kring, waarbij Han Vredegoor, vice-president van de Orde, Jan Kits Nieuwenkamp en de aspirant-leden Ludo Van Bauwel en Herman Aelvoet van de Belgische Ambassade een sturende en inspirerende rol speelden, werd het concretiseren van een afdeling van de Orde van den Prince gestart met een brief van Ludo van Bauwel enkele dagen voor Kerstmis, op 23 december 1976. Hierin werd een twintigtal mensen uitgenodigd voor de oprichtingsvergadering op 17 januari 1977 in Huize Swaensteyn in Voorburg. Na twee volgende vergaderingen werd op 25 april 1977 definitief besloten tot oprichting van de afdeling Den Haag.
 

Geïnstalleerd


De afdeling Den Haag van de OvdP werd op 20 juni 1977 geïnstalleerd in de Kamer van Charitate in het Prinsenhof in Delft. Piet Burger legde tijdens de installatie als oudste toetredend lid de gelofte af namens alle te installeren leden. Daarmee was de eerste afdeling 'boven de rivieren' officieel. Naburige afdelingen werden later gesticht in Rotterdam (1982), Leiden (1990) en Delft (2016), de laatste wederom in het Prinsenhof.
Er werd gestart met twintig leden, een aantal dat bij geen enkele afdeling in Nederland bij de start werd gehaald. Ook in latere jaren van groei bleef de afdeling Den Haag met een ledenaantal schommelend tussen de dertig en vijfendertig de grootste in Nederland. De leden waren allen mannen, zoals toen ook in alle afdelingen van de Orde het geval was. Er waren ongeveer evenveel Vlamingen als Nederlanders. Van deze groep van stichtende leden is vandaag alleen Frans Peeters nog als lid overgebleven.

Ludo van Bauwel werd de eerste voorzitter en Jan Kits Nieuwenkamp de eerste secretaris. Ludo en Herman brachten talrijke nieuwe leden aan en ook Guido Mobouck dient vermeld als actieve ledenwerver en later als penningmeester en verantwoordelijke voor Neerlandistiek.

 

Vrouw in de Orde
 

Al snel liet de afdeling zich horen binnen de Orde. Reeds van bij het begin was het een grote wens om de vrouwen te betrekken bij de afdeling. In het verslag van de eerste vergadering in september 1977 werd besloten: "Een bijeenkomst waar een gastspreker optreedt, is in beginsel ook toegankelijk voor de echtgenotes." De afdeling Den Haag zorgde vervolgens voor onverwachte opwinding door aan te kondigen een vrouw als lid te zullen aannemen. Een drietal leden van de afdeling had onder leiding van Ludo Van Bauwel een informeel onderhoud met de toenmalige president Herman Candries voor de aanvang de Algemene Ledendag in Maastricht. Uit diens niet-helemaal negatieve houding werd de moed geput om verder te ijveren voor de opname van een vrouw in de Orde.

Na de nodige discussie in gewestraad en Presidium werd dit toegestaan, evenwel met de aanmerking in de gewestraad van november 1978 dat de algemene voorkeur er naar uitgaat om de OvdP als een mannengemeenschap te handhaven. Maar op 7 april 1979 hakte het Presidium de knoop door en op 16 juni, bij het jaarlijks diner in het Prinsenhof in Delft, werd Inge(borg) Kristoffersen geïnstalleerd. Zij was door Herman Aelvoet voorgesteld, was toen cultureel attaché op de Belgische Ambassade en is nu lid van de afdeling Brussel. Er ging een schokgolfje door de Orde van den Prince. De Haagsche Courant en De Standaard wijdden er artikels aan.

Het was echter geen bevlieging van feminisme, want na Inge duurde het tot 1985 dat Jo Dieleman-Van Rooijen haar man Jaap als lid opvolgde, die plotseling was overleden terwijl hij voorzitter was. En daarna moeten wij wachten tot in 1997-1998 Nicole Hermans werden geïnaugureerd, al waren intussentijd Carry Knape-de Hoog en Mart Kaastra-Prakke als lid overgekomen vanuit respectievelijk Leiden en Warschau.

 


400 jaar na Willem van Oranje


De Algemene ledendag 2016 in Den Haag ligt nog vers in het geheugen. Maar ook in 1984, 400 jaar na de moord op Willem van Oranje, werden er allerlei herdenkingsbijeenkomsten georganiseerd. Daarin paste de Algemene Ledendag van de Orde op 29 september 1984, georganiseerd door onze afdeling onder de bezielende leiding van Jaap Dieleman. Er werden 832 inschrijvingen genoteerd. De dag werd gestart met een kranslegging op het praalgraf van Willem van Oranje in Delft. De academische zitting vond plaats in de Ridderzaal in aanwezigheid van prinses Margriet en met als spreker Henk Vonhoff, toentertijd commissaris van de koningin in Groningen en lid van de afdeling Groningen. Het was een belangrijke mijlpaal voor de Orde speciaal in Nederland, zo staat in het boek 'Vlaanderen ontmoet Nederland: geschiedenis van de Orde van den Prince' van Kristin Van der Wee en Edward De Maesschalck. De eerste Nederlandse president Arnold Beerkens was toen net aangetreden en de Nederlandse leden beleefden dit als een officiële erkenning van de Orde in Nederland.

 

Vergaderlocatie

 

Gedurende verschillende jaren was het zoeken naar een geschikte vergaderlocatie. Er werden er verschillende uitgeprobeerd, maar telkens ook weer belandde men in het Prinsenhof Delft. Eerst in de Kamer van Charitate, en vanaf 16 oktober 1978 meestal in de Nonnerie, wat dan weer negatieve reacties uitlokte van leden. Citaat op de huishoudelijke vergadering 1982: "Kelder met pilaren, zeer koude vloer en hinderlijk geluid van apparatuur." Ook het gezamenlijk eten kwam moeizaam van de grond, ondanks alle pogingen van het bestuur. Vanaf 1994-1995 begon het goed te lukken in de Nonnerie, tot enkele jaren geleden op 7 januari 2015 uiteindelijk werd verhuisd naar Brasserie Berlage in Den Haag. 

 

Groot verloop


De afdeling is steeds gekenmerkt geweest door een groot verloop, vaak door verhuizingen, zowel van Nederlanders als Vlamingen. Aan de andere andere kant is de regio Den Haag steeds een interessante en rijke bodem geweest om leden aan te trekken. Er waren in de loop der jaren ook allerlei contacten met afdelingen in Vlaanderen, onder meer met de afdelingen Westhoek, Lier, Keerbergen, Roeselare en Mechelen. Op gebied van de Neerlandistiek, nu NT&C, was men actief met uitwisseling van studenten, contacten met Calvin College in Grand Rapids in Amerika, het sturen van boeken naar Suriname en een Taalmaatjes-project. Viermaal werd ook door de afdeling een gewestdag georganiseerd: in 1988 in Boskoop, in 1994 in Den Haag/Wassenaar, in 2000 in Den Haag en in 2007 in Delft. 
Tenslotte zijn we bij het voorbije veertigste werkingsjaar 2016-2017 gekomen, waarvan de Algemene Ledendag op 15 en 16 oktober 2016 en het veertigjarig jubileum vandaag de hoogtepunten zijn. Over deze Algemene Ledendag met als thema 'Vrede en Recht' werd reeds eerder uitgebreid bericht. Het was met meer dan 500 leden een succes dat een nieuw elan gaf aan de Orde en haar nieuw Bestuur. En daaruit put de afdeling Den Haag hernieuwde energie om met vertrouwen en niet vrijblijvend naar de toekomst te kijken in 'amicita en tolerantia'.

 

 

Johan Draulans (met hulp van Frans Peeters, Pieter Vis, Nicole Hermans en Willem Gijsels)
 

 

 

 

 

 

 

 

Bijkomende informatie afdeling Den Haag

 

Stichtende leden


Ludo Van Bauwel
Jan Kits Nieuwenkamp
Harry Roos
Frans Peeters
Jaap Dieleman
Guido Mobouck
Toon Snyders
Leo Hoogeweegen
Co de Jonge
André Vandecasteele
Guido François
Bob Baré
Herman Aelvoet
André De Paepe
Albert Vogel
Louis Emmerik
Edmond Smets
Ed van Dam van Isselt
George de Lint
Piet Burger

Paul Van Craesbeeck (op 26/10/1977)
Willem van Eekelen (op 26/10/1977)

Jozef Lodewyck (ambassadeur, op 12/6/1978 bij het eerste jaardiner)


Voorzitters
 

1977-1981: Ludo Van Bauwel
1981-1983: Huub Hennekens
1983-1985: Jaap Dieleman
1985-1986: Willy Verriest
1986-1990: Cock de Kloe
1990-1994: Leo Hoogeweegen
1994-2002: Willem Verheggen
2002-2005: Huub Hennekens
2005-2009: Johan Draulans
2009-2015: Frans Bruins
2015-2017: Willem Gijsels


Secretarissen


1977-1982: Jan Kits Nieuwenkamp
1982-1985: Willy Verriest
1985-1987: Jos de Crau
1987-1990: Leo Hoogeweegen
1990-1994: Vincent Kramers
1994-1997: Joris Vaerewyck
1997-2005: Patrick Vermeesch
2005-2011: Alwin Toppenberg
2011-2015: Willem Gijsels
2015-2017: Nicole Hermans


Penningmeesters
 

1977-1983: Harry Roos
1983-1987: Guido Mobouck
1987-1992: Frans Peeters
1992-1997: Willem Adriaansen
1997-2004: Machiel van Velden
2004-2008: Willemijn Verheggen-Smits van Oyen
2008-2015: Ans Pleunis
2015-2016: Jan van Groesen
2016-2017: Geert Pauwels


Contactpersonen/Secretarissen Neerlandistiek/NT&C
 

1977-1984: Jan Kits Nieuwenkamp
1984-1988: Ad Oomen
1988-1991: Frank Lafort
1991-1994: Vincent Kramers
1994-1998: Guido Mobouck
1998-2005: Nicole Hermans
2005-2011: Janneke Schaafsma-Geelen
2011-2017: Ino Mulders en André Carstens


Latere Gewestpresidenten


Jan Kits Nieuwenkamp
Ludo van Bauwel
Willem Verheggen
Johan Draulans
 


Algemene Ledendagen − Gewestdagen – Lustra


Lustrum op 12/6/1982 (in Delft)
Algemene Ledendag op 29/9/1984 (in Den Haag/Delft)
Gewestdag op 23/4/1988 (in Boskoop)
Gewestdag op 4/6/1994 (in Den Haag/Wassenaar)
Lustrum 20 jaar op 14/6/1997 (in Wassenaar)
Gewestdag op 27/5/2000 (in Den Haag)
Lustrum 25 jaar op 1/6/2002 (in Den Haag)
Gewestdag buitenland op 18-20/6/2004 (in Delft) (niet door de afdeling Den Haag georganiseerd)
Gewestdag +Lustrum 30 jaar op 12/5/2007 (in Delft)
Algemene Ledendag op 15-16/10/2016 (in Den Haag)
Lustrum 40 jaar op 17/6/2017 (in Voorschoten)
 



22 juni 2017

Van oorlogsvluchtelinge tot beste leraar Nederlands 2017 van De Lage Landen


Het was Antwerpse leden van de Orde van den Prince niet ontgaan dat het Nederlandse programma ‘Taalstaat’ en het Vlaamse radioprogramma ‘De Bende van Annemie’ een Antwerpse lerares verkozen als 'Beste Leraar Nederlands der Lage Landen 2017'. De afdeling Antwerpen-Plantiniana nodigde winnares Tamara Stojakovic als eregast uit op de slotactiviteit van haar werkjaar, in de spiegelzaal van het Koninklijk Paleis aan de Meir te Antwerpen. Het was een literaire avond waarin werk van Ernest Claes centraal stond. Een welgemeende hulde aan de laureate was een mooie aanvulling van het programma. Leden van verschillende afdelingen waren er bij.

 

 

Van links naar rechts: Christine De Ferm (Antw.-Metropool), Erik Loosen (Brussel-Zavel), Cyriel Van Tilborgh (Noorderkempen), Stijn Verrept (Antw.-Plantiniana), Tamara Stojakovic, Hans Romaen (voorzitter Antw.-Plantiniana), Jan Umans (namens de redactie van PrincEzine) en Werner Verelst (Antw.-Metropool)

 

 

Willem Elsschot Genootschap

 

Eén van die leden was Cyriel Van Tilborgh van afdeling Noorderkempen. Cyriel is voorzitter van het Willem Elsschot Genootschap vzw en voorzitter van Lezen op zondag vzw. Namens het Willem Elsschot Genootschap (WEG) overhandigde hij een stapel boeken aan Tamara en bezorgde haar tevens een lidmaatschap van het WEG. Hans Romaen, voorzitter van Plantiniana, zette Tamara op zijn beurt, ook letterlijk, in de bloemen. De beste lerares Nederlands der Lage Landen sloot tenslotte de feeërieke Princezomeravond af met een innig dankwoord over de tolerantie.

 

 

Uit die korte toespraak van haar enkele beklijvende zinnen.

 

 

Ik ben een leerkracht. Ik geef Nederlands in het atheneum van Merksem. Vorige maand werd ik uitgeroepen tot de beste leraar Nederlands van de Lage Landen. De kans dat ik die prijs zou winnen of vanavond hier zou staan, was twintig jaar geleden bijna onbestaande.

 

Twintig jaar geleden was ik een vluchteling. Ik ben geboren in ex-Joegoslavië. Toen de burgeroorlog uitbrak, zijn we gevlucht. Het zou maar voor even zijn, tot de gemoederen bedaard waren. Mijn vader heeft zijn hele leven als gastarbeider gewerkt. Op dat moment, in 1994, werkte hij in Antwerpen. Het kon ook Duitsland geweest zijn. Of Zweden. Het toeval bracht ons hier…

 

Redding

 

Mijn eerste zomer in Vlaanderen was verschrikkelijk. Ik kende niemand en verstond niets… De redding kwam van een juf. Ik ben helaas haar naam vergeten, maar wat ze voor mij deed, zal ik nooit vergeten. Ze nam me bij de hand en liet me de plaatselijke bibliotheek zien. Voor mij was dat een wereldwonder: ik had nog nooit een bibliotheek gezien, laat staan dat ik de werking ervan kende. Op dat moment kende ik enkel enkele basiszinnetjes. Ik ben in die bibliotheek gedoken, mijn wereld ging open. Het begon met kleuterboekjes en een oud zakwoordenboekje. Drie jaar later had ik bijna de ganse jeugdbibliotheek uitgelezen. Een bijkomend effect: na drie jaar sprak en schreef ik vloeiend Nederlands…

 

Ik stopte te vroeg met school en ging werken. Een paar jaar later hakte ik de knoop door: leraar Nederlands-Engels-geschiedenis, dat zou en moest het worden. Ik ben er geraakt, met taalachterstand en een paar jaar ouder dan mijn medestudenten…

 

Elkaar leren kennen

 

Vandaag zie ik iedere dag gelijkaardige verhalen in mijn klassen. Ik moet tot mijn verbazing vaststellen dat er niet veel is veranderd. Er is heel veel onverdraagzaamheid en onbegrip, aan beide kanten. Dat is mijn job: de jonge generatie ervan overtuigen dat we er op deze manier niet zullen geraken. Het is wat mij betreft erg simpel: alles begint met elkaar te leren kennen. Doen wij dat? Kennen wij elkaar? Het antwoord is vaak: neen. Wij hebben allemaal meningen over ‘die anderen’. Maar eigenlijk kennen we elkaar niet. Het is geen wonder dat dit tot conflicten leidt…

 

Onlangs vroeg een zestienjarige jongen me in de klas: mevrouw, wanneer stop ik eigenlijk met allochtoon te zijn? Ik wil ook een Belg zijn. Daar had ik geen antwoord op… Dat is voor wat mij betreft een groot deel van het probleem: we blijven mensen in hokjes stoppen, tot vervelens toe. 'Allochtoon' en 'vluchteling' zijn geen onschuldige woorden…

 

Verantwoordelijkheid nemen

 

Verdraagzaamheid betekent voor mij ook: verantwoordelijkheid nemen en niet alles wat slecht is afschuiven op een andere persoon of groep. Die verantwoordelijkheid werkt alleen als het in twee richtingen gebeurt… En dat probeer ik mijn leerlingen ook mee te geven.

 

Van een collega heb ik vernomen dat sommige afdelingen van de Orde van den Prince aan het scholings- en integratieproject meewerken. Verschil wordt gemaakt door zulke initiatieven. Vrijwilligerswerk, financiële steun, gewoon een goede buur zijn of mijn juf die twintig jaar geleden mijn wereld heeft geopend in de bibliotheek. Ik hoop dat jullie het verschil blijven maken, hoe klein dat verschil soms ook is. Want wat ons verbindt, is altijd veel sterker dan alles wat ons verdeelt.

 

Tamara Stojakovic

 

 

 

Via de juf dé juf geworden

 

Ondertussen is het wel algemeen bekend: Tamara Stojakovic is op 20 mei tot beste, meest inspirerende leraar Nederlands van 2017 verkozen na een oproep in 'De Taalstaat' op de Nederlandse Publieke Omroep (NPO 1) en het Radio 1-programma 'De Bende van Annemie' (VRT). Na de eerste selectie door een vakjury kon gestemd worden door het publiek en de trofee is naar Tamara gegaan. Jet Bussemaker, Nederlands minister van Onderwijs, heeft de trofee overhandigd. Tamara werd uitbundig gefeliciteerd, onder meer door de twee andere genomineerde collega’s uit Nederland.

 

 

 

 

Een interview

 

Als leden van de Orde van den Prince verheugen wij ons uiteraard zeer over deze Nederlands-Vlaamse samenwerking. Vandaar dat wij uit waren op een kennismaking met de winnares. Op een zonnig terras hebben wij een gesprek met haar. Het hele gesprek door straalt ze positiviteit uit: ze heeft geluk gehad, ze werkt in een goed team, heeft een goede directeur die ruimte biedt voor eigen initiatieven en ze voelt zich gewaardeerd.

 

Oorlogsvluchteling

 

Ze vertelt hoe ze als elfjarige oorlogsvluchteling uit Bosnië in Vlaanderen is terechtgekomen, meteen in een gewone klas werd gedropt en hoe lastig dat wel was in een voor haar totaal vreemde omgeving. Meteen komt er weer een positieve noot: hoe een juf haar na enige tijd meenam naar de bibliotheek, iets wat ze nog nooit had gezien, en haar de weg wees naar lezen. En lezen heeft ze heel veel gedaan, zegt ze, ook al omdat ze nog geen vriendinnetjes had en nogal alleen was. Dat lezen, die juf, zo goed.

 

Schoolmoe

 

Toch wordt ze na enkele jaren schoolmoe en gaat ze werken. Ze voelt zich prettig in het bedrijf, maar het gaat failliet. Gesteund door haar vriend, nu haar echtgenoot, besluit ze om weer te gaan studeren. Ze behaalt haar diploma in het Tweedekansonderwijs en gaat dan naar de Karel de Grote Hogeschool. Nu staat ze zelf voor de klas in het Koninklijk Atheneum van Merksem. Beste leraar Nederlands gezocht? Een collega uit een ander onderwijsnet draagt haar voor, met het bekende resultaat.

 

Experimenteren

 

In haar school hebben de meeste leerlingen, zoals zijzelf, een andere moedertaal dan het Nederlands. Ook de anderen zijn vaak niet zo taalvaardig. Die zo heterogene groep vergt dan ook een aparte aanpak en Tamara gaat aan het experimenteren. Wat willen jullie leren, vraagt ze, en ze gaat uit van wat zij willen. Maar ze voegt daaraan toe wat de leerlingen volgens haar nog meer moeten kennen en weten om in onze maatschappij alle kansen te kunnen benutten. Op maat werken is de boodschap want de niveaus en behoeften van de leerlingen verschillen zeer. Digitalisering biedt nieuwe mogelijkheden en Tamara maakt daar ruim gebruik van. Het materiaal dat zij ontwikkelt, wordt gul gedeeld met collega’s.

 

Dé juf

 

Dé juf van 2017 is ze geworden, via de juf van toen ze elf jaar was. Daar is zij zich goed van bewust. Het zijn de geëngageerde mensen die het doen, telkens weer. 20 mei 2017 was een beetje een feestdag voor al wie ons Nederlands een warm hart toedraagt.

 

Stijn Verrept

Afdeling Plantaniana

 



22 juni 2017

Algemene Ledendag Leuven 28 en 29 oktober - inschrijven kan


 

U wilt weten waarom het Leuvense Collegium Trilingue (oftewel het ‘College der Dry Tonghen’/‘Drietalencollege’) 500 jaar geleden zo bijzonder was? U bent geïnteresseerd in het zestiende eeuwse Leuvense studentenleven en in de rol van de Leuvense universiteit anno 2017? U wilt meer weten over het universitair ziekenhuis Gasthuisberg, Leuvense toptechnologie of het kasteel van Arenberg? Dan is het nu tijd om u in te schrijven voor de Algemene Ledendag, die op 28 en 29 oktober in Leuven wordt georganiseerd door het gewest Brabant-Oost.

 

Inschrijven kan uiterlijk op 8 oktober (of tot het maximum aantal deelnemers is bereikt) via http://algemeneledendag2017ovdp.be/. Daar is ook het volledige programma te vinden.

 



21 juni 2017

Wekelijks blog over de grote cultuurverschillen tussen Nederland en Vlaanderen


 

De cultuurverschillen tussen Nederland en Vlaanderen/België zijn gigantisch groot. Aldus de in zowel Nederland als Vlaanderen werkzame mediatrainer Evert van Wijk, Princelid in 't Zwin. Sinds een jaar schrijft hij er bijna wekelijks een blog over. Wij vinden het de moeite waard om te lezen. Een interview met de schrijver.

 

 

Sinds wanneer schrijft u dit blog?

 

Vorige zomer ben ik gestart met de website www.cultuurverschillenbelgienederland.nl waar ik ook dit blog heb aangehangen. Voor die tijd schreef ik voor diverse Vlaamse media met een zekere regelmaat een column over cultuurverschillen. Die cultuurverschillen worden vooral door Nederlanders geweldig onderschat. Veel Nederlanders denken dat Vlaanderen min of meer een extra provincie van Nederland is. We spreken min of meer dezelfde taal, dus de rest zal dus ook wel hetzelfde zijn. Dat is dan meteen ook de grootste valkuil waarin Nederlanders vallen. Toen ik dertig jaar geleden in Vlaanderen ging wonen en daar een eigen bedrijf opstartte, heb ik al die valkuilen ook onderschat. Het gevolg was dat ik in zowat alle cultuurvalkuilen ben gevallen waarin Nederlanders in de regel vallen, omdat ze totaal onvoorbereid naar België afreizen in de vooronderstelling dat het allemaal wel mee zal vallen met die cultuurverschillen.

 

Waarom bent u daarmee begonnen?

 

Doordat ik persoonlijk in al die cultuurvalkuilen gevallen ben, noem ik mezelf een bont-en-blauwe-ervaringsdeskundige. Als ik al die valkuilen nu eens ga belichten op een website en in een weblog, dan kan ik misschien Vlamingen en Nederlanders helpen om niet in dezelfde valkuilen te vallen waarin ik terecht ben gekomen.

De tweede aanleiding was het verschijnen van mijn boek Valse Vrienden, over de vaak moeizame relatie tussen Vlamingen en Nederlanders. Met de website en het blog wilden de uitgever (Scriptum.nl uit Schiedam) en ik de interesse voor het boek al een beetje opwarmen.

 

Wat verbindt de onderwerpen die u zoal heeft behandeld?

 

Als je naar mijn blog gaat, dan zie je dat ik de meest uiteenlopende onderwerpen behandel. Variërend van de zin en onzin van Het Groot Dictee tot en met Ierland, een land dat ik ook redelijk goed ken en dat mij qua cultuur veel aan België doet denken. Dit komt doordat Ierland net als België, of beter gezegd, Vlaanderen, een geschiedenis van onderdrukking en overheersing heeft gekend. Daarnaast heeft de katholieke kerk, net als in België, behoorlijk zijn stempel op de Ierse cultuur gedrukt. 

 

Zijn die cultuurverschillen dan werkelijk zo groot?

 

Jazeker, die zijn gigantisch groot. Er zijn geen twee buurlanden in de Europa die qua cultuur zo van elkaar verschillen als Nederland en België. Denk bijvoorbeeld aan zaken als hoe ga je om met hiërarchie (machtsafstand). Uit onderzoek blijkt dat op een schaal van 1 op 100 Belgen 61 en Nederlanders 38 scoren. Inzake onzekerheidsvermijding is de score nog extremer. Nederlanders scoren 53 en Vlamingen 97. Die onzekerheidsvermijding vertaalt zich in de praktijk vaak tot groot wantrouwen in de (zaken)relatie. Zeker ten opzichte van Nederlanders. Er is een Vlaams gezegde: als een Ollander je niet bedrogen heeft, dan is-ie het vergeten. De les die je als Nederlander daaruit moet trekken, is dat je veel, heel veel tijd moet investeren in de relatie. Kort samengevat: een Belg, een Vlaming, heeft vooral een affectieve relatie. Ik vind jou aardig, dus ik doe zaken met jou. Een Nederlander hecht meer waarde aan een cognitieve relatie. Heb jij voldoende kennis en kunde om die opdracht te doen?

 

In Vlaanderen is er kritiek geweest op uw boek Valse Vrienden. Het zou eenzijdig geschreven zijn, een afrekening en weinig kritisch voor de Nederlanders?

 

Ik heb met dit boek de geit en de kool niet gespaard, dat klopt. In die zin is het zeker geen politiek correct boek. Maar de relatie België/Vlaanderen met Nederland kan soms ook heel problematisch zijn. Ik geef gemiddeld drie keer per maand een lezing of workshop bij een bedrijf of organisatie met een Benelux-structuur en ik zie vaak dat vooral bij marketing en sales afdelingen de Vlamingen en de Nederlanders met hun ruggen naar elkaar toestaan. Dat is natuurlijk ontzettend jammer. Met dit boek heb ik de wederzijdse pijnpunten inderdaad nogal ongezouten benoemd. Maar dat moet juist kunnen. Want als je echt Echte Vrienden wilt zijn, dan zeg je elkaar de waarheid. Niet om elkaar te kwetsen, maar om te verbeteren!

 

Waar haalt u uw inspiratie voor een wekelijkse blog vandaan?

 

Je hoeft de Vlaamse radio of televisie maar aan te zetten, de krant open te slaan, aan het Belgisch verkeer deel te nemen. Behalve min of meer de taal is alles anders. Niet dat dit erg is. Nee, dat is juist een uitdaging, want samenwerking kan heel goed, maar dan moeten we er met z’n allen wel de nodige inspanning voor doen.

 

Naar wie worden uw blogs gestuurd en wat is de ideale doelgroep?

 

Mijn blogs worden ook geplaatst op de website van Doorbraak, laten we zeggen een nogal Vlaamsgezind internettijdschrift. Daarnaast heb ik veel regelmatige bezoekers, een facebookpagina, via LinkedIn en Twitter heb ik ook de nodige volgers.

 

Hoe verhoudt dit blog zich tot u normale werk?

 

Eigenlijk zijn de cultuurverschillen BE/NE een uit de hand gelopen hobby. Mijn vak is mediatraining, debattraining en presentatietraining voor het bedrijfsleven en de politieke wereld. Doordat ik inmiddels twee boeken geschreven heb over die cultuurverschillen geef ik met regelmaat advies aan Belgische en Nederlandse bedrijven die in elkaars landen op een succesvolle wijze zaken willen doen.

 

Is er een link tussen dit blog en uw lidmaatschap van de Orde van den Prince?

 

Onbedoeld is die er wel. Ik ben namelijk lid van de afdeling ’t Zwin. Dit is een gemengde afdeling met Vlamingen en Nederlanders. Ook in onze afdeling zie je die cultuurverschillen terug.

 

Hoe lang bent u van plan hiermee door te gaan?

 

Zonder oneerbiedig te willen zijn: onze afdeling vormt interessant studiemateriaal…

 

Heeft u nog tips voor Nederlanders die in Vlaanderen/België aan de slag willen of andersom?

 

Tips voor Nederlanders die met Belgen samen gaan werken:

-          Word een merk (brand)

-          Werk samen met Belgen/Vlamingen

-          Investeer in de relatie

-          Heb geduld

-          Ben niet te pusherig

-          Realiseer je dat veel Belgen van nature niet positief staan tegenover Nederlanders

 

Tips voor Belgen die met Nederlanders gaan samenwerken:

-          Ben niet te bescheiden

-          Durf van mening te verschillen

-          Kom snel tot zaken (draai niet om de hete brij heen…)

-          Relatie is in Nederland ondergeschikt (contact versus contractland)

-          Leg scherpe aanbiedingen neer (prijs is belangrijk in Nederland)

-          Afspraak is afspraak

 



21 juni 2017

Ruud Hendrickx nieuwe gewestpresident Brabant-Oost: “Aandacht voor kansarmen”


In september wordt Ruud Hendrickx gewestpresident in Brabant-Oost. Hij wil dat ook niet-leden, en dan vooral kansarme mensen, via de Orde kennis kunnen maken met en deelnemen aan de rijke Nederlandstalige cultuur. Ook binnen het gewest zelf moeten er dingen veranderen. "Ik hoop dat ze bij mijn afscheid zullen zeggen: hij leerde zijn volk over het muurtje van de afdeling kijken."

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

In 2005 ben ik lid geworden, in de afdeling Leuven-Arenberg. Ik ben drie jaar NT&C-coördinator geweest (toen het nog neerlandistiek was) en vervolgens drie jaar voorzitter. In onze afdeling is het gebruikelijk dat een voorzitter maar één bestuursperiode aan blijft.


Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

De Prince leek me een boeiende plek om in contact te komen met interessante mensen en ideeën. En daarin stelt de Prince me zeker niet teleur. De Orde biedt een unieke kans om met vaak prominente mensen die hun zaak kennen, in gesprek en zelfs discussie te gaan.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Intussen ben ik al achttien jaar taaladviseur bij de Vlaamse publieke omroep (VRT). Dat is een volle dagtaak, die vooral bestaat in het uitzetten van het taalbeleid en het begeleiden van de schermgezichten en radiopresentatoren. Daarnaast ben ik sinds 2009 een van de twee hoofdredacteuren van de Grote Van Dale, naast mijn Nederlandse collega Ton den Boon.

 

Waarom wilde u gewestpresident worden?

 

Ik had het gevoel dat ik me na drie jaar voorzitterschap van mijn afdeling nog verder voor de Orde moest inzetten. Ik herinner me nog dat ik indertijd aan mijn peter heb gevraagd of de Orde veel engagement vraagt (‘dat valt wel mee’), maar vrijblijvend lid zijn van een clubje is kennelijk niet aan mij besteed. De Orde spreekt ook veel over verjonging. Nu ben ik zelf al aardig grijs aan het worden, maar toch behoor ik nog tot de jongste 25% van onze vereniging. Ik hoop aan de verjonging mee te kunnen werken.

 

Wat is het belangrijkste dat u nu gaat oppakken?

 

Ik ben het volkomen met onze presidente eens dat de gewesten een centrale rol spelen in de activiteiten van de Orde. Daarom heb ik me voorgenomen een heel zichtbare gewestpresident te zijn, die geregeld de verschillende afdeling bezoekt. Ik wil vooral de samenwerking tussen de afdelingen van het gewest versterken. Dat blijkt nu al vruchten af te werpen: alle afdelingen van het gewest Brabant-Oost organiseren straks samen de algemene ledendag in Leuven. Mijn grote droom is dat ons gewest een soort ‘serviceclub’ voor de regio kan zijn, die ook niet-leden, en vooral kansarme mensen, laat kennismaken met en deelnemen aan de rijke Nederlandstalige cultuur.

 

Hoe denkt u dat u na uw afscheid herinnerd zal worden?

 

Ik hoop dat ik erin zal slagen de contacten tussen de afdelingen van het gewest te versterken, zodat meer Princeleden het gevoel krijgen dat ze tot een groter geheel behoren. Ik hoop dat ze zullen zeggen: hij leerde zijn volk over het muurtje van de afdeling kijken.
 

Waar doet een afdelingsvoorzitter u tijdens een etentje geen plezier mee?

 

Oesters. Ik gruwel ervan. Maar ik ga ervan uit dat de meeste afdelingen niet zo rijk zijn dat ze oesters serveren bij het diner.
 

Wat weet (haast) niemand binnen de Orde van den Prince over u?

 

Ik ben een begenadigd zanger, vind ikzelf. Al is werkelijk niemand het daarmee eens. Zoals een voormalige collega, zelf muzikant, het ooit subtiel zei: "Je zingt een halve toon te laag, maar wel consequent."
 



21 juni 2017

Gewestdag Limburg: grenzen en Europa


 

 

Het gewest Limburg vierde eind mei haar 42e gewestdag. In Maastricht, de stad waar 25 jaar geleden het Verdrag van Maastricht (het 'Euro- en Burgerschapsverdrag') werd ondertekend. Het thema was dan ook: Europa, afgrenzen, ontgrenzen of begrenzen? We geven de speeches van de twee sprekers tijdens de academische zitting hieronder integraal weer.

 

Voorzitter Marijke Meijers-Smals van de afdeling Maastricht heette de meer dan honderd deelnemers welkom. Na het voorlezen van de Keure en het zingen van het Limburgs Volkslied startte het academische gedeelte.

 

 

Grenzen

 

Professor Paul Scheffer opende met zijn voordracht 'Grenzen van en in Europa: toen, nu en morgen. Beschouwing vanuit sociaal-cultureel perspectief'. Kunnen we, in het besef dat grenzen vrijheid mogelijk maken, op een duurzame manier de kring verruimen van mensen met wie we ons vereenzelvigen? De vluchtelingencrisis laat onze verlegenheid met grenzen beter dan ooit zien. Wie zijn wij, wereldburgers, om anderen de toegang tot ons grondgebied te ontzeggen? Een open samenleving kan alleen bestaan door enige ruimtelijke afbakening. Het gaat hier niet om grenzen van de vrijheid, maar om 'de vrijheid van de grens'. Hoeveel begrenzing heeft een beschaving nodig die democratie en mensenrechten wil bevorderen.

 

Hegel

 

Zijn belangrijkste inzicht ontleent Scheffer aan de filosoof Hegel: "Iets is alleen wat het is binnen zijn grens en door zijn grens." Oftewel: we zijn pas wat we zijn oog in oog met wat we níet zijn. Dat hoeft (en mag) ook volgens Scheffer nieuwsgierigheid en zelfs openheid jegens dat andere niet te verhinderen. Maar het veronderstelt wel dat we de afbakening tussen beide serieus nemen. Anders, zo stelt hij vast, zal die grens zelf wraak nemen in een toenemende neiging zichzelf te sluiten. Hij is ervan overtuigd geraakt dat een open samenleving alleen binnen grenzen kan gedijen.

 

Zelfbedwang

 

Het is niet gemakkelijk om op een duurzame manier de grenzen van onze saamhorigheid te verruimen. Toch is het streven in Europa om van de buitenlandse politiek langzaam maar zeker binnenlandse politiek te maken: er ontstaat een grensoverschrijdende ruimte voor democratisch meningsverschil. De kern van het Europese ideaal ligt in zelfbedwang: we willen onze soevereiniteit beperken. Als het goed is gaat het om gewilde lotsgemeenschap, maar waarom zouden we eigenlijk moeten opkomen voor de Grieken of de Slovenen?

 

Medeburgers

 

Een vooruitgangsideaal in onze tijd is dat de kring van medeburgers zal worden uitgebreid tot buiten onze landsgrenzen, in het besef dat die grenzen er nog steeds toe doen. De Unie is te veel een bestuurlijke moloch en te weinig een beschavingsideaal. In de kern gaat het erom dat we Duitsers, Zweden, Roemenen en Letten als medeburgers gaan ervaren. Daar zijn we nog ver van verwijderd, want een grensoverschrijdende democratie vraagt uiteindelijk om een lingua franca, een voertaal die naast de nationale talen wordt gehanteerd. Zonder een gemeenschappelijke grens is zo’n idee van gedeeld burgerschap moeilijk voorstelbaar.

 

Buitengrens

 

Na de opheffing van de binnengrenzen is een urgente vraag opgekomen: hoe beschermen we onze gemeenschappelijke buitengrens? Een nieuwe rechtvaardiging voor de integratie kan alleen worden gevonden als de Unie naast openheid ook bescherming biedt. Tot nog toe stond de integratie in het teken van de vrijheid om grenzen te overschrijden, maar die relativering van de binnengrenzen kan alleen maar worden volgehouden als Europa meer aandacht gaat geven aan de veiligheid. Wil Europa bescherming bieden en niet zoals nu een bron van onrust zijn, dan is allereerst een helder idee nodig over de bescherming van de buitengrenzen.

 

Belezenheid

 

Paul Scheffer is een boeiend verteller die de toehoorders meesleept in zijn originele opvattingen die getuigen van een zeer grote belezenheid in het onderhavige thema. Opvallend is het hoge niveau van zijn kritieken op de politieke ontwikkelingen in de afgelopen jaren.

 

Hierna volgde professor in Princevriend Ludo Beheydt met zijn lezing: “Wat kan de Orde van den Prince in het grenzendilemma van Europa betekenen?"

 

 

Cultureel

 

Het is mij een bijzonder genoegen om hier vandaag met u na te denken over de plaats, de rol en de toekomst van de Orde van den Prince in een nieuw Europa, een Europa van begrenzing en ontgrenzing. Mijn insteek daarbij zal cultureel zijn, niet omdat ik de sociale en economische dimensie onbelangrijk vind, maar omdat de culturele dimensie onze bijzondere aandacht verdient. Met de Noorse sociaal-antropologe Erika Fatland ben ik het eens waar ze schrijft “Wanneer je een grens oversteekt, is de geografische verplaatsing onbeduidend, maar mentaal en cultureel zijn de contrasten soms zo groot dat het lijkt of je uit een tijdmachine bent gestapt. Ook de taalbarrière kan wreed zijn.”

Niet zonder reden heb ik mijn verhaal dan ook de titel meegegeven: Culturele mobiliteit als grensoverschrijdende tolerantie. Ik hoop dat de portee van deze titel gaandeweg duidelijk zal worden en dat u met mij grenzen zal gaan zien als overschrijdingslijnen.

 

Europese identiteit

 

Laat mij beginnen met een constatering. Het is na 60 jaar Europa gebleken dat het niet volstaat een Europese eenheidsruimte af te grenzen om een Europees identiteitsgevoel te creëren. Het is misschien jammer het te moeten vaststellen, maar de Europese identiteit bestaat niet in de geesten van de Europeanen, ondanks Schengen. Onder de veelzeggende titel 'Niemand sterft voor Europa' uitte Leon de Winter het vermoeden dat de oorzaak van dit manco gezocht moet worden in het ontbreken van een Europese ontstaansmythologie. Hij schreef: “Europa heeft een vlag en een volkslied, maar Europa heeft geen ziel zolang het geen ontstaansmythologie bezit, verhalen over helden en offers, verhalen over leven en dood”.

 

Kern euromalaise

 

Daar zit de kern van de heersende euromalaise. De technocraten en de marktspecialisten hebben een reusachtige markt gecreëerd en hebben daartoe inderhaast de grenzen van de oude natiestaten uitgevlakt omdat zij geloofden in de maakbaarheid van een grote Unie met eendrachtige verbruikers, met het liefst een gestandaardiseerd koopgedrag en als het even kon ook een gemeenschappelijke cultuur. Dat is dé misrekening geweest van de eurotopisten. In hun economische wensdroom hebben zij geen rekening gehouden met de culturele eigenheid en de culturele identiteit van de Europese burgers. De architecten van Fort Europa hebben de aparte verlangens van de bewoners over het hoofd gezien en de behoefte aan culturele intimiteit schandelijk over het hoofd gezien.

 

Bende van vier

 

In een bijzonder boeiende kritische analyse van dit Europa schreef de Franse socioloog Dominique Wolton mijns inziens heel terecht in zijn boek 'La dernière utopie. Naissance de l’Europe démocratique'. "Zolang de Europese integratie een technocratisch project was en alleen de belangstelling van een kleine minderheid wekte, konden het verleden, de identiteit, de natie en de spiritualiteit buiten beschouwing worden gelaten. Nu we voor de uitdaging staan een democratisch Europa te ontwerpen en de hele bevolking recht van spreken heeft, zijn we verplicht die oude problemen weer op te nemen anders zullen we mislukken”. En in zijn vierde hoofdstuk doet hij dan ook een bijna pathetische oproep om de ‘bende van vier te rehabiliteren’. Die bende van vier is: la nation, l’identité, la patrie en la mémoire - de natie, de identiteit, het vaderland en de herinnering.

Ik geloof dat hij met deze oproep eigenlijk smeekt om de culturele identiteiten in Europa in hun waarde te laten. Daarbij aansluitend geef ik Bart Sturtewagen gelijk als hij in De Standaard van 16 september 2016 schrijft: “In het verbrokkelde Europa sluimert een diepgewortelde hang naar een beschermende identiteit.”

 

Lappendeken

 

Sommige europroselieten pleiten vandaag onverdroten tegen wat ze noemen de obsessieve fixatie op politics of identity, omdat ze vinden dat het pleidooi voor het behoud van de eigen identiteit tot grote machteloosheid en funeste verdeeldheid leidt in Europa. Zij vergeten dat Europa juist bestaat uit culturele identiteiten die in een eeuwenlang proces zijn gevormd. Europa is een lappendeken van verankerde culturen en een Europese politiek die deze realiteit ontkent is gedoemd om te mislukken. Langzaam groeit ook in Europa het inzicht dat het nieuwe Europa gebaseerd zal moeten zijn op het respect voor de aanwezige culturen. De notoire frase van Jean Monnet, een van de vaders van de EU, die in zijn nadagen verzuchtte ‘Si c’était à refaire, je commencerai par la culture’ - als het opnieuw te doen was, begon ik bij de cultuur – mag geïnterpreteerd worden als een pleidooi om meer aandacht te gaan besteden aan de culturen van het nieuwe Europa. Die culturen zijn het fundament van de Unie. Als we menen ze te kunnen veronachtzamen zal de euromalaise alleen maar toenemen, want het toenemend intercultureel contact dat het transnationale Europa met zich meebrengt, zal niet automatisch leiden tot het verdwijnen van de culturele identiteiten van Europa. Integendeel.

 

Eigenheidsbesef

 

Onmiskenbaar heeft de officiële bekrachtiging van de Europese Unie eigenlijk het identiteitsgevoel en het eigenheidsbesef in de lidstaten aangewakkerd. Zelfs de fanatiekste voorvechters van de Europese Unie zien nu met lede ogen hoe het idealisme voor het project Europa wordt aangevreten door het welbegrepen eigenbelang van de deelnemende lidstaten en dat de betrekkingen met de anderen worden verwoord in het vocabularium van de eigen identiteit.

Dat is op zichzelf niet zo verwonderlijk, want hier voltrekt zich een reeds in 1969 door Fredrik Barth in zijn geruchtmakende boek 'Ethnic Groups and Boundaries' geformuleerde wetmatigheid, namelijk dat de intensiteit waarmee etnische identiteit wordt geaffirmeerd, toeneemt naarmate er meer ruimtelijk en sociaal contact tussen leden van verschillende culturen plaatsvindt. De aanwezigheid van andere culturen heeft de identiteitsgevoelens niet kunnen versmoren, integendeel, ze werden er juist door versterkt.

 

Nederland

 

Zelfs in Nederland dat vroeger zo prat ging op zijn gebrek aan nationale trots, merkte de Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling al in 1999 op dat 'dat het vraagstuk van nationale identiteit tegen de achtergrond van de Europese Unie urgenter zou worden' (1999:5). Recente politieke ontwikkelingen hebben dat alleen maar bevestigd. Het is een illusie te geloven dat er een Europees identiteitsgevoel in de plaats zal komen van de oude culturele identiteiten. Integendeel, de cultuurgrenzen worden scherper. In zijn boek 'European Integration 1950-2003', schrijft John Gillingham dat het politieke project om West-Europa te integreren bij voorbaat gedoemd was om te mislukken omdat Europa nu eenmaal geen ‘demos’ heeft, niet gedragen wordt door een gedeeld bewustzijn en een gemeenschappelijke identiteit. De Europese realiteit is er een van een aloude culturele diversiteit en als de Europese Unie echt een kans wil maken, dan zal ze gebaseerd moeten worden op het respect voor die culturele diversiteit en op de erkenning van de culturele identiteiten.

 

Warrige superdiversiteit

 

Die culturele diversiteit is ondertussen zo geprononceerd geworden dat ze de Europese politiek gaat beheersen. De helder verkavelde multiculturaliteit van het millennium is nu een warrige superdiversiteit geworden. Wat we nu zien is een wisselende caleidoscoop van tegen elkaar aanschurende en aanschurkende culturen die in de mondialisering van migratie, sociale media en internet een versnipperd beeld van voortdurend wisselende identiteiten oplevert. In de Lage Landen is de vanzelfsprekendheid van de Nederlandstalige cultuur verdwenen: ze heeft plaats gemaakt voor een snel om zich heen grijpende superdiversiteit. Leefstijlen, consumptiepatronen en groepsbindingen vertonen een nooit geziene verscheidenheid en veranderlijkheid die gepaard gaan met een groeiend cultuurrelativisme en soms ook met de afwijzing van een als heilloos bestempeld teruggrijpen naar een culturele identiteit. De multiculturele maatschappij van de jaren tachtig is voorbij. De netjes afgegrensde samenleving van autochtonen, Turken, Marokkanen is niet meer en heeft plaats gemaakt voor een onoverzichtelijke variatie waarin gesluierde moslimmeisjes naast holebikoppels wonen, Chassidische joden naast katholieke Poolse arbeiders en vrijgevochten lesbische moeders naast christelijke Syrische vluchtelingen. Cultuurgrenzen zijn relatiever en doorlaatbaarder geworden dan ooit tevoren.

 

Demografische omwenteling

 

Deze overhands uitdijende maatschappelijke realiteit wordt bovendien nog versterkt door een demografische omwenteling die het Vlaanderen en Nederland van het komend decennium in een totaal nieuw maatschappelijk en cultureel perspectief zal plaatsen. Nu al is de thuistaal van een kwart van de kinderen uit het basisonderwijs in Vlaanderen niet meer het Nederlands en in Antwerpen, Brussel of Rotterdam is meer dan zeventig procent van de kinderen jonger dan tien jaar van allochtone origine. Het is ondertussen zo ver gekomen dat de Nederlandse socioloog en diversiteitsexpert Maurice Crul onderzoek wil gaan doen naar de integratie van autochtone Nederlandstalige minderheden in grote steden als Amsterdam, Antwerpen en Rotterdam, naar de integratie dus van de nieuwe Vlaamse en Nederlandse minderheden. Dat betekent dat de maatschappelijke eentalige Nederlandstaligheid sowieso verder in het gedrang komt en dat de speelplaats in toenemende mate een Babelse communicatiepuzzel wordt. Zelf zie ik die communicatiepuzzel nu al in de praktijk in de voetbalploeg van mijn zevenjarige kleinzoon, waar de Koerdische Milan, met de Berberse Moussa en de Senegalese Karim een subtaaltje ontwikkelen waarmee ze elkaar uiteindelijk wel verstaan.

 

De Keure

 

Ondertussen stelt de Keure van de Orde van den Prince onverkort en onverstoorbaar: "De Prince is een orde die tot doel heeft, de studie, de beleving en de uitbouw van de Nederlandse aard.” En aan de grondslag van dit doel ligt nog steeds: “Geloof in de eenheid en de zending van de cultuur der Nederlanden.” Hoe realistisch en hoe zinvol is vandaag nog de behartiging van de Nederlandse taal en cultuur? Is er in het huidige tijdsgewricht nog wel een plaats voor een Nederlandse taal en cultuur? Of, drastischer geformuleerd: is de doelstelling van de Orde van den Prince in deze tijd van ontgrenzing, globalisering, verengelsing en etnische en culturele diversiteit niet een achterhoedegevecht van verblinde nostalgici die, tegen beter weten in, een achterhaalde visie op een culturele identiteit blijven koesteren en zich onnodig afgrenzen?

 

Autochtone Vlamingen

 

Wie vandaag een willekeurige bijeenkomst van de Orde op het netvlies heeft, ziet in eerste instantie een vereniging van autochtone Vlamingen – overwegend mannen – die hart hebben voor de Nederlandse taal en cultuur en die met gelijkgestemden culturele evenementen organiseren, van concerten tot gedichtendagen en van lezingen tot tentoonstellingen, waarmee de doelstelling van de Orde wordt uitgedragen en bevestigd. In de context van onze veranderde maatschappij kan er wellicht twijfel rijzen of dit niet een bij voorbaat verloren zaak is. Is er nog behoefte aan en plaats voor onze Nederlandse taal en cultuur? Moeten wij van onze kinderen geen wereldburgers maken, vrij van die geborneerde identiteitsgevoelens en misplaatste taaltrots? Leidt de doelstelling van de Orde niet tot een enggeestig provincialistisch ingeperkt particularisme?

 

Oubollig geëmmer

 

Zijn de overdonderende diversiteit, de diffuusheid van de culturele grenzen en de op ons afkomende demografische verschuiving dan voldoende reden om moedeloos de armen te laten zakken en moeten we niet dringend af van dat oubollig 'geëmmer over identiteit'? Lopen we niet het gevaar van cultureel-etnische verTrumping. zoals verlichte cultuurfilosofen ons waarschuwen? Ik geloof het niet, al zullen we wel moeten afstappen van een navelstaarderige koestering van een verouderd essentialistisch cultuurbeeld. De toekomstige Nederlandse cultuur zal divers zijn, of ze zal niet zijn. Op straffe van teloorgang zal ze grensoverschrijdend moeten zijn. De aandacht kan niet langer exclusief gericht blijven op het zorgvuldig afgegrensde van oorsprong Nederlandstalige deel van de gemeenschap.

 

Essentieel

 

Toch blijft de inzet voor de Nederlandse taal en cultuur essentieel. In eerste instantie omdat een gedeelde taal een kernwaarde is voor maatschappelijk functioneren. Dezelfde taal spreken, schept een taalgemeenschap waarin gedeelde betekenissen, waarden en normen op een zelfde manier worden verwoord. Daarmee vervult een taal twee belangrijke functies voor de culturele identiteit. Enerzijds grenst ze af van diegenen die een andere taal spreken en anderzijds creëert ze een gemeenschappelijk betekenisuniversum. Daarmee is de taal bij uitstek de drager van de culturele identiteit. Als de taal waarin de cultuur wortelt verloren gaat, gaat ook een stuk van de eigenheid van de cultuur verloren. Taal is niet alleen communicatiemiddel, ze is ook identificatiemiddel. Taal is het geheugen, de expressie en het symbool van een cultuur. Met de taal dringt zich een heel erfgoed van waarden op. Met haar taal benoemt en ordent de gemeenschap de waarden waar ze voor staat. Als de taal zo wezenlijk is, zo heel en al bepalend wie en wat we zijn, dan is het zaak voor die taal een volwaardige plaats te blijven opeisen.

 

Nieuwkomers

 

In de toenemende Babelse spraakverwarring blijft het belang van het Nederlands maatschappelijk cruciaal. Die positie van het Nederlands moet onaangetast blijven. Het Nederlands is nog steeds beleidstaal, onderwijstaal en cultuurtaal. Nog steeds is de eerste voorwaarde voor een volwaardige deelname aan de Nederlandstalige samenleving de vertrouwdheid met de lingua franca van deze samenleving en dat is tot nader order het Nederlands. De nieuwkomer, de anderstalige die deze belangrijkste expressie van de samenleving niet kan delen, zal nooit volwaardig kunnen deelnemen aan de cultuur die deze samenleving bijeenhoudt en draaiende houdt. Maar nog belangrijker is dat de nieuwkomer die dit symbolensysteem niet beheerst ook niet kan bijdragen aan die cultuur.

 

Gedeelde taal

 

Voorwaarde voor een dynamische cultuur, waarin ook nieuwe deelnemers de dynamiek van de cultuur meebepalen, is een gedeelde taal. Ook hier is grensoverschrijding absoluut noodzakelijk: als wij, in de woorden van de vroegere burgemeester van Amsterdam Job Cohen 'de boel bij elkaar willen houden', dan zullen wij moeten inzetten op de blijvende volwaardigheid van het Nederlands als beleidstaal, als onderwijstaal en als cultuurtaal. Moedertaalsprekers van het Nederlands hebben daarin volgens mij een cruciale rol te vervullen. Mijn pleidooi is dus om, met de Orde van den Prince, het geloof in de volwaardigheid van het Nederlands mee te stimuleren door het Standaardnederlands met de ermee verbonden cultuur te blijven promoten.

 

Ontkenning

 

Dit houdt geenszins een ontkenning in van de waarde van de thuistalen of de dialecten. Integendeel, overtuigd geloof in de volwaardigheid van het Nederlands moet ons juist vrijmaken van een verkrampt verzet tegen de ons omringende thuistalen, tussentaal, dialecten, of zelfs het Engels. Het moet ook een openheid creëren voor de en het andere. Deze grenzen moeten wij complexloos durven te overschrijden in het besef van de dynamische weerbaarheid van het Nederlands. We hebben geen behoefte aan een kiemvrije in vitro gecultiveerde taal, geen behoefte aan puristisch afgeschermd Nederlands. Dat er binnen het Nederlands verschillen bestaan, is niet erg. Integendeel, die verschillen zijn een bewijs dat het Nederlands een levende taal is. Elke levende taal vertoont variatie. Variatie moet er zijn. Ik huiver bij de gedachte aan een uniforme cohorte van 22 miljoen klonen die een soort diepvriesnederlands spreken. Het Nederlands moet ook voor de nieuwe Nederlanders een creatief expressiemiddel kunnen worden waarin ze zich onbevangen kunnen uiten, waarmee ze hun doorstijgkansen optimaliseren en waarmee ze mee boetseren aan die nieuwe Nederlandse identiteit, onze dynamische gedeelde ‘Nederlandse aard’.

 

Recruteren

 

De Orde van den Prince heeft er alle belang bij onbevangen te recruteren bij de nieuwkomers met een migratieachtergrond die belangstelling tonen voor onze taal en cultuur. We hebben gelukkig al een generatie schrijvers die hierin als lichtende rolmodellen fungeren en deze interculturaliteit schitterend verwoorden. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Kader Abdolah die in 'Het huis van de moskee' behoedzaam de gordijnen van de islam als leefcultuur opzijschuift, aan de zintuiglijk erotische roman 'Paravion' van Hafid Bouazza, maar ook aan het rauwe theaterstuk 'Reizen Jihad' van Fikry el Azzouzi. Deze schrijvers tonen ons de weg naar een radicaal dynamische kijk op cultuur, waarin culturele identiteit niet langer een militant afgegrensd en bewaakt erfgoed is, maar een dynamische constructie die in permanente interactie van afspraak en tegenspraak altijd weer een voorlopige vorm krijgt.

 

Gemakzuchtig cultuurrelativisme

 

Zo’n dynamisch cultuurconcept is evenwel geen uiting van een gemakzuchtig cultuurrelativisme. Daar moeten we niet in meegaan. Ik schreeuw dus níet mee met de zogenaamd Verlichte geesten die onheilspellend waarschuwen: "Hoed u voor de identiteitsmaffia." Erkenning van de gelaagdheid van de individuele identiteit is geen ontkenning van de behoefte aan behoren. In naam van het postmoderne cultuurrelativisme afstand doen van onze culturele identiteit is een zwaktebod. Het is de capitulatie voor de maatschappelijke vertwijfeling, de overgave aan steriele machteloosheid. Wij moeten juist onbeschroomd het vertrouwen in de Nederlandse culturele identiteit uitdragen en de grenzen ervan aangeven. Culturele identiteit ontstaat aan de grens, en met de Franse filosoof Régis Debray geloof ik dat 'un monde sans frontières est un monde sans dehors, ni dedans'. Het is aan de grens dat we de andere kunnen ontmoeten en erkennen. In die zin is 'een erkende grens het beste vaccin tegen de epidemie van de muren' (Régis Debray).

 

Nestelholte

 

Ik weiger verweesd achter te blijven in het desolate landschap van een geglobaliseerde cultuur. Ik heb nog steeds behoefte aan een warme plek, een nestelholte waarin ik mijn gedeelde identiteit kan koesteren en waarin mijn taal een eigen stem geeft aan die identiteit. En ik ben ervan overtuigd dat in dit tijdsgewricht van vaak ontredderende en verwarrende culturele superdiversiteit het onbevangen uitspreken van onze culturele identiteit ook van ons verwacht wordt. Ik citeer in dit verband met instemming de veelzeggende kritiek van de Vlaamse politicoloog met Arabische roots Bilal Benyaich: “Het probleem zit ook bij de zwakke Vlaamse identiteit van de autochtone bevolking. Als je zelf niet goed weet wie je bent, laat je niet makkelijk mensen tot jouw groep toe, of in het ander extreem relativeer je cultuurverschillen tot in het absurde.” Benyaich prikt hiermee in een moeite ook de illusie door dat mensen met wortels in de migratie per definitie wereldburgers zullen worden. Het is naïef te geloven dat een kosmopolitische superdiverse omgeving vanzelf ‘wereldburgers’ zou voortbrengen.

 

Houvast

 

Als een vast refrein lezen en horen we telkens weer de uitgesproken behoefte aan identiteit, aan houvast. De zwalkende kosmopoliet zal die geborgenheid nooit vinden. Hij is de wandelende jood die nooit thuis komt, de eeuwig thuisloze die nooit grenzen ziet, heen en weer geslingerd tussen tegenstrijdige loyaliteiten, culturele ambivalenties en onvervulbare verwachtingen. Het is een uitdaging voor de Nederlandse cultuur om ook in de komende decennia een alternatief te bieden voor de met flarden internet bij elkaar geknutselde identiteiten die nu jammer genoeg de leegte van een generatie jongeren dreigen te vullen. Dat alternatief zal twee uitgangspunten moeten hebben: de onvoorwaardelijke acceptatie van de superdiversiteit en het vrijmoedig uitspreken van het geloof in de waarde van de eigen Nederlandse cultuur. Complexloos vertrouwen in de eigen cultuur en welwillende interesse voor de en het andere moeten de plaats innemen van zelfgenoegzame eenkennigheid. Acceptatie van het dynamische en interactieve karakter van elke identiteit moet ertoe aanzetten af te zien van een confrontatie in een wij/zij-discours en op zoek te gaan naar verbondenheid, naar raakpunten, naar interculturalitreit, naar de vitale wisselwerking in de cultuur. De ‘tolerantia’ van de Prince moet een nieuwe inhoud krijgen. In plaats van passieve verdraagzaamheid van de andere moet ze proactieve interesse in de andere worden. In die zin is tolerantie grensoverschrijdend.

 

Strategieën

 

De vraag blijft of er geëigende strategieën zijn voor zulke grensoverschrijdende tolerantie? Ik geloof het wel. Wij moeten dan wel afstappen van een visie op onze cultuur als een stabiele, secuur afgegrensde en tijdloze entiteit. Dat is ze niet en dat zal ze ook nooit zijn. Dit betekent evenwel niet dat we zo maar onze gehechtheid aan geworteldheid, traditie en authenticiteit moeten opgeven. Integendeel, het is een illusie te geloven dat de huidige generatie het kan stellen zonder de psychisch geruststellende ervaring van geborgenheid in een eigen lokale cultuur. Het is net het ontbreken van een warme nestelholte die vaak leidt tot vervreemding en eenkennige radicalisering.

 

Culturele mobiliteit

 

Om onder dat prangende dilemma uit te komen tussen lokale cultuur en omringende diversiteit , stelt Stephen Greenblatt voor om recht te doen aan de vitale dialectiek van culturele behoudsgezindheid en verandering, door inzicht te bieden in het proces van culturele mobiliteit dat van alle tijden is en alle culturen karakteriseert. Als we de 'Cultuur der Nederlanden' een toekomst willen geven, dan zal de erkenning van de culturele mobiliteit in onze cultuur het leidend beginsel moeten zijn. Die erkenning betekent dat we uit moeten gaan van de idee dat onze cultuur het altijd weer voorlopige resultaat is en zal zijn van voortdurende grensoverschrijding die tot continu wijzigende identiteit leidt.

 

Taal

 

Continu wijzigende identiteit is nergens duidelijker dan in de taal. Misschien denkt u dat het vroeger toch een stuk gemakkelijker was. Misschien denkt u met nostalgie terug aan de tijd toen wij nog over een onveranderlijke en duidelijk genormeerde standaardtaal beschikten, het ABN waar een generatie Vlaamse jongeren zich mee uit de klei getrokken heeft, en de dierbare moedertaal die op Nederlandse scholen vroeger zo ijverig werd bijgebracht en die u nog steeds koestert. U denkt dan wellicht aan die mooi genormeerde taal zoals die is vastgelegd in de altijd weer betrouwbare scheidrechters: de Van Dale voor de woordenschat, de Algemene Nederlandse Spraakkunst voor de grammatica en het sacrosancte Groene Boekje voor de spelling en zoals we die konden (kunnen?) horen bij onze iconische nieuwslezers op radio en televisie.

 

Standaardtaal

 

Maar mag ik u dan meteen uit de droom helpen? Die ene Nederlandse standaardtaal heeft nooit bestaan. Sterker nog, de onveranderlijke, in alle opzichten betrouwbaar gecodificeerde en genormeerde taal zal nooit bestaan. En de culturele eenheid van de Nederlanden, die wij in de gedeelde taal exemplarisch belichaamd en geïllustreerd zien, is ook historisch een illusie. De eenheid van taal zeer relatief en er is bijvoorbeeld altijd al een zeer duidelijke Noord-Zuid tegenstelling geweest.

 

Noord-Zuid tegenstelling

 

De Noord-Zuid tegenstelling zien we al prachtig geïllustreerd in de zeventiende eeuw in het theater. Als Bredero in Amsterdam zijn Antwerpse Spaanse Brabander Jerolimo op het toneel laat verschijnen, wordt die kale zuidelijke pronker bij het publiek meteen belachelijk gemaakt met zijn grootspraak en zijn Antwerps accent, dat scherp contrasteert met het Amsterdams van zijn Hollandse knecht, de nuchtere Robbeknol. De Spaanschen Brabander Jerolimo haalt eerst snierend uit naar Amsterdam en koketteert dan met Antwerpen:

 

        T’is wel een schoone stadt, moor ’t volcxken is te vies;

        In Brabant sayn de liens ghemaynlijck exkies,

        In kleeding en in dracht, dus op de Spaansche mode,

        Als kleyne konincxkens of sienelaycke goden.

        O kayserlaijcke stadt! Hantwerpen groot en raijck,

        Ik gheloof noyt dat de son beschaynt uws gelaijck.

 

Robbeknol

 

De reactie op dit Antwerps gesnoef door zijn Amsterdamse knecht Robbeknol, die commentaar levert op het met vreemde woorden doorspekte Brabantse Nederlands dat in zijn oren als een mengelmoes klinkt, is veelbetekenend:

        Ja ‘tis een moye mengelmoes, ghy meuchter wel van spreken,

        Ghy luy hebt de Fransche, de Spanjers en d’Italianen vry wat of e keken.

        De Brabanders slachten d’Engelsche of de spreeuwen, sy kennen van elcks wat.

 

Trouwens, ook Vondel vond dat de verschillen tussen Noord en Zuid erg groot waren. Hij stoorde zich eraan en schreef: “Oud Amsterdams is te mal, en plat Antwerps te walgelijk en niet onderscheidelijk genoeg. Laat ons daarom deze tongen matigen en mengen en met kennisse besnoeien.” Toen al.

En het is er met de tijd niet beter op geworden. Vandaag mogen we stellen dat het Nederlands een grote variatie vertoont en dat het onderliggende cultuurverschil tussen Nederland en Vlaanderen zorgt voor een virtuele taalgrens tussen Noord en Zuid. Er is ondertussen een bijzonder ingrijpende invloed van het nieuwkomersnederlands, de sms-taal, de chatspraak en wat dies meer zij. Dat ervaar ik zelf allemaal niet als problematisch.

 

Weloverwogen pragmatisme

 

Mijn positie in dezen is er een van weloverwogen pragmatisme, dat rekening houdt met de veranderingen in onze superdiverse maatschappij en ruimte biedt voor culturele mobiliteit. Voor mij is er maar één Nederlands, een hedendaags diasysteem waarin plaats is voor culturele mobiliteit en waaraan variatie dus inherent is. In dat Nederlandse diasysteem is er voor beleid en onderwijs ruimte voor een standaardvariant waarmee 23 miljoen Nederlandstaligen probleemloos kunnen communiceren van Kortrijk tot Groningen. Voor mij is er ook maar een Nederlandse literatuur, een literatuur die geschreven is in meer of minder afwijkende varianten van die ene standaardtaal. De herkomst van de schrijver is daarbij voor mij van geen belang, Vlaams of Nederlands, allochtoon of autochtoon, als hij of zij in een variant schrijft van de in de Nederlanden gebruikelijke cultuurtaal, reken ik hem of haar tot de Nederlandse literatuur.

 

Trouwboekje

 

Wat dit ‘weloverwogen pragmatisme’ concreet betekent, vond ik prachtig verwoord in een stukje van de Vlaamse auteur Saskia De Coster. Zij schrijft over het Nederlands in Vlaanderen en Nederland: “Met het trouwboekje van onze taal moeten we proberen samen te blijven, al was het maar voor de geesteskinderen die we willen delen. Vandaar mijn therapeutische policy: al wat onverstaanbaar is voor één van de twee heb ik gewied.” Natuurlijk loopt dat niet altijd even vlot. En dat ervaart Saskia De Coster als auteur ook wel eens. Zo schrijft ze: “Soms doet het botsen van twee varianten van de onze taal echt pijn. Bijvoorbeeld als daardoor een hele seksscène, waar klanken en ritme behoorlijk belangrijk zijn, van alle lust worden gestript. 'Nog, nog', moest van mijn Nederlandse corrector worden 'Nog meer, nog meer'. Dus ook tussen de lakens zijn de Nederlanders grotere praters. Allemaal goed en wel, maar mijn hoogtepunt was verprutst!"

 

Remedie

 

Haar remedie is ook de mijne: “Hoog tijd dat we onze zwierige, verbeeldingsvolle, zinnenprikkelende uitdrukkingen en masse exporteren. Een remedie van grensoverschrijdende culturele mobiliteit. Ook ik heb geen behoefte aan een verkrampte, wantrouwig afgegrensde gettocultuur. Ik geloof namelijk dat een cultuur pas groot kan worden in een blijmoedige en respectvolle grensoverschrijding met andere culturen, wars van huisbakkenheid, eenkennigheid en bekrompenheid, maar met voldoende vertrouwen in de eigenwaarde.

 

Taalpolitiek

 

Dat er een herkenbaar cultuurverschil geconstateerd kan worden tussen Vlaanderen en Nederland hoeft niet te betekenen dat Vlaanderen en Nederland niet een onbegrensde gemeenschappelijke taal- en cultuurpolitiek kunnen voeren. Integendeel, het is mijn weloverwogen mening dat de overlevingskansen van de culturele eigenheid van de Lage Landen in het multiculturele Europa en in de vervlakkende culturele globalisering gedeeltelijk zullen afhangen van een gezamenlijk ‘in amicitia’ gevoerde cultuurpolitiek. Deze moet gebaseerd zijn op de verdediging van het Nederlands en van de Vlaamse en Nederlandse culturele identiteit in grensoverschrijdende tolerantia. Grenzen zijn overschrijdingslijnen.

 

Culturele identiteit

 

Nu veronderstelt erkenning van en respect voor culturele identiteit, dat men weet wat culturele identiteit is. En dat blijkt nu enigszins problematisch en wel omdat er geen eenstemmigheid heerst over de zo bediscussieerde ‘culturele identiteit’. Heel wat postmoderne denkers ontkennen zelfs het bestaan ervan. Postmoderne historici als Eric Hobsbawm, Ernest Gellner en Benedict Anderson hebben het begrip als een gevaarlijke ‘mythe’ aan de kaak gesteld en het als een fraseologische hersenschim doorgeprikt. Culturele identiteit is volgens hen een artificiële constructie ons aangepraat door nationalisten. Het is een product van een toeschrijvingsproces waarmee negentiende-eeuwse historici, en in hun kielzog literatoren en zelfs het onderwijs, een ‘verbeelde gemeenschap’, een ‘imagined community’ (Anderson, 1983) hebben gecreëerd.

 

Verzonnen tradities

 

Om ons af te helpen van deze mythes hebben deze historici zich beijverd om de culturele identiteiten die gebaseerd waren op ‘verzonnen tradities’ (invented traditions – de term is van Hobsbawm & Ranger, 1983) te deconstrueren. Wat ze echter in hun ijver over het hoofd gezien hebben, is dat de rationele deconstructie niet meteen leidt tot de vernietiging van het culturele identiteitsgevoel bij de bevolking. Het volstaat niet om gevoelens als een mythe te ontmaskeren om ze te doen verdwijnen. De psychologische behoefte aan behoren is kennelijk zeer menselijk en de antropologische observatie dat er dieperliggende affectieve factoren ten grondslag liggen aan de culturele identiteit (Roosens, 1986) heeft gemaakt dat de rationele deconstructie niet geleid heeft tot het verdwijnen van het begrip, maar juist de discussie erover heeft aangezwengeld.

 

Groepsverbondenheid

 

In de antropologie is men het er ondertussen over eens dat de culturele identiteit wel degelijk bestaat en men beschouwt ze als een groepsverbondenheid die gedeeld wordt door de leden van een samenleving. Die verbondenheid is het altijd weer voorlopige resultaat van een permanent toeschrijvingsproces, waarbij de leden van de ‘verbeelde gemeenschap’ zich op gemeenschappelijke kernwaarden beroepen. De culturele identiteit moet dus opgevat worden als een dynamische identiteit, niet als een essentialistische gegevenheid: ze verandert onder invloed van wijzigende sociale omstandigheden, ze is gecontextualiseerd. Toch heeft ze een zekere stabiliteit, die in wisselende mate gebaseerd is op enkele kernwaarden die in het transmissieproces van onderwijs en media worden doorgegeven.

 

Kernwaarden

 

Culturele identiteit is dus geen onveranderlijk erfgoed, maar veeleer een flexibel construct dat bestaat uit een aantal kernwaarden. Het model van de kernwaarden (core values) is afkomstig van de Poolse socioloog Jerzy Smolicz (1981) die ze als volgt omschrijft: "Kernwaarden kunnen worden beschouwd als de meest fundamentele componenten van een groepscultuur. Ze vormen in het algemeen het hart van het ideologische systeem en fungeren als identificerende waarden die symbolisch zijn voor de groep en het lidmaatschap ervan […] Telkens als mensen voelen dat er een direct verband is tussen hun identiteit als groep en datgene wat zij als het meest cruciale en onderscheidende element van hun cultuur beschouwen, wordt dit element een kernwaarde voor de groep’ (1981: 75, 77).

 

Behoud

 

Die kernwaarden, die essentieel zijn voor de transmissie en het behoud van de culturele identiteit, karakteriseren natuurlijk ook de cultuur. Als kernwaarden die in wisselende mate zorgen voor de relatieve stabiliteit van de culturele identiteit fungeren:

  1. een gemeenschappelijke taal (zie Beheydt 1996; 2002)
  2. een traditie van kennis en ideeën (de zogenaamde mentale programmering – Hofstede)
  3. een gemeenschappelijk verleden (de lieux de mémoire – Pierre Nora)
  4. een godsdienst: als expressie van waarden en normen
  5. een maatschappijvorm: als een gemeenschappelijk geregelde samenleving
  6. een eigen artistieke expressie

 

 

 

Speech gewestpresident

 

Na de pauze volgde een zaaldiscussie met beide sprekers en Godelieve Laureys, president van de Orde en gewestpresident Marc Hertens. De toespraak van de gewestpresident volgde hierna.

“Eens stonden landen en continenten open voor hen die het geluk zochten, grenzen waren zacht en doorlaatbaar – nu waren ze in beton gegoten en met prikkeldraad omhangen. Als blinden tastten de reizigers met duizenden tegelijk de muren af, op zoek naar zwakke plekken, een bres, een gaatje waar ze doorheen konden glippen. Een golf van mensen spoelde tegen die muren aan, het was onmogelijk om ze allemaal tegen te houden. Ze kwamen met ontelbaren en ieder van hen leefde in de hoop en verwachting dat hij bij de gelukkigen hoorde die de overkant zouden bereiken. Het was het gedrag van het dier dat in zwermen reist, dat met verlies van individuele leden rekening houdt maar als soort zal overleven.”

Dit is een passage uit het gelauwerde boek 'Dit zijn de namen' van Tommy Wieringa, bekend Nederlands auteur en de eerste internationale romanschrijver die erin slaagt het lijden van vluchtelingen en hun hoop op een waardig leven te laten zien.

 

Vluchtelingen

 

Wie zegt vluchtelingen, zegt grenzen, en hoe we als land of continent met het begrip 'grens' moeten omgaan. Dit complexe gegeven werd op voortreffelijke wijze door de afdeling Maastricht uitgediept met de medewerking van twee eminente deskundigen ter zake, professor Paul Scheffer en professor Ludo Beheydt, die elk vanuit hun eigen invalshoek het onderwerp behandelden. Verdere discussie volgde tijdens het panelgesprek, waar ook onze President Godelieve Laureys haar inzichten met betrekking tot de Orde van den Prince verduidelijkte. Ik wil dan ook zowel de afdeling Maastricht (bestuur, gewestdagcommissie, ceremoniemeester André van Dijk, moderator Jacques van Rensch én de dames van het onthaal), als de sprekers en de panelleden van harte danken voor hun gewaardeerde bijdrage aan het welslagen van deze bijzonder interessante namiddag. Opnieuw een hoogdag voor ons gewest!

 

Grensoverschrijdend

 

Het gewest Limburg van de Orde van den Prince is bij uitstek een grensoverschrijdend gewest, met vier afdelingen die zowel in Nederland als in Vlaanderen recruteren. Open grenzen is in deze regio geen ijdel begrip, te meer daar hij deel uitmaakt van de Euregio Maas-Rijn, waar in verschillende maatschappelijke domeinen een nauw samenwerkingsverband bestaat tussen de grensgebieden van Duitsland, Nederland en België. Het motto luidt: “Waar een wil is, is geen grens.” Dit was ook de titel van een manifest, uitgegeven in 2014, met als eindredacteur Ger Essers, adviseur van Nederlandse Europese parlementsleden voor het vrij verkeer van personen. Als geen ander heeft hij promotie gemaakt voor de verdere uitbouw van de Limburgs-Duitse samenwerking, ook socio-cultureel, en van Europese samenwerking aan de binnengrenzen. Die mogen geen scheidingslijn vormen maar moeten vooral een ontmoetingsruimte zijn waar initiatieven genomen worden om mekaars taal, geschiedenis en cultuur beter te leren kennen. Om Ger Essers te citeren: “Aan de grens komt men zichzelf én de ander tegen.”

 

Voorbeelden

 

Hier is ook een rol weggelegd voor ons genootschap, die door onze Limburgse afdelingen graag wordt opgenomen. Ik geef twee voorbeelden:

-        Het uitwisselingproject van de afdeling Maasland tussen Duitse en Nederlandse scholieren, die mekaars scholengemeenschappen bezoeken om kennis te maken van elkaars taal en cultuur, daarbij vergezeld van en begeleid door Ordeleden.

-        Het Euregio-literatuurproject voor scholieren, waarbij zes boeken gelezen en beoordeeld worden: twee van een Nederlandstalig auteur, vertaald in het Frans en het Duits, twee van een Franstalig auteur, vertaald in het Nederlands en het Duits en twee van een Duits auteur, vertaald in het Nederlands en het Frans. Diezelfde boeken worden vervolgens gelezen door leden van de afdelingen Heerlen, Maasland en Maastricht en hun oordeel wordt gespiegeld aan dit van de Euregio-scholieren.

Dit zijn prachtige voorbeelden van hoe men grenzen niet mag zien als hindernissen, maar als kansen voor culturele innovatie en verrijking.

 

Anderstalige nieuwkomers

 

Daarom moeten wij, beste Princevriendinnen en -vrienden, onze eigen grenzen uit het verleden opengooien en ons ook richten naar de anderstalige nieuwkomers. De Orde moet, anno 2017, haar positie bepalen in lijn met de nieuwe sociaal-culturele realiteit van onze samenleving, die grondig gewijzigd is tegenover pakweg zestig jaar geleden, toen de Orde werd gesticht. Zoals professor Beheydt het zo mooi verwoordt, en ik citeer: “De Nederlandse cultuur zal divers zijn, of ze zal niet zijn.” Maar hij voegt er onmiddellijk aan toe dat haar belangrijkste taak/opdracht er blijft in bestaan het Nederlands als beleids-, onderwijs- en cultuurtaal te bestendigen als lingua franca van onze samenleving. Geen integratie zonder taalbeheersing, geen deelname aan ons maatschappelijk bestel zonder kennis van onze taal en cultuur. In die zin blijft onze Keure, ook in zijn ietwat oubollige formulering, brandend actueel.

 

DNA-onderzoek

 

Misschien is het ook goed eens in eigen hart en ziel te kijken: is onze afkomst wel zo homogeen 'westers' als algemeen wordt aangenomen? Mijn eigen verhaal is in deze context illustratief: begin maart liet ik een DNA-onderzoek doen met de bedoeling mijn etniciteit te bepalen. Dankzij het polymorfisme van het DNA blijkt het namelijk mogelijk de etnische afkomst van individuen te bepalen. En wat bleek? Mijn afkomst is:

-        voor 44,2% Scandinavisch

-        voor 17,7% Brits en Iers

-        voor 16,7% ander Noord- en West Europees

-        voor 16% Iberisch

-        voor 3,3% Italiaans

-        voor 2% Ashkenazi Joods

De superdiversiteit is dus niet alleen een kenmerk van onze modern maatschappelijk bestel, maar zit in elk van ons. Bijgevolg zijn we allemaal, naast autochtoon, ook een beetje migrant. Een reden te meer om andere culturen te omarmen en in dialoog te gaan met onze medeburgers met andere culturele achtergronden en tradities, zonder daarbij onze eigen taal en identiteit te verloochenen.

 

Nieuwe leden

 

Daarom nogmaals dank aan de afdeling Maastricht voor de puike organisatie en programmering van deze gewestdag, waarvan ik het academisch gedeelte traditioneel afsluit met de voorstelling van de tijdens het afgelopen werkingsjaar nieuw geïnstalleerde leden, die ik graag naar voren uitnodig om ons Gulden Boek te ondertekenen.

Maar vooraleer dit te doen, wil ik eindigen met een gedicht van Eelke Jager, Princelid en oud-voorzitter van de afdeling Eindhoven-Nassau, waarvan de inhoud nauw aansluit bij het thema van vandaag. Hij publiceerde het enkele jaren geleden in PrincEzine.

 

 

De Kempen

 

Als hertog Jan uit Brussel kwam,

Door het diep stof der wegen

En in Den Bosch zijn intrek nam,

Kwam hij geen grenzen tegen

 

Er is in dit zo oude land

Nauw’lijks een grens te vinden.

Een beek, een stenen paal in ’t zand –

Geen scheiding tussen vrienden

 

Hertog! Hier is een heiderand

Kom, rust uw moede voeten

Waar Vlaanderen en Nederland

Elkaar zo schoon ontmoeten

 

 

 

Na het academisch gedeelte volgde het aperitief met aansluitend het diner-buffet. Aan het einde van het diner kondigde de inkomend voorzitter van Tongeren Sint-Truiden de volgende gewestdag Limburg aan die gehouden zal worden op zondag 27 mei 2018 in Sint-Truiden. President Godelieve Laureys sprak het slotwoord van deze geslaagde gewestdag in Maastricht.

 

Jos van Velsen

Gewestsecretaris



01 juni 2017

Gewestdagen Londen 15 – 18 september 2017


Geachte Leden van de Orde van den Prince,

 

Onder voorzitterschap van dr. Wim Blancke en in overleg met dhr. Rutger Hornikx, gewestpresident, heeft de afdeling Londen een uniek programma samengesteld. Hoewel deze gewestdagen natuurlijk in eerste instantie een verzamelpunt zijn voor de leden van het gewest Buitenland, is besloten dit jaar de gewestdagen ook open te stellen voor  alle leden van de Orde van den Prince om meer bekendheid te geven aan het gewest Buitenland en een grotere verbondenheid te creëren.

 

Het bestuur te Londen kan U dit programma aanbieden mede dankzij de actieve en spontane medewerking van, en subsidiëring door de Permanente Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in het Verenigd Koninkrijk, de gewestpresident van het gewest Buitenland, St James’s Palace, The Deputy Leader of the House of Lords, evenals BNP Paribas UK, de inzet van onze eigen afdeling Londen en de warme belangstelling van de Nederlandse en Belgische Ambassadeurs in het Verenigd Koninkrijk.

 

 

Het programma, dat loopt van vrijdagavond tot maandagmiddag, inclusief extra een bezoek aan The House of Lords op maandagmorgen, wordt U, met een ‘vriendschappelijke en verdraagzame’ knipoog naar Brexit, aangeboden onder het thema ‘Vlaanderen in het Verenigd Koninkrijk – Nederland in het Verenigd Koninkrijk – Het Verenigd Koninkrijk en de Lage Landen’.

 

Noodzakelijkerwijs moet het bestuur van de afdeling Londen het aantal buitenlandse deelnemers beperken tot honderd.

 

 

Dresscode

 

Dit unieke programma omvat bezoeken aan een aantal historische Britse gebouwen en instellingen, waarvan de meesten normaal niet toegankelijk zijn voor het publiek. Voor deze locaties gelden steeds verhoogde veiligheidseisen en een ‘dresscode’; dit betekent ‘jasje dasje’ voor de heren en GEEN spijkerbroeken voor zowel de heren als de dames. Voor het banket, dat gepland staat voor de zaterdagavond geldt: een smoking of een donker pak (Black Tie and Medals) voor de heren en cocktailjurk voor de dames. Gelieve tijdens de bezoeken zo weinig mogelijk tassen of bagage mee te nemen teneinde de veiligheidscontroles tot een minimum te beperken!

 

 

 

 

Reis- en hotelkosten

 

De reis- en hotelkosten zijn voor eigen rekening. Er zijn speciale prijsafspraken gemaakt met het Club Quarters Hotel, The Grand at Trafalgar Square. Hierdoor kunt u een kamer boeken tegen een bijzonder gunstig tarief (voor vrijdag-, zaterdag- en zondagnacht) van £85/kamer per nacht voor een ‘Club Room’, of £95/kamer per nacht voor een ‘Standard Room’; plus £12 indien twee personen een kamer delen (prijzen exclusief BTW/VAT 20%). Uiteraard is ieder vrij om zelf accommodatie te organiseren, doch we verwachten allen in het CQ hotel op vrijdagavond voor de welkomstreceptie, aangeboden door de Vlaamse Regering.

 

 

Programma

 

Alle activiteiten vertrekken vanuit:

           (CQ) Hotel Club Quarters – The Grand at Trafalgar Square,

           8 Northumberland Avenue    London     WC2 5BY

 

 

Vrijdag 15 september          

 

1. Registratie in CQ voor iedereen vanaf 18.00 tot 20.00 uur.

 

2. Welkomstreceptie in CQ, met canapés van 19.00 tot 22.00 uur.  Ontvangst door de voorzitter en de leden van de afdeling Londen.

 

3. Welkomstwoord door de President van de Orde van den Prince.

 

4. Openingsrede door de Nederlandse Ambassadeur in het VK.

 

5. Laatste details en inlichtingen over het programma zullen die avond aan U allen verstrekt worden.

 

 

Zaterdag 16 september

 

1. Ontbijt staat klaar vanaf 07.30 uur.

 

2. Om 09.00 uur stipt vertrekken de coaches vanaf het CQ Hotel en wordt U naar de Nederlandse Kerk gebracht, in The City van Londen alwaar een programma van sprekers en muziek is georganiseerd.

 

 

3. Tussen 12.30 en 14.30 uur is er tijd voor een ‘finger buffet’ bestaande uit typisch Engelse versnaperingen in een prachtige gezellige Engelse pub welke wij exclusief tot onze beschikking hebben.

 

4. 14.30 uur: Coaches brengen ons van de pub naar St James’s Palace, de residentie van de Britse monarchie in het hart van Londen. Daar wacht U een programma met als onze gastheer The Rev. Canon Paul Wright, die het privébezoek aan het Paleis (waaronder The Queen’s Chapel) zal begeleiden. Wij zullen veel te zien krijgen van hetgeen niet openstaat voor het publiek, zoals een bezoek aan Marlborough House, het paleis waar het hoofdkwartier van het Gemenebest (‘The Commonwealth of 52 Nations’) gevestigd is. Ook hier zullen geschiedenis, politiek en kunst centraal staan, waaronder uitgebreide collecties uit de Lage Landen.

 

5. Tegen 17.00 uur zijn wij, per coach of wandelend door St James’s Park, The Mall en Westminster, terug in het Club Quarters Hotel voor versnaperingen, thee en koffie, en om ons om te kleden; heren in smoking (‘Black Tie and Medals’) of een donker pak, en dames in cocktailjurk voor het banket.

 

6. Om 18.30 stipt vertrekken wij met coaches naar Royal Armoury House, een exclusief ‘Club House’, vaak bezocht door de koninklijke familie, voor een receptie in de tuinen, met een speciaal voor ons gezelschap georganiseerde presentatie door de ‘Pikemen and Musketeers’.

 

7. Om 20.00 zullen wij in Armoury House in de prachtige historische Long Room dineren met genodigden van de Ambassades en het Hogerhuis (‘The House of Lords’). De Nederlandse Ambassadeur sprak vrijdagavond over Nederlanders in Engeland; op deze avond zal de Algemene Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering de Tafelrede verzorgen, hem kennende hoogstwaarschijnlijk met de nodige anekdotes en andere wapenfeiten over Belgen in Engeland.

 

8. Coaches zullen zorgen dat eenieder weer rond 23.00 uur terug is in Club Quarters Hotel.

 

 

Zondag 17 september

 

1. Om 08.00 uur staat het ontbijt klaar.

 

2. Om 09.30 uur: Vertrek voor alweer een privébezoek, ditmaal aan The Wellington Barracks nabij Buckingham Palace, met onder andere het historische Guards Museum, het recent ingehuldigde Flemish Memorial Monument en de imposante Guards’ Chapel. Hier worden tevens twee extra en unieke opties aangeboden:

a. Om 10.15 uur hebt U de mogelijkheid om in de kazerne de voorbereidingen mee te maken van de ‘Changing of the Guard’, welke traditioneel nadien om 11.00 uur in Buckingham Palace plaatsheeft.

b. Om 11 uur kan U in de Guards Chapel de Eredienst bijwonen, opgeluisterd met prachtige Orgelmuziek, het Koor, en één van de beroemde Guards Bands.

 

3. Om 12.30 uur staat er een lichte lunch voor U klaar in ons Club Quarters Hotel.

 

4. Om 14.00 uur geven de Londense leden U de keuze uit verschillende activiteiten in Londen (wandelingen, winkelen, Greenwich of elders,…). Deze namiddag is geheel naar eigen inzicht en portemonnee in te delen.

 

 

Maandag 18 september

 

1. Om 07.30 uur staat het ontbijt weer voor U klaar.

 

2. 09.15 uur STIPT (aangezien maandagochtend en spitsuur!): Vertrek per coach naar Whitehall, The House of Lords. Onze Gastheer The Earl Howe PC, Minister of State for Defence and Deputy Leader House of Lords, biedt ons hier een rondleiding aan.

 

3. Lunch: als laatste activiteit dachten wij afscheid van U te nemen na de lunch in het Club Quarters Hotel, met de vele gezellige mogelijkheden in de buurt van het hotel.

 

 

Praktische zaken

 

1. De (sterk gesubsidieerde!) kosten zijn begroot op £266 per persoon (Inclusief BTW/VAT)

 

2. In deze kosten zijn inbegrepen:
Deelname aan alle activiteiten en attracties op vrijdagavond, zaterdag, zondagvoormiddag, met inbegrip van alle vervoer per coaches, de uitgebreide welkomstreceptie op vrijdagavond, ontbijt op zaterdag, zondag en maandag, de lunches op zaterdag-, zondag- en maandagmiddag en diner op zaterdagavond, (telkens uitgezonderd eventuele extra dranken), de gidsen in de paleizen, musea en tijdens het bezoek aan de House of Lords.

 

3. De twee reserveringen en dus ook twee betalingen die dienen te gebeuren:

a. Enerzijds voor de (1) hotelaccommodatie, via een aparte speciale en unieke OvdP-weblink met het CQ Hotel, welke U nog zal medegedeeld worden,
b. Anderzijds voor (2) alle activiteiten en maaltijden, inclusief het ontbijt in het CQ Hotel (op zaterdag, zondag en maandag), dient U eveneens te betalen, doch via de rekening van OvdP Londen.
c. Hoe U kan betalen voor beiden (1) + (2), zal U later medegedeeld worden, doch NIET VOORALEER U eerst bevestiging gekregen hebt vanuit Londen dat wij, de OvdP-afdeling Londen, Uw volledig ingevuld inschrijvingsformulier van U hebben ontvangen
d. Dit inschrijvingsformulier staat hieronder [voor Uw gemak in drie verschillende computer formats beschikbaar].
e. De aanmeldingen van de leden van het gewest Buitenland zullen het eerst worden afgehandeld. De andere aanmeldingen worden gehonoreerd in de volgorde waarin ze binnenkomen. 


4. Contacten in Engeland:
- Dr Wim Blancke - tel. 0044 7801106700
- Elisabeth Delahaye - van Odijk - tel. 0044 7802243503
- Brit Beckers - tel. 0044 7850546162

 

5. Graag het bijgevoegde inschrijvingsformulier ingevuld retour sturen TEN LAATSTE op 25 Juni, per e-mail naar m3epg@outlook.com.

 

6. Er is inmiddels (9 juni) een wachtlijst. Er wordt gekeken of het maximum aantal deelnemers verhoogd kan worden.


Of per post: Mevr. Elisabeth Delahaye – van Odijk
    36 Cornwall Road
    Cheam Surrey
    SM2 6DS
    England




Documenten


18 mei 2017

Belangrijke besluiten op Algemene Raad


Het Trivium in Etten-Leur was deze keer de plaats waar op 13 mei 2017 de Algemene Raad plaatsvond. Ondanks communiefeesten, trouwpartijen en dies meer, waren zestig voorzitters, of hun vervanger, paraat om samen met het Dagelijks Bestuur en het Presidium de volgende stap te zetten op weg naar de toekomst van de Orde. De agenda die voorlag, omvatte dan ook belangrijke inhoudelijke zowel als randvoorwaardelijke punten.

 

 

Uiteraard stond NT&C prominent op de agenda op de Algemene Raad van 13 mei. NT&C is immers het hart van de werking van ons genootschap. De vernieuwde procedure voor het aanvragen van projecten werd toegelicht door DB-lid Herman Bosmans, besproken door de leden van de Algemene Raad en bekrachtigd. Eveneens werd de lijst met reeds aangevraagde en toegekende projecten overlopen. De vraag van de Algemene Raad om niet alleen expliciet de motivering aan te geven bij toekenning, maar ook bij afwijzing van aanvragen, werd door het Dagelijks Bestuur ter hand genomen.

 

Klankbordgroepen

 

Het tussentijds verslag van de resultaten van de Klankbordgroepen door DB-lid Dirk Vanhegen, kon rekenen op enthousiasme van de aanwezigen. Het was voor iedereen helder dat rekrutering van het allergrootste belang is voor de toekomst van de Orde. De vraag van de Algemene Raad de al naar voren geschoven ideeën en voorstellen te bundelen in een concreet plan van aanpak, wordt opgevolgd. In een tweede ronde zullen de Klankbordgroepen de eerste oogst aan suggesties omzetten in adviezen. Deze worden, via het Dagelijks Bestuur en het Presidium, ter bekrachtiging voorgelegd aan de Algemene Raad.

 

Kaderdag en Reflectiedag

 

Het voorstel van het Dagelijks Bestuur om de Dagen van de Prince op te splitsen in enerzijds een Kaderdag voor zittende en nieuwe bestuursleden en anderzijds een Reflectiedag voor leden, kreeg instemming. De planning hiervan wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt. De roep van de vergadering alle resultaten van deze bijeenkomsten ten goede te laten komen aan alle leden van de Orde, vond eveneens gehoor. Het Dagelijks Bestuur zal er zorg voor dragen dat via de gewestpresidenten alle afdelingen goed worden geïnformeerd. Alleen zo inspireren we elkaar en kunnen we optimaal van elkaar leren.

 

 

Website

 

Een belangrijk instrument bij de communicatiestromen is de website. De analyse, gemaakt door een groep van deskundige Orde-leden, wordt (h)erkend. Iedereen is het erover eens dat de website de betrokkenheid van de leden moet verhogen, gebruiksvriendelijker moet zijn en de aantrekkelijkheid naar buiten dient te vergroten, om maar enkele criteria te noemen. Onder begeleiding van een externe deskundige en op basis van een enquête bij de leden, zal nu een plan van aanpak opgesteld worden. In de begroting is daarvoor een substantieel bedrag opgenomen. De ontwikkeling van een vernieuwde dan wel nieuwe website is cruciaal in de (toekomstige) werking van de Orde. We zetten alle zeilen bij!

 

Ledenboekje

 

In het kielzog van de website komt ook het ledenboekje aan de orde. Het Dagelijks Bestuur heeft, in samenspraak met het Presidium, gekozen voor de digitalisering van het ledenbestand. Dat betekent dat het grijze boekje zoals het er nu is, niet wordt herdrukt en dat alle pijlen gericht worden op een digitale ledenlijst. Voorwaarde hierbij is dat die ledenlijst, in zijn geheel of per afdeling, gemakkelijk kan uitgeprint worden. De Algemene Raad heeft hiertegen geen zwaarwegende bezwaar. 

 

Voorlichtingsmateriaal

 

Naar aanleiding van de laatste twee punten doen verschillende leden een dringend beroep op het Dagelijks Bestuur het voorlichtingsmateriaal snel te vernieuwen (niet alleen op de website maar ook fysiek) en eenduidigheid te creëren in de huisstijl. Allemaal zaken die, niet toevallig natuurlijk, in de namiddag geagendeerd staan op de vergadering van het Dagelijks Bestuur.

Een substantieel agendapunt vormen ook de financiën. De begroting en de prognose 2017-2018 worden bekrachtigd, met dankzegging aan penningmeester Leo van de Gender voor de transparantie en helderheid in de opzet en toelichting.

 

Implementatie beleidsplan

 

Als kers op de taart presenteerde de President een overzicht waarop de implementatie van het beleidsplan voor het lopend jaar en de volgende drie jaren uit de doeken wordt gedaan. Dit implementatieplan, een lopend en beweeglijk document, zal met het verslag meegestuurd worden, zodanig dat het ook aangevuld en gebruikt kan worden voor de eigen planvorming in de gewestraden en de afdelingen. Er ontspon zich een levendige discussie en nog allerlei ideeën passeerden de revue als verrijking op wat nu allemaal al plaatsvindt. De Algemene raad denkt duidelijk mee.  

 

Na een laatste presentatie over de Algemene Ledendag in Leuven, werd de geanimeerde discussie die bij alle agendapunten heeft plaatsgevonden, onder het genot van een lekkere lunch, aan tafel voortgezet.

 

Het Dagelijks Bestuur, van links naar rechts: Vicepresident Jan Weierink, Algemeen Secretaris Hilde Adriaenssens, president Godelieve Laureys, Portefeuillehouder klankbordgroepen Dirk Vanhegen, Portefeuillehouder NT&C Herman Bosmans en Algemeen Penningmeester Leo van de Gender

 

     

 

Hilde Adriaenssens

Algemeen secretaris



12 mei 2017

Gewestdag Oost-Nederland: landschap in beweging


De gewestdag Oost-Nederland in museum Het Valkhof in Nijmegen stond in het teken van ‘Landschap in beweging’. Dit thema werd belicht in een tijdreis van het heden naar het verleden. De relatie tussen mens, cultuur en natuur stond hierbij centraal.

 

 

Motto


‘Toen leunde ze haar bovenlijf uit ’t raampje en keek naar Nijmegen, dat daar lag op de heuvels aan de rivier, zoo on-Hollandsch, zwak romantisch, huizen boven huizen en boomen boven boomen en zong tegen den wind en ’t gerammel van den trein over de brug.’

Uit: Nescio, Dichtertje



In het welkomstwoord van gewestpresident Jeanette van Nigtevegt–de Graaff las zij de Keure voor en vertelde ze dat in het kader van het nieuwe beleidsplan het al dan niet aanpassen van de Keure uitgebreid aan de orde is in twee klankbordgroepen. Belangrijk is dat de klankbordgroepen verduidelijken waar de Orde in deze tijd voor staat.

 

Voltooide Waalwerken

 

Het dagthema werd geconcretiseerd in de in 2016 voltooide Waalwerken. Deze waren noodzakelijk omdat de Waal ter plaatse bij hoge waterstanden  onvoldoende ruimte heeft om het water te verwerken. Om de bevolking in de nabije en verre toekomst te beschermen tegen overstromingen is onder de titel 'Ruimte voor de Waal Nijmegen' een tweehonderd meter brede en acht kilometer lange nevengeul gegraven. De kans op overstromingen in Nijmegen en het gebied stroomopwaarts is hierdoor veel kleiner geworden. Door deze nevengeul is er een eiland, Veur-Lent, ontstaan. In het gebied is er ruimte voor wonen, recreatie, en natuur.

 

                    Animatie van het project Ruimte voor de Waal, met van boven naar beneden (en daarmee van zuid naar noord):
                    de stadsbebouwing, de bocht van de Waal, het ontstane eiland Veur-Lent, de acht kilometer lange nevengeul en
                    Lent (Nijmegen-Noord).

 

Studentenkeuken

 

Martijn Duineveld, cultureel geograaf en verbonden aan de Universiteit van Wageningen, thematiseerde in zijn lezing ‘Kijk niet. Observeer’ het kritisch analyseren van landschappen. Hij liet ons aan de hand van de metafoor van een studentenkeuken zien hoe je met verschillende brillen op naar een landschap kunt kijken. Aan het slot gaf hij ons vragen mee die gesteld kunnen worden bij het analyseren van een landschap, in casu het rivierenlandschap in Nijmegen en het gerealiseerde project. Het gaat hierbij om vragen als: welke ideologieën over veiligheid, esthetiek en stedenbouw speelden een rol, welke belangen werden gediend en wat is de democratische legitimiteit?
 

        

                                    Overzicht van de Waalwerken met eiland Veur-Lent, links de Waal en rechts de nevengeul.

 

 Hoogwater

 

De lezing van Petra Dankers, fysisch geograaf en werkzaam bij onder meer Royal Haskoning DHV, was getiteld ‘Ruimte voor de rivier’. Zij spitste zich toe op de situatie van de Waal in Nijmegen. Eerst schetste zij hoe de mens door de eeuwen heen met de rivier geleefd heeft en hoe het denken over omgaan met hoogwater veranderd is. Dankers plaatste de problematiek van de Waal in mondiaal perspectief. Het project Ruimte voor de Waal markeert de nieuwe fase van de relatie tussen mens en rivier. In plaats van bouwen in de natuur ligt het accent nu op bouwen met de natuur. Er is niet alleen een technische oplossing gevonden, maar een oplossing waarin ook ecologie, leefomgeving en economie een rol spelen. Het ontwerp is dan ook multidisciplinair en in samenwerking tussen Rijkswaterstaat en de gemeente Nijmegen tot stand gekomen. De inwoners van Nijmegen (inclusief Lent!) zijn trots op het rivierpark en internationaal oogst het project veel lof. Daarna was er gelegenheid tot het stellen van vragen, waar gretig gebruik van werd gemaakt.

 

Rivierpark

 

Onder de bevlogen leiding van Rob Jaspers, journalist van de Gelderlander en specialist op het gebied van de Waalwerken, hebben we per bus het rivierpark in ogenschouw genomen. Jaspers liet ons niet alleen de ingrijpende veranderingen in het landschap zien, maar wees ons ook op plekken die in de Tweede Wereldoorlog een bijzondere rol hebben gespeeld.
 

 

 

 

 

 

 

 

Joost Rosendaal, voorzitter van de organiserende afdeling Rijk van Nijmegen (geheel links), spreekt het gezelschap toe in de bovengalerij van museum Het Valkhof.

 

 

 

 

 

Stadsdichter

 

Na de bustour luisterden we in de bovengalerij van het museum, met uitzicht op de ‘breede rivier –die- traag door oneindig laagland gaat’, naar de voormalige stadsdichter Frouke Arns. Zij droeg gedichten voor die aansloten bij het thema van de dag en bij de locatie van dat moment. Barbara Kruijsen, lid van onze afdeling en Marja Begheyn, lid van de afdeling Nijmegen, gaven een rondleiding langs hoogtepunten uit de collecties oude kunst en archeologie die betrekking hadden op Nijmegen aan de Waal.
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Marja Begheyn, afdeling Nijmegen, geeft een rondleiding langs kunstwerken die betrekking hebben op Nijmegen aan de Waal in vroeger eeuwen.

 

 

 

 

Sunset March

 

Veel Ordeleden maakten na het buffet gebruik van de mogelijkheid om deel te nemen aan de Sunset March. Op de brug De Oversteek startte om 20.44 uur het dagelijkse eerbetoon aan de 48 Amerikaanse militairen die in de Tweede Wereldoorlog gevallen zijn bij het oversteken van de Waal. Deze March is ook een eerbetoon aan alle geallieerde militairen die gevochten hebben voor de vrijheid van Nederland en in het algemeen aan alle veteranen die hebben bijgedragen aan de vrede. Na een korte inleiding door de veteraan van dienst, een blauwhelm, uitgezonden naar onder andere Bosnië en Afghanistan en zichtbaar aangedaan door de grote opkomst, liepen we over de brug van Nijmegen naar Oosterhout, in stilte, de koude en felle noordenwind voor lief nemend.

 

Een bijzondere dag werd zo op indrukwekkende wijze afgesloten. We kijken met veel plezier terug op deze leerzame en gezellige dag. We denken dat het progamma recht heeft gedaan aan de waarden en doelstellingen van de Orde.

 

Godelieve Linders-Krekelberg

Afdeling Rijk van Nijmegen



12 mei 2017

Gewestdag Holland en Noord-Nederland: van Syrisch-Arabisch tot Bilderdijk


Limburgs-Nederlands en Syrisch-Arabisch, nieuwkomers en het Nederlands, het bloemencorso, nieuwe leden, de St. Bavo kathedraal, de dichter Willem Bilderdijk en een pleidooi voor culturele uitwisselingen met de nieuwe Medelanders. Het kwam allemaal voorbij op de gewestdag voor Holland en Noord-Nederland, die op 22 april 2017 door de afdeling Kennemerland in Haarlem werd georganiseerd.

 

 

 

 

 

 

In de ochtend van zaterdag 22 april rond 8.30 uur verscheen er een busje met Belgische kentekenplaten in de Jansstraat in Haarlem en stopte recht voor de ingang van de voormalige Janskerk. De acht inzittenden hadden reeds een reis vanuit Leuven achter de wielen. Enkele landgenoten zouden nog volgen. Ook was er een flinke toestroom uit het noordelijk gewest. De Hollanders, voor wie deze dag bijna een thuiswedstrijd was, verschenen het laatst.

 

Johannieterklooster

 

Na koffie kon de gewestdag voor Holland, Noord-Nederland en de vrienden van Leuven-Arenberg beginnen in de kapel van het Johannieterklooster, thans in gebruik door het Noord-Hollands Archief. De voorzitter van afdeling Kennemerland, Peter Cammaert, heette de ruim honderd deelnemers welkom. Na het lezen van de keure gaf Maarten Brock, medewerker van het archief, toelichting bij de ruimte waar wij ons bevonden. De zaal bleek de oudste nog bestaande kerk in Haarlem. Begin 14e eeuw werd hier het Johannieterklooster gesticht. Bij de Haarlemse alteratie in 1587 ging het gebouw over naar de protestanten en in 1930 werd het in gebruik genomen als archief van Noord-Holland. Thans bevinden zich vele kilometers documenten in de ruimten onder het vroegere klooster.

 

Belang van taal

 

Toen werd het tijd voor een gedachtewisseling over de vraag die door de Kennemerlanders was opgeworpen: in hoeverre is het van belang de Nederlandse taal en cultuur uit te dragen, te bestuderen en te koesteren als men ook streeft naar een vreedzame samenleving waarin mensen van verschillende culturen zich thuis mogen voelen? De inleiding hiervoor werd gehouden door Petra Stienen, onder andere lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal, arabist, publicist en voormalig diplomaat in het Midden Oosten. Zij had het over de taal van het hart: “Taal is voor veel mensen vooral een middel om te communiceren. Maar taal is veel meer een onderdeel van onze identiteit en cultuur dan we soms beseffen. Voor sommigen is het zelfs een criterium om mensen uit te sluiten. Dat geldt voor mensen in Libanon, maar ook in Nederland en Limburg. Toen ik in Leiden ging studeren (Arabisch), wist ik niet hoe snel ik mijn Limburgse accent moest afleren. Want ik vond het lastig steeds uitgelachen te worden over mijn ‘hoije’ en ‘sjiek hè’? Maar ik weet nu ook dat het Limburgs de taal van mijn hart is; veel meer dan het Nederlands dat voor mij meer de taal van het verstand is. Soms moet je een verre reis maken om te ontdekken dat er een schat naast je voordeur ligt. Pas toen ik kennismaakte met het Syrische dialect, merkte ik hoe ik mijn moedertaal Limburgs had gemist. Steeds vaker dacht ik: waarom ben ik trots dat ik Arabisch spreek en vergeet ik mijn eigen wortels?"

 

Nieuwkomers

 

Terecht vindt iedereen in Nederland dat nieuwkomers Nederlands moeten leren, stelde Petra Stienen. "Immers, de taal is de sleutel tot onze samenleving. Voor jonge kinderen zal dat vast wel lukken, maar voor volwassenen zal het echt een opgave zijn. Tegelijkertijd vraag ik me af hoe veel geduld we kunnen opbrengen met nieuwkomers als ze nooit accentloos en grammaticaal perfect Nederland gaan beheersen? Mag je dan wel één van ons worden? En mogen mensen ook hun eigen moedertaal blijven koesteren? Of verwachten we dat mensen de taal van hun hart wegstoppen, zoals ik dat heel lang met het Limburgs heb gedaan omdat ik me anders niet geaccepteerd voelde? Daarmee doen we de nieuwkomers en onszelf tekort."

 

Taalpurist

 

 

 

Vervolgens was de microfoon voor Frénk van der Linden, interviewer van onder meer de Volkskrant, radio en TV en bovendien een bekend Haarlemmer. Hij werd ooit ontslagen bij Met het oog op morgen omdat je aan hem kon horen dat hij uit de Bollenstreek kwam. Voor ons de vraag in hoeverre we taalpurist willen zijn. De Nederlandse taal willen we als leden van de Orde van den Prince koesteren en beschermen omwille van meer cohesie in de maatschappij. Maar hoe staat het met nieuwkomers? Ze praten soms zo gebrekkig Nederlands. Kunnen wij het geduld opbrengen om naar hen te luisteren? De massale komst van vluchtelingen beïnvloedt wellicht ook onze taal. Vinden we grammaticaal correct Nederlands belangrijker dan acceptatie van nieuwkomers? Waar liggen onze grenzen?

 

 

 

En en én

 

Het politiek correcte antwoord was dat acceptatie voorop moet staan. Vanuit de zaal werd naar voren gebracht dat het ook ‘én en én’ zou kunnen zijn, dat je ook beide standpunten gelijktijdig zou kunnen innemen, maar Frénk van der Linden vroeg door. Hij wilde echt weten in hoeverre we als Orde verdraagzaam staan tegenover het moeizame Nederlands van nieuwkomers. Op de vraag of onze taal grammaticaal perfect moet blijven, koos de grote meerderheid toch voor acceptatie van invloeden op de taal van buitenaf. Taal is altijd dynamisch geweest, invloeden van buitenaf zijn niet erg, zo werd naar voren gebracht.

Een van de leden noemde ‘de taal van het hart’ het grootste compliment voor taal als middel om elkaar te begrijpen. ‘Dus maak ik me geen enkele zorg over de invloed van nieuwkomers op onze taal. We moeten gewoon accepteren dat iemand het niet zo goed doet.’

 

China

 

Het valt niet mee om je veilig te voelen als de omgeving een andere taal spreekt en schrijft. Ga maar eens bij jezelf na. Wij lezen van links naar rechts en van boven naar beneden. Maar hoe zou je jezelf voelen als je moest vluchten naar China? Daar lezen ze van rechts naar links en van onderen naar boven. Dat gevoel tot meer begrip leidt, blijkt ook uit het lied 'Mag ik dan bij jou' van Claudia de Breij. Bij dat lied staat bijna iedereen te huilen, stelde Petra Stienen. Wij zijn in onze vragen en antwoorden ook zo zwart-wit, we willen ja of nee en we willen feiten. Het antwoord ‘misschien’ is vaak niet gewenst. Als we met een nieuwkomer in gesprek gaan, vragen we eerst waar hij vandaan komt. Soms is het beter te vragen naar de betekenis van zijn naam.

 

 

Veel dank aan Frénk van der Linden en Petra Stienen. Misschien kan de Orde iets met de gedachten die deze ochtend zijn uitgesproken in de kapel van het Johannieterklooster.

 

Oprichters

 

Na het debat met de zaal kreeg gewestpresident van Holland Cees de Wit het woord. "De oprichters van onze Orde van den Prince hadden destijds ook hún visie of ideaal, namelijk hoe bij te dragen aan een betere samenleving. Even in mijn woorden: Het bevorderen van zelfbewustzijn en het zoeken naar een nieuwe identiteit van het verzuilde Vlaanderen. Men deed dit door in het leven van alle dag actief en welbewust bezig te willen zijn met de bij uitstek verbindende elementen: Nederlandse taal en cultuur. Niet bedreigend, maar empatisch, onderscheidend, faciliteren en bondgenoten zoeken en effectief werken aan het bevorderen van zelfbewustzijn. Kortom, actief zoeken naar een nieuwe bij de tijd passende identiteit via cultuur en taal. Welnu, dit is nog steeds het kenmerk van de Orde. Zij het soms lastig te hanteren en wat op de achtergrond geraakt door de ingewikkelde wereld om ons heen. Deze dag is er toch een mooi voorbeeld van hoe zoiets bij de Orde wordt gerealiseerd.

De Orde van den Prince, als uniek Vlaams-Nederlands genootschap, bestond en bestaat daartoe zogezegd uit zorgvuldig geselecteerde leden. Er wordt gelet op culturele, diplomatieke en mobiliserende kwaliteiten van de leden. Tegenwoordig telt ons genootschap er bijna drieduizend. Het zijn ook en vooral vrouwen en mannen met hun eigentijdse culturele visies en idealen. En die worden weer gebundeld, doordat zij beseffen en uitdragen dat cultuur en taal uitstekende middelen zijn tot dialoog en verbinden. Het zijn bovendien mensen, die, tot het extreme tegendeel blijkt, tolerant zijn en binnen de lokale afdelingen vriendschappelijk inspirerend met elkaar omgaan. Daarnaast wordt van hen een ethisch verantwoorde uitstraling verwacht. Het is onze gewoonte op een dag als vandaag de nieuwe leden voor te stellen."

 

Nieuwe leden

 

 

 

 

 

 

Vervolgens werden door gewestpresident Cees de Wit de nieuwe leden voorgesteld, allen toegetreden na de gewestdag in Groningen in juni 2016. Er waren er overigens slechts enkele aanwezig. Het gaat om zowel leden van het gewest Holland als van Noord-Nederland.

 

Afdeling Groningen: mevrouw Lea Stapel.

Afdeling Friesland: de heer Rienk Wegener Sleeswyk.

Afdeling Amsterdam: mevrouw Annemarie Koppers-Govaert en de heer Siebold de Graaf.

Afdeling Delft: mevrouw Kaushilya Budhu, mevrouw Shandra John, mevrouw Myriam Sheppard, de heer Frans van Veldhoven en mevrouw Marianne Visser van Klaarwater.

Afdeling Dordrecht mevrouw Marianne Hesp-Abbenhuis, mevrouw Marya Hoogerwerf-Van Dijk en mevrouw Madeleine Norteborn.

Afdeling den Haag : de heer Maarten Lak, mevrouw Fernanda Jagusiak-Monteiro en de heer Herbert Wagenaar.

Afdeling Kennemerland: geen.

Afdeling Leiden mevrouw Franneke Boeren, mevrouw Liesbeth Edixhoven en mevrouw Eva Biesheuvel.

Afdeling Rotterdam : de heer Lex Kruydenberg.

Cees de Wit merkte nog op dat te weinig van de genoemde nieuwe leden aanwezig waren. Hij doet een beroep op iedereen, en vooral de peters en meters, om nieuwe leden tijdig erop te attenderen hoe belangrijk een gewestdag is, om in te burgeren bij de Orde.

 

Salonboot

 

Het werd tijd voor de lunch. Deze werd al varend gebruikt op een salonboot op het Spaarne.

 

        

 

Vervolgens ging ieder met autobussen naar de Kathedrale Basiliek St-Bavo aan de Leidsevaart. In de plebanie werden de deelnemers ontvangen door hulpbisschop Mgr Hendriks. In het kort gaf hij de ontstaansgeschiedenis van de kathedraal. De stad Haarlem had al in 1559 een bisschopszetel. De huidige Grote of St-Bavokerk aan de Grote Markt fungeerde toen als kathedraal. Sinds de reformatie was deze kerk echter in handen van de protestanten. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 werd Haarlem weer een bisschopsstad. Er was weer een echte kathedraal nodig. Daarom werd de Kathedrale Basiliek Sint-Bavo gebouwd.

De architect, Jos Cuypers, paste als hoofdstructuur de traditionele middeleeuwse kruisbasiliek toe. De kerk die tussen 1895 en 1940 werd gebouwd, is in 1948 tot basiliek verheven en functioneert tot op de dag van vandaag als kathedraal voor het bisdom Haarlem-Amsterdam. Ook Gent kent een St-Bavo Kathedraal. Het is de invloed van Vlaamse immigranten geweest die ervoor gezorgd heeft dat er in Haarlem inmiddels twee monumentale kerken staan met de naam St-Bavo. In deze plebanie gaf de heer Duijts toelichting bij de restauratie die zich thans in de laatste fase bevindt.

 

        

 

 

Bloemendag

 

Vervolgens werden wij rondgeleid in een prachtig, met bloemen versierde kerk. Juist op die dag was het in Haarlem bloemendag vanwege de aankomst van het traditionele bloemencorso vanuit de bollenstreek. Er waren rondleidingen in de kerk langs de ramen (Bijvoet, Dibbets en Mulders), mozaïektableaus (Toorop en Frielink) en het museum in de crypte onder de kerk. Deze kerkruimte, die opvalt door de fraaie heldere lichtinval, verdient beslist een plaats in de aandacht van al wie geïnteresseerd is in kunst en cultuur. Maar ook een kleine wandeling rond de kathedraal met vele details, is zeer aan te bevelen. Maar dat de tentoongestelde bloemenweelde ons bovendien werd geschonken, leverde een schoonheidservaring van de eerste orde. In het museum troffen wij een kleine, onopvallende uitspraak van de glas-in-loodkunstenaar Han Bijvoet (1897 - 1975):

                                   Het enige doel van de beeldende kunst is

                                   de menselijke geest te bevrijden

                                   uit de duistere sfeer

                                   der troosteloze alledaagsheid,

                                   en op te voeren

                                   naar de wonderbare gebieden

                                   van het waarlijk verhevene.

 

Gemeentebestuur

 

Daarna voerde de tocht ons in bussen terug naar het oude centrum. De deelnemers werden door het gemeentebestuur ontvangen in de oude Gravenzaal aan de Grote Markt. In de middeleeuwen hadden de graven van Holland een militair en bestuurlijk centrum in Haarlem. Rond 1370 werd de huidige gravenzaal gebouwd. De naam van deze zaal is ontleend aan de vele portretten van graven van Holland die erop toekeken hoe wij als leden van de Orde in 2017 ons de gulle hapjes en drankjes lieten smaken. Het gezelschap werd toegesproken door de burgemeester van Haarlem, Jos Wienen. Hij is altijd al geïnteresseerd geweest in de figuur Willem van Oranje en geldt als een kenner op dit gebied. Burgemeester Wienen sprak sympathieke woorden ten aanzien van ons genootschap. De voorzitter van Kennemerland, Peter Cammaert, thans fungerend als burgemeester van Sluis, dankte hem voor de ontvangst.

 

                        

 

 

Grand café

 

Het werd tijd om naar Grand Café Brinkmann te gaan voor het dinerbuffet. De organisatie hiervan door Brinkmann liet enigszins te wensen over. Ter compensatie schold het etablissement achteraf betaling van alle drankjes kwijt, wat hen toch weer siert. Tijdens de maaltijd vertelde Gerard Jaspers lid van de afdeling Kennemerland het een en ander over de geschiedenis van dit grand café. Het dankt zijn bestaan aan Heinrich en Joseph Otto Brinkmann, een van de mensen die vanuit Westfalen naar Nederland kwamen om een goed bestaan op te bouwen. Beroemd zijn de Duitse handelaren en winkeliers die na 1800 naar Nederland kwamen en van wie sommigen grote winkelketens opzetten, zoals C&A en V&D. Brinkmann was voorheen kelner bij Krasnapolsky. Samen met Adolf Krasnapolsky en kleermakersnecht Anton Sinkel (van de bekende winkel van Sinkel) openden zij in 1879 horecalocatie Brinkman. Tot 1973 was in de kelder de Sociëteit Teisterband gevestigd. Bij de opening, in maart 1950, deze 180 leden, onder wie Godfried Bomans (de eerste president) en Lodewijk van Deyssel (ere-voorzitter). Behalve de 'natte gemeente' trof men er kunstenaars en kunstminnenden, schilders, musici, schrijvers en journalisten. Het bestuur organiseerde literaire avonden. De naam van de sociëteit was ontleend aan de dichter Willem Bilderdijk die zich Graaf van Teisterband noemde en die in het Brinkmann-pand aan de Grote Markt was gestorven.

 

Missie volbracht

 

De afsluiting werd verzorgd door Pieter van den Bergh, gewestpresident Noord-Nederland. Hij sloot in zijn speech mooi aan op het debat van de ochtend. Zijn betoog is niet samen te vatten. Daarom vraagt de samensteller van dit verslag de lezer nog enig doorzettingsvermogen op te brengen, want het is de moeite waard. U vindt hieronder vrijwel de gehele tekst.

Toen Guido van Gheluwe in 1955 werkte aan de oprichting van de Orde, was zijn missie de achtergestelde Vlaming te doen emanciperen en zijn visie was om dit middels de acceptatie van de Nederlandse Taal en Cultuur voor elkaar te krijgen. En je kunt je nu, meer dan zestig jaar na dato van de oprichting van de Orde afvragen, of die missie van Guido van Gheluwe, namelijk de emancipatie van de Vlaming, is volbracht? Naar mijn stellige overtuiging, is die missie voor de doelgroep waarvoor deze destijds bestemd was, volbracht. Taal, cultuur en kunstuitingen van het Vlaamse volk staan in hoog aanzien. Economisch gesproken is Vlaanderen een landsdeel dat zeer succesvol en invloedrijk is, terwijl het qua bevolking bijna twee maal groter is dan Wallonië.

 

Orde opheffen?

 

Kunnen we dan onze Orde opheffen? Of zijn we een club geworden, die de visie van de acceptatie van taal en cultuur verheven heeft tot missie en dat nu als einddoel heeft? Of…… is de missie van emancipatie en het belang van taal en cultuur, en dat alles gedragen door amicitia en tolerantia, nog steeds relevant, maar is de doelgroep inmiddels veranderd? Dat kan dus ook nog.

Want de afgelopen twintig tot dertig jaar zijn er niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Nederland, enorm veel achtergestelden bijgekomen. Achtergestelden van eigen bodem, die geen aansluiting kunnen vinden bij de zogenaamde elite, maar ook vele achtergestelden die gevlucht zijn voor verschrikkelijk oorlogsgeweld. De ouders van deze – vaak door oorlog getraumatiseerde - gezinnen hopen hun kinderen en zichzelf een betere en veiliger toekomst te bieden in onze dorpen en steden. Nu is het zo dat onze Orde geacht wordt een aantal kwaliteiten hoog in het vaandel te hebben staan, namelijk Nederlandse taal, cultuur, vriendschap en verdraagzaamheid. En in het nieuwe beleidsplan van de Orde staat ook Ethisch leiderschap genoemd als een kwaliteit welke de leden van onze Orde zouden mogen uitdragen. En je kunt je dus afvragen: kunnen we, met deze mooie kwaliteiten die we onszelf toedichten, ons steentje bijdragen om bruggen te slaan en verbinding te leggen naar diegenen, die een diep verlangen hebben om aansluiting te maken met de maatschappij waarin zij nu leven. Daarmee zou onze Orde een hele eigentijdse invulling kunnen krijgen van een missie van emancipatie, die nog altijd van kracht kan zijn, maar als doelgroep nu andere landgenoten voor ogen heeft.

 

Nieuwe Medelanders

 

Mijn persoonlijke insteek is, dat emancipatie van en verbinding met de nieuwe Medelanders in Vlaanderen en Nederland, een hele mooie nieuwe doelstelling kan zijn, die toegevoegd wordt aan dat wat we al vele jaren doen. Maar niet alleen mooi, ook bittere noodzaak. Door de moed te hebben de ontmoeting aan te gaan, kunnen we de kloven van wantrouwen overbruggen, en uitsluiting van gefrustreerde bevolkingsgroepen voorkomen. Emancipatie vereist een beweging van twee kanten, en niet alleen maar van de kant van de ander. De ontmoeting willen aangaan betekent dat beiden zich naar elkaar toe keren en stappen zetten, en dat we beiden de culturele rijkdom van diversiteit kunnen zien. Diversiteit versus de armoede van eenheidsworst.

 

Vluchtelingenwerk

 

Iemand van onze Orde zei tegen mij: “Maar Pieter, wij zijn toch geen vluchtelingenwerk?” Nee, dat zijn wij inderdaad ook niet, en daar zijn we ook niet toe uitgerust. Maar… we zouden wel kunnen gaan definiëren hoe wij als Orde, met alle attributen die we aan boord hebben, onze maatschappelijke relevantie en aantrekkelijkheid, ook voor jongere mensen met idealen, kunnen vergroten door bruggen te slaan en verbinding te leggen. Dat we als leden van onze Orde wat te bieden hebben, staat voor mij als een paal boven water. Dat dit ook ongemak voor ieder van ons met zich mee kan brengen, omdat wij vanuit onze comfortabele ivoren torens zullen moeten afdalen, ligt ook voor de hand. Maar een voorwaarts gericht perspectief bieden aan mensen, die naar verbinding en naar participatie verlangen, is een prachtig uitgangspunt voor Ethisch leiderschap vanuit onze Orde. Leiderschap zonder perse zelf een leiderschapsfunctie te hebben, maar meer vanuit een ethisch-voorbeeldige levenshouding.

 

Onderlinge uitwisselingen

 

In termen van cultuur is vooral de kunst die taal-loos is en dus direct het hart aanspreekt, de brug naar het hart van elk mens, de mens die er naar hunkert om gezien te worden en om deel te nemen aan onze maatschappij. Onderlinge uitwisseling van cultuur en kunstuitingen, zoals zang, toneel, dans, ballet, beelden, de schilderkunst, fotografie, architectuur en muziek, zijn kunstuitingen waar vaak geen taal voor nodig is, maar die wel een hele directe emotionele verbinding kunnen maken tussen mensen, die tot dan toe vreemdeling waren voor elkaar. Erkenning en respect voor elkaars cultuur, schept vriendschap en tolerantie en geeft waardigheid aan elk mens. Elkaar waardigheid geven: ligt daarin ook niet de kern van onze menselijke gezamenlijkheid voor wat betreft normen en waarden?

 

Dezelfde emoties

 

In mijn omzwervingen over de wereld met vele lange jaren werken en wonen in andere continenten, ben ik ervan overtuigd geraakt dat de mens in de kern, waar ook ter wereld, ten diepste het zelfde is. Dat de mens dezelfde emoties kent en dezelfde behoeftes heeft aan verbinding, geborgenheid en een hoopvolle toekomst voor zichzelf en zijn kinderen. Het is met name via de kunsten en het respect dat wij hebben voor elkaars cultuur- en kunstuitingen, dat elk mens zich gezien weet en dat we ons zelf kunnen herkennen in de kunstuiting van die andere mens. Het is uiteindelijk niet de uiterlijke identiteit die bepaalt wat voor mens we aan het ontmoeten zijn, maar de innerlijke identiteit van de mens die tegenover ons staat. Het gewaad van een non of de hoofddoek van een moslima is, en zou, niet bepalend mogen zijn in ons oordeel over deze andere mens en over de innerlijke kwaliteiten die deze andere mens met zich meedraagt. Uiterlijke tegenstellingen vallen bij een harts-ontmoeting als het ware weg, en er wordt een bedding van amicitia en tolerantia geschapen tussen twee mensen.

 

Open levenshouding

 

In de huidige wereld van verharding en veroordeling van de andere mens, of zelfs van een hele bevolkingsgroep, is een tolerante, open levenshouding naar elkaar, de beste insteek om onze vrije samenleving te blijven borgen. Een vrije en open samenleving waarin een ieder een plek onder de zon is gegund en waarbij van uitsluiting geen sprake is. Een onderlinge uitwisseling van de kunsten in tolerantie en vriendschap, met wederzijds respect voor elkaars culturele uitingen, is een prachtig middel daartoe. De Orde van den Prince kan hieraan, als deze zich daarvoor verder openstelt, een belangrijke bijdrage leveren. 

 

Aldus de gewestpresident van Noord-Nederland. Inmiddels was het 20.00 uur geweest. Het vermogen van de aanwezigen om nieuwe indrukken op te doen raakte verzadigd. De voorzitter van Kennemerland dankte de organisatie en alle aanwezigen voor hun werk en belangstelling. Het werd tijd voor de Leuvenaren om hun busje weer op te zoeken. Ook anderen spoedden zich huiswaarts. Enkelen maakten nog van de mogelijkheid gebruik de praalwagens van het inmiddels gearriveerde bloemencorso aan de Gedempte Oude Gracht te bewonderen.

 

Het was een fantastische dag.

 

Herman Schippers, samensteller

 

Foto’s: Marianne van Brederode en Maarten Tamsma



10 mei 2017

Ik zie U graag!


 

 

 

 

 

Op de gewestdag in Eindhoven introduceerde Luc Huygens van de afdeling Kempen het project Ik zie U graag. Doel: het bevorderen van informele en persoonlijke contacten tussen Vlaamse en Nederlandse Princeleden. Wilt u een Princelid aan de andere kant van de grens beter leren kennen?  Wilt u een persoonlijke band opbouwen op een informele wijze? Doe dan mee…

 

Ik zie u graag! Een mooiere captatio benevolentiae kan een spreker zich niet dromen! En, als ik dat dan nog even omzet naar mijn moedertaal, het Turnhouts dialect, dan wordt het ‘Kzin a gere’ en dan vliegen de Cupidopijltjes wel lustig in het rond. Maar wees gerust. ‘Ik zie u graag’ is geen opstart van een datingbureau binnen de Orde. Het staat wel voor het initiatief tot ontmoeting dat leden van de afdelingen Eindhoven en de Kempen enkele jaartjes geleden namen. Laat mij dat even inkleuren.

 

                  Luc Huygens (afdeling Kempen) tijdens de presentatie van het project 'Ik zie u graag' op de gewestdag Schelde-Dommel.

 

Goed

 

Het gaat goed met de Orde. Signalen her en der bewijzen dit. Niet alleen zijn de maandelijkse ontmoetingen binnen de afdelingen boeiend. Er worden daarnaast nog heel wat initiatieven genomen op onder meer literair, picturaal en muzikaal vlak. Vele leden voelen zich door die maandelijkse ontmoeting voldoende geïnspireerd om hun lidmaatschap waardevol te beleven. Anderen ervaren deelname aan een Gewestdag ook als een belangrijke meerwaarde. En terecht, want daarbij staat dan telkens het woord ‘ontmoeten’ centraal.

 

Grensoverschrijdende gewesten

 

Ook zijn er heel wat afdelingen die een gestructureerd contact onderhouden met een andere afdeling en in onze twee grensoverschrijdende gewesten hebben een zestiental afdelingen een grensoverschrijdende jumelage: Kempen en Eindhoven, Taxandria en Tilburg, Metropool en Dordrecht, Middelheim en Nijmegen, Bergen-op-Zoom en Noorderkempen, Eindhoven-Nassau en Land van Rijen, Voorkempen en Breda en Zelandia en de Westhoek.

 

Pacificatielezing

 

Mooi dus! Het gaat dus goed tussen Vlaanderen en Nederland. Of niet? Bij de info over deze gewestdag was ook een samenvatting van de Pacificatielezing van Peter Vandermeersch in Breda in 2015 over dit thema. Volgens hem zouden Vlamingen en Nederlanders maar weinig belangstelling hebben voor elkaar, elkaar zelfs de rug toekeren. Als dat zo zou zijn, dan kan een bijkomende vraag misschien verhelderend werken: hebben wij meer belangstelling voor de Britten – met of zonder Brexit - ,  voor de Fransen, voor de Duitsers? Heeft een Zeeuw belangstelling voor een Fries, een Nederlandse Limburger voor een Hollander? Een Antwerpenaar voor een West-Vlaming? Een Schot voor een Brit? Een Bretoen voor een Parisien?

 

Verschillen

 

Natuurlijk zijn zeer vele verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen. Logisch na een scheiding van drie eeuwen! Maar is ‘anders zijn’ een probleem? Helemaal niet, zou ik zeggen. Dan wordt het immers pas boeiend, want dan kunnen we van elkaar leren. In een gezelschap toeven dat letterlijk en figuurlijk dezelfde taal spreekt, dat is toch slaapverwekkend. Laat mij als ex-docent Nederlands nog een taalaccentje leggen. In mijn vrije tijd ontmoet ik geregeld Nederlanders. Eén derde van de leden van onze afdeling van de Koperen Passer is Nederlander, bij de pétanque – sorry, jeu de boules – zit een Nederlands koppel en mijn bridgemaat is van Utrecht afkomstig. En ja, wij verschillen, zowel in de benadering van een aantal maatschappelijke visies als in onze taal. Als ik bij de bridge ‘ zonder’ speel, laat Hans dan maar één ‘sans’ gaan. En als hij de kaarten ‘schudt’, dan zal ik ze wel ‘steken’. En misschien ‘schrikt’ hij bij mijn bieding, dan zal ik een volgende keer ‘verschieten’ en hierbij een verandering van gelaatskleur vertonen. En als hij zegt ‘Ik denk dat het gaat regenen, want mijn likdoorn steekt’, dan zeg ik ‘Mijn eksteroog ook!’ En dan die Vlaming die het treinstation van Dordrecht inrijdt en aan zijn Nederlandse vriend een sms stuurt ‘Ik ben aangekomen’ en als antwoord krijgt ‘Hoeveel?’ Alle stokjes op een gekheid, verschillen zijn boeiend en leerrijk.

 

Zuid-Nederlands

 

In mijn jeugd – en dat is al even geleden - gebruikte ik nooit het woord ‘aankaarten’ en zei ik nooit ‘Dat moet ik eens natrekken’. Nu wel. En zou het niet mooi zijn als morgen de Nederlanders de ZN in Van Dale van Zuid-Nederlands wat minder vaak als synoniem van ‘Zeg Niet’ zouden beschouwen en de prachtige Vlaamse uitdrukking ‘Ik heb wel andere katjes te geselen’ zouden overnemen wanneer ze willen zeggen dat ze wel andere problemen hebben die dringender een oplossing vergen? In die zin verwijs ik graag naar de inleiding van ‘Hoe Vlaams mag uw Nederlands zijn?’ uitgegeven door De Standaard in 2015.

 

Succesverhaal

 

Misschien is de wederzijdse belangstelling tussen Vlaanderen en Nederland ooit groter geweest. Maar delen nu niet steeds meer Nederlanders in het Vlaamse economisch succesverhaal en zijn Vlamingen niet prominent aanwezig in de Nederlandse wereld van onder meer de kunsten, de medische wetenschappen en de communicatie? Worden wij niet gegrepen door 'Knielen op een bed van violen' van Jan Siebelink en zijn de Nederlanders niet enthousiast over 'Oorlog en terpentijn' van Stefan Hertmans? En, als wij zoveel jaren genoten van cabaretiers als Toon Hermans, Wim Sonneveld, Paul Van Vliet of Wim Kan, lokken dan nu de knotsgekke Urbanus, de absurde Wim Helsen en de rare Philippe Goebels geen volle zalen in Nederland? Vertegenwoordigden Arnold Grunberg en Charlotte Van Den Broeck niet samen het Nederlandse boek op de Frankfurter Buchmesse? En schrijven zij elkaar niet elke week een brief in de Standaard? Toch een mooi symbool, niet? Zelfs van Jan Mulders en Goedele Liekens kunnen we wat leren, maar dan van ieder van hen op een verschillend vlak.

 

Meer toenadering

 

Kortom, het gaat niet zo slecht tussen Vlaanderen en Nederland. Er is hoop! Maar beterschap kan alleen maar door meer toenadering. Het is die gedachte die aan de basis ligt van het initiatief ‘Ik zie u graag’, een initiatief dat drie Princevrienden van Eindhoven en drie van De Kempen enkele jaartjes geleden namen om elkaar in een leesgroep driemaal per jaar te ontmoeten, ten huize van, met een eenvoudig etentje. We kiezen telkens een thema en op basis daarvan twee boeken over dat onderwerp, één uit de Nederlandse en één uit de Vlaamse literatuur. En zo ontdekken we elkaar langs diverse thema’s als religie, oorlog, migratie, kolonisatie of langs de atonale poëzie van de vijftigers.

 

 

 

                                                                  Het 'logo' van de leesgroep Nederland- Vlaanderen
                                                                  die het initiatief heeft genomen voor 'Ik zie U graag'.

 

 

 

 

Soms gaan we samen letterlijk op pad. Zo gingen we naar een toneelvoorstelling in Turnhout. We woonden ook een voordracht bij van Jeroen Olyslaegers in Mechelen over zijn boek ‘Wil’, dat we rond die tijd in de leesgroep bespraken. Het waren telkens weer fijne avonden.

 

                                                      Leden van de Leesgroep Nederland- Vlaanderen: Luc Huygens, Ans van den Hurk,
                                                              Cor Visser, Piet Jeuken, Mia Lodewijckx en  Martine van Ruyskensvelde.

 

Grote boodschap

 

Een grote boodschap hebben we niet. We wilden enkel uit ervaring van ons enthousiasme getuigen. Mogelijk kan dit andere Princeleden inspireren om aan een dergelijk project deel te nemen. Voor de vele afdelingen die met een andere afdeling over de grens contact hebben, kan de organisatie hiervan geen probleem vormen. Buiten een leesgroep zijn er natuurlijk nog andere mogelijkheden als een gezamenlijk bezoek aan theater, concert of museum.

Vriendschap is meer dan een vrijblijvend samenzijn en tolerantie kan maar in de mate dat we elkaar na confrontatie beter leren kennen en dan respect koesteren voor elkaar. We moeten niet van elkaar houden, maar we kunnen elkaar wel liever zien.

 

Er hebben zich inmiddels elf leden aangemeld voor 'Ik zie u graag', waarvan zeven uit Nederland en vier uit Vlaanderen. Dat is mooi, maar het kan nog beter. Aanmelden kan via: www.prince-ikzieugraag.com.

 

 

Luc Huygens, afdeling Kempen



10 mei 2017

Nieuwe gewestpresident West-Vlaanderen: Jan Vandromme


 

Vorige maand werd Jan Vandromme gewestpresident van West-Vlaanderen. Een korte introductie. "We moeten weer meer inzetten op het bundelen van invloedrijke mensen met interesse voor de Nederlandse taal en cultuur: mensen die vanuit hun leidinggevende functie invloed kunnen uitoefenen op hun omgeving."

 

 

Hoe lang bent u al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heeft u binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad?

 

Ik werd lid in 1996 bij de afdeling Kortrijk. Vanaf 2000 zat ik in het bestuur waarbij ik in 2002 voorzitter werd doordat de toenmalige voorzitter, Vic Nachtergaele, gewestpresident werd.

Dé belangrijkste gebeurtenis van mijn vier jaar voorzitterschap (één jaar ter vervanging van Vic Nachtergaele en dan drie jaar als voorzitter) was de organisatie van 50 jaar Orde van den Prince in Brugge en Kortrijk in 2005. Met respectievelijk 1000 en 700 deelnemers. In Brugge in het concertgebouw en een feestelijk maal in de Brugse hallen. Daags erna een feestzitting in Kortrijk met 700 aanwezigen. Daarna vele jaren gewestcoördinator NTC voor West-Vlaanderen. Het is mijns inziens belangrijk dat een gewestpresident heel goed de werking kent van de Orde met gewestraad, Algemene Raad en dergelijke.

 

Waarom bent u toentertijd lid geworden?

 

Ik werd aangesproken door iemand die lid was en de doelstellingen lagen in lijn met mijn cultuurhistorische interesses: taal, cultuur en geschiedenis van de Nederlanden. Ik vond het een interessant concept en de afdeling waarin ik terechtkwam, Kortrijk, bevatte een aantal heel interessante mensen (zoals Felix Comer). Ook was ik gewonnen voor het streven naar diversiteit van de leden en het besloten karakter.

 

Wat doet of deed u naast de Orde van den Prince?

 

Hoewel Germanist van eerste vorming (Kulak, KUL, Münster) met specialisatie oude taal en letterkunde Duits/Engels studeerde ik later economie (licentiaat & MBA) zodat ik in het bedrijfsleven terecht kwam. Heel mijn carrière werkte ik voor internationale groepen (Vandemoortele, La Lorraine, Pinguin-Lutosa, ...), de laatste twintig jaar als zelfstandig consultant in commercieel & supply chain management, wereldwijd. Vele jaren was ik zo actief in Centraal-Europa (Oost-Duitsland, Tsjechië, Polen, Hongarije, ...).

 

Waarom wilde u gewestpresident worden?
 

Mijn voorgangers, zowel Dirk Mattelaer als Vic Nachtergaele, waren voor mij toonbeelden van een gewestpresident: mensen met een diepe overtuiging voor de Prince, sterk inhoudelijk en vooral met een sterke inspirerende rol. Dit heeft me altijd aangetrokken. Alleen lieten mijn beroepsactiviteiten niet toe deze rol op te nemen. Nu ik straks 65 word, ligt deze taak wel in de mogelijkheden.

 

Wat is het belangrijkste dat u nu gaat oppakken?
 

In de snel veranderende maatschappij moet de Orde inzetten op een aantal veranderingen. Te vaak is de Orde teveel amicitia: aangename bijeenkomsten met een goede spreker en een debat. Maar met te weinig engagement om in de maatschappij een rol te vervullen in verband met de cultuur der Nederlanden in de brede zin. Bij de oprichting van de Orde was het streefdoel een aantal invloedrijke mensen te bundelen, met interesse voor de Nederlandse taal en cultuur: mensen die vanuit hun leidinggevende functie invloed konden uitoefenen op hun omgeving. Daar moet weer meer op ingezet worden. Zaken zoals: hoe kunnen we bijdragen tot een betere integratie van vreemdelingen? Hoe kunnen Vlaanderen en Nederland binnen Europa hun positie versterken en het Nederlands een waardige positie geven? Een belangrijk punt is ook: hoe zien we de relatie Orde en Zuid-Afrika met het Afrikaans? Rond het Afrikaans hangt nog steeds de geur van apartheid, terwijl het Afrikaans toch ook een cultuurtaal is, nauw verbonden met het Nederlands.

 

Hoe denkt u dat u na uw afscheid herinnerd zal worden?


We zijn nog niet eens begonnen... Laat ons eerst wat zaken realiseren. Dan zien we wel. Mijn doel is niet om herinnerd te worden, maar dat er zaken gebeuren die de positie van het Nederlands in het Europa van morgen versterkt. In elk geval is de Algemene Ledendag 2005 voor mij tot op heden één van de mooie realisaties geweest.

 

Waar doet een afdelingsvoorzitter u tijdens een etentje geen plezier mee?

 

Met een opsomming van problemen van de eigen afdeling of met kritiek op de Orde in het algemeen.

 

Wat weet (haast) niemand binnen de Orde van den Prince over u?
 

Ik heb nog geijverd om de afdeling Warschau opnieuw op te richten. Beroepsmatig was ik frequent in die stad en ik kende de decaan van de faculteit Nederlands aldaar (200 studenten per jaar studeren er af!). Na een drietal vergaderingen moest ik vaststellen dat er grote interesse was om lid te worden van Polen die Nederlands gestudeerd hadden. Het probleem echter was dat de meeste Vlamingen en Nederlanders als expat slechts korte tijd in Warschau verblijven en het dus moeilijk was om continuïteit te krijgen. Het initiatief diende derhalve stopgezet. Wel heb ik daar enthousiaste vertalers ontmoet die de werken van onder andere Hugo Claus, Tessa de Loo, Couperus in het Pools hadden vertaald.

 


 


Reacties



Terug naar overzicht »