13 april 2016

Vrijheid luistert heel nauw


In de redactie kwam onlangs deze tekst over vrijheid voorbij. Het is een 5 mei (bevrijdingsdag in Nederland) toespraak van een aantal jaar geleden, uitgesproken door professor Anne van der Meiden, communicatiewetenschapper, theoloog  en tot voor kort lid van de afdeling Twente/Achterhoek. Een nog altijd actueel verhaal, vinden wij. Zeker voor afdelingen die rond bevrijdingsdag een debat of een andere activiteit zouden willen organiseren rond het thema vrijheid.

 

 

Wij waren jonge jongens toen we in het derde oorlogsjaar een tableau vivant moesten opvoeren op een jeugdavond van de kerk. Ik was Vrijheid en mijn twee vriendjes waren Gerechtigheid en Vrede. Ik was in een laken gehuld, in mijn opgeheven handen droeg ik stukjes verbroken ketens. Het had zo mooi kunnen zijn — als ik niet de ene hoestbui na de andere had gekregen. Gerechtigheid bonkte mij op de rug, Vrede keek geamuseerd toe en de zaal genoot. Vanaf dat moment wist ik dat vrijheid pas gedijt als gerechtigheid en vrede haar trouwe makkers zijn.
Als samenleving is ons er alles aan gelegen om de vrijheid een grote toekomst te geven. Zij moet haar heilzame macht en haar duurzame invloed behouden om ook nieuwe generaties te inspireren. Het is als de zuurdesem in ons bestaan, en wij willen die vrijheid uitdragen, communiceren tot zij over de hele wereld nauw gaat luisteren. Maar dan moeten we wel proberen de vrijheid aan de praat te krijgen, want ze spreekt niet vanzelf. Overal ter wereld wordt de stem van de vrijheid gesmoord of het zwijgen opgelegd.

 

Zout der aarde

 

Vrijheid luistert nauw. Dat wil zeggen, vrijheid is levenswater voor de enkeling en het fluïdum voor een gezonde samenleving. Vrijheid is ook: een zwaar bevochten erfgoed. Maar wat in onze samenleving vanzelfsprekend is, is het niet in andere samenlevingen. In sommige politieke systemen spreekt het juist vanzelf om de vrijheid te beknotten. Daar is ze schaars en duur. Voor ons hier is vrijheid als zout, het is vanzelfsprekend en volop aanwezig. Maar net als zout werkt vrijheid pas goed als ze is opgelost in alle levensverbanden. Ze maakt het leven duurzaam, beschermt tegen bederf wat ons lief is en ontdooit ijzige krachten. Zo is vrijheid ook het zout der aarde.
Als iets 'nauw' luistert, betekent het dat de dingen moeten kloppen en dat dat heel gevoelig ligt. Vrijheid, en de invulling daarvan, vraagt nauwkeurige en betrouwbare helpers. De slogans van dictators en ideologen, die ook de vrijheid prediken, luisteren níet nauw. Zij zijn alleen gericht op handhaving van eigen vrijheden. "Vrijheid is de geestelijke oorspronkelijkheid van de mens, zijn creatieve zelfontwerp, de diepste spontaniteit en de meest doordachte keuze van zijn bewustzijn." Zo zei rechtsfilosoof Van der Ven het in 1963.

 

Leesplankje

 

Is vrijheid dus basaal en vanzelfsprekend? Of juist niet? Waarom luistert die verheven vrijheid toch zo nauw? Wellicht omdat ze altijd weer broos blijkt te zijn, omdat ze nergens volledig wordt erkend en omdat ze wordt misbruikt voor eigenbelang en macht. De mens is zelf misschien de grootste natuurlijke vijand van de vrijheid. Het sterkste dat we hebben, maken we zelf zwak en kwetsbaar. Soms raken we in een spagaat: we eisen volledige vrijheid voor onszelf en beknotten die van anderen.

Hoe leren we ouderen, die vrijheden vanzelfsprekend vinden, dat die vrijheden niet meer vanzelf spreken voor jongeren? Hoe vragen we jongeren om mee te helpen dit kostbare goed voor de toekomst veilig te stellen?

De vrijheid heeft een eigen taal, en dus een eigen 'leesplankje'. Het aap-noot-mies van de vrijheid staat erop, als op een quilt van woorden en beelden. Het is een complete taal die je kunt leren door met je vinger langs de plaatjes te gaan. Al lezend groeit dan het idee, het begrip van die Grootst Gemene Deler die we samen 'vrijheid' noemen. Maar iedereen geeft er een eigen inhoud aan, iedereen maakt zijn eigen quilt. Dat kan leiden tot Babylonische spraakverwarring en zelfs tot oorlogen. De communicatiewetenschap vat die verschijnselen samen in het begrip 'ruis'. De meeste pogingen om informatie over te dragen, stranden in ruis.
'Communio' of gemeenschap ontstaat pas als zender en ontvanger goed zijn afgestemd, als ze iets beleven dat ze samen kunnen delen. Zo is het ook met het zenden en ontvangen van vrijheidsboodschappen. Ze kunnen alle mogelijke combinaties van letters van het alfabet bevatten, maar ze klinken in elke moedertaal anders.
Ieder kind krijgt woorden en beelden — aap noot mies en ook hok duif en schapen — tot zijn beschikking. Maar hoe laat de vrijheid zich zien in herkenbare woorden en beelden? De vrijheidsstrijder ziet wel hok, duif en schapen, maar leest 'stok, kruit, wapen'. De visser leest 'aas, boot, riet'. De luiaard leest 'slaap, brood, niets'. Wordt het tijd om jongeren te helpen hun eigen leesplank samen te stellen met daarop alle termen die samen het rijke begrip 'vrijheid' vormen?

 

Eigen identiteit

 

Net als gerechtigheid en vrede heeft vrijheid de missionaire drang in zich om gepropageerd te willen worden in allerlei situaties. Wij moeten vrijheid permanent propageren, voorleven, vooral laten zien in daden. Propageren is letterlijk 'verbreiden' en 'vermeerderen', maar oorspronkelijk was het ook een heel nuchtere agrarische term: stekken. Dat betekent een plaats veroveren tussen de oren, er een sprietje poten dat hopelijk uitgroeit tot een sterke plant.
Vrijheid gaat vrijwillig bindingen aan om te gedijen. Je kunt gemakkelijk zeggen: je bent vrij om te wonen waar je wilt, te werken waar je wilt, het onderwijs te volgen dat je wilt, geloven wat je wilt en te reizen waarheen je wilt. Maar overal kom je slagbomen tegen. Overal moet je tol betalen voor tradities, geschiedenis, cultuur en politieke macht. Dat maakt het internationale gebruik van het woord vrijheid uiterst complex. Vrijheid, recht en vrede worden moeiteloos geannexeerd en uitgewisseld, als overrijpe tomaten uitgehold en naar eigen recept gevuld. Allen roepen op tot vrijheid, maar de invullingen ervan rijmen niet met elkaar, ‘luisteren’ niet naar elkaar.
Vrijheid heeft een eigen identiteit. Die identiteit is dat wat ze ís en wil zijn en zeggen. Vrijheid heeft ook een imago: dat is wat er leeft tussen de oren van mensen. Er is een geclaimde identiteit ("onze overtuiging valt samen met vrijheid en waarheid"), een beleefde identiteit ("wij beleven de vrijheid vanuit verschillende opvattingen") en een gegunde, toegekende identiteit ("wij denken dat u zo over vrijheid denkt of mag denken").
Een moslim claimt iets anders dan een christen, een nazi of een communist. Wie waarheid exclusief claimt, ontneemt de ander het recht zélf waarheid te formuleren. Dat is zonder meer een van de grootste gevaren die de mensheid bedreigen. De Algerijnse terrorist Antar Zouanbri had als levensdevies: "Wie niet gelooft moet dood." Hij luisterde niet, hij sprak. Maar vrijheid bestaat alleen in het luisteren naar elkaar en in het beleven van wederzijds respect. Luisteren is je openstellen door communicatie, om te kunnen meeleven en meedenken.
In een klein land als het onze krijgen diverse belevingen en interpretaties van vrijheid de ruimte. Vanouds kennen we hier rekkelijken en preciezen. Als we ons samen bezinnen op de vrijheden die we genieten, leren we de vrijheden van anderen niet als hinderpaal te zien, maar als verrijking, als bloemen die in dezelfde vaas staan. We gedogen die niet, we tolereren die niet, nee, we kiezen daar 'pro-actief' voor, omdat we ondervinden hoe rijk de synergie is die we samen kunnen opwekken.
Spreek je specifiek tegen jongeren over 'vrijheid' dan moet je er rekening mee houden dat zij in hun levensfase nog weinig stabiliteit hebben ontwikkeld om tegen bepaalde vrijheden ja en tegen andere (dus) nee te zeggen. Zij leven gemakkelijker op de grens van het aanvaardbare, naar hun eigen maatstaven. Iemand die redeneert vanuit de totale vrijheid voor zichzelf en de onbeperkte beschikbaarheid van alles wat het leven aangenaam maakt, kan zich moeilijker een voorstelling maken van andermans beknotte vrijheid.

 

Communicerende vaten

 

Wie een boodschap wil overdragen, wil propageren of ‘stekken’, hanteert de wet van de communicerende vaten. Aan de hoorderskant zitten mensen met verschillende typen ‘vat’ om de boodschap op te vangen. De maat van hun vat bepaalt de vraag naar informatie. De meesten hebben een eierdopje; zij zijn gauw tevreden met bekende boodschappen, met gedachten die hun eigen keuzen bevestigen.
In de propagandaleer valt de eierdop-ontvangst onder de wachtwoord- of parooltechniek, gekenmerkt door de vereenvoudigingregel. De idealen van onze eigen ‘club’ propageren we door oneliners, vereenvoudigde kreten die het resultaat zijn van een ‘vernauwd’ denken. Er zijn volgelingen die wel degelijk over meer informatie willen beschikken, en die een beker of zelfs een emmer bij zich dragen. Zij vormen de partij-elite, zij weten meer en beter. Ieder vat heeft zo zijn eigen vulling.
Wie het concept ‘vrijheid’ aan nieuwe generaties wil communiceren, stuit op wetmatigheden, problemen en vragen. De ‘eierdopjes’ vragen om herkenbare signalen en gemakkelijk uit te wisselen waarheden. Ook zij maken deel uit van netwerken met opinieleiders, en deze ‘propagandisten’ dragen op hun beurt boodschappen met toelichting uit. Zij zijn eigenlijk de ‘webbeheerders’.

 

Verhalen en sprookjes

 

Woorden wekken, voorbeelden trekken: dat oude adagium geldt onveranderd. Boodschappen over vrijheid moeten berusten op concrete voorbeelden uit de praktijk. Vooral jonge mensen kijken graag naar ‘leesplank’-voorbeelden, zij ontmoeten het liefst authentieke mensen die een concrete vrijheidsstrijd voeren of hebben gevoerd. De beeldcultuur is daarvoor ontoereikend; het oog in oog vertelde menselijke verhaal reikt verder.
Een lastig probleem is het bij jong en oud voorkomende ‘vrijheids-egocentrisme’. Hoe breng je mensen bij dat de vrijheden die ze zichzelf gunnen, schadelijk kunnen zijn voor het belang van anderen? Niets werkt educatiever dan het herhaald laten zien van concrete vormen van vrijheidsberoving, ook in het leven van jongeren. Er zijn genoeg voorbeelden in het verkeer, bij het in- en uitstappen van treinen, in het gebruik van grove taal of onbeschoft optreden op straat en in winkels.
Maar hoe vergroot je de competentie van mensen om de vijanden van de vrijheid aan te wijzen, in zichzelf en in de buitenwereld? Hoe leg je uit dat je soms wel en soms niet tolerant mag zijn tegenover de intoleranten in onze samenleving? Het moge duidelijk zijn: er is behoefte aan een geïntegreerd communicatiemodel op basis van betrouwbare analyses. Maar het verdovende instrumentalisme dat de techniek ons heeft gebracht, moeten we wat relativeren. De glorietijd van folders en blaadjes ligt achter ons; misschien moeten we ons weer toeleggen op verhalen en sprookjes waarin elementen van vrijheid verscholen liggen. Misschien moeten we allemaal van tijd tot tijd worden geconfronteerd met mensen die uit onvrije landen zijn gevlucht, en met mensen die de vrijheid proberen te handhaven. Misschien moeten me meer reizen en leren kijken of zelfs ondergaan wat het is om in vormen van onvrijheid te leven.

 

Geschonden imago


Hoe zeer vrijheid als gemeenschappelijk bezit kan eroderen, merk ik op twee terreinen. In de vrije meningsuiting, of uitingsvrijheid, en in de vrijheden van de burger ten opzichte van de overheid. De manier waarop mensen elkaar moreel bejegenen lijkt te zijn verschoven van een preventieve naar een repressieve opstelling. Het vaststellen van regels die niet overtreden mogen worden, gekoppeld aan duidelijke en streng toegepaste sancties, is deels ingeruild voor repressieve, morele tolerantie: achteraf bepalen we dat iets eigenlijk niet kan of te ver gaat.
Hier en daar klinkt de roep om ommekeer. Moeten de media aan banden worden gelegd? Daar zit niemand op te wachten. Maar in allerlei gesprekken over de uitingsvrijheid merk ik dat de betrouwbaarheid van een belangrijk deel van de media voor veel mensen niet meer vanzelfsprekend is. De klacht betreft niet het fundamentele recht van uitingsvrijheid, maar de manier gebruikers met het recht omgaan, getuige het kennelijk ontbreken van morele overwegingen vooraf.
Er heerst verwondering over het feit dat de wereld van de media in brede zin weinig in het werk stelt om de eigen betrouwbaarheid te bewaken, en het geschonden imago te herstellen. De media treden niet in discussie met het publiek over hun eigen betrouwbaarheid en imago. Dit is één voorbeeld van een door ons allen gewenste vrijheid die niet meer vanzelf spreekt. Hetzelfde toenemende wantrouwen zien we in andere domeinen van het leven; de ‘ontsokkeling’ van oude waarden en normen treft ook de wereld van de zorg, de advocatuur, de accountancy en het bedrijfsleven.
Spelen geld, macht en marktaandeel de hoofdrollen in deze verschuiving? Of weegt het steeds zwaarder dat de nieuwe media zich geheel onttrekken aan geschreven en ongeschreven verkeersregels tussen publiek en journalistiek? Moet de conclusie dan maar zijn dat wij geen afspraken meer kunnen maken en dat we de vrijheid volledig de vrijheid moeten geven? Ook als die de vrijheid van anderen schaadt? Of is het doemscenario voor media en publiek nog dreigender en nemen we straks gewoon helemaal geen kennis meer van al of niet beledigende informatie? We kijken niet meer, we lezen niet meer en glimlachen om kwetsende verhalen. We negeren ze en leggen ze naast ons neer. We sluiten ons veilig af. Ja, non-communicatie lijkt het beste recept tegen persoonlijke vrijheidsberoving.

 

Gewenste en gegunde vrijheid

 

In 1859 schreef John Stuart Mill zijn befaamde essay ‘On Liberty’. Zelden, zegt Mill, wordt vrijheid ter discussie gesteld, terwijl het gevecht tussen vrijheid en gezag (overheid, feodale heersers) sinds mensenheugenis het meest in het oog lopende fenomeen is geweest. Altijd is de aard van de vrijheid afgeleid van de macht van enkelen, en zijn de grenzen ervan door diezelfde enkelen vastgesteld. Aldus, heel kort samengevat, Mill.
Eeuwenlang heeft de mensheid zich gevoegd naar dat vrijheidsbeperkende gezag. Toen was er eerst gesmoord gemor, tenslotte kwamen er revoluties.
Onze moderne spagaat is een andere. Wij hebben soms te maken met burgers die alles in het werk stellen om hun geclaimde vrijheid ongehinderd te kunnen uitoefenen, die regels omzeilen of zelfs saboteren. Zij dragen de ‘pakkans-moraal’ als evangelie uit en heffen de gebalde vuist op naar de overheid met de roep om ingrijpen, regelen. Zie daar weer een spanning tussen de gewenste en de gegunde vrijheid.
Bevrijdingsdag is de dag van de vrijheid, de vrijheid die buitenlandse vrienden ons brachten. Dat feit gaat de plichtmatige herdenking vèr te boven. Zeker hebben wij als wereldburgers de plicht overal op te treden tegen allen die de vrijheid bedreigen. En noem dat niet meteen welbegrepen eigenbelang, want dat is een goedkope relativering. Nee, laten we het de jongeren vertellen: toen wij in grote nood zaten, konden we onszelf niet meer bevrijden. Daar waren anderen voor nodig. Kijk goed, ook dat staat op het leesplankje. En laten we, nu we niet met wapens hoeven te strijden, de pantomime van de vrede dansen!

 

Wet van de vrijheid

 

Eens schreef een onbekende Jakobus een brief, die later in de bijbel werd gepubliceerd. Jakobus vertelt daarin over de wet van de vrijheid. Een onvrij mens, zegt hij, hoort wel de woorden van God, maar doet er niets mee. Hij lijkt op iemand die in de spiegel kijkt met het gezicht waarmee hij geboren is, en dat levert niets nieuws op. Hij gaat weg en vergeet wat hij zag.
Maar, je hebt ook vrije mensen. Jakobus zegt het zo: "Wie zich buigt over de wet van de vrijheid, zich daarin verdiept en dat blijft doen, niet vergeet wat hij ziet en hoort, maar het in de praktijk brengt, die zal een gelukkig mens zijn." (Jakobus 1:23-25.) Het woord is ruim 1900 jaar oud, maar het geldt nog.
Luid over vrijheid spreken is altijd verdacht. Maar wie zich verdiept in de wetmatigheden van de bevrijding en dat blijft doen, die zal gelukkig zijn. We hopen vanzelfsprekend dat het er velen zullen zijn.

 

Professor Anne van der Meiden
St. Jakobskerk, Vlissingen, 5 mei 2002


Reacties

Reageren is niet mogelijk op dit bericht.