Gewestdag Brabant: laaggeletterdheid in het basisonderwijs

Laaggeletterdheid in het basisonderwijs, dat was het thema van de gewestdag van Brabant-West en Brabant-Oost die vorige maand plaatsvond in Mechelen. Een tachtigtal leden van de Orde, waaronder elf NT&C-coördinatoren, luisterde naar lezingen van experts. Er was ook een paneldiscussie met schoolleiders van Nederlandse en Vlaamse basisscholen. In Nederland is 7% van de 15-jarigen ongeletterd, 16% is laaggeletterd. In Vlaanderen zijn deze percentages maar een klein beetje beter. Wat kan er gedaan worden om dit aan te pakken? En wat kunnen afdelingen en leden van de Orde van den Prince zelf doen?

De middag werd geopend met welkomstwoorden door Josse Van Steenberge, voorzitter van de afdeling Heerlickheyt Mechelen, gewestpresident Frank Judo en Alexander Vandersmissen, burgemeester van Mechelen. Naast het symposium was er desgewenst een mooi cultureel programma uitgewerkt voor partners van leden. Men had de keus uit een stadwandeling of een rondvaart over de Dijle, gevolgd door een bezoek aan de bijzondere tentoonstelling Kunstuur, waarin topwerken van schilderijen worden tentoongesteld uit de periode 1850-1950, of een bezoek aan de Sint-Romboutskathedraal met een rondleiding van de hoogtepunten in de kathedraal en een klein orgelconcert door Peter Pieters, organist van de kathedraal. De dag, mogelijk gemaakt door een twintigtal vrijwilligers (leden van de afdeling Heerlickheyt Mechelen en hun partners) die alles in goede banen leidden, werd afgesloten met een uitstekend verzorgd buffet in het hotel, waar het symposium zelf plaatsvond.

 

Enkele cijfers

Professor Ides Nicaise, emeritus-hoogleraar Onderwijs en Samenleving aan de KU Leuven en onderzoeksleider bij het HIVA (Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving), beet het spits af door enkele cijfers over laaggeletterdheid te delen met de aanwezigen. In Nederland en Vlaanderen is respectievelijk 12 en 15 procent van de volwassenen laaggeletterd. Dit betekent dat zij teksten technisch kunnen lezen, vaak met moeite, maar dat het begrip van hetgeen ze gelezen hebben daarna ontbreekt of zeer laag is. Sommige landen doen het nog slechter: in Spanje en Italië zijn deze percentages 27 en 28 procent. Volgens de PISA-test van 2018 zijn de getallen voor jongeren nauwelijks positiever: in Vlaanderen is 6% van de 15-jarigen ongeletterd, 13% is laaggeletterd. Nederland scoort in dit opzicht gezien slechter met 7% ongeletterden en 16% laaggeletterden. Dat dit gevolgen heeft voor de sociaal-economische situatie van volwassenen en jongeren ligt voor de hand. Laaggeletterden hebben meer problemen met het vinden van een baan, worden vaker getroffen door armoede en leven korter.

 

 

Niet dom

Laaggeletterden zijn niet dom. Professor Nicaise constateert dat laaggeletterdheid vaak een gevolg is van ongelijke kansen en achterstelling in het onderwijs. Ons onderwijssysteem is te veel gericht op selectie in plaats van op ondersteuning. Daarbij is het goed om te weten dat de eerste duizend dagen van iemands leven cruciaal zijn voor zijn of haar verdere ontwikkeling. Maar toch: een kind dat in de derde kleuterklas nog als hooggeletterd wordt getest, kan door een slechte sociaal-economische situatie deze voorsprong volledig kwijtraken. Professor Nicaise is van mening dat geletterdheid een basisrecht is en hij pleitte onder andere voor integratie van kinderopvang en het kleuteronderwijs met evenwaardige economische, sociale en pedagogische functies. Hij is, met het oog op het basisonderwijs, een groot voorstander van versterking van het gelijke onderwijskansenbeleid, van bredeschoolwerking met 'taal-rijke' activiteiten en van de-segregatie. "Geletterdheid is geïntegreerd leren", concludeerde Nicaise, "waarbij het geschreven woord geen doel op zich is maar een drager van inhoud."

Zondag met Lubach

Deze laatste opmerking van professor Nicaise was koren op de molen voor Tim Surma, managing director van het Expertisecentrum voor Effectief Leren (ExCEL) van de Thomas More Hogeschool te Mechelen. Hij herinnerde de aanwezigen aan de vermakelijke maar tegelijkertijd kritische televisie-uitzending van Zondag met Lubach over begrijpend lezen op 27 september 2020. Een geoefende lezer slaagt erin om een ingewikkeld proces te volgen van taalbegrip en woordherkenning, twee strengen van een koord die, als ze op de juiste manier aaneengeknoopt worden, leiden tot tekstbegrip. Maar zonder kennis van de wereld blijven woorden losse entiteiten die niet tot begrip leiden. Om te kunnen leren is kennis nodig, aldus de stelling van Tim die dit illustreerde met het eenvoudige tekstje: "Marie keek naar de kalender: het was 22 december. Ze besloot haar boodschappen in het winkelcentrum over te slaan." Wie niet weet - bijvoorbeeld omdat hij of zij uit een andere cultuur komt - dat het op 25 december Kerstmis is, waardoor de winkels in de dagen ervoor uitpuilen, zal deze tekst maar moeilijk kunnen begrijpen. Alle computers in de wereld kunnen zo iemand niet verder helpen zodat de kreet 'Je kunt tegenwoordig toch alles opzoeken op het internet' geen zoden aan de dijk zet.

 

 

Einstein

Einstein had ongelijk toen hij zei: "Onthoud nooit iets wat je kunt opzoeken." De Amerikaanse hoogleraar E.D. Hisch zei dan ook terecht: "Google is not an equal-opportunity fact finder. It rewards those already in the know." Voor een goed tekstbegrip is overigens kennis van 95-97% van de betekenis van de woorden op het papier noodzakelijk. Zelfs kritisch leren denken, helpt niet want wie niets over inktvissen of geografie weet, zou gemakkelijk een opstel kunnen schrijven over 'Boom-octopussen in de Republiek Cascadia'. Voor de taalontwikkeling van het kind is het van belang om hoogfrequente woorden snel te leren begrijpen. Daarbij gaat het niet alleen om woorden die in alledaags taalgebruik voorkomen maar ook om woorden die buiten de eigen leefomgeving gekend moeten worden om mee te kunnen spreken over tal van onderwerpen. Dat leidt tot geletterdheid. Kleuters kennen tegenwoordig tal van soorten dinosaurussen bij naam en toenaam (deze namen vallen juist in de categorie van een laagfrequente, domein-specifieke woordenschat) maar in de samenleving komen ze met die kennis weinig verder.

Panelgesprek

Na de lezingen van Ides Nicaise en Tim Surma volgde een paneelgesprek, met inbreng van de aanwezigen in de zaal, waaraan ook vier schoolleiders en een externe onderwijsspecialist deelnamen: Eva Naaijkens en Martin Bootsma uit Amsterdam, Dirk Letens en Saskia van Aerschot uit Mechelen en Machteld Verbruggen, specialist op het terrein van onderwijskundig leiderschap. Een eerste constatering van het panel was dat lerarenopleidingen meer aandacht moeten besteden aan de vraag hoe kennis wordt verworven en hoe dit gerelateerd wordt aan taalontwikkeling. In het verleden was dit in Vlaanderen een vast onderdeel van het curriculum, nu wordt er niet meer dan zes uur aan besteed. In Nederland is er een explosie in de 'bijlesindustrie' - er wordt daar veel geld voor uitgetrokken - hetgeen laat zien dat het reguliere onderwijs tekortschiet, zeker bij zwakkere leerlingen. Bijscholing van leraren dient niet individueel te gebeuren maar in teamverband.

Concrete stappen

Professor Nicaise merkte op dat voor de bestrijding van laaggeletterdheid ook de ouders moeten worden aangesproken om aan hun eigen laaggeletterdheid te werken. Het zou een tweegeneratiestrategie moeten zijn. Schepen van Onderwijs in Mechelen, Rina Rabau Nkandu, meende dat er te veel in kortlopende projecten wordt geïnvesteerd. Zij wil rust brengen in de sector en teruggaan naar de kern: kennisoverdracht. Over de herwaardering van kennis zijn alle panelleden het eens. Schoolbibliotheken spelen in dit kader een grote rol. Kinderen kunnen hun interesse met behulp van boeken uit die bibliotheek voeden en zo hun taalvaardigheid vergroten. De overheid zou vooral ondersteunend moeten werken en niet met directieven moeten komen: de meeste schoolleiders weten zelf hoe ze de problematiek het best kunnen aanpakken. Machteld Verbruggen is van mening dat de overheid zich niet met de inhoud moet bemoeien, maar alleen structuren moet aanreiken zoals het inrichten van goede lerarenopleidingen. De verplichte Vlaamse taalscreening KOALA-testen voor alle vijfjarigen in het Nederlandstalig onderwijs lijken een goed middel om laaggeletterdheid op te sporen, maar leraren weten zelf al welke de zwakke kinderen zijn, daarvoor is zo’n door de overheid opgelegde test niet nodig.

Wat te doen?

In verschillende afdelingen zijn er al diverse succesvolle initiatieven om anderstalige kinderen wegwijs te maken in de Nederlandse taal en samenleving. Op secundair niveau bestaan er OKAN-klassen (OnthaalKlassen voor Anderstalige Kinderen). Het mooie boek Overhaald richt zich op adolescenten, maar binnen het basisonderwijs zijn deze mogelijkheden er nog maar nauwelijks. Wel heeft de afdeling Heerlen met steun van de Orde een 'taaldorp' opgericht waarbij kinderen aan het eind van de rit een 'paspoort' krijgen waarin hun taalvaardigheid wordt omschreven. In Amsterdam levert de basisschool Batavia een voorbeeld van hoe anderstalige kinderen een volledig jaar worden ondergedompeld in de Nederlandse taal en cultuur voordat ze naar een reguliere basisschool gaan. Leden van de Orde zouden ingeschakeld kunnen worden bij OKAN-klassen in het basisonderwijs, maar de expertise van de docenten is en blijft cruciaal voor de aanpak van laaggeletterdheid. De stroom kinderen die vandaag uit Oekraïne naar Nederland en Vlaanderen komt, heeft vooral behoefte aan kundige opvang, meer dan aan vrijwilligers.

Slotwoord

In haar slotwoord stelde president Godelieve Laureys dat leden van de Orde van den Prince een ambassadeurschap of een vrijwilligersrol kunnen opnemen, maar dit moet gebeuren met deskundigheid. Josse Van Steenberge, voorzitter van de afdeling Heerlickheyt Mechelen, constateerde tot slot dat dit symposium geen eindpunt is, maar juist het startpunt voor de Orde om samen te werken aan een verbetering van de situatie rond laaggeletterdheid.

Wim Hüsken
Afdeling Heerlickheyt Mechelen
Met dank aan An De Moor voor het beschikbaar stellen van haar notities bij het symposium.