Hugo de Groot, rechtsgeleerde, ontsnappingskunstenaar en gezant voor Zweden in Parijs

Hugo de Groot. Een briljant rechtsgeleerde die onder andere 'Mare Liberum' bedacht, maar hij kon in politiek en religieus opzicht ook heel onverzoenlijk zijn. Tolerant naar andere protestantse stromingen, maar hij plaatste het christendom wel boven alle andere godsdiensten in een Bijbelcommentaar van 2.200 pagina's. Wie was Hugo de Groot echt? Professor Henk Nellen, sinds zijn pensionering gastonderzoeker aan het Huygens Instituut, kwam het begin september vertellen bij de afdeling Breda. "De drie woorden die Hugo de Groot karakteriseren zijn vrijheid, tolerantie en eendracht."

 

 

Hugo de Groot werd in 1583 geboren in een invloedrijke familie in Delft. Hij ging al op elfjarige leeftijd aan de net opgerichte Leidse universiteit rechten studeren. De jonge De Groot bleek een intellectuele alleskunner, die even gemakkelijk Latijnse verzen schreef als uitgaven van teksten uit de klassieke oudheid verzorgde. Hij maakte veel Neolatijnse gedichten bij katholieke afbeeldingen, zoals een gedicht over Moeder Maria en een over koning David uit het Oude Testament, gebaseerd op Samuel II, vers 10. Op zijn vijftiende reisde Hugo de Groot met raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt, die hem onder zijn hoede had genomen, naar het Franse hof, om steun te krijgen in de opstand tegen Spanje. De Franse koning was vol lof over hem en gaf hem een medaille cadeau. Hugo de Groot liet zich daarmee portretteren. Hij heeft veel portretten laten maken in zijn jonge jaren, mede uit het oogpunt van zelfpromotie. De Delftse schilder Michiel van Mierevelt heeft hem ook geschilderd.

 

Politiek

Hugo de Groot was, naast een goede advocaat en schrijver, ook erg betrokken bij de politiek van de Republiek. In 1599 werd hij advocaat van Den Haag, in 1609 juridisch-adviseur van Holland, Zeeland en Friesland en in 1613 stadspensionaris van Rotterdam. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) werd er in de Republiek een hevige strijd gestreden, op politiek gebied en op godsdienstig gebied, mede door twee protestante stromingen: de remonstranten en de contraremonstranten. De Remonstrantse Broederschap splitste zich aan het begin van de zeventiende eeuw af van de gereformeerde kerk. De remonstranten geloofden dat de mens invloed heeft op zijn/haar eeuwige bestemming en waren tegen bindende belijdenisgeschriften, waarin werd vastgelegd hoe je de Bijbel moest interpreteren. De contraremonstranten vormden een calvinistische stroming, die zich verzette tegen de ideeën van de remonstranten. Zij geloofden juist dat het leven van de mens voorbestemd was en dat God al van tevoren heeft bepaald, wie in de hemel komt en wie niet. Tijdens deze heftige godsdienstige conflicten werden remonstranten gedood of gevangengezet wegens landverraad.

 

Tolerantie

De Groot koos partij voor Van Oldenbarnevelt en de remonstranten. Hij ijverde voor tolerantie ten opzichte van verschillende geloven en vond dat de staat en niet de kerk het hoogste gezag heeft. De contraremonstranten vonden dit ketterij.

In 1621 laaide de oorlog met Spanje weer op. De Republiek was mede door de politieke en religieuze onrust bijna onbestuurbaar geworden en prins Maurits besloot om Van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot te arresteren. Van Oldenbarnevelt werd geëxecuteerd op het Binnenhof en De Groot werd veroordeeld tot levenslange opsluiting in Slot Loevenstein.

 

Volkenrecht

Naast literaire werken schreef Hugo de Groot een groot aantal verhandelingen op theologisch, historisch en vooral juridisch terrein, waaronder De iure belli ac pacis ('Over het recht van oorlog en vrede'), dat de grondbeginselen van het volkenrecht uiteenzet. Met zijn werk legde Hugo de Groot de basis voor het internationaal recht zoals we dat vandaag de dag kennen. Het ging vooral om internationale regels die gelden voor het samenwerken van zelfstandige staten, volkeren en het behoud van de vrede. Hij beschreef bijvoorbeeld wanneer een staat een andere staat de oorlog mag verklaren en welke middelen in de strijd toegestaan zijn. Ook vond hij dat het toegepaste geweld altijd in verhouding moet staan tot het doel. De iure belli ac pacis (1625) bestaat uit drie boeken en is opgedragen aan Lodewijk XIII (bijgenaamd de Rechtvaardige), de koning van Frankrijk.

 

Natuurrecht

Natuurrecht is eigen aan alle mensen en is daarom ook een rechtstreekse bron van het volkenrecht (internationaal recht), aldus Hugo de Groot. Naast zijn universeel karakter is het natuurrecht ook onveranderlijk en absoluut waar. De mens is redelijk en sociaal en een samenleving in vrede is afhankelijk van goede wil en goede deugden, zoals naastenliefde (appetitus socialis: het streven om met anderen samen te leven en te werken). Dit betekent dan ook dat het natuurrecht waar is en onafhankelijk van het geloof. Het is dus volgens Hugo de Groot niet nodig om in God te geloven om in de waarheid van het natuurrecht te geloven.

 

Mare Liberum

 

 

 

Een ander basisbeginsel in het international recht is Pacta sunt servanda: overeenkomsten moeten nageleefd worden en op de toekomst gericht zijn. En er is respect voor het mijn en dijn: samenlevingen hebben eigendomsrechten nodig en eens deze zijn gevestigd via een sociaal contract moeten ze gerespecteerd worden. De Groot volgde hier een Romeinsrechtelijk en universeel type van eigendomsrecht.

Op basis van deze leer vond De Groot ook dat buiten de territoriale wateren de zee 'open' moest zijn: Mare Liberum. Er was immers nergens een contract aan te wijzen waaruit zou blijken dat de zee aan een of andere natie zou toebehoren. Deze theorie kwam de VOC zeer goed uit in haar dispuut met de Portugezen. Mare Liberum is nog steeds een belangrijk beginsel in het internationaal recht.

 

Schade

Schade, door schuld veroorzaakt, moet vergoed worden, vond De Groot. Een belangrijk principe uit het Romeins recht werd door hem tot natuurrecht verheven. Inbreuken tegen het recht mogen gestraft worden en de soeverein heeft het recht de rechtsorde met dwang te handhaven en dus ook straffen uit te spreken.

Volgens Hugo de Groot vindt de staat zijn oorsprong in een contract tussen de burgers. Historische aanwijsbaarheid van dit contract was daarbij niet nodig. Het feit dat burgers het gezag van de staat aanvaarden, wijst op zichzelf al op een contractuele aanvaarding. Het natuurrecht geldt als een morele leidraad voor de heerser. God had de wereld volgens een bepaalde rationele orde geschapen, het was nu aan de mens dit 'natuurrecht' te ontdekken.

 

Rechtswetenschap

Kortom, Hugo de Groot haalde het natuurrecht uit de moraaltheologische sfeer en kaderde het binnen de rechtswetenschap. Hij plaatste de christelijke godsdienst wel boven alle andere godsdiensten, zoals blijkt uit zijn levenswerk, een deels postuum uitgegeven Bijbelcommentaar, dat Opera Omnia Theologica meer dan 2.200 bedrukte pagina’s beslaat. De boekdrukkunst zorgde niet alleen voor verspreiding van de bijbel, maar ook van Hugo de Groots ideeën en verklaringen van Bijbelteksten.

Hugo de Groot was een briljant geleerde, die als rechtsgeleerde een fundamentele bijdrage aan de westerse cultuur heeft geleverd, maar hij laat ook zijn onverzettelijkheid en de drammerigheid zien waarmee hij vaak zijn gelijk probeerde te krijgen. Vooral met zijn godsdienstige en staatkundige stellingnamen maakte hij veel vijanden, hetgeen uiteindelijk leidde tot zijn gevangenschap en ballingschap.

 

Ontsnapping

In gevangenschap mocht de beroemde veroordeelde studeren en dat bleek uiteindelijk zijn redding. Hugo de Groot, die pertinent weigerde gratie te vragen, ontving geregeld een grote kist boeken uit Gorinchem. Aanvankelijk werden de kisten bij binnenkomst goed gecontroleerd, maar na verloop van tijd verslapten de controles. Naar verluidt kwam De Groots echtgenote zo op het idee om haar man via de boekenkist uit het kasteel te laten ontsnappen. De ontsnapping vond plaats op 22 maart 1621. Een mooi moment omdat op die dag in Gorinchem de jaarmarkt gehouden werd en de baas van de gevangenis niet aanwezig was.

 

Parijs

Na zijn ontsnapping reisde Hugo de Groot in metselaarskleren via België naar Frankrijk. In Parijs voltooide Hugo de Groot in 1625 zijn beroemde boek De iure belli ac pacis. In 1631 keerde Hugo de Groot kort terug naar de Republiek en opende hij een advocatenpraktijk in Amsterdam. De geleerde hoopte dat het klimaat zes jaar na de dood van prins Maurits iets gematigder was geworden. Toen bleek dat de geleerde niet van plan was een gratieverzoek in te dienen (omdat hij vond dat hij niets had misdaan), werd er een arrestatiebevel uitgevaardigd. De Groot besloot daarop weer in ballingschap te gaan. Vanaf 1634 woonde hij als gezant van Zweden in Parijs. Tijdens een bezoek aan Zweden werd Hugo de Groot in 1644 ontslagen door de Zweedse koningin, omdat hij weigerde Luthers te worden. Op de terugreis uit Zweden leed zijn schip bij het oversteken van de Oostzee schipbreuk. Hugo de Groot wist aan wal te komen, maar overleed korte tijd later in het Duitse Rostock. Zijn stoffelijk overschot werd overgebracht naar Delft, waar hij op 3 oktober 1645 in de Nieuwe Kerk werd begraven.

 

Verbitterd

Hugo de Groot was zwaar verbitterd, omdat hij in zijn geliefde vaderland werd verguisd en niet de roem en het aanzien kreeg waar hij naar verlangde, zo bleek uit zijn brieven en andere geschriften. Aan de andere kant had hij vooral in het circuit van geleerden en literatoren altijd veel bewonderaars. Dat zijn werk nog steeds tot de verbeelding spreekt, blijkt wel uit het feit dat De Groots Magnus Opus Kroniek van de Nederlandse Oorlog uit het Latijn vertaald werd in modern Nederlands.