Muzikale Poëzieavond


Terugblik
POEZIE DE PRINCE 27 FEBRUARI 2023
Bijdrage Paul Klep
Herman de Coninck
Poëzie
Als je je nukkig ingraaft onder de dekens
Wil je eigenlijk zeggen: kom bij me liggen.
Als je de deur achter je dichtslaat en wegrent,
wil je eigenlijk zeggen: kom me toch achterna.
En als je zegt: Ik hou van je
Bedoel je: Hou je van mij?
Zie je nou wel dat poëzie nodig is
Want als ik 'ja' zou zeggen
Zou dat niks betekenen
Van de Nederlandse dichter Jean Pierre Rawie koos ik
Moment
Soms hoor ik onverwacht weer achter
gewone woorden die je uit,
een zoveel zuiverder en zachter,
adembenemender geluid,
dat ik opnieuw naar je moet kijken
of ik je nooit tevoren zag.
Laat al die jaren maar verstrijken;
zolang ik dit bewaren mag
kan jou en mij de tijd niet deren:
weer voor het eerst met je alleen
hoor ik de harmonie der sferen
door alle alledaagsheid heen.
De dichter Jan Pierre Rawie is geboren in Scheveningen in 1951 en verhuisde naar Groningen. Zijn debuut is van 1979 met de gedichtenbundel Het meisje en de dood. Belangrijke thema's hierin waren behalve liefde en drank het doodsverlangen en het lijden. In 1992 verscheen Onmogelijk Geluk, zijn grootste verkoopsucces. Rawie is een merkwaardige uitzondering zo schreef Ton Anbeek, omdat hij eigenlijk tamelijk ouderwets is, een veelal lijdende dichter is die de bladzijden vult met begrijpelijke zinnen die nog rijmen ook. De lezers willen geen ondoorgrondelijke gedichten meer en ze worden door Rawie uitstekend bediend. Hij moge dan door de classicus en dichter Jan Pieter Guepin als de "vader Abraham van de Nederlandse poëzie" betiteld zijn, hij is volgens mij heel goed bezig met het gedicht Moment, oordeel zelf maar.
Beste groet
Paul
Bijdrage Dag Wyntin
Hester Knibbe (uit De 100 beste gedichten uit de poëziewedstrijd VSB 2012, p.78)
Mors immatura
Voor Fadienus Vegetus, 21 jaar
ca. 1ste eeuw na Ch.
Waarom waarom – We vonden elkaar, zei de man
die mij vond, had tweeduizend jaar terzijde geschoven
en de mensen rondom ze knikten maar wat, stonden er
met hun neus bovenop, op de steen met bedoeling gehakt
uit de rots, versierd met mijn hoofd en getal en
de naam die ik sleet. En ze snoven en zeiden
zo jong, zo jong – Dan krabden ze weer in de grond
rondom en vonden mijn rest tussen kannen en kruiken met
ditjes en datjes en schalen met vijgen voor het geval
dat ook ginds honger mocht knagen. Ach ouders, ze
koesteren wat ze hebben en hadden, blijven
zorgen, kunnen niet zonder. Zo bleef ik
behouden. Ze schraapten mijn schamele ik bij elkaar
versleepten het met de kannen en kruiken, de schalen
waaruit ik niet had gegeten plus stèle gewijd aan mijn korte
destijds naar een onderdak dat ze passend toescheen en
schreven verhaal. Sta ik nu legendarisch
banaal voor wie – dagje uit – mij vluchtig beziet:
wat een vondst, oud wonder, dat ze dat konden!
2
We hadden geen keus. Wilden ons blijvend
herinneren zijn oogopslag, flaporen, wipneus
en lieten die zetten in marmer. Maar hoe leg je
een wijze van lachen, manier van iets zeggen
vast in die hardheid van duizend keer duizend
keer duizenden jaren? Ja, zijn naam waarmee we
nog over hem spreken – Het leven laat je
niet heel dat is zeker, dus gaven we opdracht
ook ons vast te hakken. En misschien maakte dat
het wat lichter, als bracht het ons al wat dichter
bij hem die we – Wat moet je anders, je gaat
niet gillen schoppen en slaan waar iedereen bij is, je
blijft je gedragen. Want wij waren voornaam.
Hester Knibbe (° 1948) is één van Nederlands meest beroemde dichters. Ze won talrijke prijzen als de Herman Gorter, de Anna Blaman (schitterende schrijfster maar compleet vergeten; lees Eenzaam avontuur), de Roland Horst prijs. Ze was stadsdichter van Rotterdam en ook jarenlang voorzitter van de PEN-afdeling Nederland. Haar gedichten worden gekenmerkt door thema’s als vergankelijkheid en verlies van een kind. Het bovenstaande belicht beiden: aan de ene kant het korte leven van de jonge Romein, amper 21 (vergankelijkheid), aan de andere kant de aan hem geschonken eeuwigheid door het grafmonument (op de stèle staan ook de naam van de ouders). Deel 1 spreekt de overledene zelf; deel 2 zijn ouders die zich stoïcijns moeten opstellen (“voornaam”).
nog suggesties van Dag Wyntin voor thuis
Hierbij 4 gedichten (2 Vlamingen en 2 Nederlanders)
Ilja Lenoard Pfeijffer (uit Idyllen, p.89)
Ik hang de druiven op. Ik giet de wijn erin.
Voorzichtig, een voor een vul ik ze met hun zin
die in de grond zal zingen waar ze in verdwijnen.
Ik plak het vlees aaneen tot dieren weer verschijnen
die loeiend uit het slachthuis naar de weide snellen,
waar zij steeds aaibaarder, steeds strakker in hun vellen,
de boterbloemen planten met hun gulle monden
en leven voor het stelpen van hun moeders wonden.
Met planken richt ik bomen op. Hun kruin zal ruisen
van vers ontbraden vogels die daar zingend druisen
om terug te kruipen in een rond en glimmend ei.
Ik repareer het venster met een zware kei,
bouw steden uit ruïnes met een paar kanonnen
die projectielen slikken met hun loop. Ontgonnen
gebieden maak ik onontgonnen. Verre landen
zie ik verlaten worden op hun blanke stranden
door reizigers die kruizen uit de aarde trekken
en op galjoenen achterwaards voorgoed vertrekken,
gezogen door de wind, gebrand om te vergeten,
waardoor de wereld groeit met almaar minder weten.
En elke nacht ontwaak ik dronken van plezier
wanneer de feesten zijn waar wijn ontstaat en bier
uit gulle kelen die steeds helderder gaan praten
totdat ik in het middaglicht door volle straten
met knipperende ogen naar mijn huis toe loop
en brak en misselijk ga slapen in de hoop
dat gisteren opnieuw een mooie dag zal zijn
voor vrolijk braken van miljoenen liters wijn.
Ik ben bevoorrecht. Dat besef ik heel er goed.
Waar mensen moeten, is er weinig wat ik moet.
Ze droppen drollen terug in baby’s. Elke dag
gaan zij verplicht naar winkels om een groot bedrag
aan euro’s af te halen. En er zijn geen banen
om al dat geld aan uit geven. Onderdanen
van de productiemaatschappij zijn zij. Maar blij
ben ik dat ik mijn passie volgen kan en vrij
ben om mijn eigen poëzie met wit te schrijven,
met een vasthoudendheid die zeker zal beklijven
nauwkeurig over alle zwarte letters heen
totdat er niets meer staat, geen twijfels meer en geen
verdriet. Hondsmoeilijk is het . Soms doe ik niet meer
dan zes of zeven regels op een dag. Ik leer
om te doseren. Af en toe lukt het heel goed.
Dan straalt het ongeschonden wit mij tegemoet
als blanke pagina waar alles kan gebeuren.
En zo precies, mijn lief, tracht ik je zoete geuren
te snuiten uit mijn neus, je handen terug te draaien
die als een koorts nog altijd op mijn slapen laaien.
Zoals ik vruchten maak uit stukgekookte borden
en traag stroomopwaarts drijven de barbaarse horden,
Zoals ik liederen met toetsen kan verstommen
en schitterende steden bouw met zware bommen,
zo wou ik dat ik pas jou morgen had ontmoet
en alles wat ooit fout ging, ging dan zeker goed.
Ook opgenomen in de dichtbundel Van de eerste tot de laatste liefde (selectie van zijn mooiste liefdesgedichten waaronder 3 uit Idyllen waaronder bovenvermeld gedicht op p.81). Alle gedichten van Ilja zijn lang (2 à 3 pagina’s) net zoals zijn omvangrijk fysiek postuur. Thematisch kopt de sleutel op het einde. Het is afgelopen met zijn lief en hij zou graag de tijd willen terugdraaien om het goed te maken. Typisch zowel voor zijn proza als zijn poëzie is een enorme barokke rijke taal. Hij gebruikt de eenvoudige rijmvorm per 2 zinnen op het einde. In 2022 zijn Claudine en ik naar een lezing geweest van Ilja in Oudenburg. Het is precies dit gedicht dat hij met veel verve had voorgedragen. Waarop ik prompt de bundel heb gekocht.
Paul Snoek (uit Verzamelde Gedichten, p.278, tweede druk 1982)
Een zwemmer is een ruiter
Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,
is liefhebben met elke nog bruikbare porie,
is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.
En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,
is met armen en benen aloude geheimen vertellen
aan het altijd allesbegrijpende water.
Ik moet bekennen dat ik gek van ben van het water.
Want in het water adem ik water, in het water
word ik een schepper die zijn schepping omhelst,
en in het water kan men nooit geheel alleen zijn
en toch nog eenzaam blijven.
Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.
(uit Hercules, 1960)
Ik heb dit gedicht gekozen omdat ik zelf graag zwem en het erin weergegeven
gevoel herken.
Bovendien koos Ellen Deckwitz (de Nederlandse poëzie goeroe) precies dit
gedicht als eerste gedicht in haar boekje Olijven moet je leren lezen, p.12.
En persoonlijk ben ik altijd een grote bewonderaar geweest van Paul Snoek.
Zijn gedichtencyclus Maria Magdalena heb ik als student nog ooit van buiten
geleerd.
Stefan Hertmans (uit Watou, 2021 Gedichten, p.44)
Late vormen
Alleen die ene wolk zagen wij,
in niets ook maar aan iets anders ooit gelijk,
boven de heuvel als een trechter plots verschijnen
navelstrengroze en dieppaars, dooraderd en hol,
een vat vol avondwind en dreiging,
misschien wel kilometers wijd,
een reusachtige oester in de tijd.
Kon ik de plek van op zo'n afstand zien
waarop jij en ik terug, verstrengeld
lagen op een houten bank, in voorjaarswind
en schel wit licht, waaiend jong blad,
grillige vormen, een bospad dat
blind leidt naar een gezicht;
misschien dat ik die wolk
toen al een ogenblik in
jouw droomachtig diep
had kunnen zien verschijnen;
want niets verraadt een oude kracht
zozeer als zwijgen en verdwijnen.
Stefaan Hertmans voorstellen hoeft niet. Echter zijn gedichten zijn minder
gekend maar minstens even aangrijpend als zijn proza. De eerste strofe is de
ouderdom die komt aanwaaien (avondwind), het tweede de jeugd
(voorjaarswind), het derde een flashback (droom), het vierde een afsluiten
met de dood (verdwijnen). Let op de vorm (8,6,4,2 regels in afdalende lijn)
(tussenrijmen als niets en iets, licht en gezicht, enz.) en de inhoud: een
inning verbonden mensenleven tussen man en vrouw dat uitkristalliseert als
een oude kracht die genoeg heeft aan zwijgen. Overigens prachtige visuele beelden.
Menno Wigman (Uit Slordig met geluk, p.47)
Bericht vanuit de Pels
In memoriam Thomas Blondeau
Thomas ! Ik kreng een kroeg waar men vermoedt
dat tijd er niet toe doet. Ze drinken er
en glijden laks een slap horloge uit.
Thomas, die kroeg deint als een schip, een schoot
en wie meedrinkt wordt een bondgenoot
tegen de tijd. Ik weet dat het niet
Meer zo op mensen hebt, maar hier behelpt
men zich met bier, hier gutst het leven, even
zal men je van die snik in je genezen.
Dus je komt niet? Wilt geen verhalen drinken,
verlaat je huis niet voor subliem gezeik,
valt stuk als speelgoed zomaar uit de tijd?
Menno Wigman was Amsterdams stadsdichter en vooral gekend voor zijn heldere,
mooi gestructureerde gedichten (in deze een Terzine), vooral sterk
melancholisch en uitdagend. Leefde veel in de Amsterdamse kroegen (stierf op
amper 51-jarige leeftijd). Ik had die bundel Slordig met geluk per toeval
gekocht en daarna was ik verkocht en heb zijn Verzamelde Gedichten
aangeschaft. Precies in Amsterdam leerde Menno Thomas Blondeau kennen.
Thomas was een Poperingenaar en uitgeweken naar Amsterdam; had al een paar
boeken op zijn naam, trad op als Boekendokter op de Boekenbeurs in
Antwerpen, en stierf op amper 35-jarige leeftijd aan een hartaderbreuk. Was
ontzettend geliefd wat leidde tot vele "herdenkingsboeken en -gedichten".
Het allermooiste boek is die van zijn vriend Arjen Van Veelen: Aantekeningen
over het verplaatsen van Obelisken (inclusief het mooiste kattenverhaal, de
begraafplaats van Alexander de Grote en de dichter Kavafis).
Bijdrage Chris Matthys
eerste enkele suggesties om hier te lezen die Chris niet voordroeg. Het gedicht dat hij bracht had hij zelf gemaakt voor de begrafenis van zijn vader. Omdat hij toen niet in staat was het voor te lezen, doet hij het nu maar dan ook alleen nu. hieronder staat het niet.
Hier uit goede bron een paar gedichten
Soms wat zwaar bezield en duchtig
Tja
Ter verzuchting van beladen gewichten
Begin en eindig ik letterlijk luchtig
Bah
Sonnet
Jacques Perk
…
Vanwaar die vrolijkheid,
wenst gij te weten
die fel mij uit gelukkige ogen straalt
ik haat niet,
ik zet niemand iets betaald
ik geef zoveel om lof of blaam
als gij om vliegenscheten.
…
Enige woorden over de ziel
Wislawa Szymborska
Een ziel heb je zo nu en dan.
Niemand heeft haar ononderbroken
en voor altijd.
Dagen en dagen,
jaren en jaren
kunnen zonder haar voorbij gaan.
Soms verwijlt ze alleen in het vuur
en de vrees van de kinderjaren
wat langer bij ons.
Soms alleen in de verbazing
dat we oud zijn.
Bij het invullen van formulieren
en het hakken van vlees
heeft ze doorgaans vrij.
Vreugde en verdriet
zijn voor haar geen twee verschillende
gevoelens.
Alleen als die twee zijn verbonden,
is ze bij ons.
We kunnen op haar rekenen
wanneer we nergens zeker van zijn.
Einde en begin
Wislawa Szymborska
Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes
wordt het tenslotte niet vanzelf.
Iemand moet het puin
aan de kant schuiven
zodat de vrachtwagens met lijken
over de weg kunnen rijden.
Iemand moet waden
door het slijk en de as,
de veren van canapés,
de splinters van glas
en de bloederige vodden.
Iemand moet een balk aanslepen
om die muur te stutten,
iemand het glas in het raam zetten,
de deur in de hengels tillen.
Fotogeniek is het niet
en het kost jaren.
Alle camera’s zijn al
naar een andere oorlog.
De bruggen moeten terug
en de stations opnieuw.
Van het opstropen
gaan mouwen aan flarden.
Met een bezem in de hand
vertelt iemand nog hoe het was.
Iemand luistert en knikt
met een hoofd dat nog niet is afgekletst.
Maar bij hen in de buurt
duiken al gauw lieden op
die het begint te vervelen.
Soms zal iemand nog
onder een struik
doorgeroeste argumenten opgraven
en ze naar de vuilnishoop brengen.
Zij die wisten
waarom het hier ging,
moeten wijken voor hen
die weinig weten.
En minder dan weinig.
En ten slotte zo goed als niets.
In het gras, overwoekerd
door oorzaak en gevolg,
moet iemand liggen die
met een aar tussen zijn tanden
naar de wolken staart.
'Waterstofsulfide en methaan'
Myavan Décasse – Mia van de Cas Goosens – B. Peeters
Daar zat ik dus, wat moedeloos te wachten
Te wachten op wat maar niet komen wou
Ik had slecht één gedacht in mijn gedachten
Wanneer wordt gij mijn man, en ik uw vrouw?
Waar blijft toch dat bevrijdende trompetten
Dat gorgelen al van den onderkant?
Daar zaten wij ons kassa op te fretten
Drie weken al, het was niet meer plezant.
Maar plots weerklonk, terwijl ik zat te treuren
Een doffe knal uit uw meridiaan
Die galmde door 't heelal tot aan den maan
En daar begon de julinacht te geuren
Naar waterstofsulfide en methaan
En jubelend begonnen wij eraan!
Bijdrage Lieve Vandevoorde
GEDICHTEN – ORDE VAN DEN PRINCE – van Lieve Van de Voorde
Ed Hoornik ‘HEBBEN EN ZIJN’
Op school stonden ze op het bord geschreven
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
vervuld worden van goddelijke pijn.DDe
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken,
en daarheen langzaam worden opgelicht.
Stefan Van Den Bossche ‘FEBRUARI IN BEAUVOORDE’
I
De koude heeft geen naam, een
einder toont hoe bomen wind-
scheef aan elkaar gewaagd
zijn. Achter mij wordt alles
weggewerkt: wat er gegrift
lag, dagen tussen poldergras
en beken. Hoeven waren verder
weg geworden, her en der
in vogelvlucht gestrooid. Het
water ondoorwaadbaar, schuilplaats
voor een grondeloos verdriet, het
wondvocht van een lenig land.
II
Zachtaardig oogt de polder in
en uit, het land soms in, de voren
zichtbaar om zo weinig. Wie de
stille plooi in deze huid voorvoelt
is traagste zwaan in hoevegracht,
haar poging tot een rimpelvlak. Zij
is misdeeld, ontvalt in wat
geen namen heeft. Misschien
blijft dan dit vlak halfzacht,
het eindeloze op een steenworp.
In een handomdraai onttrekt
haar schim zich aan mijn oog.
Bijdrage Isabelle Roobrouck
Uit verzamelde gedichten Clem Schouwenaars
Schaduw der dwaling P142
Hoge paarden door de vlakte draven.
Ik denk: van Ostaijen, en droom fonteinen,
maar geen hinniken weerklinkt, geen klaar
aanwassend water dat mij hier zal laven.
Wat waarheid is of waan, ik weet het niet,
wat mij zal balsemen of schaven
weet ik niet. Van drijven moe,
een drenkeling, ik zoek het vasteland waar
in de nacht
ik lig, bedaar
en hoor hoe
hoge paarden door de vlakte draven.
Dit doet me terugdenken aan de tijd dat ik in Nieuwkapelle en Lamperisse paard reed en op wandeling ging in het landschap dat Clem Schouwenaers beschreef.
Meeuwen strijken neer : de zee
komt nader. Hoop, begoocheling.
Er is geen vlucht uit deze vlakte.
Zieke bomen, kruiden, velden, vee,
Ontsluierd en versteend in schermering.
Er is geen vlucht uit deze kring.
Heimwee dragen meeuwenvlerken mee,
En verder niets. Nooit de verlossing.
Nooit de ontscheping, nooit de zee.
Aan zee in Nieuwpoort en in des streek rond Lampernisse strijken meeuwen neer en ja wat brengen ze mee: herinneringen.
Bijdrage Jean Verstraete
Koen
Gwij Mandelinck nl. Spiegelbeeld uit zijn bundel Overval.
Ik ken Gwij persoonlijk via mijn vader zaliger en laat dit nu net over zijn vader gaan. Bovendien is het een universele weergave van de vader-zoon relatie.
Spiegelbeeld
Ik schrik bij elke spiegel van de vraag
Is dat mijn vader niet?
Elke morgen scheer ik uit
mijn baard zijn kaken bloot.
Zijn wil steekt in mijn rug een steel.
Al geef ik soms de schijn te breken van
Die pijn, ik kan niet zonder druk; ik bijt
Mijn nagels stuk, om krassen te vermijden
Op het glas.
Ps; dat laatste kan ik als tandarts van de dichter beamen, want hij beet er ook zijn tanden op stuk. Schending van beroepsgeheim dat Gwij me zeker niet kwalijk zal nemen.
Bijdrage Pol Sansen
Herman de Coninck : Ars Poëtica
Nr 4
Zoëven kwam ik de werkelijkheid tegen
en ze zei: "Dag, en wie ben jij?"
"Ik", zei ik, " Kan dat?"
"Bij mij wel "zei ze.
Ik wilde wel van haar houden,
en toch was ze zo gewoon,
maar ze zei:" Natuurlijk. Kijk,
de velden hebben geen nevel meer nodig
om te slapen
en wij geen verliefdheid om te beminnen."
En toen moest ik lachen.
"Je bent dan toch een poëtische
werkelijkheid," zei ik. En zij:
" Ja natuurlijk, wat had je dan gedacht?"
En ik bekeek haar lang , en dacht:
"Nu komt de zomer in het land
en veel beelden in mijn gedicht.
Ik, wil de taal dynamiteren tot een
gebeurtenis waar veel mensen
naar komen kijken."
"Ja doe dat, zei ze.
Hier ontwikkelt Herman de Coninck als het ware zijn literair programma.
Herman de Coninck: Met een klank van hobo
TWEE SOORTEN NIETS
Luxe is het verschil tussen
in een auto rijden zonder autoradio
en in een auto rijden met een autoradio
die niet aanstaat.
Stilte is het verschil tussen
niets zeggen, en alles al gezegd hebben.
Tussen gewone stilte, en de stilte
na de laatste regel van een gedicht
over de stilte.
Herman filosofeert heel vaak: onder de luchtige en zelfs kluchtige woordspelingen verschuilt zich de ernst van de denker/dichter.
Gwij Mandelinck : DE WIJZERS BIJ ELKAAR 1974
In het dialect van een mus hoor ik...
In het dialekt van een mus hoor ik
mijn moeder roepen; verdwaald tussen
de bloemen moet ik haar zoeken. Purper
valt haar mantel op het koningskruid.
Zij is mijn moeder: hoe bedrijvig
waren de mieren in het handwerk
van haar vreugde.
Ik heb mij vaak in haar huis betrapt.
In niets werd zij misleid: aan de wijnkleur
van de daken was de liefde te herkennen.
Nog wiedt zij een hemel van kers
en radijs, op zachte knieën maakt zij
onderscheid tussen waarheid en leugen.
En waar zij van loutere goedheid spreekt
wordt haar tong met laurier belegd.
Ee zachtere regel heeft de liefde niet.
Gewoon de titel van de bundel " De wijzers bij elkaar" refereert aan het beeld van twee pantoffels, die netjes naast elkaar staan. Zij moeder is ordentelijk en haar pantoffels doen hem, de poëet Mandelinck denken aan de tijd/het uurwerk.
Wislawa Szymborska: Einde en Begin 2016
SOMMIGEN HOUDEN VAN POËZIE
Sommigen-
ofwel niet allen.
Zelfs niet de meerderheid van allen, maar de minderheid.
De school waar het moet en de dichters zelf
niet meegerekend,
zullen dit er ongeveer twee op de duizend zijn.
Houden van-
maar van kippensoep met vermicelli kun je ook houden,
en van complimenten en de kleur blauw,
van een oud sjaaltje,
van je verzetten,
van de hond aaien.
Poëzie-
alleen, wat is poëzie eigenlijk.
Op deze vraag is al
menig weifelend antwoord gegeven.
Maar ik weet het niet en daaraan houd ik me vast
als aan een reddende leuning.
Poëzie zou " niets " als thema hebben, en dus alles...
Roberto Juarroz: Verticale poëzie VI 1975 pag 95
vertaling Mariolein Sabarte Belacortu
Het materiaal waarvan woorden worden gemaakt
en de specie die het bijeenhoudt
hebben mij stukje bij beetje
een geheim en eenzaam ritme geleerd.
Zo heb ik geleerd dat elke constructie muziek is
en dat elke muziek wordt gemaakt met blikken.
De blik van een woord is zijn betekenis,
tussen de trillende oogleden van een verlies.
Want wij kijken niet naar de woorden:
zij kijken naar ons
en misschien nog voorbij ons,
oogknipperend in een geheim en eenzaam ritme.
Misschien vind ik morgen een woord
dat nergens meer heen kijkt
en ook niet met zijn ogen knippert.
Een woord dat naar zich laat kijken.
Gaat taal over iets, is taal gelijk aan het besproken thema, of heeft taal een eigen leven en wetmatigheid?
Alberto Caeiro: O guardador de rebanhost ( de hoeder van kudden )
vertaling: August Willemsen
XXVI
Soms op de dagen van volmaakt en zeer scherp licht,
Waarop de dingen zo werkelijk zijn als ze maar kunnen zijn,
Vraag ik mij langzaam af
Waarom ik schoonheid toeken
Aan de dingen.
Een bloem bijvoorbeeld, heeft die schoonheid?
Is er soms schoonheid in een vrucht?
Nee: ze hebben kleur en vorm
en ze bestaan, meer niet.
Schoonheid is de naam van iets dat niet bestaat
En die ik aan de dingen geef in ruil voor het genot dat zij mij geven.
Hij betekent niets.
Waarom zeg ik dan van de dingen: ze zijn mooi?
Ja, zelfs mij, die alleen van leven leeft,
Bezoeken, onzichtbaar, de leugens der mensen
Met betrekking tot de dingen,
Met betrekking tot de dingen die eenvoudigweg bestaan.
Hoe moeilijk is het jezelf te zijn en slechts het zichtbare te zien!
Fernando Pessoa geeft hier een heel fijn staaltje mee van " interpretatie " van de
ideëenleer van Plato: schoonheid, goedheid, waarheid, bestaan die echt? En zelfs zo echt dat al het zichtbare niet echt is, slechts schijn? Is deze ommekeer van alles niet waanzinning?
Is " schoonheid" niet een eigenschap die ik, autonoom, toeken aan iets? En " schoonheid is de naam van iets dat niet bestaat".?
Rutger Kopland: Een man in de tuin 2004 *
MOEDER EN ZOON
Er is ergens een vijver, schrijft Ovidius
die ooit een moeder is geweest
"zij smolt weg in tranen", rouwend
om haar dood gewaande zoon.
maar hij leefde nog- hij had de dood gezocht
door van een rots te springen, maar hij viel niet,
in de woorden van Ovidius: " zwevend werd hij
in de lucht een zwaan met witte veren";
Die dingen gebeurden toen- soms was
de werkelijkheid zo ondraaglijk
dat er gebeurde wat niet kon.
Dit is alles wat wij weten: moeder en zoon
herenigd- je ziet in gedachten hoe een witte zwaan
wordt gewiegd door een vijver en je vraagt:
zou die vogel de rouw kennen van het water
en zou het weten wie het wiegt.
De metamorfosen van Ovidius tonen ons dat men de werkelijkheid inderdaad kan omkeren, via de oneindige mogelijkheden van de metafoor. Deze metafoor blijkt duidelijk fantasie te zijn , beeldspraak , en dus geen dogma zoals bij Plato.
Gertrui Seys: De zeventiger jaren 1999 *
THEY WILL NOT GROW OLD AGE 19
Ik ben maar even weg, zei je onder de vlag
We trouwen als ik weerkom, riep je nog
en hier groeit telkens weer een nieuwe dag
ik wacht maar stik in leugens en bedrog
wij tweeën lopen langs een strand
met Ian en May die we voor later droomden
ik schep de schelpen uit het zand
als jij en Ian en May in de zee wegstromen.
een levensgroot bedrog is uitgekomen
jouw toekomst werd enkel nog verleden
mijn verleden krijgt geen toekomst meer
jij wordt nooit oud, ik zal het altijd blijven
Dit oorlogsgedicht is even sterk als het " Klaprozen vers" van John McCrae.
Hoe verlies van toekomst alles ontneemt aan de menselijkheid.
Het is bovendien geschreven door de medesamensteller van " Spiegeltje"
Paul van Ostaijen Verzameld werk, poëzie 1928 *
MELOPEE
Onder de maan schuift de lange rivier
Over de lange rivier schuift moede de maan
Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee
Langs het hoogriet
langs de laagwei
schuift de kano naar zee
schuift met de schuivende maan de kano naar zee
Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man
Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee
Peter Doig A kind of Escape
Het leven als een eindeloze tocht naar het al van het niets, veel mooier kan je het niet schrijven. En het eigentijdse beeld van Peter Doig ,die heel vermoedelijk Paul van Ostaijen niet kent, spreekt voor zich.
Verzamelde gedichten uit de poëzieavond door de afdeling Westhoek van de Orde van den Prince op maandag 27 februari Deel II
Beste vrienden, het aantal en de kwaliteit van de inzendingen was zo overweldigend, dat een tweede deel werd gecomponeerd: lees en geniet mee!
Beste vrienden, als er in deze afdeling één persoon poëzie kende en gnuivend kon " onderwijzen", dan was dit zeker Daniël.
Het laatste gedicht is deel van een onooglijke lijkende map met onvoorstelbare diepgang. Dit gedicht lijkt mij een waardig sluitstuk van deze bundel, resultaat van deze schitterende collectieve activiteit.
Inzending voorgelezen door Koen Ringoot
Jantje zag eens pruimen hangen Dichter(s): Hiëronymus van Alphen
De pruimeboom
Eene vertelling
Jantje zag eens pruimen hangen,
o! als eieren zo groot.
't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
schoon zijn vader 't hem verbood.
Hier is, zei hij, noch mijn vader,
noch de tuinman, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
mist men vijf zes pruimen niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen,
en niet plukken: ik loop heen.
Zou ik, om een hand vol pruimen,
ongehoorzaam wezen? Neen.
Voord ging Jantje: maar zijn vader,
die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het loopen tegen
voor aan op het middelpad.
Kom mijn Jantje, zei de vader,
kom mijn kleine hartedief!
Nu zal ik u pruimen plukken;
nu heeft vader Jantje lief.
Daar op ging Papa aan 't schudden,
Jantje raapte schielijk op;
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
en liep heen op een galop.
' Zo leren kinderen wat goed en kwaad is en worden ze karaktervolle mensen: het ideaal van de verlichting. Van Alphen heeft ervoor gezorgd dat vrijere opvattingen over de opvoeding doordrongen tot brede lagen van de bevolking.
Van Alphen liet de kinderen zichzelf en de lezers lessen geven in deugden als naarstigheid, leergierigheid, dankbaarheid en nederigheid. Hij stelde zich niet zoals zijn voorgangers op als leermeester, maar als liefdevolle vader die vooral begaan was met het geluk van zijn kinderen, in de overtuiging dat geluk volgt uit godsvrucht en deugd.
In dit slot ligt mogelijk nog een andere reden voor het succes van ‘De pruimeboom’: anders dan in de andere vier berijmde ‘vertellingen’ huppelt het kind zonder expliciete les vrolijk het versje uit. De andere gedichten in de bundel dringen de lezers veel sterker een les op
Inzending van Mark Ingelaere
Ik zal een gedicht lezen van 'Keuntje' :
Maar wie is Keuntje zullen jullie zich afvragen ?
Zijn echte naam is Pierre Vandevoorde, een Frans-Vlaming, een boerenzoon geboren in Steenvoorde.
Hij leeft nog en is een zeventiger.
Waarom de naam 'Keuntje' ?
Zijn grootvader was keune-marchand, en iedereen zei Paul Keun en de zoon was Jacques Keun en de kleinzoon was Keuntje....
dus de familie Keuntje zei iedereen in Steenvoorde.
Dat was ook de tijd dat er veel bijnamen werden gegeven : De familie Sansen zijn de 'happe's' in Steenvoorde, in de wijk Sint-Laureins. (Waar de beeldenstorm begon), enz...
Hij heeft op jonge leeftijd heel mooie poëzie gemaakt in zijn 'moedertaal', -die een gesproken taal- is, een taal die hij niet geleerd heeft op school, maar van zijn grootouders en ouders. Vlaams spreken was ten strengste verboden in Frans-Vlaanderen.
In de beginjaren van Radio Uylenspiegel (Cassel ) werkte hij op jonge leeftijd mee aan Vlaamse programma's. Hij begon zijn programma telkens met een korte spreekbeurt in het Vlaams die begon met "Beste hurters"....Hij was in die periode de 'Stem van Vlaenderen' op R.U.
Het Frans-Vlaams is een versteende taal, en daarom zo bijzonder interessant voor dialectologen (Univ. Gent en Meertens instituut A'dam).
Het is een taal die niet is geëvolueerd zoals het Vlaams bij ons, die beïnvloed is door het Brabants, Hollands en Nederlands.
Het Frans-Vlaams is eigenlijk een soort Middelnederlands.
De Frans-Vlaamse streektaal wordt thans in zijn bestaan bedreigd en de situatie is zeer precair.
Tot in de jaren '60 werd het nog vrij algemeen gesproken, door de oudere generatie.
Nu zijn het de aller laatste der mohikanen, -een handjevol- die het nog iet of wat spreken.
Ik schat maximun een duizendtal in Frankrijk, iedere dag sterft er een moedertaalspreker en neemt zijn taal mee in het graf,
en er komen al lang geen nieuwe meer bij.
Ik heb een 15-tal gedichten van Keuntje die ik hier en daar heb gesprokkeld.
Een van mijn 'mentors' Gijs Van Ryckeghem heeft Keuntje en zijn ouders nog gekend en op bezoek geweest.
Ik heb een 15-tal gedichten van hem. Hierbij één voorbeeld.
Myn schoon vuul land, Pierre Vandevoorde
Och raar land
mee jun duuster weere,
en jun vuul weere.
Mee jun katyvern smoor,
die olle schoonhyd duukt,
die beesten en menschen duukt.
Woa 't leeven vorby goat,
lyk in vremde droomn,
uut eeuwsche tydn enoomn.
Doa, zoenger makkangers te zien,
de zeune die beeten trekt,
by pa die 't lof afstekt.
E koet(s)je die beugelt,
in en weyge round 't hof,
verloorn bachten 't koetrop. '
t Es en haage die kryscht,
bedeest, moa toch in 't leeven.
Nu bestoan er gen boomn,
gen veugels, gen geweld,
ollene ek in myn veld.
Rustig en koud, zoo es myn land,
Myn schoon vuul land.
Keuntje (1982)
inzending van Marc Dehantsetter
Guido Gezelle, priester-dichter is de gevoelige vertolker van sensaties in een heel beeldende maar vooral verklankende wijze van verzen maken:
Trillingen
Ik ben maar
een trilling
in d' oneindigheid
van klanken,
in het spectrum van kleuren.
Ik ben maar
en 'k zal zijn
en dat
vind ik fijn.
Bonte Abeelen
Wit als watte, en teenegader
groen, is 't bonte abeelgeblader.
Wakker, als een wekkerspel,
wikkelwakkelwaait het snel.
Groen vanboven is 't en, zonder
minke, wit als melk vanonder.
Onstandvastig volgt het, gansch,
't onstandvastig windgedans,
Wisselbeurtig, op en neder,
slaat het, als een vogelveder.
Wit en grauw, zoo, door de lucht,
'bonte-abeelt' de duyivenvlucht.
Eugeen Laridon Hij werd de oprichter en de directeur van het Centrum Licht en Ruimte in Roeselare, waarvan hij van 1964 tot 1994 de directeur bleef. De hoofdzetel van heel wat activiteiten binnen het bisdom Brugge was er gevestigd: de jeugdbewegingen, Caritas, de Parochiepastoraal enz. De voormalige School voor Maatschappelijk dienstbetoon, eerst gevestigd in de Leenstraat in Roeselare verhuisde ook naar Licht en Ruimte, maar niet voor lang. Laridon fuseerde de sociale scholen van Roeselare en van Kortrijk tot het Ipsoc, het Instituut voor Psychosociale Opleiding, met vestiging in Kortrijk.
Vrienden zijn als bomen
ze wachten tot je nog eens
langskomt en ze zijn
onverstoorbaar als je wegblijft.
Ook na maanden afwezigheid
kan je de draad weer opnemen,
omdat ondertussen
niets werd afgebroken.
Vrienden zijn als bomen
op een goede afstand
van elkaar geplant.
Zo moeten ze elkaar niets betwisten,
ze kennen ook geen afgunst,
maar nodigen wel elkaar uit
hoger te groeien.
Vrienden zijn als bomen
en bomen buigen niet
maar ze wuiven.
inzending van Monique Vandenbossche Met een klank van hobo ( 1980) Herman de Coninck
voor mekaar
Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast.
Zoals er in een oud woord als meedogen
meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast
om te hebben wat je had, elke keer weer.
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen.
Er is meer om van te houden.
Er zijn meer manieren om dat te doen.
Zelfs niets doen is er daar één van.
Gewoon bij mekaar zitten met een boek.
Of niet bij mekaar, in 't cafè om de hoek.
Of mekaar een paar dagen niet zien
en mekaar missen. Maar altijd mekaar,
nu toch al bijna zeven jaar.
inzending van Johan Termote
In bijlage mijn gedicht.
Infeite is het een songtekst getiteld Lente 22, een recente songtekst van Spinvis ( of Erik de Jong ). Dit om duidelijk te maken dat in de Oudheid en de middeleeuwen gedichten ook gezongen werden. De popmuziek heeft deze wijze van dit terug opgenomen en stilaan wordt duidelijk dat ook daar pareltjes te vinden zijn. De nobelprijs voor literatuur toegekend aan Bob Dylan bewijst dit.
Vraag me niet deze tekst te zingen, dit zou voor de toehoorders slechts moord- of zelfmoordgedachten te weeg brengen. Voordragen gaat ook niet, want de muziek is functioneel en draagt bij tot de betere beleving. Misschien kan dit op een of ander wijze ten gehore gebracht.
Spinvis
Lente 22
Spinvis is de eenmansband van Erik de Jong (Spijkenisse, 2 februari 1961).
Het nummer gaat over de “bevrijdende” lente van 2022, waarin de restricties die waren opgelegd als maatregelen tegen het coronavirus weer verdwenen. De verteller zit op een bankje in het park en bekijkt de andere mensen in het park. “Ik schrijf eigenlijk nooit over mezelf, zoals veel muzikanten van nu wel doen. Ik vind andere mensen veel interessanter.”
De scooter stond maanden lang voor het huis van zijn vriendin
Maar hij startte in een keer
Nu rijdt zijn dochter op dat ding
Ik had geen idee
Hij rookte wiet maar dronk niet veel
Hij leek me verder wel gezond
Er was muziek
Er kwam geen hond
De lente is voor iedereen
Een vogel zingt
De mensen kussen in het gras
Ik adem in
Ik wacht maar af
Wat er nog komt
Wat er nog wacht
Spiegel Spiegel aan de wand
Ik zag ons aan de overkant
In de ruiten van de stad
We kwamеn langzaam op ons af
We liepen rond
Er was geen schaduw op hеt plein
We aten ijs bij de fontein
We waren wie we konden zijn
Ik lachte wat
Gewoon iets stoms
Ik keek naar jou
Maar jij zag wat je toen al zocht
Dat weet ik nu
Jij lachte ook
Maar om iets anders dacht ik nog
Ze halen de bomen neer
Ze begrijpen het protest
Ze hebben rechten voor zichzelf
Ze hebben plichten voor de rest
Ze sturen aan
Ze kopen uit
Ze doen een bod
Ze geven namen aan de straten
En bestemming aan het lot
Wie hoort bij wie
Wat hoort bij wat
Er blijft geen traan
Er blijft geen hartslag ongemerkt
Vanaf het bed
Waarin je slaapt
Tot aan de randen van de stad
Het huis vanaf de straat
Hier ben je net 4 jaar
Een glas in iemands hand
Hier met je ouders op het strand
Dit is je school
Hier ben je mager en verliefd
Hier heb je dromen over ooit
Hier met de kerst
Hier met je man
Hier wordt het donker in je hoofd
Hier kijk je weg alsof je het zelf niet meer gelooft
Hier gaat het snel
Op deze ook
Hier sta je al niet meer op
Voor de moeder en het kind
Zingen engelen in koor
Als het grote orgel klinkt
In een stralend krans van licht
Ze betaalt zijn huur
Hier met die jongen in de bus
Hier van de riagg naar de detox
Van het kastje naar de muur
De lente is voor iedereen
Een vogel zingt
De mensen kussen in het gras
Ik adem in
Ik wacht maar af
Wat er nog komt
Wat er nog wacht
Lente voor iedereen
Het is lente voor iedereen
"legacy" van Daniël Herman :
Alberto Caeiro heteroniem van Fernando Pessoa, die hij heeft laten sterven enkele maanden voor zijn eigen dood. Caeïro wordt een anti-intellectueel, anti-romanticus, anti-subjectivist, anti-metafysicus, anti-dichter genoemd, hoewel dit allemaal vergezocht is want Caeïro is eenvoudig, meer zelfs: hij is. Wat hem zeer sterk doet verschillen van zijn schepper Fernando Pessoa die leeft in een onrust van metafysische onzekerheden, in sterke mate de oorzaak van zijn al dan niet geveinsde ongeluk. Caeïro is net het tegenovergestelde, hij vermijdt metafysica, onzekerheden en een geloof dat een betekenis zoekt achter alles. Caeiro is, de dingen zijn, meer niet.
Hij slaagt er aldus in zich te bevrijden van de angsten die de anderen in zijn omgeving wel ervaren omdat voor hem, de dichter Caeiro, we het recht niet hebben onze omgeving, en al wat daarin bestaat, meer toe te schrijven dan hun eenvoudige bestaan. Ons ongeluk, aldus Caeiro, komt voort uit onze onwil om onze horizon te beperken. Als dusdanig vloeit geluk voort uit het niet bevragen, en dus vermijden van twijfels en onzekerheden. Hij begrijpt de realiteit alleen via zijn zintuigen en wie geluk nastreeft moet volgens hem hetzelfde doen. Geluk is voor Caeiro eenvoudig bestaan, al is dat lang niet zo eenvoudig.
Caeiro is de incarnatie van de heiden, de landman, volgens sommige critici de pre-beschaving op zich.
Als God de bloemen en de bomen is
De bergen en de zon en maanlicht
Dan geloof ik in hem.
Dan geloof ik in hem op ieder uur
En heel mijn leven is één gebed en is één mis
En één communie met de ogen en de oren.
Afdeling Westhoek recruteert leden uit de ganse Westhoek.
Kort
onder leiding van Koen Ringoot en Monique Vandenbossche brengen een 10-tal leden een gedicht presentatie. Jan Verstraete zorgt voor het muzikale cello kader