LOF-prijs Nederlandse taal uitgereikt aan Taalunie na Simon Stevin symposium

Het was een jaar later dan gepland. Maar begin deze maand kon dan alsnog het symposium rond de herdenking van de vierhonderdste sterfdag van Simon Stevin plaatsvinden. Het werd georganiseerd door de Vlaamse Volks Beweging (VVB), de Marnixkring en de Stichting Nederlands, ondersteund door de Orde van den Prince, de Nederlandse Taalunie en de Beweging Vlaanderen-Europa. Na het symposium was er de uitreiking van de jaarlijkse LOF-prijs aan, deze keer, het Comité van Ministers van de veertigjarige Nederlandse Taalunie in de persoon van de Vlaamse minister-president Jan Jambon. De laudatio was van Luc Devoldere, oud-hoofdredacteur van De Lage Landen.

 

Het symposium en de prijsuitreiking had Jan Roukens, voorzitter en drijvende kracht achter de Stichting Nederlands, vorig jaar gepland te organiseren. Niet alleen de corona-epidemie gooide roet in het eten. Jan Roukens zelf overleed in augustus 2020. Maar hij slaagde er bijtijds in zijn geesteskind over te dragen aan bovengenoemde instanties. Zijn verdiensten werden dan ook terecht in het dagprogramma gememoreerd door zijn naaste assistent en helper van het laatste uur, Hans van Beurten.

Openingswoord

Het symposium vond plaats in het centraal in Brugge gelegen Crowne Plaza, dat eind jaren tachtig gebouwd werd op de crypte van de middeleeuwse Sint-Donaasbasiliek, welke nu dienst doet als een van de fraaie ontvangstruimten van het hotel. VVB-voorzitter Hugo Maes bracht er in zijn openingswoord met een historische schets de verbondenheid van de Lage Landen en hun gemeenschappelijke geschiedenis en taalcultuur tot leven. Dat begon met de Bourgondische edelen die 'de landen van herwaarts over', zoals de Nederlanden door de historici werden gedoopt, tot centrum maakten van hun rijk na het verlies van hun oorspronkelijke stamland. Daardoor voelden alle aanwezigen zich opgenomen in een met elkaar gedeelde geschiedenis – of zij nu kwamen uit Frans-Vlaanderen, Nederland of uit de Vlaamse gewesten. De daarop volgende uitvoerige belichting van de verbindende figuur van Simon Stevin (spreek uit: Steven) die van 1548 tot 1581 in Brugge woonde en daarna in Leiden en ’s Hage (Den Haag), gaf concreet uiting aan de beleving van dit idee.

 

Simon Stevin

Het leven en werk van Simon Stevin werd tot in de kleinste details uiteengezet door emeritus professor Guido Vanden Berghe, vorig jaar curator van de tentoonstelling over Simon Stevin in Brugge. Met als titel 'Stevin, wetenschapper uit de Lage Landen met een Europese uitstraling' ging Vanden Berghe allereerst in op zijn afkomst, opleiding, verblijf en activiteiten in Brugge. Als onwettig kind duurde het tot 1577 eer hij zelf beslissingen kon nemen. Hij was boekhouder in Brugge en maakte van daaruit verre reizen naar Pruisen, Polen en Zweden. In 1581 vertrok hij naar Leiden om daar aan de in 1575 door Willem van Oranje opgerichte universiteit te gaan studeren. Spoedig zou hij daar ook doceren aan de ingenieursschool van de universiteit. Daar ontmoette hij prins Maurits, die het belang begreep van de exacte vakken (wiskunde, mechanica) voor de vestingbouw en krijgskunst. Voor hem stelde Stevin speciaal een geschrift samen, Wisconstighe Ghedachtenisse, een soort samenvatting van de inzichten die de krijgsman nodig had. Maurits zou hem tot kwartiermeester van het Staatse leger benoemen.

Nederlandse namen

Het bijzondere van Stevins aanpak was dat hij theorie en praktijk (bij hem 'spiegheling' geheten) op een voor die tijd haast unieke manier met elkaar wist te verbinden. Een reeks van geschriften legde getuigenis af van zijn meesterschap. Van de Beginselen des waterwichts tot de Beginselen der weegkonst. Allemaal in het Nederlands, waarvan hij de voordelen in een apart geschrift, Uytspraeck vande Weerdicheyt der Duytsche Tael, beschreef. Hij bedacht Nederlandse termen voor de disciplines die hij beheerste: wiskunde, natuurkunde, meetkunde, scheikunde. Maar ook woorden als evenaar, evenwijdig, loodrecht, middellijn en raaklijn zijn van zijn hand. Zijn inzichten over de taal zijn een aparte studie waard. Grote uitstraling had zijn werk De Thiende, later ook in het Frans vertaald. Het maakte het rekenen met decimale breuken (cijfers achter de komma) mogelijk en vergemakkelijkte dus bij uitstek de handel. Pas na de Franse Revolutie zouden zijn inzichten wijd en zijd verbreid worden, maar Colbert, minister van Lodewijk XIV, maakte er reeds dankbaar gebruik van. Ook had Stevin ideeën over de politiek. Kortom, Stevin was een werkelijke homo universalis naar het ideaal van de Renaissance. Hij baande de weg voor onderzoekers als Pascal, Huygens en Newton later in de zeventiende eeuw. Stevin stierf in 1620 als naaste medewerker van prins Maurits.
 


 

Standbeeld

Dieter Viaene, archivaris van de stad Brugge, schetste in de middag de verwikkelingen rond de totstandkoming van het standbeeld van Simon Stevin dat na de scheiding tussen Noord en Zuid in 1847 in de stad Brugge werd opgericht. Patriottisch gezinde Belgen stonden daar lange tijd afwijzend tegenover, maar de liberalen wonnen uiteindelijk het pleit. Zij wilden juist Stevins betekenis voor heel Europa aantonen. In Den Haag vindt men overigens zijn borstbeeld in de Raamstraat waar Stevin op het eind van zijn leven een huis liet bouwen. Dat huis werd later afgebroken.

Positie van het Nederlands

In de namiddag was er een paneldiscussie over de huidige positie van het Nederlands. VVD-Kamerlid Judith Tielen, An De Moor, beleidsadviseur talen aan de KU Leuven en lid van de afdeling Gent Willem I, en Peter Debrabandere, docent Nederlands en hoofdredacteur van het ANV-tijdschrift Neerlandia kruisten er de degens. Traditiegetrouw werd de dag van de LOF-prijs muzikaal opgeluisterd door het Haarlemse Ampzing Genootschap. Voorzitter Joost Mulders bracht ook een relativerende noot in tijdens de discussie.
 

Van links naar rechts VVD-kamerlid Judith Tielen, beleidsadviseur talen aan de KU Leuven An De Moor,
Neerlandia-hoofdredacteur Peter Debrabandere en voorzitter Joost Mulders van het Ampzing Genootschap.

 

An De Moor wees erop dat het taaldecreet van de Vlaamse Regering, hoewel het onder druk staat, voorkomt dat het hoger onderwijs in Vlaanderen volledig verengelst. Kennis van het Nederlands blijft een vereiste voor docenten in het Vlaamse hoger onderwijs. Tielen wees van haar kant onder meer op de noodzaak in Nederland om laaggeletterdheid aan te pakken. Naar schatting 2,2 miljoen Nederlanders kunnen niet goed lezen. Ook de huidige opgroeiende schoolgeneratie in het voortgezet onderwijs heeft grote moeite met lezen. Wat ontbrak in haar betoog, was de hoog opgelopen controverse in Nederland over de vrijwel volledige verengelsing in het hoogste segment van het Nederlandse universitair onderwijs (de zogenaamde masters).

Karikatuur

Vanuit de zaal werd er door ondergetekende op gewezen dat Nederland een bepaling in de Wet op het Hoger Onderwijs (artikel 1.3 lid 5) kent die stelt dat de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid in het hoger onderwijs bevorderd moet worden. Maar de universitaire werkelijkheid is een volstrekte karikatuur van dit artikel geworden. In plaats van het een uitzondering te laten zijn (die de wet ten behoeve van het Engels toelaat) is deze uitzondering feitelijk door de dertien Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs tot norm verheven. Aan twee technische universiteiten werd het Nederlands zelfs volledig in de ban gedaan. Met hulp van het NUFFIC (de Nederlandse organisatie voor internationalisering in onderwijs) kwam een enorme stroom aan buitenlandse studenten op gang. Academische cursussen Nederlands werden door het NUFFIC stilzwijgend afgeschaft. Zo is er nu een generatie studenten opgegroeid die in het Engels werd opgeleid, maar toch voornamelijk in Nederland aan de slag zal moeten. Mevrouw Roukens-Casparie bracht de zorgen van haar overleden echtgenoot op dit punt duidelijk naar voren. Jan Roukens streed tot het laatst toe tegen de verdwijning van het Nederlands uit het Nederlandse hoger onderwijs. Inmiddels lijkt er een omslag gaande. Mevrouw Thielen beloofde de zaal dat zij zich sterk zal maken voor cursussen Nederlands aan de Nederlandse universiteiten.
 


 

Taalunieverdrag

De uitreiking van de LOF-prijs aan het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie vond plaats in de Gothische Zaal van het Brugse stadhuis. Daar werden de aanwezigen toegesproken door burgemeester Dirk De fauw van de stad Brugge (de kleine letter 'f' is geen typefout). Hans van Beurten maakte namens de Stichting Nederlands de toekenning van de prijs aan het Comité van Ministers bekend.
 


 

Vervolgens sprak Luc Devoldere, oud-hoofdredacteur van het Vlaams-Nederlandse tijdschrift De Lage Landen, de voor 2020 voorziene laudatio uit over het Taalunieverdrag dat 9 september 1980 in het Egmontpaleis in Brussel werd ondertekend. Om de aandacht van zijn gehoor te vangen, bediende Devoldere zich van een retorische truc: hij was zogezegd naar Brugge gekomen om een verdrag te begraven, niet om het te eren. Vervolgens wist hij via een lange omweg alsnog de mogelijke betekenis van het verdrag aan te geven. Hij bracht daarvoor de voorgeschiedenis van het verdrag in herinnering door te verwijzen naar de ideeën die de voornaamste inspirator daarvan, de toenmalige kabinetschef van verschillende Vlaamse ministers van cultuur en prominent Ordelid Johan Fleerackers, voor ogen had bij de realisering van de Taalunie. Het doel ervan was het bevorderen van de "integratie van Nederland en de Nederlandse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin". Dat hield formeel in dat de twee staten een deel van hun soevereiniteit afstonden aan een supranationale instelling. Van die integratie is alleen samenwerking overgebleven, aldus Devoldere. De ziel van het verdrag werd volgens Fleerackers gevormd door de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren: “Blijkt de Raad zonder inspiratie, dan valt ook de Taalunie in puin." De slotzin van Fleerackers' verantwoording luidde: "De Taalunie heeft slechts zin in zoverre de Nederlandssprekende er in zijn dagelijks bestaan iets aan zal hebben."
 


 

Eindpunt

Het verdrag is volgens Devoldere "niet alleen een beginpunt, maar achteraf bekeken, een eindpunt, de consecratie van een droom, die vooral in Vlaanderen werd gedroomd". In menig opzicht is het overleefd. De Taalunie zou vandaag de dag, aldus Devoldere, niet langer worden opgericht. Maar het verdrag was volgens hem in zekere zin ook onontkoombaar: tijdens het proces van de langzame emancipatie van Vlaanderen binnen de Belgische staat is het Nederlandse taalkundige en culturele model heel lang nodig geweest. Deze wederopstanding kreeg pas goed zijn beslag na de ondertekening van het verdrag. Van integratie zoals bedoeld in het verdrag kon toen geen sprake meer zijn. Mede daardoor is het Nederlands nu een pluricentrische taal geworden. Variatie is de mantra die ook voortdurend opstijgt uit de taalkunde. Maar, aldus Devoldere, het blijft belangrijk om, als het over het Nederlands gaat, altijd eerder de eenheid te benadrukken dan het verschil of de variatie. Het getuigt bovendien van democratisch inzicht om steeds weer de norm te benadrukken. Pas dan is variatie legitiem.

Terreinen van aandacht

Voor het Comité van Ministers van de Taalunie had Devoldere ten slotte drie terreinen van aandacht in gedachte. Het Nederlands in de wereld verdient meer ondersteuning van het Comité. Vergelijk onze inspanningen met die van landen als Zweden en Portugal, die een veel kleiner aantal moedertaalsprekers hebben. Nederland en Vlaanderen hebben, zo is uit onderzoek gebleken, veel baat bij een sterk internationaal onderwijs over hun taal en cultuur. Ten tweede: organiseer een echte politiek van meertaligheid. Engels is noodzakelijk maar niet voldoende. Frans en Duits zijn ook van vitaal belang voor de Lage Landen. Echte meertaligheid moet bovendien in het hoger onderwijs worden gecombineerd met een politiek van 'Nederlands, tenzij'. Functieverlies van een taal leidt onherroepelijk tot prestigeverlies. Ten derde: de leesvaardigheid moet in een tijd van digitalisering omhoog worden gekrikt. Dat is onmisbaar voor een democratische samenleving. Aan het eind bepleitte Devoldere dat Nederland het Nederlands vastlegt als de taal van het koninkrijk. Met als doorslaggevend motief: een samenleving en cultuur leeft niet alleen van meetbare vooruitgang, maar ook van symbolische representatie.

LOF-prijs


Vlaams minister-president Jan Jambon dankte namens het Comité van Ministers van de Taalunie voor de LOF-prijs, die gepaard ging met de uitreiking van enkele kunstzinnige attributen. Hij beloofde zich binnen het Comité en daarbuiten sterk te maken voor het Nederlands. Met een door het stadsbestuur van Brugge aangeboden receptie en een feestmaal werd een mooie dag besloten.

 

Paul van Velthoven
Lid van de afdeling Den Haag

 

 

Op de website van de VVB staat onder andere de volledige speech van Luc Devoldere en een groot aantal foto's van de beide bijeenkomsten.

Foto's: Francis Bruyninckx