Oud-president Frans Baert overleden

Frans Baert, oud-president van de Orde van den Prince van 1990 tot 1993 is deze zomer op 96-jarige leeftijd overleden. Frans was zijn hele leven lang een zeer gerespecteerd advocaat en zijn naam is verbonden aan grote wetsherzieningen. Daarnaast was hij decennia lang Senator en Kamerlid en droeg hij in die functies bij aan de federalisering van België. Minister van Justitie mocht hij van de Belgische koning niet worden. De afdeling Gent Willem I, waar Frans sinds 1966 een trouw lid van was, schreef een uitgebreid In memoriam. "Naar Frans werd geluisterd, zoveel is zeker."

 

 

Frans Baert werd in 1925 geboren in een zeer Vlaamsgezinde familie te Grembergen. Hij liep school aan het Heilig Maagd college te Dendermonde, waar hij de retorica beëindigde in 1944, om vanaf januari 1945 te starten aan de Katholieke Universiteit Leuven. Omwille van de oorlog was er immers tussen september en december 1944 nog geen les. Frans was een uitmuntend student en haalde diploma’s als doctor in de rechten, licentiaat notariaat, licentiaat in politieke en diplomatieke wetenschappen en een baccalaureaat in wijsbegeerte.

Volkskunstgroep De Kegelaar

Tijdens zijn studiejaren ontpopte hij zich ook als een zeer actief lid van de volkskunstgroep De Kegelaar. Deze groep ontstond uit cantussen en zangstonden van de klassieke studentenclubs tijdens de oorlog. Frans maakte er, ook als begenadigd violist, al snel deel van uit. Later zal hij al schertsend zeggen dat de groep eigenlijk niet bestond, maar wel "wandelde en danste". Binnen de groep werd algemeen beschaafd Nederlands gesproken, om zich te onderscheiden van de studentenclubs. De groep bestond uit zeventig leden, studenten met een radicaal Vlaamse overtuiging. Frans zou binnen die groep gedurende een aantal jaren deel uitmaken van de Puriteinen, een zevental leden, die het voortouw zouden nemen en onder andere pogingen ondernamen om het KVHV, dat toen nog behoorlijk belgicistisch was, te beïnvloeden en te infiltreren. Dat zal naderhand ook lukken en zij zullen hun stempel blijven drukken op de toekomst en de politieke strekking van het KVHV.

Frans was in die dagen ook woordvoerder van de Kegelaar. In een artikel beklaagt hij zich erover dat bijeenkomsten met mannen en vrouwen enkel mochten doorgaan in aanwezigheid van een professor of een priester. Het zal echter niet beletten dat Frans binnen de kring van de Kegelaar ook zijn latere echtgenote Lieve Vantyghem zal ontmoeten, met wie hij op 28 juli 1951 in het huwelijk trad. Op 4 augustus 1953 werd hun dochter Lutgart geboren.

In het academiejaar 1948-1949 was Frans ook praeses van het overkoepelende Leuvens Studentencorps.

Juridische verwezenlijkingen

Als gedreven jurist zal de naam van Frans Baert verbonden blijven aan twee zeer belangrijke, juridische verwezenlijkingen:

  • De wet van 14 juli 1976 rond wederzijdse rechten en plichten van echtgenoten en de huwelijksvermogenstelsels.
  • De wet van 14 mei 1981 met betrekking tot het erfrecht van de langstlevende echtgenoot.

Niemand betwist dat Frans Baert een uitmuntend jurist werd en was. Dit talent doordesemde zijn hele publieke leven, maar bovenal het beroep dat hem het nauwst aan het hart lag: de advocatuur. Hij was een advocaat in hart en ziel, verknocht aan de Gentse Balie, waarvan hij onafgebroken lid was sedert 1949. In een rusteloze queeste naar recht en rechtvaardigheid stond hij zijn cliënten bij, strijdbaar en weerbaar, zoals een advocaat hoort te zijn, maar steeds correct en respectvol voor zijn rechter en zijn tegenstrevers. Hij werd bewonderd om zijn tomeloze energie en werklust, zijn scherp verstand en welsprekendheid, maar tegelijk ook om zijn diepmenselijk mededogen en humor.

Meer dan vele juristen was hij gebeten op de ongerijmdheden of onrechtvaardigheden die voortvloeiden uit sommige, nochtans dikwijls goedbedoelde, wetteksten of rechterlijke uitspraken. Onvermoeibaar ging hij dan op zoek naar een rechtvaardige oplossing. Getuige hiervan de titel van zijn openingsrede uit 1956 voor de Vlaamse Conferentie van de Balie Gent:

"De goede trouw bij de uitvoering van overeenkomsten."

Advocatenassociatie

Vanaf 1968 werkte hij als vennoot van de mede door hem opgerichte advocatenassociatie Baert-Van Severen-Vanbiervliet, nadien Frans Baert en vennoten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een zo schrander en gedreven advocaat in 1965 verkozen werd tot Voorzitter van de Vlaamse Conferentie van de Balie Gent en later, in 1979, met een grote meerderheid van zijn confraters, tot Stafhouder aan de Balie. In die functie ontplooide hij al zijn talenten in dienst van de Gentse Balie: begripvol en verzoenend waar het kon, streng maar rechtvaardig waar het moest. Voor Frans Baert kon en mocht niet getornd worden aan de adel van het beroep van advocaat. Hij was de hoeder van de stipte naleving van de advocatendeontologie, die overigens gestalte kreeg in de Codex Deontologie van de Gentse Balie uit 1996, waarvan hij een van de toonaangevende auteurs was.

Samen met zijn goede vriend Stafhouder Paul Van Malleghem heeft Frans Baert decennialang de opeenvolgende Gentse Stafhouders en de Gentse Raad van de Orde van Advocaten met raad en daad bijgestaan. Hij was als het ware het 'geweten' van de Balie – in de beide betekenissen van het woord. De Gentse Balie zal hem dan ook diep erkentelijk zijn voor zijn onschatbare bijdrage. Zeer terecht zei de huidige Stafhouder van de Gentse Balie, Marnix Moerman, in zijn afscheidsrede: "Geen fierheid was meer op zijn plaats dan deze die u voelde om onze nummer één te zijn. U was graag onze nummer één, de advocaat aan onze balie met de grootste anciënniteit. U was onze terechte nummer één… Maestro, meester, grootmeester, mijn beste Stafhouder. Uw Balie groet U, voor altijd onze nummer één, dankbaar en dierbaar, U laat ons achter, met grote trots."

Politiek

Frans Baert was politiek geëngageerd. Hij werd onder meer bestuurslid van de Gentse afdeling van de Vlaamse Volksbeweging en bij de verkiezingen voor Kamer en Senaat van 1968 werd hij door de Volksunie aangeduid als gecoöpteerd Senator. Van 1971 tot 1987 zetelde hij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, waar hij veel werk zou verrichten met betrekking tot Grondwetherzieningen en staatshervormingen. Hij zorgde ervoor dat de residuele bevoegdheden bij de deelstaten terechtkwamen en dat er geen hiërarchie ontstond tussen wetten en decreten op federaal niveau en op het niveau van de gewesten en gemeenschappen. Dit bemoeilijkte misschien de bestuurbaarheid van de federatie (België), maar was bedoeld als een stap naar Vlaamse onafhankelijkheid.

Hij ontwikkelde als jurist ook een zeer goede relatie en samenwerking met Franstalige volksvertegenwoordigers, ondanks het feit dat hij een Vlaams-nationalist was. Er was veel wederzijds respect. Van 1971 tot 1984 was hij ook gemeenteraadslid van de stad Gent.

In 1977, bij het aantreden van de regering Tindemans II, werd hij genoemd als minister van justitie. Dit werd echter door de koning tegengehouden uit vrees voor een verdere, juridische regeling voor de amnestiekwestie.

Senaat

Bij de verkiezingen van 1987 werd Frans Baert opnieuw gecoöpteerd voor de Senaat. Hij nam in november 1990 deel, als afgevaardigde van het Belgische Parlement, aan een Internationaal Symposium georganiseerd door de Commissie voor de Grondwetsherziening van het Roemeense Parlement ter voorbereiding van een democratische nieuwe Grondwet voor Roemenië.

Frans Baert is ook de grondlegger van een doctrine, de zogenaamde Baertdoctrine. Het houdt een stap-voor-stapstrategie in op weg naar Vlaamse onafhankelijkheid via staatshervormingen. Een staatshervorming moet aan drie voorwaarden voldoen eer men ermee mag instemmen:

  1. Het moet een aanzienlijke stap zijn in de richting van meer zelfstandigheid.
  2. Het mag verdere stappen niet onmogelijk maken.
  3. Er mag geen onredelijke prijs voor betaald worden.

Orde van den Prince

In 1966 werd Frans Baert lid van de Orde van den Prince bij de toenmalige afdeling Gent I, nu Gent Willem I. Tussen 1969 en 1972 was hij lid van het afdelingsbestuur. In 1991 zou hij verkozen worden tot president van de Orde van den Prince. Het stond een beetje in de sterren geschreven dat dit ooit zou gebeuren. Frans droeg de Orde een zeer warm hart toe. Hij geloofde in en getuigde ook heel sterk over vriendschap en tolerantie, waarbij hij er stellig van overtuigd was dat een sterke overtuiging en een levendige, ook non-conformistische politieke activiteit kunnen samengaan met begrip voor de standpunten van anderen, met echte verdraagzaamheid, gekoppeld aan een hechte vriendschap. Bovendien geloofde Frans Baert ook heel erg in de beleving en uitbouw van de Nederlandse aard. Hij was een groot voorstander van integratie en osmose tussen Vlaamse en Nederlandse afdelingen. Hij wilde van afdelings- en grensoverschrijdende initiatieven, contacten en uitwisselingen een speerpunt maken van zijn presidentschap.

Zijn beleid zou zich ook toespitsen op uitbreiding. Zo werden effectief acht nieuwe afdelingen, waaronder Kaap de Goede Hoop, Lissabon en Rome, opgericht. Wat de buitenlandse afdelingen betreft, was hij van mening dat geen andere taal dan het Nederlands kon worden toegelaten.

Frans was van mening dat taalverfijning prominent op het voorplan moest staan van elk Princelid. Hij placht te zeggen: "Ach, men mag het horen waar men vandaan komt, maar het Nederlands moet goed en correct zijn, ik zou bijna zeggen: echt princelijk Nederlands." In die zin hield hij ook een pleidooi voor een kwaliteitsvolle, verdere uitbouw van de Orde.

Nederlandse cultuur in Europa

Frans was een belangrijk pleitbezorger voor het bevorderen van de Nederlandse cultuur en vrijwaren van de Nederlandse identiteit binnen het geheel van een groeiende Europese eenheid. Daarmee bedoelde hij niet dat de Orde haar stem diende te verheffen, maar wel discreet en zo doeltreffend mogelijk zou handelen op het ogenblik dat het belang van de Nederlandse gemeenschap in haar geheel, haar taal, haar cultuur en haar verdraagzaamheid, op het spel zou staan.

Zo stuurde hij in 1991 brieven aan alle Vlaamse en Nederlandse parlementsleden om het Nederlands in de Europese instellingen te handhaven. Aan de Vlaamse en Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken stuurde hij brieven met het oog op een gezamenlijk buitenlands cultureel beleid. Er is toen ook een dag van de Nederlandse cultuur georganiseerd in Parijs en er stond er een op het programma in Londen.

Toch was deze wat 'activistische' koers in verband met 'het naar buiten treden' van de Orde aanleiding tot heel wat meningsverschillen, vooral met de Nederlandse afdelingen. Wellicht ervaarde men zijn standpunten als te Vlaams en dus te verschillend met die van Nederland. Daarbij zullen contributieverhogingen met het oog op een cultureel programma en een sterk secretariaat aanleiding zijn tot een polemiek over de identiteit van de Orde. Frans Baert zou uiteindelijk, net voor het einde van zijn mandaat, met een principiële beslissing zijn ontslag indienen, waarbij hij duidelijk maakte dat hij het niet eens was met diegenen, die wilden terugkeren naar de situatie van absolute beslotenheid, waarbij de Orde nooit iets naar buiten zegt of doet.

Onderscheiding

Frans was Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau. Het daarbij horend ereteken sierde prominent de kist met het stoffelijk overschot bij zijn uitvaart. Op 17 oktober 1994 werd hij ontvangen in de Ambassade der Nederlanden, waar de toenmalige Ambassadeur Jan Warmenhoven hem de Koninklijke onderscheiding uitreikte. Zowel in de advocatuur als in Senaat, Kamer en de Gentse gemeenteraad, in vele verenigingen en als president van de Orde van den Prince heeft Frans zeer veel gedaan voor de Nederlandse taal en cultuur, ook in het buitenland. Het was uit erkentelijkheid voor al die inspanningen dat hij werd beloond met de koninklijke onderscheiding Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau.

Een man van principes

Frans was een goed redenaar, kon anderen overtuigen en daardoor ook goed samenwerken, maar hij was tevens een man van principes. Typerend is dat hij een tiental jaar geleden bij de verkiezing van een afdelingsvoorzitter fel zou tussenkomen, toen een voorstel werd gedaan om één iemand 'met handopsteking' als voorzitter te kiezen. Frans was van mening dat de statuten gerespecteerd moesten worden en dat een daadwerkelijke verkiezing moest worden gehouden, wat ook gebeurde. De uitslag was niet anders dan wat vooraf geopperd was, maar Frans liet zich duidelijk gelden als een man van principes en naar Frans werd geluisterd, zoveel is zeker.

Zijn opmerkelijke welsprekendheid stelde hij ten dienste van de idealen van de Orde, in gepaste tussenkomsten en uiteenzettingen, zowel publiek als in persoonlijke contacten, waarmee hij de unieke betekenis van de Keure zowel tot leven wist te brengen als belichaamde. Hij identificeerde zich daardoor meer dan gebruikelijk met de Orde zelf. Zijn boeiende inzichten, gedragen door een merkwaardig mengsel van theoretische en algemene eruditie enerzijds en pragmatische organisatorische bedrevenheid anderzijds, werkten inspirerend en motiverend op oude en vooral nieuwe leden. Hij was principieel en onwrikbaar bewogen, en als dusdanig onverwoestbaar jeugdig van geest. Zijn vriendschap was oprecht en trouw en steeds aangenaam gekleurd door een verfijnde charme. Op een natuurlijke wijze was hij aangenaam en gezellig interessant. Zijn poëtisch talent, ondersteund door een nagenoeg legendarisch geheugen voor gedichten, literaire teksten en liederen, maakten van vele conversaties behaaglijke momenten. Je keek naar hem op, als vakman én als woordkunstenaar. Ongeacht zijn leeftijd bleef hij begeesterd door een voorbeeldige intellectuele vitaliteit. Kortom, velen zijn door zijn persoonlijkheid, als lid en in de diverse verantwoordelijkheden die hij in de Orde waarnam, gegroeid in het geloof en de zending van de Orde van den Prince.

Frans Baert was één van de trouwste leden van de afdeling. Zelfs op hoge leeftijd, tot corona roet in het eten gooide, zou hij vrijwel altijd aanwezig zijn op de maandelijkse bijeenkomsten.

 

Foto: Wikipedia/Policarpus
 

Laatste jaren

De laatste dertien jaar van zijn leven vertoefde Frans in woonzorgcentrum Zonnehove. Hij zou daar samen met zijn echtgenote naartoe gaan, maar zij overleed enkele dagen voordien, op hun huwelijksverjaardag.

Tijdens de gesprekken met Frans in die laatste jaren vertelde hij met veel enthousiasme over zijn leven in Zonnehove en hoe dankbaar hij was voor alle goede zorgen van diegenen die hem omringden. Hij was bijzonder trots op zijn dochter en haar gezin, kinderen en (achter)kleinkinderen. Hij was vol lof over de medewerkers en zijn medebewoners. Zij leerden hem op hun beurt kennen als een intellectueel, belezen en veelzijdig persoon, met een groot hart voor zijn idealen, waar hij zoveel van zijn leven aan gewijd heeft.

Wij allen, leden van de Orde van den Prince in het bijzonder en de maatschappij in het algemeen, zijn hem zoveel dankbaarheid verschuldigd.

 

Dirk Portier
Voorzitter Gent Willem I

 

Met inbreng van Lutgart Baert, Herman Deroo, Philippe Leroy, Achiel Van Cauwenberghe en William Van de Velde