'Door den oorlog moeten lijden' - De Voerstreek 1914-1918

 

De Eerste Wereldoorlog in Voeren. Dat stond begin november centraal in de afdeling Haspengouw bij een lezing van Rik Palmans, gepensioneerd leraar wetenschappen en informatica, fervent natuurgids en kenner van de geschiedenis van Voeren. Samen met Guido Sweron schreef hij er in 2014 een boekje over, Door den oorlog moeten lijden. Hierin werden verhalen opgetekend uit de mond van mensen die de Eerste Wereldoorlog in Voeren persoonlijk hadden meegemaakt. Hij maakte gebruik van boeken, kranten, notities en dagboeken uit die tijd. Een selectie van enkele van deze bronnen.

Bronnen: persoonlijk, neutraal en soms fictief

Lambertus (Bert) Mokveld, journalist uit Maastricht schreef behoorlijk kritisch over het optreden van de Duitse troepen. Voor actueel nieuws waagde hij zich, met een visum geldig tot de grensplaats Visé (vlak onder de Nederlandse grens), langs de Duitse wachtposten tot in Luik. Na een publicatie over de Duitse represailles in Leuven kwam er een aanhoudingsbevel, maar hij kon tijdig wegkomen. Informatie uit lokale bronnen werd gevonden in notities van de franciscaan Polycarpus van Schaik (Voerstreek) en het dagboek van leraar Charles O’Kelly (Luik). Het was voor hen niet zonder risico militair gevoelige informatie te verzamelen.
 

 

Maar er waren ook fictie-auteurs. Fake-news-avant-la-lettre zoals De franc-tireur van Warsage van Jean-Louis Pisuisse, in 1914 oorlogscorrespondent voor De Telegraaf. Uit de artikelen die hij schreef, valt op te maken dat hij nooit in de Voerstreek is geweest. Op een afbeelding van het verwoeste Visé werd zijn foto op een van de ruïnes in Visé geplakt.

 

                

 

De slag om de forten van Luik

Op 2 augustus 1914 trok het Duitse leger door België via de kleine vlakte tussen de Nederlandse grens en de Ardennen op weg naar Frankrijk. Het belangrijkste obstakel voor die invasie was de fortengordel rond Luik. Het Maasleger van 50.000 man stond klaar voor de verdediging ervan. Door die slag om de Luikse forten raakten de dorpen van de Voerstreek al vanaf de eerste dag betrokken bij de oorlog. Paarden, hooi, stro en levensmiddelen werden gevorderd door het Belgische leger. In Moelingen legden de Duitsers eerst een pontonbrug aan. Later vervingen ze die door een brug op palen. Daarvoor gebruikten ze ook materiaal uit de huizen van Moelingen en Lixhe.

 

 

Opmars

Op 8 augustus trok een 10.000 man sterke legermacht over de brug verder naar Belgisch Limburg. In Sint-Truiden kwam het tot schermutselingen tussen Duitse patrouilles en burgerwachten. Door Duits artilleriegeschut vielen 20 burgerslachtoffers, waarop de stad zich overgaf. 122 leden van de burgerwacht werden als krijgsgevangenen lopend afgevoerd naar Aken. In Remersdaal zorgde de bevolking voor wat eten en drinken. Vanuit Aken ging het per trein naar een kamp in Sennelagen. In de loop van 1915 kwamen de burgerwachten en officieren terug naar huis.
 

Zolang de forten in Luik niet waren uitgeschakeld, moesten alle Duitse troepenbewegingen plaatsvinden via Moelingen. Rondom het dorp ontstond een enorm legerkamp. De foto rechts werd genomen bij het kruispunt van de weg Withuis-Berneau met de weg Moelingen-’s-Gravenvoeren. De 'krijgsgevangenen' op de voorgrond zijn geen soldaten maar gijzelaars of gevorderde burgers uit Visé. Ze moesten helpen bij de aanleg van een nieuwe weg naar de brug over de Maas.                                                            

 

Nieuwsgaring en ramptoerisme

Aan de Nederlandse grens verzamelden zich journalisten en fotografen om verslag te kunnen doen van het oorlogsgebeuren. Het enorme Duitse legerkamp leende zich daar uitstekend voor en de Duitsers vonden het best. Ze toonden zich over het algemeen zeer voorkomend tegenover de Nederlandse pers. Ook Nederlandse burgers kwamen zich vergapen aan het spektakel. Van op de Nederlandse grens zagen ze het Duitse leger passeren. Van op de hoogte van de Mescherhei zag men hoe Visé, Berneau en Moelingen in brand gestoken waren door Duitse soldaten.

 

 

De franc-tireurs en represailles tegen burgers

In de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) vochten aan Franse zijde groepen gewapende burgers, franc-tireurs genaamd. In 1914 verbood het internationale oorlogsrecht de deelname van burgers aan krijgsverrichtingen maar de Duitse legerleiding had zijn officieren opdracht gegeven eventuele franc-tireurs terstond te laten executeren. Stootten de Duitsers in België inderdaad op franc-tireurs? Tot op de dag van vandaag wordt gediscussieerd over zo’n georganiseerd verzet van burgers. Er werd veel 'fake news' over de situatie verspreid, waarin Duitsers vaak als slachtoffer werden afgeschilderd.

De Duitse soldaten waren er in 1914 van overtuigd dat er van alle kanten op hen werd geschoten. In Moelingen werd bijvoorbeeld Toussaint Timmers samen met zijn broer ter plekke geëxecuteerd nadat hij kwaad werd omdat de Duitsers zijn winkelruiten hadden ingeslagen. Ter afschrikking begroeven ze hem met één hand boven de grond uitstekend. De foto ging de wereld rond en werd zo het symbool van wat de oorlog in België betekende. Ook het bezit van een vuurwapen werd met de dood bestraft. In het legerkamp in Moelingen werden naar schatting twaalf gijzelaars (uit Warsage, Berneau en Voeren) vermoord. Na de oorlog zou blijken dat in die eerste oorlogsmaand meer dan 5.000 Belgische burgers waren omgekomen, meestal als represaille zonder enig serieus onderzoek.

 

 

Vluchtelingen

In de Nederlandse tijdschriften van die tijd verschenen tal van foto’s over de vluchtelingenstroom die naar Nederland op gang kwam. De mensen vonden onderdak in scholen en bijvoorbeeld in de eetzaal van het Zinkwit in Eijsden. In eerste instantie konden ze nog op de sympathie en steun van de Nederlandse bevolking rekenen. Later veranderde dat wel. Zo beschrijft Polycarpus van Schaik de Walen die hij in Maastricht zag rondlopen als 'ondankbaar en ongelovig tuig' waaraan 'de politie handen vol werk heeft'. Een deel van de vluchtelingen keerde na verloop van tijd terug naar huis. Anderen kwamen in speciale 'Belgenkampen' terecht. In Maastricht kwam er zelfs een Belgische, Franstalige school voor de vluchtelingen en verschenen er Franstalige kranten. Le Courrier de la Meuse was het initiatief van Dieudonné Thonon uit Visé.

 

 

Armoede, vorderingen, sancties, en executies

Omdat de Duitsers verder naar het westen trokken, keerde de rust in de dorpen van de Voerstreek terug en volgden vier jaar van bezetting.  De boeren produceerden hun eigen voedsel, maar in de steden leed men honger. Er werden burgerwachten opgericht om diefstal van voedsel en vee te voorkomen. De Duitsers eisten ook voortdurend goederen op. Officieel betaalden ze daarvoor, maar de prijs was lager dan op de normale of zwarte markt. Voor boeren of gemeenten, die de vereiste hoeveelheden niet konden of wilden leveren, volgden sancties. Zo werd Moelingen in 1917 gestraft met het stopzetten van de bevoorrading in suiker en aardappelen, omdat men te weinig boter had geleverd. Ook konden vee en goederen in beslag genomen worden.

 

Een elektrische draad langs de grens
 

Tot in 1915 was de grens duidelijk zo lek als een zeef en werden goederen vanuit Nederland naar België gesmokkeld. Daarna sloten de Duitsers de hele grens van Vaals tot Cadzand af met een elektrische versperring. Omdat in de Voerstreek deze draad niet strikt de grens volgde, kwamen hele dorpen, zoals ’s-Gravenvoeren, Teuven en De Plank, tussen de draad en de grens te liggen. De bewoners waren dus extra geïsoleerd. Smokkelaars hadden het daar dan weer iets gemakkelijker.
 

De draad bestond uit vijf boven elkaar geplaatste stroomdraden, geladen met 1000 tot 1500 Volt. Er stond slechts op één of enkele echt stroom, maar men wist nooit op welke. Aan weerszijden van die draad lagen nog twee lagere prikkeldraadafsluitingen zonder stroom. Op enkele plaatsen waren er poorten, soms alleen voor voetgangers maar ook voor voertuigen en in Moelingen zelfs voor de trein Luik-Maastricht. Naar schatting hebben tussen 25.000 en 30.000 mensen de draad kunnen oversteken. Ongeveer 500 van hen zouden hun poging met hun leven bekopen.

 

Einde en nasleep van de oorlog

Op 10 november 1918 kwam op de grens tussen Moelingen en Eijsden de Duitse keizer per trein aan om in Nederland asiel te vragen. De foto links toont een wachtende keizer op het perron van station Eijsden.

 

 

Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand afgekondigd. In elk Voerens dorp is wel een monument te vinden dat aan deze oorlog herinnert en nog elk jaar vindt daar op 11 november de herdenking van die wapenstilstand plaats.

 

 

Anne van den Berg
Afdeling Haspengouw