Nieuwe gewestpresident Brabant-West Wim Hüsken: "Het is een levendig gewest"

Zijn gewest Brabant-West draait op zich goed, vindt de nieuwe gewestpresident Wim Hüsken. Maar het kan altijd nog een beetje beter. Daarnaast is hij blij dat de Orde de laatste jaren 'naar buiten treedt' door standpunten in te nemen, iets wat heel lang taboe was binnen het genootschap. "De Orde heeft een goed verhaal te vertellen en kent tal van leden die dit uitstekend kunnen verwoorden."

 

Hoe lang ben je al lid en welke functies en/of verantwoordelijkheden heb je binnen de Orde van den Prince sindsdien zoal gehad? Sinds wanneer ben je gewestpresident?

In 2004 maakte ik als conservator van de Stedelijke Musea Mechelen een tentoonstelling over de beeldhouwer Herman De Cuyper uit Blaasveld (een dorp bij Willebroek). In de aanloop ernaartoe maakte ik kennis met Herman Candries (oud-president van de Orde) en Cas Goossens, beiden lid van de afdeling Mechelen, nu 'Heerlickheyt Mechelen', van de Orde. Ze vroegen me of ik geïnteresseerd was om lid te worden van hun afdeling. Ik was een Nederlander die in Mechelen werkzaam was met een uitgebreide internationale werkervaring en ik zou misschien iets voor de Orde kunnen betekenen. Ik kende de Orde vanuit Melbourne, waar ik tussen 1988 en 1992 werkte aan de universiteit. Daar kreeg ik op gezette tijden een literaire knipselkrant doorgestuurd door een afdeling van de Orde - helaas weet ik niet meer welke afdeling dat was.

Al gauw werd ik gevraagd secretaris te worden van onze afdeling, hetgeen ik zes jaar lang heb gedaan. In 2021 vroeg Frank Judo of ik gewestelijk NT&C-coördinator wilde worden en aan het eind van zijn termijn als gewestpresident suggereerde hij dat ik hem wellicht zou kunnen opvolgen. In de Gewestraad van maart 2024 bleek er geen tegenkandidaat te zijn en sinds 1 september van dat jaar ben ik dus 'in functie'.

 

Waarom ben je toentertijd lid geworden?

In een eerste gesprek met het toenmalig bestuur van de afdeling Mechelen werd me al gauw duidelijk dat de doelstellingen van de Orde in het verlengde lagen van wat ik zelf altijd heb nagestreefd: aandacht voor de Nederlandse taal en cultuur, dit laatste in de breedste zin van het woord. Mijn ervaring in het buitenland had me geleerd dat dit niet altijd evident is, zelfs niet bij autochtone Nederlanders en Vlamingen. Daar kon de Orde wellicht iets aan doen. Maar 'naar buiten treden' was een heikel punt. Ik heb me daarover altijd verwonderd en ben dan ook blij dat hier nu op een andere manier mee wordt omgegaan. De Orde heeft een goed verhaal te vertellen en kent tal van leden die dit uitstekend kunnen verwoorden.

Wat doe of deed je naast de Orde van den Prince?

Eind 2003 kwam ik naar Mechelen vanuit Auckland in Nieuw-Zeeland, waar ik vijf en een half jaar aan de universiteit had gewerkt als 'senior lecturer' en 'Associate Dean of Arts'. Ik was toen vijftig jaar oud. Nederlandse taal en literatuur trok niet voldoende studenten meer en zo was ik te duur geworden voor de universiteit. Gelukkig had ik in Melbourne een kunsthistorica leren kennen die in 2003 juist bezig was met de tentoonstelling 'Dames met klasse' over Margareta van York en Margareta van Oostenrijk. Toen zij hoorde van een vacature als conservator in Mechelen, tipte zij het departementshoofd Cultuur van de stad: "Een specialist op het terrein van de zestiende eeuw is juist teruggekeerd uit Nieuw-Zeeland. Laat hem mee solliciteren." Zo kwam ik, geen kunsthistoricus maar historisch letterkundige, in Mechelen terecht waar ik tot mijn pensioen, begin 2018, met veel plezier heb gewerkt. Het werk als conservator leerde ik al doende.

Waarom wilde je gewestpresident worden?

Het gewest Brabant-West is een levendig gewest. Dat merkte ik in de vergaderingen van de Gewestraad. Maar misschien konden de afdelingen elkaar wat beter leren kennen en waren er nog andere zaken die het reilen en zeilen van het gewest konden verbeteren? Nadat ik twee leden van de eigen afdeling had gevraagd of ze mij als gewestpresident zouden zien, en die daarop positief reageerden, besloot ik 'ja' te zeggen op de vraag van Frank Judo om hem op te volgen. Ik wil graag het beste naar voren halen in de afdelingen en de afdelingsvoorzitters. Met hulp van de overige leden van het dagelijks bestuur van het gewest, secretaris Joanne Celens en penningmeester annex NT&C-coördinator Michael Ralph, hoop ik dit te kunnen realiseren.

Wat is het belangrijkste dat je nu gaat oppakken?

Verschillende zaken. Uit de eerste Gewestraad, die we enkele maanden geleden hielden, bleek dat er een vraag bij de afdelingsvoorzitters was naar de rol die de gewesten binnen de Orde spelen. Het nut ervan staat buiten kijf, maar hoe krijg je de leden van de afdelingen zo ver dat zij dit ook zien? Met andere woorden: een gewest moet leven ingeblazen worden en de leden ervan moeten gestimuleerd worden om mee te denken over de richting die we uit willen. Een tweede punt is de website van het gewest. Ik heb gezien dat die voor Brabant-West niet echt goed gevuld is en niet goed functioneert. Daar wil ik iets aan doen en ik ben van plan dit zelf aan te pakken.

Hoe denk je dat je na je afscheid herinnerd zal worden?

Als de voorzitters en de leden van de afdelingen mij herinneren als iemand die altijd een oor te luisteren wilde leggen inzake de wensen en de gevoelens die leven binnen de afdelingen en het gewest, dan zal ik een tevreden mens zijn.

Waar doet een afdelingsvoorzitter je tijdens een etentje geen plezier mee?

Die etentjes - ik heb nog geen afzonderlijke etentjes met afdelingsvoorzitters gehad - wil ik zelf betalen om zo te laten merken hoezeer ik hun betrokkenheid bij de Orde en hun werk binnen het gewest waardeer. Ik heb inmiddels al bij verschillende afdelingen nieuwe leden geïnstalleerd en ben ook aanwezig geweest bij het vijftigjarig jubileum van de afdeling Sint-Genesius-Rode-Beersel. Ik heb gemerkt dat het met de amicitia in deze afdelingen wel snor zit. Over de afdelingsvoorzitters kan ik bepaald niet klagen. Ze staan stuk voor stuk paraat om de werking van het gewest en de Orde te verbeteren.

Wat weet (haast) niemand binnen de Orde van den Prince over jou?

Dat ik niet ambitieus ben, al lijkt dat soms zo. Ik ben dat wel als het gaat om mijn academisch specialisme: de literatuur van de rederijkers. Maar als gewestpresident beschouw ik me als 'een Chinese vrijwilliger', zoals ze dat hier in Vlaanderen zeggen. Eentje met de beste bedoelingen.
 

Foto boven het artikel: Wim Hüsken (rechts) en Jacques Niederer, voorzitter van de afdeling Bergen op Zoom, waar Wim Hüsken vorige week een lezing verzorgde over rederijkers, rederijkerskamers en rederijkerstoneel in de Lage Landen tijdens de late Middeleeuwen en de Renaissance.