De evolutie van het Nederlands

Professor Freek Van De Velde is hoogleraar Nederlandse taalkunde en historische taalkunde aan de KU Leuven. Bij de afdeling Diest sprak hij vorige maand over de vraag waar het Nederlands nu eigenlijk vandaan komt. Hij moest er bijna 10.000 jaar voor terug in de tijd.
Het onderzoek van professor Freek Van De Velde richt zich op taalvariatie, taalverandering, kwantitatieve taalkunde en culturele evolutie van taal. Tevens is hij een veelgevraagd spreker en auteur van ondere andere het vorig jaar verschenen boek Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Met zijn 46 jaar is hij toch wel een 'jonge prof'. Op zijn enthousiaste, energieke wijze wist deze bevlogen verhalenverteller de 33 aanwezigen, waaronder drie gasten, te begeesteren.
Taalcontact
De motor achter taalverandering is taalcontact, stelde professor Van De Velde. Hierin spelen vooral migratie (volwassen tweede taalverwervers) en prestige (bijvoorbeeld het Frans in de Middeleeuwen) een grote rol.
Dit is de tijdslijn van de evolutie van de Indo-Europese talen:
- Proto-Indo-Europees: 3.000 v. Chr.
- Proto-Germaans: 2.000 v.Chr.-500 na Chr.
- Oudnederlands: 700-1200
- Middelnederlands: 1200-1500
- Nieuwnederlands: 1500 tot nu
Stroomversnelling
Vanaf de 18e eeuw kwam de historische taalkunde in een stroomversnelling. Wetenschappers als William Jones, Lambert ten Kate, Jacob Grimm, Rasmus Rask en Franz Bopp zochten verder dan de oude gekende Griekse en Latijnse teksten en ontdekten, zowel in woordenschat als in grammatica, nieuwe verbanden met het Sanskriet. Het Indo-Europees was reeds een wonderlijke, complexe taal. Sir William Jones en anderen konden een stamboom van onze taal opstellen die duizenden jaren verder terug liep dan tot dan toe gekend. Dit lukte voor bijna alle Europese talen, behalve voor het Baskisch, Fins, Hongaars en Turks.
Pletwals
Hoe kan het dat het Indo-Europees zich als een pletwals verspreidde over Europa? Hierover bestaan twee hypothesen:
- De Koergan-hypothese: woeste krijgers te paard kwamen uit de Oekraïense, Pontische steppen zo’n 5.000-6.000 jaren geleden. Maar zij schreven nog niet. Dit was een snel proces.
- De Anatolische hypothese: boeren uit Anatolië kwamen westwaarts zo’n 8.000-9.500 jaar geleden. Dit verliep traag.
Comparatieve methode
De taalwetenschappers gebruikten archeologie, genetica en, binnen de linguïstiek, de comparatieve methode en woordreconstructies. Het woord water bijvoorbeeld werd gereconstrueerd in vele talen: Gotisch, Umbrisch, Latijn, Grieks, Sanskriet, Litouws, Armeens, Albanees, Hettitisch, Tochaars, Oudiers en Oudkerkslavisch. Ze probeerden erfwoorden te onderscheiden van ontleningen en daarbij anachronismen te vermijden. De Anatoliërs gebruikten de woorden wiel, metaal, wol. Maar ze hadden nog geen paarden. Omdat de Koerganstrijders later kwamen, kenden zij reeds de landbouwtermen. Op die manier kon men een correcte tijdslijn tekenen.
Fabel
De Duitse taalkundige August Schleicher kon in de 19e eeuw een volledige fabel reconstrueren in het Proto-Indo-Europees. De titel is 'De schapen en de paarden'. Werkelijk een verbluffend werk! Bij de verdere evolutie naar het Germaans nestelden zich veel onzuiverheden (dialect) in het Indo-Europees. Zowel nieuwe lokale woorden als veranderingen in de grammatica beïnvloedden onze taal. De sprekersgemeenschap groeide in aantal en er kwamen ook meer volwassen tweede taalverwervers. Daardoor werd de grammatica minder complex. Men gebruikte meer hulpwerkwoorden, meer voornaamwoorden en een andere woordvolgorde. Het geheel van deze verschijnselen wordt deflexie genoemd. Als voorbeeld haalde de spreker aan hoe in het Dalabon, een Aboriginal taal uit Noord-Australië, één woord hetzelfde kan uitdrukken als een ganse paragraaf in het Nederlands. Vandaag bestaan in het Yagua, gesproken in het noordoosten van Peru, nog vijf verschillende verleden tijden.
Oudnederlands
Door vermengingen vanaf het westen (het Noordzeegermaans, ook wel het Ingvaeoons genoemd) en het oosten (het Frankisch) evolueerden we naar het Oudnederlands. Dit situeert zich tussen het Engels en het Duits. Zo ontstond onder andere de grens tussen de meervoudsvormen op -s en op -en. In de periode 1100-1300 trok de grote rijkdom van Londen en Parijs veel arbeidsmigranten aan, wat zorgde voor taalverandering. Het prestige van de Franse taal had ook een grote invloed op onze taalevolutie. Zo werd de verleden tijd anders gevormd en viel de 'h' weg in veel dialecten. Nog steeds zijn er verschillen tussen het westen en oosten van het land. Die verschillen schuiven geleidelijk op naar het oosten en zijn meer uitgesproken in de stedelijke gebieden.
Na de voordracht kwamen er nog heel wat vragen los. De enthousiaste professor had de aanwezigen duidelijk weten te boeien.