900 jaar Tienen en de Hollanders

In de loop van de geschiedenis heeft Tienen op allerlei manieren te maken gehad met de 'Hollanders' - of zoals ze in Tienen zeggen, d’Ollanders. Om alle misverstanden uit de wereld te helpen: voor een Tienenaar zijn alle Nederlanders Ollanders. De relatie was allesbehalve eenduidig. Soms waren de Hollanders toevallige passanten, soms vijanden, soms religieuze vernieuwers en soms economische partners.

Voormalig archivaris en museumconservator Staf Thomas vertelde het verhaal op een ontmoeting tussen de afdeling Tienen en de afdeling Leiden.

 

In 1173, het jaar waarin de bouw van de toren van Pisa begon, passeerde ene Diederik van Kampen, een filosofiestudent uit Overijssel, door Tienen. Hij studeerde in Parijs en was op weg naar huis voor de paasdagen. Zijn verblijf in Tienen eindigde tragisch, toen een herbergier hem vermoordde om extra 'inkomsten' te verkrijgen. Het lichaam van Diederik werd in een poel gegooid, die op de plek van de huidige Grote Markt lag.

Volgens de legende begonnen er daarna mysterieuze lichten boven het water te zweven, wat de inwoners ervan overtuigde dat hier een kerk ter ere van Maria moest komen. Dat leidde uiteindelijk tot de bouw van de gotische Onze-Lieve-Vrouw-ten-Poel-kerk.

Bloeiende stad

Tienen was in de middeleeuwen een bloeiende stad, die qua aantal inwoners maar een paar steden in Brabant moest laten voorgaan: Brussel, Leuven, Den Bosch, Mechelen en Breda. Belangrijke inwoners droegen bij aan het intellectuele erfgoed van de stad. Beatrijs van Nazareth, een cisterciënzer non, schreef het mystieke Middelnederlandse werk Van seven manieren van heiliger minnen. Thomas Scellinck bezorgde met zijn Boeck van Surgien een baanbrekend werk over geneeskunde. Beide handschriften worden bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Diepenveen

Aan het begin van de vijftiende eeuw trokken vier vrouwen uit Diepenveen naar Tienen, geïnspireerd door de moderne devotie van de theoloog Geert Grote. De stad had haar hoogtepunt toen al gehad en voorbij en het aantal inwoners was gedaald tot 8.200 in 1437, maar ze had toch nog genoeg aantrekkingskracht om kloosterstichtingen te begunstigen.

De moderne devotie was een beweging die een levenswijze geïnspireerd op de eerste christenen propageerde. Ze trok vrouwen aan die een religieus leven wilden leiden zonder zich volledig van de wereld af te scheiden. In Tienen ontstonden in die tijd twee vrouwenconventen: Barberendal en Kabbeek.

Griete Dagens

In Barberendal verbleef priorin Griete Dagens vijf jaar om de vrouwen aldaar te begeleiden. Het succesrijke convent werd uiteindelijk opgenomen in de Congregatie van Windesheim. Kabbeek werd opgericht in 1414, met directe invloed van drie Diepenveense zusters: Elseke Stockvisches, Stijne Roevers en Lamme Santings. Elseke werd zelfs de eerste priorin. Het convent had nauwe banden met de graven van Nassau, de toenmalige heren van Diest.

Bourgondische Nederlanden

Later in de vijftiende eeuw werden de Brabantse steden, waaronder Tienen, steeds meer ingelijfd in de Bourgondische Nederlanden. De dood van Karel de Stoute, hertog van Brabant, in 1477 leidde tot een machtsstrijd. Brabantse ambachtsgilden probeerden meer macht te verkrijgen, maar werden uiteindelijk onderworpen door aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk. Tienen werd zwaar getroffen door de economische gevolgen hiervan. Hoge boetes en schadevergoedingen legden de stedelijke financiën lam, de stad verloor haar autonomie en werd voortaan afhankelijk van Habsburgse bestuurders.

Dat proces werd versneld door militaire conflicten en rampen, waaronder de gewelddadige plundering door de troepen van Karel van Egmond, de hertog van Gelre en de graaf van Zutphen in 1507.

Religieuze spanningen

De zestiende eeuw bracht religieuze spanningen, onder meer door de opkomst van de reformatie. Twee Hollandse vrouwen in Tienen, Anna Adriaens en Barbara Beckers, werden gearresteerd op verdenking van ketterij. Hun huis werd doorzocht en er werden vijf Lutherse boeken gevonden, verstopt in de houtvoorraad. Uiteindelijk werden ze vrijgelaten, maar hun zaak illustreerde de veranderende godsdienstige sfeer in de stad. Zeker welgestelde burgers waren de reformatie niet ongunstig gezind.

Een ander voorbeeld is het turbulente levensverhaal van Hendrik Boxhorn of Henricus Boxhornius. Hij werd priester en landdeken in Tienen, maar vluchtte later naar Duitsland. Daar bekeerde hij zich tot het lutheranisme en uiteindelijk verhuisde hij naar Nederland, waar hij calvinist werd. Zijn kleinzoon, Marcus Zuerius Boxhornius, werd een vooraanstaand linguïst en hoogleraar in Leiden.

De conflicten en religieuze onzekerheid bereikten een hoogtepunt tijdens de Tachtigjarige Oorlog, tussen 1568 en 1648. Tienen werd 31 keer aangevallen door zowel Spaanse als Nederlandse troepen en kende 23 pestjaren en 15 hongercrisissen.

Tiense Furie

De meest verwoestende episode vond plaats op 9 en 10 juni 1635. Franse en Hollandse troepen onder prins Frederik Hendrik en maarschalk Brézé bestormden de stad. Na een korte weerstand werd Tienen ingenomen, geplunderd en platgebrand. Die gebeurtenis staat bekend als de Tiense Furie.

Ooggetuigenverslagen van Jan Jakinet, Anna Wielant en Walter Gipsius beschrijven de gruwelijkheden. Anna Wielant, overste van de annunciaten, vertelde hoe de Hollanders haar klooster plunderden. Jan Jakinet noteerde dat de stad zonder verzet werd ingenomen. Walter Gipsius, prior van het augustijnenklooster, legde vast hoe de inwoners probeerden te vluchten.

Gruwelijkheden

Pamfletten over de gruwelijkheden circuleerden door heel Europa, waarbij de schuld werd toegeschreven aan de Hollanders, de Fransen of de Spaanse commandant. De Hollandse dichter Constantijn Huygens toonde zich zeer ontstemd over de gebeurtenissen in Tienen. Vooral de wreedheden begaan door het soldatenvolk maakten een blijvende indruk op hem: dit was zeer bedroeffelyck ende nyet excusabel.

Belgische onafhankelijkheid

Tienen speelde ook een rol in de Brabantse Omwenteling van 1790 en de Belgische onafhankelijkheid. In 1830 werd de stad, voor de laatste keer, belegerd door Hollandse troepen, maar ze wist haar autonomie te behouden door een slimme list: vrouwen plaatsten lege boterkroegen op de vestingwerken, waardoor de Hollanders dachten dat de stad een groot aantal kanonnen had.

Suiker

Wie Tienen zegt, zegt suiker. De groei van de stad was sterk verbonden met de opkomende suikerbietenindustrie. Ook daar hebben Hollanders een rol in gespeeld. De Amsterdamse ingenieur Cornelis Springer vestigde zich in Tienen en werd directeur van de suikerfabriek. Hij was de jongste zoon van de schilder Cornelis Springer, bekend om zijn stadsgezichten. Zijn nazaten wonen nog steeds in de stad.

Turbulente relatie

Door de eeuwen heen heeft Tienen een afwisselende en soms turbulente relatie gehad met Ollanders. Van religieuze hervormers tot militairen, handelaren en ondernemers, hun aanwezigheid liet een blijvende erfenis achter in de stad. Hoewel oorlogen en conflicten soms de boventoon voerden, waren er ook momenten van culturele en economische samenwerking die de stad mede vormgaven.

Ruud Hendrickx
 

Dit artikel is gebaseerd op de lezing die het Tiense lid Staf Thomas, voormalig conservator-archivaris van het Museum het Toreke in Tienen, gaf tijdens het weekeindbezoek van de afdeling Leiden aan Tienen begin april. Op de afdelingspagina van Tienen staat een verslag van dat weekeind en een uitgebreide reeks foto's.

 

Foto boven het artikel: de Onze-Lieve-Vrouw-ten-Poel-kerk in Tienen (foto: Wikipedia / Johan Bakker).