Nederland en Vlaanderen kunnen elkaar een spiegel voorhouden
Deze titel dekt natuurlijk een brede lading. Er zijn tig van domeinen waar wij als buurlanden van elkaar kunnen leren en zelfs gezamenlijk kunnen zoeken naar een oplossing die het beste van twee werelden combineert. Heel concreet zien we dit bijvoorbeeld vandaag in de bundeling van krachten rond de bestrijding van de drugscriminaliteit, waar de twee grootste havens van Europa, Rotterdam en Antwerpen, zo door geteisterd worden.
Criminaliteit stopt nooit bij de grenzen en om het kat- en muisspel van de bendes te doorbreken is een geconcerteerde en verenigde aanpak noodzakelijk. De Nederlandse minister van Justitie en de Belgische minister van Binnenlandse zaken waren het hier gisteravond roerend - en ontroerend - over eens tijdens de talkshow Op1 op de Nederlandse televisie.
Ook op veel andere terreinen waar we elk met dezelfde problemen worden geconfronteerd, kunnen we elkaar een spiegel voorhouden. Dit houdt niet in dat we elkaars oplossingen blindelings moeten kopiëren of dat we het met elkaar eens zijn over de te volgen strategie, maar het leermoment is en blijft nuttig. En oh zo voor de hand liggend binnen ons Nederlandse taalgebied.
De maatschappelijke debatten lopen ook niet altijd parallel, maar soms zijn er onverwacht toevalstreffers. Zo is het spel weer helemaal op de wagen in Nederland wat betreft de internationalisering van het hoger onderwijs. Er is een verzadigingspunt bereikt in het aantal buitenlandse studenten aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen, dat op dit ogenblik in absolute cijfers meer dan honderdduizend uitmaakt. Het grootste knelpunt is de huisvesting. Er zijn gewoonweg te weinig studentenkamers beschikbaar en buitenlandse studenten hebben geen uitwijkmogelijkheden door onderdak te vinden bij vrienden of familie. Vooral in de Randstad is het probleem prangend.
Ook qua infrastructuur en logistiek worden de onderwijsinstellingen geconfronteerd met grote problemen: geen ruimte in de auditoria en collegezalen voor een steeds groeiend aantal studenten, onvoldoende capaciteit in het lab, wachtlijsten voor werkplekken in de bibliotheek, overbelaste kantines…
Naast deze materiële problemen komt ook steeds meer het probleem van de kwaliteit van het onderwijs aan de oppervlakte. Docenten en studiebegeleiders zijn overbevraagd. De Nederlandse studenten worden overspoeld met 'international classes' en daardoor komen soms hun eigen leerdoelen in het gedrang. En dan is er ook nog het probleem van de verengelsing van het onderwijs. Dat meertalig onderwijs een verrijking is voor de studenten, staat buiten kijf, maar het is geen vrijblijvend en gratis verhaal. De didactische onderlegdheid die daarvoor nodig is, mag niet worden onderschat en eindigt ook niet bij een succesvolle taaltest
Verleden week heeft de Tweede Kamer een lang en bij wijlen heftig debat gevoerd over deze kwestie en is aan de minister gevraagd de nodige maatregelen te nemen. Hoe is het zo ver kunnen komen? Door de explosief toegenomen internationalisering van het hoger onderwijs zijn de Nederlandse universiteiten gaandeweg meer overgestapt naar Engelstalige opleidingen. Op dit ogenblik zijn zo'n 75% van alle masteropleidingen Engelstalig, voor de bacheloropleidingen bedraagt het aandeel ongeveer 30%.
Hiermee is Nederland een buitenbeentje in het Europese onderwijslandschap. Overal in Europa heeft het Engels een zekere plaats verworven, maar nergens is de 'uitverkoop' zo drastisch als in Nederland. Dat hangt op zich weer samen met het Nederlandse financieringsmodel voor het hoger onderwijs, waarbij het aantal studenten zeer sterk bepalend is en waar vooral bij gelijkblijvende middelen de onderlinge concurrentie tussen de universiteiten is opgedreven.
Het aantrekken van buitenlandse studenten is dus een verdienmodel geworden, ook doordat studenten van buiten de EER fors hogere inschrijfgelden betalen. Nederlandse universiteiten waren er heel snel bij om een graantje mee te pikken van de mondiale studentenstromen, die sinds het begin van deze eeuw op gang kwamen. Het gaat hier niet over uitwisselingsstudenten die voor een semester of een jaar in Nederland komen studeren met een Europese beurs, maar over studenten die een volledige opleiding komen volgen en een Nederlands diploma willen halen.
Het uitgangspunt was en is dat dit Nederland als kennisland op de kaart zou zetten, dat internationalisering een verrijking is voor de Nederlandse studenten en dat dit bovendien soelaas bood in een moeilijke financiële situatie. De zorg om de ontwikkeling van het Nederlands als academische taal en de zorg om de voorbereiding van studenten specifiek ook voor de Nederlandse markt - denken we maar aan artsen, psychologen, docenten middelbaar onderwijs, ingenieurs en stafleden in het oer-Nederlandse midden- en kleinbedrijf - speelden hierbij geen grote rol. Dit discours werd meestal weggewuifd als een achterhoedegevecht. Maar nu is men tot het inzicht gekomen dat men zich overtild heeft en dat de baten stilaan niet meer opwegen tegen de kosten. De minister van Onderwijs is aan zet, want de universiteiten weten geen raad en vragen aan de overheid passende maatregelen te nemen.
En hoe zit dat dan in Vlaanderen? Heel wat van wat ik hierboven heb geschreven over de meerwaarde van internationalisering en over de noodzaak zowel uitwisselingsstudenten als curriculumstudenten toe te laten, geldt natuurlijk ook voor de Vlaamse universiteiten. Ook Vlaanderen vormt een buitenbeentje in Europa, maar dan vanwege het restrictieve en gedetailleerde karakter van de taalregelgeving voor het hoger onderwijs. In Vlaanderen ligt het taalvraagstuk om historische redenen gevoelig. Met de mijlpalen van de vernederlandsing van het universitair onderwijs in Vlaanderen nog vers in het geheugen werd decennialang een strikt wettelijk kader gehanteerd, zodat het hoger onderwijs in Vlaanderen eentalig Nederlands was. Deze wetgeving was vooral bedoeld om een dam op te werpen tegen de verfransing.
Schoorvoetend en met mondjesmaat werd onder de impuls van de internationalisering vanaf 2010 deze regelgeving versoepeld, zodat sommige opleidingsonderdelen en opleidingen in een andere taal dan het Nederlands konden worden gedoceerd. Uit onderzoek blijkt dat de universiteiten doorgaans zorgzaam omspringen met het Engelstalig onderwijsaanbod en dat er geen sprake is van een doorgedreven verengelsing. De vigerende taalreglementering zorgt wel voor ergernis, vooral vanwege het strikt kwantitatieve karakter en de verregaande bureaucratische bemoeienis. Dit leidt er nu toe dat de universiteiten en hogescholen bij de overheid aandringen op een versoepeling van deze regeling en vooral meer autonomie vragen om een eigen taalbeleid te kunnen uitstippelen, waarbij ook niet alle opleidingen over één kam worden geschoren.
De centrale boodschap van het rapport Language Matters, dat deze week door de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB) werd voorgesteld, is dan ook dat het dringend noodzakelijk is om meer belang te hechten aan taal. Het rapport pleit ervoor de universiteiten op te leggen dat ze in ruil voor meer autonomie een degelijk en expliciet taalbeleid uitwerken, dat zowel de taalcompetenties in het Nederlands als in het Engels omvat. Dit taalbeleid moet ingeschreven worden in de interne kwaliteitszorg en deel uitmaken van het instellingsbeleid. Dit sluit ook naadloos aan bij hun maatschappelijke rol, waarbij de universiteiten het voortouw moeten nemen om in correct en helder Nederlands te communiceren.
Deze vergelijking spreekt boekdelen! Nederlandse universiteiten vragen minder Engels en Vlaamse universiteiten vragen juist meer. De Nederlandse universiteiten vragen dat de overheid ingrijpt en de Vlaamse vragen dat de overheid zich minder betuttelend gaat opstellen. In Nederland is het terugdringen van het Engels nu een instrument voor het beperken van het aantal buitenlandse studenten, terwijl in Vlaanderen het debat over het Engels toch vooral gaat over kwaliteitsverlies in het onderwijs en een sluipende tendens dat het Nederlands in een aantal maatschappelijke domeinen verdrongen wordt door het Engels. Ook wordt de aandacht gevestigd op de sociale barrières die ontstaan door het invoeren van Engelstalig onderwijs, vooral in de bachelorprogramma’s. Het gevaar bestaat dat Engelstalige bachelorsopleidingen drempelverhogend werken en leiden tot een democratisch deficit. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de inclusie van Nederlandstalige en van anderstalige studenten.
Het is een opdracht voor Nederland en voor Vlaanderen de zorg voor het behoud en de verdere uitbouw van het Nederlands als academische taal te combineren met de ambitie om via het Engels een krachtige stem te hebben in de internationale academische context.
Laten we dus toch maar van elkaar leren.
Godelieve Laureys
President
Reacties
Ik heb met veel belanstelling
Een fraaie en academisch
Een waarlijk prachtig