Januari 2021

In Teamsverband

Onder deze titel schreef Filip Van Ongevalle van De Standaard een tekst over de ervaringen met contacten via Teams. Een paar herkenbare uittreksels uit zijn tekst:

“Had ik gezegd dat we stipt om kwart voor één vergaderen? Dat moet u helaas met een korrel zout nemen die zo dik is dat we hem nog moeilijk een korrel kunnen noemen. Want degene die de vergadering opstart, heeft ofwel bij de NMBS gewerkt, ofwel plannen om het te doen. Zo stipt is die. En ondertussen zit iedereen thuis te wachten tot het verlossende schermpje tevoorschijn floept met de vraag of je wil deelnemen aan de vergadering. Misschien is het wel een tactiek, want nooit in mijn leven heb ik zo gretig “Ja, ik wil vergaderen” aangeklikt.

Dat enthousiasme verdwijnt weliswaar snel als je naar het scherm kijkt en in de neusgaten van een collega terechtkomt. Want als iemand zijn cameraatje niet op ooghoogte zet, willen de collega’s al eens boldly go where no one as gone before.

Bij elke vergadering zit er weleens echo op de lijn. Die kan je vermijden door je microfoontje uit te zetten. Met als resultaat dat er om de haverklap wel iemand het woord neemt zonder dat je het hoort. “Zet je microfoontje eens aan” is de vaakst gestelde vraag van de dag. Meestal gevolgd door: “Hoor je me nu?”

 

Bart

Bart Moeyaert heeft vorig jaar via Teams een kort interview gegeven dat door Vormingplus werd georganiseerd. Het interview ging vooral over de vraag hoe iemand schrijver wordt. Bart onderstreepte dat voor hem de verwondering, het luisteren, tijd maken, belangrijk zijn in zo’n wordingsproces. Zijn eigen wordingsgeschiedenis is geworteld in de poppenkaststukjes  die zijn vader maakte, een activiteit die Bart trouwens overnam van zijn vader. Daar komt een stukje maatschappij in tevoorschijn, en die maatschappij zit ook steeds in Barts verhalen. Zijn gedichten, vertelde hij nog, worden geboren uit kleine dingen die hij waarneemt.

 

Zwijgen

“Als iedereen een paar maanden niet meer zou praten, zou het coronavirus verdwijnen”, betoogt prof. Gimenez van de universiteit van Colorado in De Standaard van 17 oktober jl. In het Engels veroorzaken vooral de letters p, t, q, ch en e hevige luchtstoten. Maar om een taal te leren moet je de kans krijgen ze te spreken. En juist dat ontbreekt grotendeels via afstandsonderwijs en skype en blogs en noem maar op.

We verwerven onze taal mede door ons te spiegelen aan de taal en de bewegingen van de mensen met wie we praten. “Wanneer de taal én de bewegingen voldoende overeenkomen, en we bereid zijn goed naar de ander te luisteren, verbetert de conversatie”, vertelt een psychiater uit de USA, “we zien dan als het ware de wereld door de ogen van de ander”. Die cruciale interactie is de voorbije maanden grotendeels weggevallen. Bovendien is een mondkapje een beletsel om iemand te zien praten. In woonzorgcentra doen zich wat dat betreft de grootste problemen voor, bovendien is daar geen bezoek toegelaten. Tele-Onthaal becijferde dat het aantal coronagerelateerde oproepen over eenzaamheid tussen maart en oktober meer dan verdubbeld was tegenover dezelfde periode in 2019. Veel sociale contacten vallen weg. “We kunnen zelfs geen kopje koffie samen gaan drinken”. Toch is precies dat voor sommigen een goed punt: je mag niet met velen samenkomen, maar je kan wel betere gesprekken hebben met de enkelen die je ziet.

Volgens experts zullen we moeten leren virtueel met elkaar te praten: Koen Marichal, expert in leiderschap aan de Antwerpse Managementschool zegt daarover: “Status kan minder uitgespeeld worden, iedereen is gelijkwaardiger en de interactie kan zorgvuldiger gestuurd worden. Wat je verliest is warmte, fysiek contact om ons te motiveren en samen te brengen. We zoeken verbinding en vertrouwen en dat is (nog) niet zo evident in een virtuele wereld” (voor jongeren al iets meer, zo blijkt.

 

Nog Nederlands in Wallonië?

In Wallonië is bij de regeringsonderhandelingen afgesproken dat er een groot debat zou komen over de plaats van het Nederlands in het onderwijs. In Brussel alleen is het Nederlands nog verplichte tweede taal, in Wallonië kan op humanioravlak gekozen worden tussen Engels, Nederlands of Duits. Leerlingen kiezen nu meer voor Engels: tussen 2015 en 2018 steeg het aantal leerlingen dat Engels kiest van 54 naar 61 procent, terwijl het Nederlands zakte van 39 naar 35 procent. Het debat gaat ook over de tweede taal in het lager onderwijs, waar men een tweede taal wil aanleren vanaf het derde leerjaar: de vraag is welke taal dat zal worden. Door corona is het hele debat wat naar de achtergrond verdwenen maar het komt zeker. Het probleem is complex want ook de kwaliteit van het taalonderwijs moet beter. (samengevat uit De Standaard van 26 december).